BRIEFWISSELINGEN.
STADSNIEUWS^
bureel of ander officieel gesticht, nietig te
verklaren, welk zijnen onderstand zou
doen afhangen van hel schoolbezoek.
Men ziet van hier wat de domperspartij
daarmede beoogt. Zij wil de arme kinde
ren dwingen hare scholen te bezoeken,
door het uitoefenen van allen mogelijken
dwang, zoo wel stoffelijk als zedelijk. De
pastoors en al de fcjeven zijn toegelaten
alle mogelijke drukking uit te oefenen, ten
einde de kinderen naar hunne klerikale
scholen te doen gaan, maar zij willen be
letten dal een officieel bestuur, dat lot
zending heeft te zorgen voor het welzijn
der kinderen, tegen de uders zegge: Dat
is eene school waar uwe kinderen een
goed onderwijs en opvoeding zullen ge
nieten, zend ze er heen terwijl hel ge
kend is dat de kinderen die men dwingt
de nonnekens- en broederkpnsschool te be
zoeken er dommer uitkomen dan zij er in
gaan.
De heer Pirmez heeft het zeer wel ge
zegd in antwoord op de redevoering van
den heer Woeste, die het voorstel ontwik
keld heeft.
De redenaar, ofschoon in princiep het
wetsvoorstel aannemende, voegde er bij,
dat hij zoo vijandig is aan de drukking
der bureelen van weldadigheid, als aan
de drukking, die veel erger is, der bijzon
dere klerikale maatschappijen en van de
geestelijkheid, wier drukking schandalig
is.
En dat is inderdaad zoo. Wie herinnert
zich niet wat drukking de geestelijkheid
heeft uitgeoefend ten gevolge der school
wet van 1879. Dat men eens het school-
enkwest raadplege, men zal zien dat de
officiëele instellingen, het honderste ge
deelte niet gedaan hebben wat de kleri-
kalen hebben uitgestoken, om de ouders
te dwingen hunne kinderen naar de ka
tholieke scholen le zenden.
Hebben zij dan den banvloek vergeten
tegen de ouders, meesters en kinderen
uitgesproken; hel ontnemen van allen
onderstand door de Vincentiussen en door
de damen die kindskorven gaven aan arme
kraamvrouwen? Zij waren onverbiddelijk
als de ouders hunne kinderen niet naar
hunne dompersscholen zonden.
En nu willen zij eene wet doen slem-
men, om het monopolium der drukking
en broodrooving der arme lieden le be
komen.
Yperen, 3 December 1887.
Willems-Fonds.
De Ypersche afdeeling van het Willems-
Fonds gaf j.l. Zondag hare tweede Concert-
Voordracht van het wintergetijde. Het was
weeral een der bevalligste feesten, waarvan
wij hier te Yperen genieten kunnen.
De zaal was wezentlijk te klein en de da
mes waren in meerderheid, zooals altijd. De
Ypersche vrouwen waardeeren die feesten
en om reden.
Daar ook waren wederom eene ontelbare
menigte bekwaamheidskiezers, waarvan een
groot getal zich tot in den gang verdrongen.
Het feest werd geopend met een pianostuk
door den heer J. T., die hartelijk toegejuicht
werd.
Dan trad onze zoo zeer gevierde zanger,
de heer A. Delmotte op, met het lied: Kus
mij, Vader, enz. Meesterlijk heeft hij dat
gevoelvol en roerend lied gezongen. Ook
werd hij met daverende en algemeene salvos
teruggeroepen.
De heer Mailliard vergastte ons daarna
op zijne Vastenavondzotten. Men weet hoe
hij dat kluchtlied voordragen kan. Ook wel
ken ongehoorden bijval
Na hem, overhandigde de d.d. Voorzitter,
de heer P. Vermeulen, een dertigtal mooie
boekwerken aan eenen leerling van het Stads-
kollegie, die inde laatste wedstrijden tusschen
de Athenea van Belgie eene onderscheiding
in de Nederlandsche taal behaald had.
Onze beste gelukwenschen aan dien jon
gen laureaat
De heer P. Fredericq, leeraar aan de
Hoogeschool, te Gent, trad dan op. Spreker
handelde over De Vlaamsche Beweging en
het LiberalismZijn redenaarstalent is
door het Ypersch publiek genoegzaam ge
kend, opdat wij het overbodig achten mogen
hier er verder over uit te weiden. Zeggen
wij toch dat hij ruim drie kwaart uurs
die tallooze opeengeperste menigte, om
zoo te zeggen, aan zijne lippen hangen
deed. Hij heeft beknopt, maar duidelijk
en eenvoudig uiteengedaan wat de Vlaam
sche Beweging is en wat zij beoogd tot
waar men in de geschiedenis opklimmen
moet om haren oorsprong op te zoeken. Zij
is dé voortzetting of beter de herneming van
den strijd, dien onze voorouders, onder 't
geleide van de volkshelden Breydel, Deco-
ninck, Artevelde en zooveel anderen, voor
de vrijhedeu en rechten van het Vlaamsche
volk tegen de uitheemsche, de vreemde
dwingelandij, door Rome en de geestelijkheid
gesteund en aangehitst, leverden; zij is nog
en moet nog de voortzetting zijn van den
strijd, dien de Vlaamsche geuzen, onder 't
bevel van Marnix van St-Aldegor.de, in de
XVI0 eeuw tegen Rome en Spanje voerden
voor de vrijheid van geest, van geweten en
van godsdienst.
Spreker heeft ons doen voelen hoezeer die'
strijd onzer voorouders een echt liberale
strijd was, die Vlaanderen ten toppunt van
roem, rijkdom en grootheid bracht, terwijl
de uitdooving van dien strijd, het verplette
ren van het oude liberalism Vlaanderen voor
ruim twee honderd jaar een doodelijken slag
toebracht en heel ontzenuwde. Het Vlaam
sche volk sliep in, doodelijk in tot dat Cons
cience het wakker schudde met zijnen Leeuio
van Vlaanderen en eenen nieuwen strijd
opende tegen geestesverstomping: Hij leerde
het volk lezen. Maar daarbij kon het niet
blijven.
De verkwezeling en de dweepzucht moes-,
ten tegengewerkt en bevochten worden én
andere schrijvers traden op en stelden de
verkwezelaars, de vijanden van de volksvrij-
heden in een waar en hatelijk daglicht. Het
waren Virginie Hoveling, eene vrouw, met
hare meesterstukken In onze Vlaamsche
Gewesten, politieke schetsen, en Sophie.
Beide boeken zijn van eene ongemeene waarde
en niemand kan ze lezen zonder de grootste
verachting te koesteren voor hen, die de
verkwezeling en de dweepzucht zoo verre
drijven. Verder de heeren Dr Devos met zij
nen Vlaamschen Jongen en Teirlynck-
Styvs met hun Arm Vlaanderen. Die boe
ken moet men lezen; ze zijn het meer dan
weerd.
Aan onze lezers zeggen wij, gaat naar de
boekerij van het Willems-Fonds, daar zult
gij ze vinden en ter lezing krijgen.
Spreker eindigde zijne uitgelezene en gloed
volle voordracht met te zeggen dat den strijd
der Vlamingen Vlaamsch en liberaal is en
zijn moet; dat wij Vlamingen niet alleen de
waardige zonen van Breydel, Deconinck en
Artevelde zijn moeten, maar ook en vooral
deze van Marnix van St-Aldegonde.
Menigwerf werd spreker door luidruchtige
toejuichingen onderbroken, een bewijs dat
de aanwezigen hem begrepen en zijne ziens
wijze deelden.
Wat de heer Igodt met zijne aria's voor
bandonium van bijval genoten heeft, is onge
looflijk. De gansche zaal wilde hem om zoo
te zeggen niet loslaten. Hij moest telkenmale
wel aan die herhaalde en onophoudelijke
terugroepingeu toegeven.
De heer E. Coffyn, met zijne krachtige
stem, zong het lied; Vlaamsch in Vlaan-
derland. Daarop kunnen wij maar zeggen
dat de daverende salvo's genoeg getuigden
dat de goede zanger zijne faam wel weet te
verdienen.
De heer Mailliard sloot het feest met een
kluchtlied, dat niet nieuw was, maar dat hij
altoos iets nieuws en meer grappigs weet hij
te zetten. Hij heeft wel doen lachen.
Het was wel een der aangenaamste feesten
die het Willems-Fonds ooit heeft gegeven.
Ook zeggen wij al de medewerkers en den
Bestuurraad er hartelijk dank voor. G.
Werkersliep.
Jongstleden Zondag vierde de Werkers-
lier volop hare patrones Ste-Cecilia.
Om 6 ure 's avonds vergastte die maat
schappij hare eereleden op een heel lief
muziekfeest, dat aan iederen aanwezige
opperbest bevallen heeft.
Twee heel schoone koorzangen werden er
op eene wijze uitgevoerd, waarop niets af te
dingen valt.
De werkende leden zijn nog al talrijk en 't
zijn allen goede zangers. Waarlijk de heer
J. Eeckhout, bestuurder, en zijne zangers,
halen eere van huD werk.
De heer Duflou zong er eene romance,
waarmede hij den meesten bijval genoot.
Luidruchtige toejuichingen waren zijn aan
deel.
De heer A. Bayen heeft er een paar klucht
liedjes gezongen, die wel hebben doen lachen.
Ook heeft hij telkens veel bijval genoten en
eindelijk aan de terugroepingen moeten toe
geven.
De heeren E. Coffyn en Wouts hebben er
tenen tweezang uitgevoerd, die het hooren
weerd was. Die twee zangers zijn te veel ge
kend en naar waarde geschat om hun nog te
moeten lof toezwaaien. Zeggen wij enkel dat
zij op een daverend handgeklap en bravoge
roep onthaald werden.
Tusschen al die lieve zangstukken traden
ook twee talentvolle muziekanten op. De
heer M. Tasseel speelde er een mooi stuk
voor viool op eene wijze, die zeer voldoende
was en die genoegzaam getuigde van zijnen
aanleg voor dat lief, maar moeilijk speeltuig.
De heer E. Degroote voerde een stuk uit
voor klarinet. Ha! hij is wel een echt kunste
naar en heeft het daar nog eens te meer be
wezen. Ook dreunde de zaal onder de dave
rende salvo's toen hij zijn stuk eindigde.
Wij zeggen van harte gaarne proficiat aan
al die uitgelezene zangers en spelers, die zoo
bereidwillig hun talent ten dienste stellen van
de eereleden der maatschappij, die daar te
genwoordig waren.
Het muziekfeest was iets heel bevalligs,
zooals men ziet; maar het bal, dat daarop
volgde, was niet min lief en had ook eene
even talrijke menigte uitgelokt. Het lokaal
was te klein om met zoovelen te dansen.
Daar haalt men oprecht zijn hartjen op en
wipt er en iiikkerbeent er dat het een echt
plezier om zien is. Daar heerscht de innigste
vriendschap, de echtste broederlijkheid, die
men in dergelijke feestjes ontmoeten kan.
Wij gaan daar geerne, naar de feesten
onzer Werkerslier en nergens vermaken
wij ons beter. Daarom zeggen wij die kloek
moedige werkers dank! hartelijk dank
Een Koninklijk besluit van 28 November
1887 keurt de beraadslaging goed van den
stederaad van Yperen (West-Vlaanderen)
aannemende een plan van bouwlijn ter ma
king eens nieuwen Boelevards op de plaats
van den ouden Bastion N° 2 en den opge-
vulden Boterplas, alsook der doorbreking
van de Boterstraat, in deze stad.
Het zelfde besluit verklaart van openbaar
nut den uitvoer van dit plan.
Benoemingen.
Bij koninklijk besluit van 27 November, is
de heer De Dave, ontvanger der rechtstreek-
sche belastingen, tol- en accijnsrechten te
Moskroen, in dezelfde hoedanigheid te Ype
ren benoemd, in vervanging van den heer
Yinck, te St-Gilles (Brussel), benoemd.
De wet op de dronkenschap.
Verledene week heeft het aanplakken der
wet op de dronkenschap, door hooger bevel,
in al de herbergen plaats gehad. Vóór de
kiezingen heeft men het niet durven doen,
maar men heeft den uitval ervan afgewacht.
Deze zijn in gansch het land ten nadeele der
kaloten afgeloopen.
Hoe dwaas en onverstandig die wet ook is,
ten opzichte der herbergiers, welke men als
medeplichtigen der dronkaards treffen wil,
zal niemand kunnen loochenen. Zij is alge
meen gekend en genoeg besproken geworden
en is nog gedurig besproken. Niet alleen
dwaas en onverstandig mag ze genoemd
worden, maar zij is bovendien belachelijk.
Men verzekert ons dat de herbergiers van
Brussel de artikels dezer wet in een kader
met gouden lijsten hebben gezet en bijna te
gen het plafond hebben opgehangen, zoodat
ze door de bezoekers dier drinkhuizen niet
gelezen kan worden. Of er om gelachen
wordt
Ons is een ander feit bekend. S..., herber
gier, vroeger, ten tijde dat hij eene liberale
gemeente heweonde, een hevige liberaal, nu
nog een veel heviger kalote, die, wanneer de
processie voorbijging, luidkeels tot zijne
vrouw riep; AAAm.... m....
m.... Am.... Am.... Am.... doe., doe., doe.,
de... de... de... gorgor...dij...nen... toe.
Om zich aanhanger der wet te toonen, niet
uit convictie, maar uit intrest, weigerde hij
aan een werkman drank te geven en stak
dezen aan de deur. O kalote heerschappij,
hoeverre drijft gij de onverdraagzaamheid I
Rechterlijke Krouijk.
Krachtens een bevel van den heer eersten
Voorzitter van het Beroepshof van Gent, in
dagteekening van 26 November 1887, is de
opening van het assisenhof van Westvlaan-
deren, voor den 1" trimester van 1888, op
Maandag, 30 Januari 1888, om 10 ure 's
morgens, vastgesteld.
De assisen van Westvlaanderen zullen te
Brugge, onder het voorzitterschap van den
heer raadsheer Gondry, geopend worden.
BURGERSTAND
Geboorten:
Mannelijk geslacht, 5; Vrouwelijk id. 6.
Huwelijken:
Dekaezemaeker, Victoor, daglooner, en
Segers, Anna, naaister. Verleure, Achiel,
vischverkooper, en Deckmyn, Leontina,
kantwerkster. Catteeuw, Jules, stoker,
en Lepercque, Felicia, dienstmeid. Griin-
monprez, Ludovicus, schoenmaker, en Ver-
baere, Maria, strijkster. Vandeputte, Con-
stantinus, koetsier, en Beun, Rosalia, zonder
beroep. Spotheen, Hendrik, landbouwer,
en Devos, Maria, zonder beroep.
Sterfgevallen:
Gillioen, Augustus, molenaar, 47 jaren,
ongehuwd, Meenenstraat. Vergote, Virgi
nia, koopvrouw, 67 jaren,weduwe van Joan
nes* Vermeersch, St-Jacobs-buiten. Duflou,
Franciscus, zonder beroep, 85 jaren, wedu-
waar van Maria Decart, Dixmudestraat.
D'heere, Barbara, zonder beroep, 62 jaren,
echtgenote van Leon Bardyn, St-Jacobs-bui
ten. Vandooren, Franciscus, daglooner,
65 jaren, echtgenoot van Maria Marquette,
Beurzestraat.
POFERINGÏI®.
Men is tegenwoordig bezig met te werken
aan de verlenging van het voorland dat loopt
langs de hoving van het bisschoppelijk kolle-
gie en waarvan het eerste gedeelte tot aan de
brug over een jaar gelegd werd.
Ons inzicht is niet dit werk te beknibbelen,
maar, als contribuabelen, zouden wij wel
willen weten wie er de onkost zal moeten
betalen.
Indien men moest geloof hechten aan het
zeggen van een hoog in rang zijnden persoon
bij den k.k., zou M. Vanden Berghe, sche-
pene der openbare werken, verlangende een
nieuw bewijs van zijne welwillende toegene
genheid aan MM. de abeetjes te geven, be
sloten hebben dat,bij afwijking aan het nieuw
reglement op de trottoirs, de onkosten,voort
komende van dit werk, uitzonderlijk door
stadskas zouden afgedragen worden...!
Wij denken dat dit vertellingsken niet den
minsten grond heeft: maar, dat nu eens bij
onmogelijkheid, de stad, die bijzonderlijk in
kwestie van openbaren last, geen twee maten
en twee gewichten hebben mag, deze opof
fering op zich name, hoe zou zij het aan
boord leggen om de overige burgers te dwin
gen zich aan het reglement dat die stof be
heert te onderwerpen.
Deze manier van handelen ware zoodanig
onrechtveerdig dat zij voorzeker veel tegen
spraak zou verwekken.
Zooals wij ons voorstellen later op deze
zaak terug te komen, zullen wij wachten
ons oordeel over onze beheerders te vellen,
tot dat wij nog naardere inlichtingen geno
men hebben.
IETS OVER DE GEMEENTEFIN ANCIEN
Onze bestierders, al klagende over de ge
ringheid der middelen waarover zij beschik
ken, gaan nogtans voort met het geld der
contribuabelen te verkwisten, net gelijk of
zij zwommen in het goud.
Men zou zeggen, toen men die brave men-
schen aan het werk ziet, dat de coffre fort
waarvan laatst de sleutel, bij het eindigen
der zitting van den stadsraad, toevertrouwd
werd aan M. Justin Degryse, in plaats van
ijdel te zijn, nu de eigenschap verworven
heelt der vermaarde beurs van Fortunatus.
ER IS GEEN GELD, zeggen zij, maar
bemerkt het wel, goede Poperinghenaars,
dat het maar dan is wanneer het is om wer
ken van openbaar nut tot stand te brengen
dat de oordjes mankieren.... Zoohaast er
sprake is van uitgaven voor enkele aange
naamheid, dan heeft men geld bij hoopen in
kas. 't Is alzoo, wanneer men aan de Vanden
Berghen en aan de Vanderheyden vraagt
waarom men, in den loop van den zomer,
wanneer het saizoen er best toe pastte, zij
den voorgevel van het stadhuis niet hebben
doen herstellen;waarom zij niet hand aan het
werk hebben geslagen om den weg naar
Woesten te leggen, ten zelfden tijde gestemd
ais dien van Boeschepe, die reeds zoolang
voltooid is; waarom men nog het eindeken
steenweg niet gelegd heeft dat onze stad met
de gemeente Reninghelst al langs den Bosse-
boom verbinden moet; waarom, gedurende
de laatste groote droogte, heeft men de beke
die door de stad loopt, niet gekuist, en die in
schaarschheid van water, van aan de brug
der Crombekestraat, zoo grooten dienst ^ou
kunnen verschaffen aan de inwoners;waarom
ten slotte men nog niet gepeisd heeft, om de
Veurnestraat te verhinden met de herberg
den Doorn, enz. enz. Men ontvangt onver
anderlijk voor antwoord: wij hebben geen
geld. De Hospicen en de Armkamer, door
hunne altijd aangroeiende tekorten, die door
de stad aangevuld moeten worden, verzwel
gen onze hulpmiddelen, zoodanig dat wij in
de onmogelijkheid zijn de minste voldoening
te geven aan de rechtveerdige eischen onzer
bestierlingen.
't Is zeker om te lachen! Indien het die
"Weldadigheidgestichten zijn die oorzaak van
de kwaal zijn, waarom stelt gij geen paal en
perk aan hun slecht bestier, en werkt gij niet
tot hare verbetering? En ware het nog dat die
heeren naar uwe opmerkingen niet luister
den en den ouden slenter voortdeden,waarom
hun niet tot rede brengen met gladweg uwe
goedkeuring aan hunne rekeningen niet te
geven
Loopt, loopt! gij zoudt nooit durven; gij
zijt bang en met reden. Nogtans er moeten
daar ernstige misbruiken bestaan, aangezien
er laatstmaal een lid der Hospicen, zoo ver
standig als onafhankelijk van karakter,heeft
gedacht, volgens geweten, zijn ontslag te
moeten geven, voor redens zeer weinig
vleiend voor zijne koliegas.
Zij hebben geen geld, en, de gewone met
de buitengewone inkomsten vermengende,
zullen zij met lang wachten hunne ongewijde
handen te slagen op hetgeen er overblijft van
de laatste leeuing tot de fabrikeering huns
budgets.
Neon, zij hebben geen geld, zelfs zij zullen
door de contribuabelen de nieuwe trottoirs
aan fr. 7-50 den loopenden meter doen beta
len, zonder aftrek der waterloopen, kelder
gaten, enz.; maar zij zullen er vinden om
het binnenste van het stadhuis, hun officiëel
verblijf in 't nieuw te meubleeren, gelijk of
zij er gevonden hebben om binst de grootste
hitte van den zomer de modder van den Sint-
Jansvijver te doen uithalen, rond den welke
men laatst eene ijzeren leuning heeft doen
plaatsen.
Zij_ hebben er toen gevonden, om de een-
voudige reden dat deze werken een -kollega
van M. Vandenberghe betroffen, den raads*-
ïic
VAN DEN 25 NOVEMB. TOT DEN 2 ÖECEMB. 1887.