DE GYINASTIP POSTKAART ■s Naar Brussel met de Oud-Pompiers. Mengelingen. UKEURFABRIEKEN, État-Civil d'Ypres. VILLE DE MESS IN ES. Dimanche 18 Juin 1905 GRANDE FÉTE-C0NC0UR5 Progrès par le Travail Wettelijke besluiten. Kamer van Volksvertegenwoordigers Schrikkelijk onweder te Kort rijk en le Yper. INSTELLING Ten bureele van dit blad s :s» s s moeten nemen, hij onpasselijk ge worden is. Dat kan aan alle muziek meesters gebeuren belet te zijn door eene schielijke onpasselijkheid, zou men kunnen' zeggen inderdaad maar wanneer eene maatschappij nog over twee onder-muziekmeesters be schikt, die ook zeer bekwaam zijn, zou de onpasselijke muziekmeester cremakkelijk kunnen vervangen zijn geweest indien hij het niet geweest is; 't is dat er daar ernstiger redens zijn en die in de maatschappij een begin van scheiding aanwijzen, die ze in korten tijd geheel zal afschaf fen. Wat wilt ge bekomen met muzi kanten die door geweld en bij den neus geleid worden De twee der den die er deel van maken zijn ge-' dwongen en verplicht. Hun heilig vuur bepaalt zich bij het geven van serenaden waar de kieschampagne de groote rol speelt voor het overi ge, berniek en gaat toen met zulke elementen Het bewijs, 't is dat de Fanfare, na zes maanden repetitie, onbekwaam is in 't openbaar een klein behoorlijk concert te geven, zoodanig dat de muziek- en onder muziekmeesters zich onttrekken op het oogenblik het bestuur te moeten nemen en ziedaar waarom wij Zondag 4 Juni 11. geen concert gehad hebben na de koersen. (Historiek) Federation Beige de Grmnasfiquc. Union des Sociétés de Gymnastujue du Sud des Flaudres. T5e Anniversaire de riiidépemluiice Nationale. organisée par la Société sous le pat'onage de l'autorité communale. 15 Sociétés Beiges et Francoises Om aan hot verlangen van verschei dene leden te voldoen, heeft, het Be stuurder Liberale Joii^e Wacht besloten de Oud-Pompiers naar Brussel te vergezellen, indien men tot een ge tal van twintig deelnemers kan gera ken. De leden kunnen zich aangeven in het lokaal alwaar hen al de voorwaar den zullen bekend gemaakt worden. Om alle moeilijkheden te beletten, raden wij hen aan het ten spoedigste te doen Een koninklijk besluit van 15 Mei heeft het besluit goedgekeurd bij welk de Gemeenteraad van Yper een plan van rechttrekking aanneemt van den uitgang der statie van den Yzerweg. in den dwarsweg dezer lokaliteit. Zitting van Dinsdag 13 Juni 1903. De volgende vragen zijn gedaan ge weest aan den heer Minister van Finan ciën 1° Door M. Nolf u Ten gevolge van een geweldig on- weder, vergezeld van eene groote vlaag van hagelsteenen zijn gansch oogsten vernield geweest, Zaterdag 10 J uni 11., in de omstreken van Yper en bijzon derlijk op het grondgebied der ge meenten Boesinghe, Langemarck, Poel- capelle, Bixschote, enz Zou de Begeering niet kunnen tusschenkomen bij middel vaneen bij zonder crediet of anders ten voordeeïe der landbouwers slachtoffers van deze gebeurtenis van hemelsch geweld 2° Door M. Buyl Een schrikkelijk onweder heeft eene aanzienlijke schade berokkend aan (ie landbouwers der omstreken van Oostende de oost is vernield door den hagel, de meerschen zijn overstroomd, de helft van het vee moet in den stal blijven. Denkt de heer minister niet dat het de Begeering weldadig zou handelen met, in de mate van het mogelijke, de slachtoffers dezer ramp ter hulp te ko men, voornamelijk met hun gelijkvor mig het artikel 37 der wet van 15 Sep tember 1807. de grondbelastingen terug te geven voor het loopende jaar De plicht van alle liheraal is van zicli te abonueeren aan De Weergalm Het lied van den honger door PIERRE LOTI. Kinderen vooral zijn het, jam merl ij ke klei ne skeletten, met oagen, verwcnderd groot over het eigen lijden. kinderen zijn het, die het zingen of huikn, dit, lied aan den ingang der durpen en langs den zoom der wegen, terwijl zij hunne handen drukken op den akelige ingezonken buik, waarvan de huid gerimpeld i« als pene ledige water buidel. Om het in zijn volle kracht te hooren, dit lied, moet men nog verder gaan, nog-een honderd mijlen uoord-westwaarts, naar het land van Rajputana, waar de raenschen thans sterven als muizen, bij gebrek aan een weinig rijst dat men hun niet toezendt. In die landstreek zijn de wouden dood de «jungle» is dood alles is, dood. De voorjaarsregens, die eertijds van de Arabische zee hierheen dreven, bleven se dert jaren in gebreke, of vallen elders rieêr, verspreiden zich, nutteloos, over de barre woestijnen van Beloedshistan. En de beken hebben geen water meer de rivieren dro gen uit de hoornen en velden kunnen niet meer groen worden. Langs den weinig gevolgden weg over Rutlam en Idore begeef ik mij naar het land van den honger met den spoortrein, wel te verstaan want men weet dat geheel Indië thans door de ijzeren banen doorsne den wordt. De trein vertrekt bijna le lig, en de weinige reizigers zijn allen inlanders. Langs mijne oogen, uren lang, zweven de wouden voorb'jPalmen zijn het niet meer, maar boomen die gelijken op de onze. Men zou zich verplaatst kunnnen wanen in de woudstreken van mijn eigen land, indien zij niet zoo ontzaglijk groot waren en zoo wild van lijnen in het verschiet. En wat men ziet, is alles slechts bruin en grauw, gelijk de aanblik van ons geboomte in De cember. Zoo moet het oude Gallië er in den laten herfsttijd hebben uitgezien. Maar toch, wij zijn in Indië, en in de maand April en deze tropische lentewirmte verbijstert .den geest deze broedende ovenhitte over dit wintersch landschap. Niets, gedurende dit eer-te deel van de reis, niets verraadt hier nog de aanwezigheid van menschelijke ellende, maar men heeft reeds het drukken de gevoel van iets abnormaals, van een groote en reddoloaze versterving, van den doodstrijd etner afgeleefde natuur. Hindustan, de vóórmoeder van Europa, is een land van ruïnen. Schier overal doe men de ontzagwekkende phantomea op van de steden, die stierven in den loop der tij den, der honderden en der duizenden van jaren steden, wier namen vergeten zijn, maar die reuzinnen waren onder -Ie steden, heerlijk gevest op bergen en tronend over afgronden, met cyclopische wallen, mijlen lang, met paleizen en tempels, thans de woningen van apen en cobraslangen. Hoe nietig en armelijk, bij deze bouwvallen ver geleken, zijn onze burgten, onze ridderslo ten, al de overblijfselen van onze fameuze middeleeuwen Ruïnen en wouden, roestkleurig en vaal, zweven voorbij langs mijnen weg, tot den avond toe gebaad door denzelfden on- verbiddelijken heuvelgloed. En over den vernielden plantengroei, ever de dorre ge beenten der legendarische steden, daalt ein delijk de zon in het westen, troebel van stofwolken, dof rood, vaal rossig als eene winte- zon. Den volgenden morgen ontwaakt men aan de grenzen der w ildernis. En bij het eerste dorp, waar men stil houdt, vefti'emt men, zoodra het gedreun derwielen en het geknars van het ijzerwerk zwijgt, een vreemd geroep, een eigenaardig gejammer, dat u terstond eene huivering aanjaagt, nog voor gij het goed begrepen hebt. Dit is het ontzettende lied, dat hier begint, en dat u niet meer verlaten zal. Gij zijt getreden in het land van den honger. Hoor Het zijn kinderstemmen. Het zou u kunnen doen denken aan het getier van eene spelende schooljeugd indien het niet iets afgemats, iets klagends, iets rochelends bad, dat u het bert doet ineenkrimpen... Ach, die arme kleine wezens, die zich daar tegen den s'agboom drukken en hunne verdorde handjes ons toes'ekeo, aan het einde van armen, die nog Hechts vel zijn over been Onder hunne bruine huid, met hangende rimpels, tteke.it griezelig zich ge heel het tengere skelet. Men zou zeggen dat zij geen ingewanden meer hadden zoo plat zijn hunne buiken. Vliegen hebben zich vastgekleefd aan hunne oogleden, aan hunne lippen, om daar te azen op hetgeen er van vochtigheid nog overbleef. Geen adem is er meer in hen, schier geen leven meer, - en toch houden zij zich nog staan de, toch schreeuwen zij nog. Eten willen zij, eten En zij denken dat die vreemde lingen, die daar in zoo groote wagens voor bijkomen, wel rijk moeten zijn, en dat zij medelijden zullen hebben en hun iets toe werpen. Maharajh Maharajh roepen geza menlijk de schrale stemmetjes, op deerlij ken, bibberenden toon. Er zijn er van nauwelijks vijf jaar oud, en ook die roepen tnéê, Maharajh Maharajh en strek ken door het hek hunne jammerlijke pootjes uit. Mijne medereizigers in den trein zijn schamele inlanders, van de derde en de vier de kaste. Zij geven wat zij hebben over schotjes van rijstebrood,'ook koperen munt stukken, en op dit alles werpen zich de uitgehongerde als beesten, grissend en pluk kend Daar geldstukken hun nog zoo be- geerenswaardig zijn, moeten er in het dorp toch nog levensmiddelen zijn te krijgen maar enkel voor diegenen, die het noodige hebben om ze te koopen 1 Inderdaad, vier wagens vol rijst staan er in onzen trein gespannen, en zoo komen er dagelijks voorbij. Maar daarvan krijgen die kinderen niets geen handjevol, geen korrelje, dat hun leven een weinig zou rekken. Dat is bestemd voor de bewoners der steden voor hen die nog geld bezitten om te beta len. Waarom rijden wij niet af Waarom staan wij zoo lang stil bij dit gruwelijk station, waar van minuut tot minuut de kudde der verhongerden zich vermeerdert en het lied van den honger aanzwelt? Alom in het rond zijn de rijstvelden en de akkers uitgedroogd en verpulperd tot eene woestijn van asch. Zie 1 daar komen vrouwen geraamten van vrouwen, met slap als bru ne lappen neerhangende borsten. Zij draven aan, hijgend en met knakkende knieën, in de hoop dat zij de zware en wan- riekende pakken, die zij op hare hoofden dragen, aan iemand zullen kunnen verkoo- pen de huiden van hare koeien, die van honger gestorven zijn en die zij hebben ge vild, Maar de prijs van eerte nog levende koe is hier gedaald tot een kwart roepij (ongeveer tien sous), omdat men voor de dieren geen voeder heeft, en omdat men voor niets ter wereld, in dit Brahmaansch land, het vleesch er van zou willen eten. Wie dan zou er nog eene huid koopen, die stinkt naar verrotting en een zwerm van vliegen aanlokt Ik heb nu alles uit het venster geworpen, wat ik aan geldstukken bij mij had... Zal die trein dan nooit afrijden Ach de wanhoop van een kleintje, van drie of vier jaar, uit wiens handje een grootere het ko perstuk, dat het vermeesterde, heeft wegge- graaid 1... Eindelijk zet de trein zich in beweging, en het geroep verwijdert zich, sterft weg. Daar zijn wij opnieuw in het hart van de zwijgtnde wouden. Dood zijn zij. Dood is het woud, dat in dezen lentetijd moest ruischen en wemelen van leven. De grazen en struiken worden niet weêr groen. De Aprilmaand heeft niet meer de macht om de kwijnende sappen te wekken. Zij draagt, evenals het woud zelf, onder eene blakerende zon h"t aanschijn van den winter. Gazellen ziet men dwalen, vermagerd en schuw, die geen gras meer vinden, niet we ten waar te gaan drinken. Hier en daar nog, aan een verdorden boom heeft een jonge twijg getracht een paar povere blaad jes te doen uitbotten of eene groote roode bloem gloort vereenzaamd en zwaarmoedig temidden van heel deze grijze desolatie. En aan elk station, waar de. trein stil houdt, zijn ook weerde verhongerden, zich aandringend tegen het hek. Hun lied, waar voor men zich de ooren zou willen dicht stoppen, is overal hetzelfde, hoog klagende van wee, altijd dezelfde schrille jammer- toon. Het heft aan zoodra men nadert. Dan zwelt het, en, stijgende tot een koor van wanhoopskreten, vervolgt het u nog, wan neer gij verder weder voorspoeldt in de ver zengde woestenij. Groote schade. Verscheidene slachtoffers. Een schrikkelijk onweder dat be langrijke schade heeft veroorzaakt barstte Zaterdag morgend uit over de streek tusschen Kortrij k en Yper. Van allo kanten komen droevige be richten iu. Te Yper werd het nieuw postkantoor getroffen, deschaliëu werden afgerukt van het torentje dat zich al den zuid kant van het gebouw bevindt. Te Lendelede sloeg de bliksem in de woning van den deurwaarder M. Oous- sement, trof het dienstmeisje dat zich naast hare meesteres bevond en verliet het huis langs een venster dat vernield werd. Het dienstmeisje en Mevr. werden slechts bedwelmd. In dezelfde gemeente werd een hoeve door het inslaan van het hemelsch vuur bijna volkomen door den brand ver nield. Op het grondgebied van Oost-Roose- beke brandde,door het inslaan van den bliksem eene hoeve geheel af. Alleen bet vee kon worden gered. De streek van Isegem, Roeselare en Rumbeke is zwaar beproefd geworden. De te velde staande vruchten en ge wassen zijn gansch vernield. Op verschillende plaatsen bemerkt men boomen door den bliksem ontwor teld, gespleten of afgebroken. zonder materiaal noch geldvoor- schotten. Overgroote winsten eenvoudige bereiding in ieders be reik voor Bakkers. Kruide niers,Brouwers,enz enz Schrijven aan Arinantl Alas- sin, Stoker - Likorist, Alont- sur-AIarchienne (Haie). kan men de bekomen van het O-root Proces, aan ÏO cent. liet stuk. Declarations du 2 au 9 Juin 1903. Naissances Dekaezemaeker, Alixe, rue de Dille. Dupont, Alphonse, rue du Vieux Lapin. Dumont, Florimond, Grand'- Place. Bail lealMarie, chaussée de Kemmel. Oaesemaecker, Gaston, rue du Passage. Ceuninck, Ivonne, rue de la Orapaudière. Roose, Blanche, Kalfvaart. Creton, Aimé, rue Sl Eli sabeth. Décès Delbecque, Louis, 70 ans, sans pro fession, célibataire, rue LoDgue de Thourout. Dubreux, Elise, 20 ans, sans profession, célibataire chaussée de Poperinghe. Sonneville, Polydo- re, 3 mois, rue des Boudeurs. Bour geois, Engelbert, 75 ans, ouvrier agri- cole, veuf de Vanhove, Marie, époux de Delporte, Marie, rue Longue de Thourout. Provoost, Jules, 38 ans, terrassier, veuf de Verwaerde, Sylvie, époux de Pinet, Eugénie, chaussée de Menin. Carron, Gabrielle, 11 mois, Quai (Ouest). Gobert, Berthe, 1 ans, chaussée de Menin. IA 0 O) ft Om 98 O V én s CS O 4) 98 ■S3 2 Verkochte kwantiteit. of o Tarwe Kogge Haver Erwten Boonen Aardappels Boter Eiers VAN >M m im w tmt M m en JX Cu O OOOOOOOO 30 O O O O O O'-r-t O c_ O 03 J= Cu 03C0000006<I C/5 O o OOOOOOOO oaoooooo o en s— bfi cz G. CZ T"1 ~r"< CO <s^ O O O O O O O O O O O O OO 20 "TH S3 a ev G CC s-

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1905 | | pagina 3