Boter aan de galg; y
Karnaval.
Werkerslier.
STADSNIEUWS.
Vier-en-twintig uren na de dood van
X... had nog geen klokje, biral boem!
bam geluid.M.de pastoor, slecht geluimd
over deze nalatigheid, vloog in eene fran-
sche colère regelrecht naar het dooden-
huis. Daar zag men eenen man vier plan
ken samen nagelen om het lijk er in te
leggen.
De broeder van den overledene, in plaats
van aan M. de pastoor te denken, was
boer gaan vinden om den dooden naar
het kerkhof te voeren.
Boer is een persoon die voor een
frank de verkens naar Nederbrakel of
Rooborst voert en voor een frank zou hij
X... ook wel voeren. Over twee jaren had
de dood van eenen anderen broeder twin
tig franks gekost voor vervoerkosten.
Het wilde nu dat boer geen tijd had
den doode te vervoeren, welke niettemin
des anderendaags moest begraven wor
den.
De overlevende broeder kwam met de
pastoor overeen dat het lijk des morgens
om 8 ure aan de kerk zou zijn.
Des anderdaags 's morgens hebben 4
jongelingen gansch alleen het lijk naar de
kerk gedragen, onder het zingen van:
De vriendschap groeit zoo dapper aan
i) Wat zal er gaan gebeuren,
Onder dezen paraplu, para-para-plu.
Er wordt ook gezegd dat ze onderweg
eens de doodkist hebben opengedaan om
te zien of de doode er waarlijk in was.
En dit gebeurd in den Congo..., neen
in Zuid-Vlaanderen.
En dan spreken de klerikale bladen
over de zedelijkheid die er in onze kleri
kale gewesten heerscht.
Dan bulderen en donderen onze frut-
lerkens en andere klerikale garnaal over
de zedeloosheid der groole sleden en spu
wen vuur en vlam tegen de vrijdenkers
die zich niet meer laten exploileeren.
Die ten minste hebben eerbied voor de
lijken... terwijl in Vlaanderen walgelijke
spotliederen worden gezongen
Yperen, 11" Februari 1893.
[Iet kluchtig Nieuwsblad heeft zijne
spotternijen daar gelaten om te beproeven
zijne meesters te verdedigen legen de aan
vallen der liberalen, die hen beschuldigen
de belastingen te willen verhoogen, lee-
ningen aan te gaan en de stad Yperen in
eenen afgrond van schulden te storten.
Nu leest men in het schijnheilig orgaantje
niets meer dat betrekking heeft op de
verhuizing der Oud-Pompiers, op hun
kostuum of op zekere gewaande demissiën,
maar het wijdt al zijnen tijd en al zijne
plaats om te bewijzen dat de leening van
acht honderd drij-en-dertig duizend fr.,
die het kalotebestuur wil aangaan, eene
dringende zaak van openbaar nut is, waar
aan de Yperlingen hun aanstaande geluk
zullen te danken hebben. Om des te ge
makkelijker appels voor citroenen te ver-
koopen, stapelt het Nieuwsblad de eene
cijfers op de andere, en roept zegevierend
uit dat de nieuwe leening in kwestie het
eenige reddingsmiddel is dat dienen moet
om de bestaande sladsschuld te doen ver
dwijnen. Kortom, geheel zijn artikel is
eene aaneenschakeling van dommigheden,
waaraan zekere lezers van 't Nieuwsblad
zich misschien zullen laten beet nemen,
maar die niet voldoende zullen zijn om de
weldenkende Yperlingen om den tuin te
leiden.
Het is algemeen gekend dat de 55,000
franken die de liberalen in de stadskas
hadden gelaten, verteerd zijn en dat de
kaloten niet meer weten van welk hout
pijlen te maken. Zij, die pulten zonder
tellen, zijn weldra uitgeput, en er blijft
hen niets anders over dan middels te ver
zinnen om nieuw geld te slaan, dat op
nieuw roekeloos zal verleerd worden,
zonder te kunnen aanwijzen hoe en waarin
die uitgaven bestonden. Het is nog maar
twee jaren dat de zeuraars aan 't bewind
zijn en reeds moeten zij de lasten verhoo
gen en 27,000 fr. 's jaars meer van de
lastenbetalers afpersen. Maar dit gaat zoo
gemakkelijk niet; de Yperlingen zijn niet
van zin zich de huid te laten afstroopen
zonder schreeuwen en hun geschreeuw
maakt onze stadhuisbazen verlegen. Daar
om beproeft het Nieuwsblad zijne lezers
te verblinden en te doen gelooven dat al
wat de liberalen schrijven niets dan leu
gen en laster is. Nog nooit heeft men het
anders gezien al wat de liberalen deden
was slecht, maar al wat de kaloten doen
is overheerlijk. Doch dit is al boter aan
de galg, en bij de eerste gemeentekiezing
zullen de zeuraars het ondervinden.
De schrijver van het Journal d'Ypres
denkt dat de karnaval kan aanleiding ge
ven tot de verspreiding der besmettelijke
ziekte die meer of min in onze stad woedt
en hij aarzelt niet zijne vrienden van het
stadsbestuur aan te raden alle openbare
dansfeesten en het maskeren te verbieden.
Ware die raad gegeven in het belang
der openbare gezondheid, wij zouden den
opsteller van het voorzichtig Journal toe
juichen, maar daar wij zijne huichelarij
kennen, aarzelen wij niet te zeggen dat
hij de ziekte slechts lot voorwendsel
neemt om zekere maatregelen aan te raden
die strijdig zijn met de belangen der ne
ringdoeners, die gedurende deze dagen
nog een sluiverije trachten te verdienen.
Inderdaad, de verkoop en het verhuren
van maskers en kostumen, brengt niet
alleen profijt bij aan dezen die ze verhu
ren of verkoopen, maar aan de winkeliers
die de sloffen leveren, de naaisters of
kleermakers die ze maken, enz., enz.
De dansfeesten verschaffen profijt niet
alleen aan de herbergiers, maar ook aan
de muziekanten, die het orkest uitmaken,
aan de drukkers, die de aankondigingen
en plakbrieven drukken en aan menige
andere neringdoeners.
Naar het voorbeeld van Poperingbe,
Wervick, Rousselare en menige andere
steden waar de kaloten heer en meester
spelen, zou de karnaval moeten afgeschaft
worden. De opsteller van het Journal
d'Ypres zou nog slechts de vermommin
gen toelaten voor processiën en gezel
schappen van gezonde en ongezonde per
sonen in de kerken en kloosters. Want
het ware toch ongerijmd te denken dat
menschen die in zich de kiem eener ziekte
dragen zich naar het bal zouden begeven,
terwijl zij niet zouden aarzelen naar de
kerk te gaan om er hunne genezing af te
smeeken.
Het gevaar bestaat dus in de kerken,
indien er gevaar is, omdat daar alle per
sonen vereenigd zijn, terwijl het slechts
de gezonde zijn die zich aan vermaak
overleveren. De beweegredens die de op
steller wil doen gelden, zijn dus belache
lijk en hij toont eens te meer dal hij zijn
doel wil bereiken bij middel van jezuie-
tenstreken. O die kluchtigaard
Het Concert dat de Koormaatschappij
de IVerker slier verloden Zondag haren
eere- en beschermleden aanbood, heeft
een zeer grooten bijval verworven. Een
groot getal leden waren herwaarts gesneld,
wel wetende dat hen daar een aangenaam
avondfeest was voorbehouden. Inderdaad,
twee schoone koorzangen, onder het be
stuur van den heer Balmaekers, werden
als openingstukken der twee deelen van 't
Concert uitgevoerd en, wij moeten het
bekennen, de leden der IV erkerslier
bewezen nogmaals dat zij zich met zeer
grooten vlijt op de zangkunst toelegden.
De heeren Praet, Wilde en Ordies zon
gen beurtelings schoone romancen, met
begeieiding van piano, en werden dapper
aauHacbQOMMz»n»
I-V