onzen
Mijnheeren, dat de maatschappij reeds ingericht
was, on ’i is in mijne hoedanigheid van voorzit
ter, dat ik belast ben eenen heildronk voor te
stellen, die in mijnen mond, de heildronk der
erkentenis wordt. Aan onze weerdige en kloek
moedige vrienden der rechter zijde in de beide
KamersLangdurig en hevig handgeklap
AchMijnheeren, indien wij.de al'gezette, ver
volgd zijn geworden, en onweerdiglijk geban
nen, men heelt ons'loch weeidiglijk gewroken.
(Bravo!) Hoe zijn de afzettingen van gouver
neurs, van arrondissement-kommissarissen, van
burgemeesters, hoe de willekeurige verbrekin
gen der kiezingen meesterlijk geschandvlekt
geworden 1 (Ja, Ja!
Te vergeefs heeft de afzetter bijgebracht nu
de noodzakelijkheid van het vaderland te verde
digen (spottende gelach), dan de politieke nood
wendigheden, en ik weet niet welke ingebeelde
berispelijke feiten, die hij na de afzetting had
ontdekt en op iiel onverwachts! Geiieel het «e-
bouwdathij had ohgetimmerd, is gevallen onder
deslagen der vrienden die ons wreekten. Van
den eenen kant heeft men geëerde ambtenaren
gezien, willekeurig beroofd van de plaats
waarvan zij weerdig waren; van den anderen
kant eenen minister voor altijd overtuigd het
kwaad te doen om het kwaad... maar altijd ten
voordeeele zijner politieke vrienden. (Bravo!)
Morgen, Mijnheeren, zal eene gewichtiger
eene weerdiger sloffe onze achtbare vrienden
der rechter zijde aangeboden worden. Zij zullen
geene menschen meer te verdedigen hebben
maar grondstelselen. Zij zullen God in onze
scholen moeten behouden en in het hert onzer
kinderen! Zij zullen de onafhankelijkheid onzer
gemeenten moeten staande houden, en eene der
duurste vrijheden door de grondwet ons ge
waarborgd, de vrijheid van het onderwijs!
(Zeer welZeer welI
Ach! Mijnheeren, in dezen strijd die zal be
ginnen, als onze vrienden op de vestingen zul
len slaan om onze bedreigde vrijhedei”te ver
dedigen, wij allen, onverbasterde zonen der
oude vlaamsche burgers, wij allen zullen achter
hen staan. En moest het gebeuren, wat God van
ons alkecre, dat zij onder moeten doen, over
mand door het groot getal der vijanden, wij
zwoeren het, wij zullen ze op onze beurt weder
om op doen staan (Langdurig handgeklap). Wij
zullen ze zoo talrijk naar de Kamers zenden, wij
zullen ze zoodanige meerderheid wedergeven,
dat indien het zoo onrechtveerdig, revoTution-
nair en antisociaal wetsontwerp, iudien die
putgraver van hel katholicGnnu moest gestemd
worden, het welhaast zou gebroken en vernietigd
worden. (Bravo!)
Mijnheeren, aan-onze kloekmoedige vrienden
der rechtere zijde in de Kamers! fiat God hen
ondersteune en hunne pogingen zegene! (Donde
rend handgeklap en toejuichingen zonder einde).
M. Van Oulryve d’Ydewalle, representant van
Brugge, antwoordde op dezen heildronk, en
sprak.
Mijnheeren
De indruk welken dit zoo luisterrijk en zoo
hertelijk feest op iedereen gemaakt heeft, zal
ons diep en voor altijd in het geheugen blijven.
Indien ik het woord neem, 't is vooral oin te
handelen over den beweegreden die ons hier
heden vergaderd heeft. Gij zijt immers. Mijn
heeren, van alle kanten van het arrondissement
samengekomen en talrijke vrienden hebben zich
hij u vervoegd, om luidop uwe godsdienstelijke
overtuigingen, uwe verlichte vaderlandsliefde
te bevestigen; om te bewijzen ook dat de kracht
u niet ontbreekt om door alle wettige middelen
uwe rechten van vrijheid te verdedigen; rechten
en vrijheden, die ons toclaten, zonder onze
grondwet te miskennen van de christcne maat
schappij op hare ware grondvesten te houden,
en de onafhankelijkheid onzer gemeenten en de
rechten onzer familien te handhaven. (Toejui
ching).
Nog een ander edel gevoelen verecnigl ons
op dezen dag, en al is’t dat ik het na alle andere
plaats, ’t is het gevoelen dat vooral bijzonderlijk
r.u alle herten bezield, 't ia eene welverdiende
genegenheid jegens eenen onzer vrienden, die
slachtoffer is van het beweenlijk politiek stelsel
dal ingericht werd door het gouvernement, ge
sproten uit de stemming van II juni.
Zulke handelwijs beeft u verontweerdigd en
gij hebt het als noodzakelijk aazien van uwe
gevoelens ten opzichte van M. Bieswal,
vriend, uit te drukken.
Dusdanige manifestation doen uw arrondisse
ment nog in achting winnen in het land, en ik
aanzie het als eene eer van hetzelve in de
wetgevende Kamers te vertegenwoordigen. De
mannen welke gij verkozen hebt, zijn deze eer
weerdig. Gij hebt ze weten naar weerde te
schatten en gij hebt wel gedaan van in hen
uw betrouwen te stellen. (Bravos).
Gij hebt daarbij, MM., met gulhertigheid en
medegevoel den heildronk aanveerd, welken M.
de ridder Ruzette zoo seffens met zooveel wel
sprekendheid en met zulken lof aan de leden
van de rechterzijde dci Kamers voorgesteld beef.
Vooraleer ik u rechtstreeks bedank over dit
onthaal, ’t zij mij toegelaten voor eenige oogen-
blikken, van Jmij persoonlijk met u te ver
voegen, om de aandacht te trekken op uitste
kende mannen die in onzen politieker! strijd
zoo grootelijks deel nemen en die nimmer te kort
blijven als T zake is van hunne verknochtheid
te toonen en de hulp hunner edele talenten te
leeneti. (Toejuichingen).
Eer aan die uitgelezen soldaten, die wij altijd
op den eersten rang vinden, die zich aan de
slagen blootstellen, maar die ook de wanorde
brengen in de gelederen van onze tegenstrevers.
Rond hen scharen zich alle hunne politieke
vrienden, Wier verkleefdheid aan hel geluk van
het vaderland, wier iever in hel verdedigen der
belangen die hun toevertrouwd zijn, niet in
twijfel kunnen getrokken zijn. T Is daar de zin
dien ik geef aan uwe genegenheid; ook gevoelde
ik mij gelukkig, toen gij dezelve uildrukttet, en
ik ben er ten uiterste dankbaar over in mijnen
naam en in dezen van al mijne katholieke ambt
genoten.
Ik heb u gezegd, MM., hoe ik gevoelig ge
weest ben aan deze prachtige manifestatie. Zij
voorspelt in toekomende luisterrijke en achter
eenvolgende zegepralen voor de katholieke
denkwijze in uw arrondissement. Zulken uit
slag wensch ik uit der herten en zulks is de
beteekenis die ik geef aan den heildronk die
ik de eer heb u vooren te stellen.
Op de vereeniging, op den voorspoed van
de katholieke denkwijze in T arrondissement
van Veurne.
Daarna nam M. degiaaf de Limburg-Slirum,
senateur van Veurne, hel woord en zegde
Mijnheeren,
In den naam der rechter zijde van den senaat
wil ik nog eenige woorden voegen bij de rede
voering met zooveel welsprekendheid on zulk
innig gevoelen uitgesproken door den edelen
heer Van Outryve d’Ydewalle.
Ik ken het arrondissement Veurne. In de laat
ste kiezing, waar de kiezers mij de eer gedaan
hebben naar den senaat te zenden om hunne
rechten en grondbeginselen te verdedigen, heb
ik de bevolking leeren kennen en hunne ver
kleefdheid aan Godsdienst en Vaderland gewaar
deerd. Ook ben ik niet verwonderd een zoo groot
getal mijner kiezers hier tegenwoordig te zien
en getuige te zijn der katholieke gevoelens die
zij lucht geven.
Ik bedank UEd. hartelijk over de schitterende
aanmoediging die gij ons in deze plechtige om
standigheid geeft. De rechter zijde van den se
naat zal zich trachten weerdig te maken van
hare vrienden der andere kamer, en met even
veel krachtdadigheid de onvaderlandsche han
delwijze van het ministerie bestrijden.
Welhaast zal het goddelooze wetsontwerp dat
God uil de scholen moet bannen, in den senaat
besproken worden. Ik rekende sedert eenige
weken reeds naar Veurne te komen, om met
mijne vrienden over deze gewichtige zaak te
handelen,
MM. Ik. ken uw gedacht. Gij zijt van deze niet
die denken dat de priester in de school geen
voel meer mag zetten, dat het onderwijs godde
loos moet zijn! Neen, kinders zonder godsdienst
zijn slechte vaderlanders en ontaarde zonen!
(Bravo) Daarom zullen wij in den senaat alle mid
delen inspannen om het wetsontwerp te doen
verwerpen, en gesamentlijk met onze vrienden
zuilen wij trachten de wet van 1842 te behouden
die de kroon is van ons Vaderland en zoo over
vloedige vruchten in Belgie heeft voortgebracht
Nog eens, MM., ik bedank u voor de eer die
mij aangedaan hebt met mij als senateur te kie
zen, en ik beloof VEd. al te doen wal in mijne
macht is om weerdig te zijn van het katholiek
en vaderlandsminnend arrondissement Veurne!
(Langdurige en herhaalde toejuichingen).
M. Surmont, senateur van Upcr, sprak in
denzelfden zin als M. de Limburg-Stirum op de
wet van 1842, en zijne redevoering werd met
ongemcenen geestdi ift onthaald.
Eindelijk, M. Delehaye, van Dixmude, nam
het woord in het vlaamsch. Hij bewees hoe
noodlottig voor Belgie de afschaffing der wet
van 1842 zou wezen. Onder anderen als de
onderwijzers zullen leeren dal de kinders met
moeten ge'.ooven dat er een God is, zullen de
kinders dan moeten gelooven wat hunne ouders
zeggen? De kinders zullen opstaan tegen hunne
ouders en gansch de samenleving zal allicht te
kwiste gaan.
Zijne redevoering in onze vlaamsche moe
dertaal had ook veel bijval en wierd begroet
door de luidruchtigste toejuichingen.
Het luidde als volgtEr zijn uren in 's men-
s(heus leven dat het beter is weg te gaan dan
te blijven en vooial dan binnen te komen.
(Bravos!) Deze die mij deze zinsnede schreef
was reeds een slachtoffer der politieke driften,
gelijk ik ook naderhand geworden ben. 't Is de
gezondheid van dezen heer, zoo uitstekend
en zoo volksmimiend, den heer ridder Ruzette,
afgezetten gouverneur van West-Vlaanderen die,
ik HE voordraag. (Bravos! Leve Buzette!) de
gezondheid van hem, Mijnheeren, die verdiend
heeft bel eerste slachtoffer te zijn der afzeltings-
politiek,—zekerlijk omdat zijne uitstekende hoe
danigheden hen beter in het oog deden springen,
van dezen man, wiens lot wij niet genoeg
kunnen uitsprekeu, die zoo weerdig was aan
het hoofd te staan der schoonste, der rijkste,
der katholiekste provincie van Belgenland!
(Handgeklap.)
M. de ridder Ruzette heeft een groot deel ge
had in mijne benoeming, ik druk hem daarvoor
nogmaals mijne erkentenis uit. Ik was gelukkig
hem voor overste te hebben. Den dag, op wel
ken hij gevallen is onder slagen der liberale
dwingelandij, had mijne plaats van commissaris
hare aangenaamheid verloren, ’l Is daarom dat
ik voor het laatste nogmaals de woorden her
haal van M. ridder Ruzette Ja, het is beter te
vertrekken aan zijne kinderen grondbeginselen
nalatende, die nooit geplooid hebben onder de
dwingelandij der oppermacht. Hel is beter te
vertrekken dan te blijven, als men zijne eer moet
schenden, te vertrekken edel en fier met den
lieftalligen heer Ruzette dan slaaf het hoofd te
buigen voor de verdelgers onzer vrijheden.
(Handgeklap).
Aan onzen betreurden gouverneur!
Aan den edelen heer Ruzette!
M. ridder Ruzette antwoordde aan den heil
dronk van M. Bieswal als volgt
Mijnheeren,
Ik bedank den achtbaren heer Bieswal over
de goede en gulhertige woorden die hij mij komt
toe te sturen. Ik bedank u allen uil den grond
van mijn hert over het hertelijk er. warm ont
haal dat gij hebt willen doen aan den ouden
.afgezetten gouverneur van West-Vlaanderen.
(Toejuichingen en geroep van Leve Ruzette!)
M. de minister van het inwendige die het edel
en weerdig vindt door zijne spreuken dezen be
lachelijk te maken, die hij zonder reden heelt
afgezet, M. Rolin klaagde over eenige dagen
dat men ons met bloemen bekroonde als slacht
offers! TWas, zegde hij, eene zotte manier ons
te behandelen als martelaars!
In der waarheid, mijnheeren, als men de luid
ruchtige hulde aanziel die ons gedaan wordt, ik
peis en M. Bieswal zal van mijn gedacht we
zen dat men ons behandelt eerder als over
winnaars dan als overwonnen (Bravo).
En nogians, wat mij belieft, ik beken het. ik
weet niet hoe ik bij u de welwillendheid en lief
de verdiend heb. die gij mij betoont. (Gij hebt
ze verdiendjaja
Ik ben gedurende zeven jaar uwe gebuur ge
weest in het arrondissement van IJper; maar als
gouverneur heb ik aan de verschillige deeleu
der provincie de diensten niet kunnen bewijzen,
die ik begeerde te bewijzen men heeft mij den
lijd niet gelaten!
Maar toch, Mijnheeren, ja, ik heb recht op
uwe welwillendheid, ten minste voor eene zaak,
en daarover ben ik gelukkig en lier. Nadat M.
Joye, zijn ontslag VRIJWILLIG had gegeven;
en ik steun op hel woord vrijwilligwant elders
heeft men zich niet geschaamd te zeggen dat
ik den achtbaren heer Joye had gedwongen zijn
ontslag in te dienen.
Ik, heb nooit niemand gedwongen zijn ontslag
te geven. Iedereen weel hier genoeg dat M.
Joye verplicht is geweest zijne plaats te ver
laten alleenlijk door ouderdom en onpasselijk
heid, die hem ombe kwaam mieken langer zijne
plichten te kwijten en hem algauw naar liet
graf hebben geleid.
Na het ontslag van M. Joye, zeg ik, had ik de
eer en '(genoegen M. Bieswal te ondersleuncnals
kandidaat bij M. den minister van het inwendige
(Bravo!) De spijt, ter gelegenheid van zijnen
•al veroorzaakt, bewijst} genoeg dal de keus
gned was en van allen begeerd, en hoeveel gij
de wijze ondcrnemingskracht van M. Bieswal
rekendet voor hot welzijn van gansch het arron
dissement. (Toej uichingen).
Nu, Mijnheeren, zal ik den heildronk voor
dragen waarmede de inrichtingskommissie mij
heeft willen belasten.
't Is nog niet lang geleden, een afgezette,
die toch altijd even geestig en opgeruimd blijft,
stelde voor eene maatschappij in te richten van
al degenen die de eer der afzetting hadden ver
diend0 (Ie club des relevés). Ze zouden reeds vee!
in getal zijn, beweede hij, en allen uitgelezen
persoonen. Mijn oude en welbeklaagde collega
van Henegouwen. M. de prins de Caraman
Chimay, zou eervoorzitter zijn, en hij deed mij
de eer mij president te noemen.
Waarschijnlijk heeft uwe kommissie gedacht,
I
-<U
Veurne, druk. Boubtmme-Ryckasejs.
A