Een voorbeeld Nog een leeuw Eigen Heird. STADSNIEUWS. VAN REGELTUCHT. dan? Ga zoek maar tusschen uilskuikens als De Trooz, De Malander, Van den Bemden, Helleputte, Van Wambeke; Eeman en com pagnie! Maar Beernaert, die voelt dat het rijk der klerikalen om zeep is zal er waarschijnlijk toch van door trekken De klerikale partij is erg, inderdaad, erg ziek. Yperen, 44" Mei 1892. Iedereen herinnert zich nog hoe sche pen Colaert een voorwendsel zocht om het reglement der Pompiers te verande ren, het gezag der officieren te ontnemen en geheel het korps in stukken te trekken met het doel de katholieke wachten te kunnen inlijven. Onder andere beschuldi gingen die de hervormer voor de pinne bracht, zei hij, dat de geest van regeltucht bij de Pompiers niet heerschte, dat men de benoeming van onder-officieren en brigadiers aan het schepenkollegie in plaats van aan de officieren moest over laten Het schijnt nochtans dat de schrandere Colaert zich in zijne vermoedens vergist lieeft en dat het Pompierskorps, ofschoon bijna uilsluitelijk samengesteld uit mannen van zijnen keus, nog zeer verre is de krijgstucht te bezitten, integendeel, men zou zeggen dat de tucht geheel en gansch moet verdwijnen. Inderdaad, op de oefening die verleden Zondag plaats had, veroorloofde zich een pompier aan zijnen overste niet te geoor- zamen en hem vlakaf te bespotten. De luitenant wilde gebruik maken van zijn gezag om den pompier of liever om den tamboer der pompiers, (want 't was een tamboer) tot zijnen plicht terug te roepen en hem te doen gehoorzamen. Maar de tamboer zond den luitenant naar de maan gelijk hij met den anderen overste gedaan bad, en deze was genoodzaakt de lus- schenk omst van den kommandant in te roepen. De kommandant, statig gelijk het een krijgsman betaamt, kwam bij den weder- spannige, maar hij werd ook voor den aap gehouden en de tamboer wist zijne legenspreking te doorvlechten met ecnen paternoster sakkers, die nergens plaats vinden in de litanie van alle heiligen. Onthutst en verlegen, stond de kom mandant daar te zien gelijk een uil in een ankergat, en hij dreigde den ongehoor- zamen tamboer de tusschenkomst van den burgemeester in te roepen. Jamaar, de tamboer geeft zooveel om den burgemeester als een aap om eenen trekplaaster. Eindelijk komt de burgemeester bij en wil zijn gezag bij dit der andere overhe den voegen. Maar te vergeefs, de tamboer is onwrikbaar en wil maar om den duivel niet buigen. De twee of drie overheden zijn overwonnen en, om zijne minachting of zijne onaf iiandelijkheid of zijne over hand te bewijzen, werpt de tuchtelooze zijnen trommel voor hunne voeten, welke met een dof gerucht de gramschap van zijnen meester scheen te deelen. Is dit alles niet betreurenswaardig, zooveel te meer dat het kwaad altijd moet aangroeien? Nu, hoe kan het anders?.... De oversten zijn onervaren, onbekwaam de mannen te geleiden, zonder gezag. Zij zijn het speeltuig van den valschen toe stand dien zij gesticht en aanvaard heb ben. De mannen welen onder welke be loften zij in het korps getreden zijn zij weten aan welke vleierijen zij hebben toegegeven en welke de voorwaarden zijn die zij zelf opgelegd hebben; zij ondervin den dagelijks hoe de werklieden, die eer lijker zijn dan zij, hen misprijzen en ver achten; kortom, geheel dit samenraapsel van oud-veroordeelden, deserteurs, cor- rectionnairen en omgekochten kan niets anders voortbrengen en men kan van hen niets anders verwachten dan de ontwrich ting en het ellendigste en het schandelijk ste verval. En dat komt ervan, van die hervormin gen a la Colaert,men is verplicht geweest liet rifje-rafje aan te werven om een getal te verkrijgen, men heeft het schuim der melsedienders en schoenlappers verzameld, zonder naar het vorig gedrag of het hui dige te zien, men heeft een korps gemaakt waar de eerlijke lieden in minderheid zijn en nog veel tc lijden hebben van ol die tuchtelooze, onbeschaafde kerels. De oversten hebben het reeds meerma- malen bemerkt maar zij gebaren van niets, want zij gevoelen zich onbekwaam om er iels aan te verbeteren, en Colaert, de groote hervormer, die gewoon is alles op zijne eigene verantwoordelijkheid te ne men, trekt zijne knikkers uil de ronde en laat Gods water over Gods akker vloeien. Het is bij 't oud korps niet dat men zulke tuchteloosheid zou geduld hebben, want de officieren waren daar op de hoogte hunner taak en daarbij zij waren geacht en bemind van hunne onderzaten. Wat men er ook van zegge, hel nieuwe pompierskorps zal steeds lol schande die nen van het klerikaal stadsbestuur, dat geene achting kan inboezemen, aangezien het maar samengesteld is uit omkoopers en zeuraars. Het Journal d'Ypres van Zaterdag 11. meldt ons dat de heer A. Struye, provin ciaal raadslid, afziet van het mandaat dat hij tot hiertoe vervulde en zal vervangen worden door den heer Justin Berghman, schepen van openbare werken der stad Yperen. Dit bewijst dal de katholieken nooit verlegen zijn om kandidaten te vinden, zij zijn zóó wel voorzien van groote verstan den, dal, zoodra hel eene verdwijnt, het andere zich als van zelfs aanbiedt. Wanneer de heer A. Struye in den pro vincialen Raad trad, werd hij als de ware redder van den landbouw begroet en de vlaamsche boeren gingen hem hunne ver lossing verschuldigd zijn. Ook is het aan den achtbaren heer Struye te danken in dien onze landbouw in dien bloeienden staat verkeert die de bewondering vai> gansch Europa uitmaakt! Maar wat zal er van dien bloeienden toestand geworden,nu dat de beschermer, de redder van den landbouw van het po litiek leven afziet en eene welverdiende rust wil genieten Dit is de vraag welke onze landbou wers zich doen met eene uiterste verle genheid. Vreest niets, moedige medeburgers, de hoofdmannen der klerikale partij van het arrondissement Yperen hebben eenen nieuwen beschermer bij de hand, die met volle kennis van zaken uwe belangen zal weten te verdedigen en met eene buiten gewone welsprekendheid, waarvan hij reeds zoovele bewijzen gegeven heeft,uwe rechten zal doen gelden. Wat zijn wij, Yperlingen, toch geluk kig zoovele verstandige mannen in ons midden te bezitten Onze burgemeester zetelt in den Senaat, schepen Colaert zetelt in de Kamer der volksvertegenwoordigers en schepen Berghman zal in den provin cialen Raad zetelen. Kan iemand nog twij felen aan den voorspoed die ons te wach ten staat Surmont en Colaert hebben reeds bewezen wat groote voordeden zij den Yperlingen kunnen verschaffen, zij hebben getoond hoe groot hun invloed is bij het hooger bestuur, en nu zal schepen Berghman, in gezelschap van den ver- standigen en hooggeleerden heer Iweins d'Eeckhoutte, de welvaart van burger en boer in den provincialen Raad verzekeren en, zooals men gewoonlijk zegt, den dui vel op een kussen binden. Mundus vult decipit! en indien gij, landbouwers, nu nog niet te vreden zij't, hel is dat gij de groote bekwaamheden uwer gekozenen niet weet te waardeeren. Verledene week ontvingen wij den vol genden briefonder dagleekening van 12" Mei, dus zes dagen te vroeg Mijnheer i) Wij hebben de eer u hiernevens te laten geworden: Een exemplaar der standregels van de Samenwerkende maatschappij Eigen- Heird. Aanveerd (t), bidden wij u, de verzeke- ring onzer hoogachting. Namens hetBestier: De Voorzitter, DeSchrijver, (get.) E. Rabau-de Roriff. (get.) A. Werbrouck. Waarom die heeren ons met dit afdruk sel vereeren, weten wij niet, want in hun nen brief maken zij er gecne melding van; ten ware het zou zijn om de talrijke druk fouten en verbeteringen te laten zien, die de heer drukker Brouwers er heeft laten

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1892 | | pagina 2