Va» alles wat., RENINGHELST, MENGELINGEN. den beloven geheel goede instrumentisten te worden. M. Delporte, in zijn solo voor piston, heeft bewijzen gegeven van eene schoone hoedanigheid van geschal en M. Oreel begint reeds geheel de houding te nemen van een jonge artiestgroot gemak van uitvoering, veel onbeschroomdheid en muzikaal geheu gen. Dit laatste gedeelte der Ste-Ceciliafeesten eindigde te middernacht en zal. bij al dege nen die er deel aangenomen hebben, een ge dachtenis laten van eenige aangename dagen overgebracht bij onze schoone Philharmönie ke Maatschappij. den 25 November 1893. We schouwvffigers geleerdtieid is tiet voih» clsiuaigtii'iil. Lezers, Jan zal den Eksters artikel begin nen met de booze werken van onzen ouden Baas, die geene arme menschen noch zien, noch lichten en kon, het verveelde liem dat zij op eenen gepasten dag de plaatse ronde deden achter eene almoes, wat heeft hij ge daan om dit te beletten? Naar de kwezelaars gegaan en die jonstein zijne handen getrok ken om het zelve uit te deelen, om hun te kunnen deen dansen naar zijnen wil. Toen die arme vrouwskens dat zondeke deden, kregen zij hier een brokje smout, daar een hemde voor luweren te maken om hunne arme kinderen er in te draaien en nu zijn zij het al kwijt, en deze gekruinden des hemels volgen zulk een voorbeeld en maken de kwijlebabbeu wijs dat zij liet doen om het schooien te beletten. O! manege, en spelt zulk geene les voor Jan, want hij en weet het maar al te wel, moest er geene olie in uwen schotel druipen, dat gij voorzeker uwe botten zoude er aan vagen. Den Ekster klaagt putten in de steenen dat hij zulk een slecht boerjaar hoeft gehad en dat zijne beurze al geheel uitgeschud is, dat men zulks gaat vertellen aan de boomen. Als onze beurze zoo ziek is, men zou toch nooit eenen hond kannen houden zoo grpot als een ezel en kweeken die, (zonder de las ten), twee franken per dag kost van tafel- kosten en hij durft toen nog klagen dat het zoo kostelijk is, veertien dagen eenen knecht houden aan den prijs van een koeiwachter. Hij zegt ook dat hij niet geerno en loopt om te schooien, dat zal Jan gelooven, van 's anderensdaags was hij er al aan met den overlooper dat zij de plaatse ronde deden met liunne kaartjes. Zij zullen hunne flambeeuw dragers ten lande doen loopen, omdat het hen te lastig zoude vallen, want die mannen en zijn nooit moê van schooien, en schaamte en zit er ook niet in, zij geven het kind zulk eene naam. Die meer is,menheer den Ekster, van die slechte klaps en slechte liedekens zin gen, dat is de jaloerzie die Eideel Beenhou wer een draai geeft om uw feestje, die gij zult geven, te beter te doen gelukken, want Jan en kent maar al te wel den toer der schouwvagers. Waarlij kmenheer den Ekster, .fan zoude met ter herten willen dat uw feestje goed draaide, want daar zijn veel onkosten aan vast om eene herstelling te doen, de kos ten van de garden die in Vincentius beurze zitten, de zeventig fr. schuld, de onkosten van het feestje en deze elk een beetje, die rond den schotel zitten, en als gij ma3r wei nig ontvangt, het zou allichte niet vele meer overblijven, om uwe armen te helpen die niet en durven gaan schooien'. Ja,hier bedeld men voor degene die het gedacht hebben van te schooien, en deze boven zijn het belet, waar naartoe daarmee? Nu op de slechte gazetten, schrijvers, enz. Ja maar, menheer den Ekster, gij en zijl er niet. De huizen waar Jan's artikels gelezen worden, komen klaar, en degene die et in wonen, komen menschen; ziet wat dat Jan's vat in heeft. En waarom worden de slechte gazetten verboden te lezen? Omdat de schouwvagers schoone daden zoudeu verdo ken blijven. Daarna zegt ons suikermanege dat hij in gansch de artikels geen kwaad en vind. Jan aanveerd dat, omdat hij weet dat den Ekster grooten liefhebber is van deze te lezen. Wat meer is, dat er moest kwaad in zitlen, hij zou de gazet, Jan, de artikels en de lezers, in den ketel duwen. Nu keert den Ekster weer op het feestje, en peisde van Jan beschaamd te maken. Als wij ons rondeke zullen doen, zegt hij, Jan zal nog 'nen keer kunnen duivelen op ons, en zeggen dat wij bloedsuipers, beurzenroovers, en zakkenvulders zijn. Neen, menheer, Jan en zegt hetzelfde geen tweemaal. Maar, als gij geen kwaad in de artikels vind, waarom zegt gij dan dat zij gekeele voers leugens inhouden, en dat gij Jan allicht zult hebben. Jan en is niet dom, hij doet gelijk de ratten; als hij op zoek is, kijkt wel of er geene tra pen, vallen öf stroppen en staan. Maar, hoe gaat het draaien 's avonds van de feest, we tende dat gij zoo vijandig zijt van de nacht vergadering van ongelijke personen, als zij iets zouden uitmeten zult gij misschien dat houden voor komplimentjes, antwoord 'nen keer op die vrage Van hetgeen de revolutie van Frankrijk aangaat, dat en was de schuld niet van den schrijver Rosseau, maar wel dea dezen van de schouwvagers, die het al wilden dominee- ren en, waaraan eui einde moest komen, ge lijk of het hier hetzelfde te wege is met de eerste kiezing en, noodig is het, want het is al lang genopg dat het volk gemuilband is, en als Jan Strual's medewerking zoude mo gen vruchten dragen, het land zoude er hem zeker dankbaar voor zijn. Zoo dan, menheer den Ekster, Jan heeft u wel te bedanken, omdat gij al het volk kenbaar gemaakt hebt, dat Jan alle weke een artikel te lezen geve. Tot Zondag. JAN STRAAL. Be vreei'voorzeggiaig. Den vermaar den sterrekundige Fiammarion werd dezer dagen gevraagd door een journalist. Ehwel, M. Fiammarion, zullen wij een kouden winter hebben dit jaar? De bestuurder van het observatorium ant woordde. Niet een sterrekijker, niet een weer kundige kan weten of de winter die voor de deur staat, zacht of koud, hardof middel matig zijn zal. De weervoorspellers zijn een voudige menscnenfoppers... Onze lezers weten dus hierover waaraan zich te houden. o— Het 77 7" Franmcli ministerie, heeft sedert het onstaan der republiek,... geleefd. Alweer hebben die schrandere landbestuur ders hun ontslag ingediend. Het kluchtspel is opnieuw aan den gang in de fransche kamers o AndcrSnos. Ophaling der lijken. Het vuur is thans gansch uitgedoofd maar de instortingen zijn talrijk en zeer groot. De opruimingswerken gaan dan ook zeer slecht vooruit en wie weet hoevele maanden er nog verloopen zullen vooraleer men de lijken zal vinden. Nu en dan dwingen gas- uitwasemingen de werken te staken. o 8©,0f$ï> fr, voos* eene viool. Een eclite stradivariusviool toebehoord hebbende aan den spaanschcn koning Karei IV en door M. Batta in 1836, aangekocht voor 7.500 fr. komt toegewezen te worden aanM. Hill.luitfabrikant in Engeland,voor80,000fr. Niet een strijkinstrument bereikte dien prijs, de hoogste sommen voor violen betaald waren 40,000 fr. voor de viool van Franc- liommeen 50,000 fr. voorde viool van Alard. o EtSrpieMe in Siaias. Een der voor naamste eereposten aan het hof des Konings van Siam is die van den hoflaarsuittrekker. De etiquette aan het Koninklijk Siameesch bof brengt mede, dat ieder, zelfs een Minis ter, als hij voor zijn gebieder zal verschijnen, zich vooraf van zijne voetbekleeding zal ont doen. Vóór de audiëntiezaal en ook vóór het kabinet des Konings is daarom een klein vertrek ingericht, waarin ieder, wien eene audiëntie is toegestaan, zijne schoenen en kousen moet uittrekken, die dan door daar toe aangestelde beambten worden bewaard. Daarnaonderzoekteen Koninkhjk kamerheer de voeten van hem, die ter audiëntie opgaat, wat den staat van reinheid betreft, en als hij die voelen geschikt vindt om aan een hof' vertoond te worden, grijpen twee bedienden den eigenaar diei voeten onder de armen en geleiden hem naar de deur der audiëntiezaal. De kamerheer, die met den weidschen titel van hoflaarsuittrekker pronkt, hoewel hij persoonlijk niets aan dat laarsuittrekken mededoet, is met zijn hoofd borg er voor dat geene onreine voet immer het vertrek des Konings zal betreden. Het spaart in elk geval een vloermat. Zal de huidige minister van buitenlandsche zaken van Siam, de oud-Belgische minister M. Rolin-Jacquemyns ook zijne laarzen en kousen moeten uittrekken We zien reeds van... hier welk koddig fi guur de ernstige ger.tenaar trekken moet. Wel mevrouw, uw man is nu toch al ruim drie maanden dood, denkt gij er niet aan weer opnieuw te trouwen Ik, aan trouwen denken God bewaar me Neen, al wordt ik nog tienmaal weduwe,, trouwen, doe ik niet meer.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1893 | | pagina 3