Een Gomediespel,
Voordracht. j
■■•Jin1 1 "m
M. Janson verklaart dat, zoo men weigert
het algemeen stemrecht toe te staan, de her
ziening der grondwet geen duurzaam werk
zijn zal en haast zal moeten veranderd wor
den. Het uur is gekomen, zegt spreker, ge
rechtigheid aan dit zoo lang miskende volk
te verleenen.
Daarna steekt M. Janson een weinig den
draak met het ontwerp van antwoord op de
troonrede.
M. Woeste, die groen lacht, stottert eeni-
ge woorden als antwoord op de afdoende
redevoering van M. Janson.
M. Beernaert poogt heel flauwtjes weg de
kernachtige redevoering van M. Janson te
weerleggen.
Het is ons onmogelijk ons bij een enkel
Kiesstelsel te bepalen.
Wij verwachten de beraadslagingen af van
Senaat en Kamers en dan zal het Gouverne
ment zelf een wetsontwerp van Kieshervor-
ming voorstellen!
M. Bara daagt M. Beernaert uit zelf zijne
meening te doen kennen over de kieshervor-
ming.
xVls het zoo voort blijft duren zullen er
zooveel onderwerpen als er representanten
en senators zijn,
Men moet kost wat kost uit dien rommelzoo
gachisgeraken.
Ik ben geen partijganger van het uitslui
tend algemeen stemrecht, in het belang der
werkende klassent?) omdat ik niet weten wil
van de roode of zwarte reactie.
Ypereo, 19" November 1982.
(Op zijn NIEUWSBLAD).
Colaerl, binnenkomende al zweeten in
de vergadering der 13. Mijnheeren,
'tis onmogelijk één te kunnen vinden die
het wil aanveerden lid le zijn der biblio
theek van mijne geliefde stad Yper. 'k Ben
geweest bij Mijnheeren Brouwers, Dupont,
Blekken Warden, Debuigne en nog wel
naar een sluk of tien en de ecne zegt mijne
mouslaciien krullen niet genoeg of er zijn
le veel gaten in de maan; de andere zegt:
'k ben pas getrouwd, mijn wijf en wil
niet; de andere peist van zot te worden
van glorie, en de kromme en willen ook
niet, wat moet men nu daarmede doen?
Boone. Hebt gij geweest bij onzen
vriend Bouquet
Colaert. Ja, ookal, deze zegt dat hij
le veel werk heeft als advokaal en met de
kommissie van 't muziek der Tuimelaars.
Biebuyck. Ehwel, ais er niemand
wil zal ik mij voorensiellen om in de
kommissie te zijn.
Surmont. A la bonne heure! wij
hebben er altijd één.
Colaert. Maar waar den andereu
gevonden
Beyer em. Maar is het wel noodza
kelijk dat de heeren Kilsdonk en Cordon
nier weg moeten Zij zijn immers geen
zoo politiek en kwijten zich heel goed van
hun mandaat.
Colaerl. Ja maar, Begeremtje, hier
geen zeem strijken,allen die door ons niet
gekozen geweest zijn, moeten weg, geen
uitgezonderd.
Breyne. Gij hebt het wel gezien
van M. Gravel, men zou nochtans denken
dat hij matig genoeg was en hij moest
toch weg.
Colaerl. En al de andere zullen
volgen, is hét niet uil vriendschap, 't is
uit erkentenis voor hunne liberale dien
sten
Henrietje. Ja ja, allen moeten weg,
van den eersten lot den iaatsten, wij wil
len niets anders dan jezuiten in onze
keuken.
Colaert.Wacht een beetje,Henrietje,
elk op zijne beurt. Maar om voort le gaan
rnel de zaken van de kommissie der
bibliotheekwie zullen wij nu nog nemen?
Er moeten twee leden zijn. Denkt maar
goed, vrienden, als zij maar kalole zijn
't is al wel.
Struye, met zijn paternoster in de
hand, al biddende. Zoudt gij liet niet
vragen aan neuze Goppm die de stad ver
laten heeft, omdat bij te kort bolde
Alzoo zou bij kunnen weerkomen en op
aieuw-in bat geboim donbespicdcrspelon.
Colaerl. Deze is weg en wel weg,
want bij kwam altijd mijne ooren afzagen
om een postje te hebben.
Carcasson. Als bet met uwe toe
stemming zoude zijn, ik stel onzen vriend
Ceriez voor, heeft hij weinig kennis van
zaken, hij zou toch lang genoeg zijn.
Fol. Ik ondersteun hem, maar Ijij
moet altijd in pompierstenue zijn, hij ziet
er alsdan wreed uit, en iedereen zou ont
zag hebben.
Begerem, Bans en Mortier roepen:
Bravo
•Ceriez. Messieurs, je remercie de
tout
Colaerl. Ge moet hier vlaamsch
spreken, zooals ik, iedereen weet dat ik
groote voorstander ben der vlaamsche
taal.
Carcasson. Ja, als wij u ergens
zien of hooren spreekt gij altijd
Mortier. Zwijg gij, insulteer liever
de kleine of groote bergen.
Colaert.Mijnheeren, ik ben daarom
niet misdaan, maar laat ons voortgaan
met den tweeden kandidaat te zoeken dien
wij noodig hebben.
Bans. lk stel Carcasson voor, dit
ware eene goede posleur.
Boone. Men zal beginnen lachen,
maar laat ons liever serieus zijn.
Colaerl. Is er niemand anders die
iemand voor te stellen heeft
Beyerem.Laat ons een naaste maal
vergaderen, het is reeds zoolang dat wij
hier zitten en ik krijg dorst.
Colaert. Op aanvraag van M. Bege-
rem, zullen wij te naaste week nogeens
vergaderen
In het vertrekken roept men Leve
onze dienstdoende Burgemeester
Zaterdag avond laatst, had de opening
plaatst der reeks voordrachten welke de
Maatschappij ter bevordering van hel
onderwijs door aanschouwing dezen
winter zal geven aan hare inleekenaars.
De leden van het komiteil hebben het
goed gedacht gehad M. Minnaert, leeraar
aan de normale school le Gent en school- 1
opziener dezer stad, te vragen om de reeks
te openen. Het onderwerp, door den ge
leerden voordracb(gever gekozen, Was
De Hollanders en hunne zeden.
Met een voorwoord begint M. Minnaert
le zeggen dat bij bijna ganscli Holland
doorreisd heeft, alles gevraagd, doorzocht
en bestudeerd en wij moeten het gelooven,
want die heer schildert zoodanig wél de
zeden, de gronden, de werken, het on
derwijs en dc Ejesclliedenis af, (Jat'me tl el'
zeer verwonderd van is, groote heldenda
den in Holland te ontmoeten. Spreker
zegt dal de holiandsche regecring sedert
meer dan vijf eeuwen tegen den reuzen
Oceaan te kampen heeft. Menigmaal zijn
dorpen, sleden, zelfs provinciën ingeno-
men geweest, bijzonderlijk al den kant
van Vriesland, door de noordsche golven,
die, door losbarstingen der ijsbergen,
ganscli onder water waren, en overstroo
mingen ten gevolge hadden. Om zulks le_
belet ten heeft de regeering geene kosten
gespaard om machtige vestingen te bou
wen langs ganscli den zeedijk welken
schat, welken arbeid heeft dit niet gekost
om zulk een reuzenwerk te verrichten
Beginnende met een vasten grondsleun tc
geven door houten en ijzeren balken,
vvaartusschen steenen en aarde gemengeld,
er boven eene groote massa aarde waarop
men boomen plant oin den grond nog
vaster le maken en dit zoo hoog en breed
dat het heden onmogelijk is nog dorpen
le kunnen overstroomen.
M. Minnaert laat alsdan aan zijne toe
hoorders opvolgen tl ijk weten uit welke
natuur van grond Holland bestaal; hoe
breed en diep de kanalen zijn en de reu
zen bruggen die er over liggen de
karakters en de zeden van het holiandsche
voll^ de schilderkunst in Holland;
f