ANNEESSENS. Nr 191. 28e Jaar. Zondag, 25« Augusti 1889. Zondagsblad van Stad en Arrondissement YPEREN. Het artikel 47 Men schrijft in: Te Yperen, DIXMU BESTRAAT, 18, en op al de postbureelen van't land. Alleaffichen bij den drukker van dit blad gedrukt, worden onvergeld in hetzelve geplaatst tot den dag der verkooping. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikelen uiterlijk tegen Vrijdag middag, vrachtvrij en onderteekend, toe te zenden. ABONNEMENTSPRIJS VOOROP BETAALBAAR: 3 fr. 's jnaa*M voor de stad; fr. 3-50 voor geheel Belgïe, Buitenlandsche verzendingen, 't port daarboven. 5 CENTIEMEN HET NUMMER. Aankondigingen: 10 centiemen den regel. Reklamen: 23 id. id. id. Rechterlijke eerherstellingen 1 frank id. id. Akkoord per maand of per jaar. Slechts zij die 42 fr. 32 direkte belas tingen aan den Staat betalen mogen tot nu toe, in ons land, deel nemen aan de kie zingen voor de wetgevende Kamers. Een ongeletterde welke die som betaalt is deswege algemeene kiezer; een lee- raar, een advokaat,een befaamde schrijver of kunstenaar, die bij den ontvanger in rechtslreeksche belastingen, zoo genomen, maar 42 fr. zou betalen zonder cen tiemen heeft niet het minste te zien of te zeggen in 's lands zaken. Die is niet slim genoeg; die heeft ma3r voor 42 fr. verstand, wijl men, om onze wetgevers te helpen benoemen, brein hebben moet voor 42 fr. 32. Zoo wil het artikel 47 onze be ruchte grondwet, in hunne onfaalbaarheid door de reaktionnairen van alle kleur die ook nog talrijk te vinden zijn in 'l zoogezegde liberale kamp onverander lijk en onschendbaar verklaart. Voorbeelden? Die zijn er bij duizenden. De negen tienden der schoolbestuur ders, van middelbaar- en lager onderwijs, zijn slechts kiezers voor de gemeente- en deprovincieraden.Is dat niet schandelijk?. Zij die aan allen het geestesvoedsel geven, zij die de burgerstanden vormen,zij, kort om, die aangesteld zijn om aan anderen geleerdheid te bezorgen en om hunne me deburgers over allerlei zaken, ook over maatschappelijke, bestuurlijke en Staal kundige aangelegenheden, steeds beter en beter in te lichten, zij hebben het recht niet aan algemeene kiezingen deel te ne men... Zij hebben trouwens voor geen 42 fr. 32 c. verstand!... Zie artikel 47. Iloevele duizende burgers alhier zijn kiesbaar, maar zijn geen kiezers: dat is immers onzin. En daar ligt wel de drol- ügste kant van ons overheerlijk kiesstelsel! Zij die goed gevonden worde om door hunne medeburgers verkozen te worden en om aldus de algemeene belangen te be- heeren en dat is 't geval voor al wie zekeren ouderdom heeft en geene ontee- rende veroordeeling heelt ondergaan dus voor de overgroole meerderheid zouden immers toch ook moeien waardig geacht worden om, ten allen grade, het kiesrecht uit te oefenen... Of wel zou de wet, om niet dwaas onlogisch te blijven, Op 4 Februari 1716, na de bekrachtiging van het barreet-tractaat, werden de Spaan- sche Nederlanden door de Hollanders aan Oostenrijk overgegeven. De Zuid-Nederlan ders, die inde reeks der opvolgende jaren zoo diep in hunne rechten en vrijheden wa ren gekrenkt geweest, waren nog meer ver bitterd door de verordeningen die voornoemd tractaat voorscheef. De groote steden vooral, lieten openlijk hunne misnoegdheid blijken en met reden geene gelegenheid voorbijgaan, om zich wederspannig te toonen jegens hun ne verdrukkers. Het was graaf Königsegg, die, als gevolmachtigde van Karei VI, keizer van Oostenrijk, onze provinciën in bezit nam. Hij werd echter al spoedig vervangen door prins Eugeen van Savooie, met de waardig heid van gouverneur-generaal der Nederlan den, Een oorlog tegen de Turken vergde elders de tegenwoordigheid van dien beroem den veldheer. Zoo dat de markies de Prié ■werd aangesteld om onze provinciën te be sturen. Wel heette het dat Prins Eugeen van Sa vooie Ret bewind over de Nederlanders in handen had, doch met ter daad behoorde het bestuur aan de Prié die het, tot groot nadeel onzer provinciën, helaas! negen jaren uitoe fende. Het was een dor hatelijkste landvoog den. zoodanig, dat men van hem zegde: dat hij de arglistigheid der Italianen en de onmeedoogenheid aan de halsstarrigheden van eenen Alva paarde, dewijl hij, even trotscb, dwingelanseh en wreed als deze, diegenen welke zij te dom acht om te kiezen, ook moeten onkiesbaar verklaren: want, is X... niet in staat met kennis van zaken, op beredeneerde wijze, en in volle vrijheid en geweten, zijne stem neer te leggen,dan kan hij veel min op waardige, voldoende en degelijke wijze de belangen van anderen in handen nemen en besturen. Dit zegt de gezonde rede Men keere en draaie de kwestie gelijk men wil, altijd komt men hierop uit, dat het algemeen stemrecht het eenig recht vaardig kiesstelsel is. Meent de wetgever onder voorwendsel van algemeen belang, bet getal kiezers te moeten beperken, dan moet hij ook en, ons dunkens, mei meer reden veel en er nog de kiesbaarheid bepalen. Welnu, er valt niet meer aan te denken ons kiesstelsel nauwer in te krenken. Allen verklaren dal het dient te worden. Wil men aannemen dat alle meerder jarige burgers tevens kiezers en kiesbaar zijn? Wil men liet ouderdomsminimum op [25 jaar stellen? Wil men hel kiesrecht 'toekennen aan al wie meerderjarig is en uitgebreid lezen en schrijven kan, en lergelijkertijd bet verplichtend en totaal kosteloos onder wijs uitroepen?... Dit alles kan nader besproken worden, en daar die verschil— lige oplossingen overigens zeer aanneme lijk zijn, zouden alle mannen van goeden wil licht van akkoord komen. Maar altijd zeker moet en zal bet art. 47 der grondwet, dat alleen het verou derd en onrechtveerdig cijnsprinciep hul digt en een schreeuwend voorrecht aan den bezittenden stand toekent verdwij nen. Het ministerie beeft dezer dagen een ontwerp van kiesbervorming neergelegd, voor wat de gemeente- en provinciekie- zingen betreft. De openbare aandacht is aldus weder op de zoo belangrijke kies- kwestie gevestigd, en de vooruitstrevende partij zal de gelegenheid niet laten verlo ren gaan en haren plicht weten te vervui len. insgelijks van gevoelen was dat de Neder landers met eenen ijzeren wil en door schrik aanjaging moesten in bedwang gehouden worden, Zijn overmoed en al te groote ijverzuchtige dwingelandij gaven weldra aanleiding tot spanning en openlijke vijandelijkheid tus- schen hem en de Brusselsche burgerij. Tusschen de dekens der gilden, die het meest tot het stillen der oproeren van allen lusten aard en het herstellen der orde bijdroegen, was Frans Anueessens. Anneessens was, alhoewel een eenvoudig ambachtsman, als mensch en burger alge meen geacht en geëerbiedigd. Te Brussel, en namelijk in de wijk der Sinte-Cathelijnekerk, zag hij den 25 Februari 1660 het daglicht en verkreeg na zijnen leertijd als schaliedekker, het meesterschap van dit ambt. Nog oefende hij het ambacht van stoeldraaier uit, als hij in 1698 tot deken der gilde werd gekozen. Ten jare 1717, werd hij als boetmeester der natie yan Sint-Niklaas aangesteld. Daaren boven, was hij hoofddeken van de Groote Gilde en lid van de nering der Visr Gehroon- den. Zoowel op zijne als op andere natiën oefende hij als 't ware een geheimen invloed uit, en met recht kon men hem den meest Iksgeliefden burger van Brussel noemen. De Prié koesterde zekere wrok tegen den geachten ambachtsdeken van St-Niklaas. In hem den leider der oppositie ziende, be schouwde hem de landvoogd niet als een raadsman der natiën, maar als een opruier der volksmenigte en den stichter der wanor delijkheden en onlusten welke te Brussel zoo vaak plaats grepen. Anneessens stond dus als een belhamel, een verwaten kerel, een gevaarlijk mensch te boek. Verbitterd over de standvastigheid der natiën, in de ondersteuning hunner vrijheden en voorrechten, had de Prié aan den Staats- raad en den raad van Braband verklaard, dat bij de eerste gelegenheid, hij de burgers zou kortvleugelen Was die roekelooze verklaring het volk ter oore gekomen Waarschijnlijk, want; onmiddellijk barstten te Brussel nieuwe on- uit, ndg beweenlijker dan vroeger. Anneessens en de andere dekens deden wat in hunne macht was, om de plunderingen en verwoestingen van het gepeupel te keer te gaan. Dit belette echter niet dat in de oogen van de Prié, de dekens der natiën de groote schuldigen waren. Hij schreef aan prins Eugeen dat Annees sens de gansche samenswering, zoo als hij dit noemde, had bestuurd. Den 14 Maart 1719 werden- Anneessens en vier andere de kens aangehouden, zonder de uitspraak van den raad van Braband af te wachten. Om allen volksoploop te vermijden, had het de Prié geraadzaam geoordeeld die aan houding met list te bewerkstelligen. Onder voorwendsel dat men hem wilde spreken over eenigen arbeid zijn vak betreffende, ontbood nasiu -Anneessens bij kolonel Falck, een over ste der bezetting. Geen argwaan vermoeden de, begaf zich de gevierde burger derwaarts en helaas! hij was gevangen. Ziehier hoe Anneessens zelf in een verhoor zijne aanhouding verhaalt: Toen ik op 14 Maart, omtrent 10 ure 's morgens, werd aangehouden, in de Sinte-j Annastraat, bij eenen overste der keizerlijke troepen, had men nog het besluit tot in lieeh- niet uitgevaardigd. Nauwelijks De calholieke wet van 1884 betreffende het openbaar onderwijs is een mooi ding, hoor: Nu is het zoo ver gekomen dat een on~ temsneming was ik bij dien kolonel, of ik werd onder bewaking gesteld van twee muskettiers, die aan de deur stonden. Daarna deed men mij in eene kamer gaan, alwaar ik werd bewaakt door drie andere muskettiers, onder het be vel van eenen officier. Men zegde mij dat ik was aangehouden in naam van Zijne Exellen- tie markies de Prié en van den heer graaf von Wrangel, militairen gouverneur. Onder eene sterke geleide werd Annees sens eerst naar een wachthuis op den Zavel en verder naar de gevangenis der Steen poort gebracht. De tijding dezer inhechte nisneming bracht onder de brusselsche be volking eene onbeschrijfelijke ontroernis te weeg. De dekens waren gekerkerd in de Steen - poort en moesten zeven maanden lang hun lot afwachten. Om alle gemeenschap af te breken werden de vensters der gevangenis met planken toegenageld en zelfs het minste licht kon niet in de donkere kamers dringen. eertien dagen nadien werd Anneessens voorde eerste maal ouderhoord. Op de ge bruikelijke vragen antwoordde de deken van Siut-Niklaas Ik heet Frans Anneessens en ben te Brussel geboren. Ik ben omtrent zestig jaar oud en deken der natie van Sint-Niklaas; ik oefen het ambacht uit van leidekker en stoel draaier. Op 25 Mei werd Anneessens op nieuw ge hoord en zijne antwoorden en verklaringen waren zoo stellig en onweersprekelijk, dat niemand twijfelen kon aan de valschheid van een men hem betichtte. De bevolkin der hoofdstad, zelfs de geestelijkheid, de partij van den gelieft vrienden. Op Paaschdag had een Augustijnen mon- koos burger en zijne DE TOEKOMST -O

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1889 | | pagina 1