de gelegenheid hadden hunne landvetten te
Gembloers te doen ontleden. Niet moeilijker
dan dat!
Wij gelooven geern dat zij dezen keer, ten
minste, de zege behalen zal en dat wij in
zeer korten tijd ons laboratorium hebben
zullen.
Hadde het arbeids-onderzoek, dat hier
Dinsdag 1.1. plaats greep voor ons arrondis
sement enkel dien uitslag, wij zouden er ons
reeds zeer gelukkig om achten.
Andera getuigen hebben zeer hevig het
voorrecht betwist welk de grondeigenaars
krachtens het art. 20 der wet van 16 Decem
ber 1851 genieten.
Dat artikel luid volgendenfljs
De bevoorrechte schuldvorderingen op
zekere meubels zijn
1° De pachten en huurprijzen der on-
roerende goederen, op de vruchten van
den oogst van het jaar en op de waarde
van al hetgene het verpachte huis ver-
siert of al hetgene voor de bebouwing der
hofstede dienstig is, te weten voor twee
vervallen jaren, wanneer er van een huis
sprake is; voor drie vervallen jaren, wan-
neer het eenehofstede geldt; daarenboven
voor het loopende en insgelijks voor het
daaropvolgende jaar en zelfs, wanneer de
pachtbrieven rechtsgeldig zijn of wanneer,
onder eigenj handteeken zijnde, zij eene
zekere dagteekening dragen, voor al het-
gene te vallen is in dit laatste geval,
hebben de andere schuldeischers het recht
het huis of de hofstede op nieuw te ver-
pachten voor het overblijvende van den
pachtduur op voorwaarde nochtans van
aan den eigenaar alles te betalen, wat hij
nog te goed heeft.
Dat voorrecht dat zoo wonder wel de
voorzeker achtenswaardige belangen dei-
eigenaars beschermt, schijnt buitensporig
en overdreven aan hen allen, die geen eige
naar zijn. Het stelt ontegensprekelijk een ge
heim pandrecht daar op het tegoed van den
landelijken pachter; zoodanig dat het geens
zins mogelijk zij van dezens geldelijken toe
stand te kennen.
De nijveraars en bijzonderlijk de mest-
stoffenkooplieden, die in menigvuldige be
trekkingen met den landbouwer verkeeren,
zijn soms heel verlegen wanneer zij met hem
onderhandelen mueten. Kan de landbouwer
betalen? Mag men hem tijd van betaling toe
staan? Geen ander middel om er zich van te
verzekeren dan zich tot den eigenaar te
wenden! Maar is de eigenaar verplicht van
den toestand bekend te maken Zeker neen.
En wanneer bij weigert, wat wilt gij dat de
nijveraar dan doe
Dat is het vertrekpunt om te houden staan
en ons dunkens, met eenigen schijn van
reden, dat dit uitsluitelijk voorrecht van den
eigenaar alle krediet doodt en men beweert
dat het behoud van zulk voorrecht in staat
is eene uitgelezene wet, onder het laatste
liberaal ministerie gestemd, de wet op de
landbouw leeningen ie beletten al het goede
waartoe zij geroepen is uit te werken.
't Is misschien wat verre gaan, zooals de
heer De Bruyn het gezegd heeft; de reden om
welke de wet op de landbouwleeningen van
geene toepassing is, schijnt eerder daarin te
berusten dat die wet zeer weinig gekend en
nog minder begrepen is.
Onder dat oogpunt is er iets te doen het
is van voordrachten te geven over de (land
bouwleeningen en aan de buitenlieden te
leeren welk nut zij uit die instelling trekken
kunnen.
Nu, moet men om aan de nijveraars en
kooplieden voldoening te schenken, het voor
recht der eigenaars maar kortweg afschaf
fen, 't is te zeggen, deze tot het gemeene
recht terug brengen? Moet men zich bepalen
met hun voorrecht in te korten Moet men
het, integendeel, geheel en al behouden en
met de belanghebbenden deze zonderlinge
stelling verdedigen dat het voorrecht, ten
gunste van den eigenaar door de wet van
26 December 1851 bekrachtigd in bet belang
van den landbouwer ingevoerd werd
Ingewikkelde vraagpunten, waarvan de
onderzoeks-onder-commissie nota genomen
beeft en op welke zij beloofd heeft de aaa^
dacht van het Staatsbestuur te vestigen.
De tabakteelders en kooplieden hebben de
afschaffing of ten minste eene aanzienlijke
vermindering der accijnsrechten gevraagd.
Zij beweren dat de teelt onmogelijk wordt en
doen hun beklag van niet beschermd te zijn
legen den invoer van den vreemden tabak.
Er werd nota van hun verlangen genomen.
Eene der belangwekkendste woordenwis
selingen ontstond door eene vraag om in-
komrecht op de vreemde hoppe, welke vraag
gedaan werd door een nog al kinderlijken
landbouwer, die zich inbeelde dat Belgie
overstroomd was van vreemde hoppe.
Men heeft beproefd hem te doen verstaan
dat Belgie ongeveer de twee-derdea van da
hoppe op zijn grondgebied gekweekt uitvoert
en dat het in wisseling enkel eene heel kleine
hoeveelheid Amerikaansche- en Beiersche
hoppe ontvangt.
Moesten onze wetgevers op het gedacht
komen de uitlandsche hoppe te belasten,
geen twijfel of de Engelsche teelders, b. v.,
zouden ook inkomrechten vragen op de Bel
gische hoppe,die in Groot-Britanje ingevoerd
wordt.
Waar bleve dan het voordeel voor den
Belgischen kweeker
Men vraagt het zich af 1
De landman scheen niet overtuigd. Sinds
eenige jaren van hier heeft men zoodanig
het hoofd dier eenvoudige lieden van inkom-,
evenwichts- en vergoedende rechten van
alle slach opgevuld, dat verscheidene onder
hen er van droomsn, en dat zij er zouden
willen zien stellen op alles zonder onder
scheid.
Vele voordrachten zullen er noodig zijn
om ze van gedacht te doen veranderen.
Wij hebben gewag gemaakt van een ver
langen, eenen wensch, door den heer Carton
binst het onderzoek bepaald uitgedrukt be
trekkelijk het inrichten van eene landbouw-
statie te IJperen.
In zijne getuigenis heeft de heer Carton
zijne vinger op eene wonde gelegd, die voor
zeker de kleinste niet is, waaraan onze boer
derijen lijden. Het geldt hier de ontfutseling
der kapitalen, die, in onze provintie vooral,
bewerkstelligd werd op eene wijzo door
iedereen gekend, binst lange jaren door eene
bende nijveraars en notarissen, die voor
naam hebben Langrand-Dumonceau, Maxi-
miliaan de Neckere, Dujardin, Castelain. om
maar de bijzonderste aan te balen.
De achtbare voorzitter der Landbouw-
maatschappij ziet in da verarming der land
bouwers eene der oorzaken, en niet de
kleinste, van de krisis, waaraan men heden
daags lijdt en hij vraagt,om de vernieuwing
van dergelijke volksrampen te voorkomen,
dat men strenge straffen uitvaardige tegen
de notarissen, die in toevallige winstbeja-
gingen bet geld der familjen wagen.
Die taal scheen in den smaak te vallen der
vergadering, die volop toejuichte.
Zeggen wij om te eindigen dat de heer De
Bruyn met eene zeldzame welwillendheid
voorgezeten heeft, dat hij aan menig land
man zeer nuttige inlichtingen gegeven heeft
en dat zijne woorden eenen goeden indruk
teweeg gebracht hebben.
Op die zitting zullen wij nog terug komen.
fècsa5eeraieB*aacI vasa ¥jpei*en.
Zitting van den 16 October 1886.
Zijn tegenwoordig, MM. Vanheule, bur
gemeester Bossaert. schepenede Stuers,
Soenen, Cornette, Beaucourt, Gravet, Gai-
mant en Verschaeve, leden; Gorrissen, .se-
kretaris.
De zitting is om 5 ure geopend. Er is le
zing gegeven van het verslag eener buiten
gewone zitting van den 18 September laatst,
waarin overgegaan werd tot de benoeming
van eenen leeraar van wiskunde in vervan
ging van M. Thewis.
Het is de heer A. Legrand, van Herve,
doctor in natuur- en wiskunde van de Iloo-
geschool van Luik, die benoemd is.
Ter loop dezer zitting heeft de raad eene
gunstige meening geuit op de beslissing van
den kerkraad van St-Pieter, eene vraag
bevattende om de erfgift, gedaan door den
heer Pyssonnier aan gezegde kerk, te mogen
aanvaarden, met voorrecht van inventaris.
De kerkraad had spoed gevraagd. Onze
lezers kennen de voorwaarden Tan een eerste
testament de burgerlijke godshuizen van
Brussel aanstellende.
Ziehier den inhoud van het bijschrift, de
kerkfabriek van St-Pieters aanstellende:
Zoo de fabriek der St-Pieterskerk van
IJperen kan erven zal ze bij voorkeur aan
de burgerlijke godshuizen van Brussel, en
zelfs aanM. Delaet erven, maar zij zal zich
moeten schikken naar al de lijfrenten, de
bijzondere giften en aan mijn laat sten wil
de slachtoffers der rechterlijke dwalingen
bij te staan.
Moet deze laatste voorwaarde niet be
schouwd worden als niet geschreven Dit
is eene vraag, ook aan te stippen voor deze
zitting van 18 September, de aanstelling der
heeren Leleup en Brunfaut om deel te ma
ken van de kommissie gelast met de benoe
ming der gezworenen der persoonlijke belas
tingen en der verdeelers der patenten voor
1887.
Mededeehngen.
a. De heer Roose-Dael vraagt den grond te
koopen ten oosten van de Thouroutstraat en
palende aan zijnen eigendom, hij de Zwem
school. Inhoud: 1 are 48 centiaren.
Gezonden aan den schepenraad voor on
derzoek en verslag.
B. M. Plendrik Lapierre -Vandevyvere
vraagt om een huis te mogen bouwen op den
grond die hij in pacht houdt bij de Statie.
Hij vraagt ook den grond te koopen.
De schepenenraad is gelast zijne vraag te
onderzoeken.
c. De heer Huyghe, Edmond, metser en
herbergier aan het Wielje, huurder van
een stuk grond gelegen op het gehuchte
het Wieltje, vraagt het stuk grond, gekend
onder den naam van Zwijneplein en toe-
behoorende aan de stad, te koopen. Inhoud:
omtrent eene are.
De raad beslist dat er zal over gegaan
worden tot het onderzoek van commodo en
incommodo, door de wet voorgeschreven.
d. De heer Kapitein-Bevelhebber van het
geniekorps vraagt het omwerpen van eenige
boomen. toebehoorende aan de stad en zich
bevindende op het Kazernplein, eigendom
van den Staat.
Eenige dezer boomen zijn zoo dicht bij
het magazijn der genie, dat de jongens er
zich van bedienen om in het magazijn te
dringen.
Toegestaan.
Jaarlijks verslag.
De heer burgemeester legt, in naam van
den schepenenraad, het verslag neder voor
1887, van het bestuur en den staat der za
ken van stad.
Het verslag zal gedrukt en aan de leden
der vergadering uitgedeeld worden.
Leerwerkhuis.
Het budget voor 1887 is goedgekeud in
ontvangsten en uitgaven 2,520-00 fr.
Akademie van Schoone kunsten.
Budget voor 1887.
Ontvangsten fr. 4,800-00
Uitgaven fr. 4,800-00
Goedgekeurd.
Nijver heidschool.
Begrooting voor 1887.
Ontvangsten fr. 5,305-00
Uitgaven fr. 5,305-00
Goedgekeurd.
Lager onderwijs.
De begrootingen zijn goedgekeurd met de
zelfde cijfers als voor verleden jaar, uitge
nomen aan de huishoudschool, waar eene
vermeerdering van 350 fr. is toegestaan,
verrechtvaardigd door de uitbreiding van
het praktisch onderwijs, (kookkunst, het
wasschen, enz.
M. de burgemeester voegt erbij dat de
school van huishoudkunde tegenwoordig 80
leerlingen telt, en dat verschillende besturen
van het land een verslag gevaaagd hebben
over deze instelling, geroepen om onschat
bare diensten aan de werkende klas te be
wijzen.
Hij zegt ook dat de Graaf d'Oultremont,
afgevaardigde van Brussel, het instellen van
scholen voor huiskoudkunde, het gouverne
ment warm aanbevolen heeft en dat in den
loop van het tegenwoordige werkonder-
zoek vele vragen gedaan zijn tot het beko
men van dergelijke instellingen.
Het is aan te merken dat deze vragen ge
daan zijn buiten alle politieke vooringeno
menheid, zoowel door de liberalen als door
de katholieken.
Na deze uitleggingen worden de begroo
tingen goedgekeurd.
Gemeenteco lieg ie
en middelbare school van den Staat.
De heer burgemeester geeft lezing van
eene nota, het lang wachten uitleggende van
het neerleggen der rekeningen dezer ge
stichten voor 1884.
Die verachtering schijnt toe te wijten te
zijn aan de geschillen tusschen het gouver
nement en het bestuurbureel ontstaan voor
de betaling van het jaargeld van M. Van
Heugen, bestuurder dezer gestichten. Die
rekeningen zijn goedgekeurd.
M. Verschaeve vraagt, in 't korte eene
vergadering van de kommissie, gelast met
de studie van den tram van IJperen naar
Veurne.
M. de burgemeester antwoordt dat hij van
de tegenwoordigheid van M. De Bruyn te
IJperen zal gebruik maken om deze vraag
te behandelen.
Hij zal den heer De Bruyn verzoeken de
leden van den koophandelskring, die aan
merkingen zouden kunnen inbrengen voor
den verbindingslijn, te willen ontvangen.
M. Verschaeve verklaart zich tevreden.
Op het voorstel van M. Bossaert, verklaart
de raad, vooraleer over te gaan tot het on
derzoek van de gemeenterekening zich bezig
te houdeu met de rekeningen van 1885 en
de begrootingen voor 1887 van de vier
kerkfabrieken.
M. de schepene geeft lezing van het ver
slag dat hij gemaakt heeft in naam van de
tweede kommissie.
Hij bestatigt dat de begrootingen der vier
kerkfabrieken onder de ontvangsten een
onzeker deel bevatten in de onbrengst van
de lijkstoeten nu aan stad alleen voorbe
houden.
In het toekomende zullen deze sommen
niet meer betaald worden.
Zij zouden dus moeten van de begrootingen
afgeschrabt worden.
Voor St-Pieterskerk beloopen de voorzie
ne ontvangsten tot fr. 12,965-61, eene som
van 6,685-05 fr. er in bevat, zonder aandui
ding van oorsprong.
Al de budgetten zijn in evenwicht ge
bracht.
Het is hetzelfde met de rekeningen uitge
nomen deze van St-Jacobs die sluit met een
tekort van 630-00 fr. en die van St-Pieter
die gesloten is met een tekort van 1000 fr.
De kommissie is van gedacht, zegt M.
Bossaert, dat het gansch onnoodig is opmer
kingen te maken waarvan de hoogere over
heid de gewoonte heeft niet de minste reken
schap te houden.
Bijgevolg stelt hij het eenvoudig verzen
den aan de Bestendige Deputatie voor.
Goedgekeurd.
Terugbetaling van eene pandrechtsrente
De kerkfabriek van St-Pieters vraagt, voor
zooveel het noodig is, de toelating: lon de
uitschrabbing van de hypothecaire inschrij
ving genomen als waarborg van de rente
van 91 centiemen welke M. Desiré Debreu
haar moet betalen, 2,n van het plaatsen in
belgische renten van het kapitaal van 18-00
fr. te storten door den belanghebbenden.
De stukken zullen aan de Bestendige De
putatie overgegeven worden.
Herstellingswerken
aan het dak van Sl-Pieterskerh.
De kerkfabriek hei-haalt de vraag van
verleden jaar tot het bekomen van een hulp
geld tot het herstellen van het dak der kerk
Men schat de uitgaaf op 5000 fr. Volgens
de fabriek betaalt het gouvernement de 2/5,
de provincie 1/5, de stad 1/5 en de fabriek zou
het overblijvende 1/5 betalen.
Over 10 jaar werd een bestek gemaakt.
Het beliep tot 10-000 fr. Men heeft alsdan
eenige werken gedaan en het hulpgeld der
stad werd vereffend even als de helft van
het. hulpgeld der provincie. Maar zoohaast
de hulpgelden opgestreken waren, hield
men op met werken en heden komt men op
nieuw tot de gemeentekas.
Deze kwestie zal later onderzocht worden.
Gemeenterekening van 1885.
M. de burgemeester geeft een mondelings
verslag in naam der eerste kommissie, die
gelast is de rekening te onderzoeken en
elke post, bij middel van bewijsstukken na
te zien.
Op het oogenblik dat de rekening door
den ^gemeente ontvanger opgemaakt is ge
weest, was er een teveel van 80,000 fr. Maar
sedert is de stad bericht geweest van het
zenden door den Staat van 3,500 fr. buiten
gewoon hulpgeld voor het lager onderwijs,
hetgeen maakt dat het overschot heden in
rond cijfer tot 83,500 fr. beloopt.
Na Eenige opmerkingen onder verschil
lende leden, is de rekening goedgekeurd met
eenparigheid van stemmen, min eene ont
houding, deze van M. Beaucourt.
M. Beaucourt verklaart zich te onthouden
omdat hij geene uitnoodiging ontvangen