Stadsnieuws. Hel buitenfeest der Liberale Jonge Wacbt. De geestelijken bestuurders der tijkstatie. Ten propooste het Festival van Tuindag, De Onvermoeibaren. '12° De bedrijven, waarin de arbeid, uit hoofde van zijnen aard, niet kan worden on derbroken of uitgesteld. De dag of de twee halve dagen, m den ioop van veertien dagen aan de rust gewijd, behoe ven niet noodzakelijk op den Zondag te worden bepaald noch dezelfde te zijn voor alle werk lieden en bedienden eener onderneming. De halve rustdag moet worden genomen na 1 uur 's namiddags de duur van den ar beid mag vijf uren niet te boven gaan. Art. 5. De Koning mag het stelsel, bij het vorig artikel ingevoerd, uitbreiden tot alle andere soorten van nijverheids- of handelson dernemingen die hetzij om redenen van open baar nut, hetzij wegens plaatselnke of andere behoeften, gewoonlijk vorderen dat er wordt gearbeid hetzij den geheelen Zondag of gedu rende een gedeelte van den Zondag. Hij mag ook de hoofden der ondernemingen waarin de arbeiders werken bij elkander op volgende ploegen, machtigen bet werk der nachtploeg te verlengen tot den Zondag mor gen 6 uur. In dit geval, mag het werk der arbeiders die deel uitmaken van deze ploeg, niet worden hernomen vóór den Maandag morgen, op hetzelfde uur. Art. 6. In de ondernemingen waar ge bruik wordt gemaakt van den wind of van het water als eemg motor of als hoofdmotor, mogen de werklieden en bedienden, twaalf maal pe.r jaar, den zevenden dag in beslag worden ge nomen voor den arbeid. De Koning mag, voor ten hoogste hetzelfde getal weken, hetzelfde recht verleenen, wat betreft 1" de bedrijven die slechts gedurende een gedeelte des jaars woiden uitgeoefend of waar in gedurende zekere tijden des jaars met groo- tere kracht, wordt gewerkt 2° De bedrijven die inde opene lucht wor den uitgeoefend en waarin de arbeid kan wor den belemmerd door ongunstig weer. Het hoofd der onderneming, dat gebruik van het bij dit artikel voorziene recht, moet daarvan, binnen vier en twintig uren, kennis geven aan den arbeidstoezienér of aan den arrondissementscommissaris. In geen geval mag meer dan vier weken achtereen worden gebruik gemaakt van dit recht. Art. 7. De werklieden en bedienden van andere magazijnen voor kleinhandel dan die be doeld in artikel 4, alsmede de haarkappersbe- dienden, mogen voor den arbeid op Zondag worden gebruikt, van 8 uur 's morgens tot 12 uur 's middags. Dit recht kan worden afgeschaft of het aldus vastgesteld getal uren worden verminderd bij koninklijke besluiten, die van toepassing zijn op de magazijnen voor kleinhandel en op de haarkappers eener bepaalde gemeente of eener groep van gemeente of enkel op die magazij nen. Wanneer bijzondere omstandigheden dit vorderen, kunnen de houders van magazijnen voor kleinhandel en de haarkappers eener be paalde gemeente of eener groep van gemeenten bij koninklijk besluit worden gemachtigd hun personeel voor den arbeid te gebruiken op Zon dag, hetzij op andere uren, hetzij gedurende een grooter getal uren. Deze laatste machtiging mag slechts voor ten hoogste zes weken per jaar worden verleend. Art. 8. De hoofden van ondernemingen zijn verplicht de lijsten aan te plakken en de boeken te houden welke voor het toezicht noo- dig blijken. Zij moeten zich gedragen overeenkomstig al le andere voorschiften die bij koninklijk besluit zijn vastgesteld. De hoofden van de aan de wet van 18 Juni '1896 ondeiworpen ondernemingen zijn gehou den de bepalingen omtrent de bij deze wet voorziene rust in hunne werkplaatsreglementen te vermelden. Art. 9. De hierboven bepaalde uitzonde ringen en vrijstellingen zijn niet van toepassing op de kinderen en aankomende jongelingen benedeu de 16 jaren en evenmin op de meisjes en vrouwen die, meer dan 16 jaren en minder dan 31 jaren oud zijnde, werkzaam zijn in de bedrijven die aan de wet van 12 December 1889 zijn onderworpen. Niettemin mag de Koning wat betreft die bedrijven waarin de arbeid, uit hoofde van zijnen aard, niet kan worden onderbroken of uitgesteld, machtiging verleenen om kinderen boven de 14 jaren alsmede meisjes of vrouwen beneden de 21 jaren, gedurende dezeven dagen der week, hetzij gewoonlijk, hetzij voor een ze- keren tijd, hetzij voorwaardelijk te doen arbei den. De uit krachte van bet vorig lid genomen besluiten verzekeren hun, in elk geval den noo- digen tijd om eenmaal per week de plichten van hunnen godsdienst te vervullen, alsmede een halven dag rust op zeven dagen of een vol len rustdag op veertien dagen. Art. 10. De kinderen en aankomende jongelingen beneden de 16 jaren, alsmede de meisjes en vrouwen die, meer dan 16 jaren en minderdan 21 jaren oudzijnde, voor den arbeid worden gebruikt in ondernemingen niet be doeld in de wet van 13 December 1889, ge nieten in elk geval het voordeel van de bij het derde lid van het artikel voorziene bepalingen. Art. 11. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de ondernemingen beheerd door den Staat, de provinciën of de gemeenten, en dit op dezelfde wijze als zij voor de bijzon dere ondernemingen gelden. Evenwel zal, voordeondernemingen beheerd door den Staat, de inrichting van den voorge schreven rusttijd worden vastgesteld door de verordeningen. Deze laatste bepaling is insgelijks van toe passing op de ondernemingen van spoorwegen, waardoor vergunning is verleend, of van buurt spoorwegen, voor zooveel de verordening, die den rusttijd inricht, wordt goedgekeurd door den Minister van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen. Art. 12. Bij de uitoefening van de be voegdheden, hem bij de artikelen 5,6 en 7 toe gekend, vraagt de Koning het advies 1° Van de bevoegde afdeelingen der raden van nijverheid en arbeid 2° Van den hoogeren raad voor openbare gezondheid 3° Van den hoogeren arbeidsraad 3° Van den hoogeren raad voor nijverheid en handel. Deze verschillende colleges brengen hun ad vies uit binnen twee maanden na het hun daar toe gedane verzoek bij gebreke daarvan, wordt er buiten hen om beslist. Ten allen tijd pan de Regeering hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van één der colleges waarvan het advies moet worden ge vraagd, opnieuw de belanghebbende colleges raadplegen en de verleende machtiging intrek ken of wijzigen. Art. 13. Degenen, die door de Regeering met de toezicht over den arbeid zijn gelast, hebben vrijen toegang tot de lokalen bestemd voor de ondernemingen die vallen onder de toepassing van deze wet. /,ij houden het hoofd op hare uitvoering en stellen de overtredingen vast bij processen-verbaal, die gelden als be wijs zoolang het tegendeel niet is bewezen. Een afschrift van het proces-verbaal wordt, op straffe van nietigheid, binnen acht- en veer tig uren, aan den overtreder ter hand gesteld. Art. 14De hoofden van ondernemingen, die de voorschriften van artikel 8, Tlc en 3de lid, of de besluiten genomen ter uitvoering van artikel 8, 3dt lid, overtreden worden gestraft met eene boete van 26 tot 100 frank. De hoofden van ondernemingen ofhunne ge- lastigden, die de andere voorschriften en van deze wet en van de besluiten betreffende hare uitvoering overtreden, worden gestraft Met eene boete van 26 to 100 frank, indien het getal der in strijd met de wet of met de be sluiten gebezigde personen tien met overtreft Met eene boete van 100 tot 1,000 frank, in dien het getal dier personen tien overtreft, zon der honderd te boven gaan Met eene boete van 1,000 tol 8,000 frank, indien er meer zijn. Art. 15. De hoofden van ondernemingen of hunne gelastigden, die het uit krachte van deze wet ingesteld- toezicht belemmeren wor den gestraft met eene boete van 26 tot 100 frank, onverminderd, zoo er grond voo-r is, de toepassing van de straffen vermeld in de artike len 369 lot 274 van het Strafwetboek. Art. 16 Ingeval van herhaling binnen vijfjaren volgende op eene uit krachte van de ze wel uitgesproken veroordeeling, kunnen de straffen, in de twee voorgaande artikelen be paald, op het dubbel worden gebracht. Art. 17. De vader, moeder of voogd, die hun minderjarig kind of pleegkind in strijd met de voorschriften van deze Wet doen of la ten arbeiden, worden gestraft met eene boete van 1 tot 25 frank. Ingeval van herhaling binnen de twaalf maanden, te rekenen van de vorige veroordee ling, kan de boete op het dubbel worden ge bracht. Art. 18. Hoofdstuk VII en artikel 85 van het lsle boek van het Strafwetboek zijn van toe passing op de overtredingen voorzien bij deze wet. Art. 19. De openbare rechtsvervolging, voortspruitende dit over eene overtreding van deze wet, verjaart door verloop van één jaar te rekenen van den dag waarop de overtreding werd begaan. Art. 20. -- De policierechtbanken nemen, zelfs ingeval van herhaling, kennis van de overtredingen van artikel 17 dezer wet Artikel. 21. - Deze wel treedt in werking één jaar na hare bekendmaking. Bijkomende bepaling. Art. 22. Artikel 7 der wet van 13 Decem ber 1889 wordt ingetrokken. Deze wet treedt in werking op '29 Juli. Het feest, Zondag 22 dezer inge richt door de Liberale Jonge Wacht, heeft ten volle gelukt. De stoet, voorafgegaan van een muziekkorps van een veertigtal mu zikanten, heeft rond 3 ure het Zilve ren Hoofd verlaten, om onder de blijde akkoorden van pas-redoublés zich naar het Hoekje te begeven. Reeds waren talrijke leden voorop gegaan en, na de uitvoering van eenige uitgelezen stukken, begonnen de verschillende prijskampen voor mannen en vrouwen. Alles verliep in de beste orde en de talrijke prijzen, gegeven door den Volksvertegen woordiger M. Ernest Nolf, voorzitter der Liberale Jonge Wacht, werden hevig betwist. Het feest duurde tot rond 6 ure en, na beraadslaging der Commissie, had de uitdeeling der belooningen plaats aan de gelukkige winners, binst dat het muziek de schoonste stukken van zijn repertorium liet hooren. De terugkeer in stad was zeer levendig, na de bijzonderste straten doorloopen te hebben, ontbond de stoet zich aan het lokaal, waar allen scheidden verrukt over den aangenamen namiddag dien zij door gebracht hadden. Wij zijn de tolk van al de leden der Jonge Wacht om aan den heer Ernest Nolf onzen rechtzinnigen dank te betuigen voor het schoone feest dat hij ons zoo vriendelijk aan geboden heeft, en het is uit gan- scher harte dat allen er onzen Eere- Voorzitter, den heer Emiel Iweins, deelgenoot van maken, die deze aan gename vergadering met zijne tegen woordigheid heeft willen vereeren. Onze Ypersche geestelijkheid schijnt door hare handel en wandel een perel aan haren vorstenkroon te willen voegen door haren eigen wil heeft zij zich de macht van be stuurder der lijkstatie toegeëigend niet gelukt hebbende het vrije gewe ten van zekere hare parochianen te verkrachten gedurende hun leven, gelast zij zich ten spoedigste moge lijk zich te ontmaken vanhun stoffelijk overblijfsel, en dit op de minst be- vredigste wijze met den eerbied dien men aan de dooden verschuldigd is. Wij hebben ons eertijds reeds de tolk gemaakt der openbare veront waardiging met hare schandalige houding mede te deelen tijdens de begrafenis van M. Theofiel Beele. Schaamteloos aan hare medeburgers de klaarblijkendste bewijzen geven de van haar blind sectarisme, had zij geweigerd als onwaardig te aanzien van wel opgevoede lieden, het feit van een lijk door de Donkerpoort te doen dragen. Men moet denken dat die heeren, bij wien het kleed voortaan moet dienen tot verschooning van alle onnauwkeurigheden, een hoogmoe dig misprijzen toonen voor den alge- meenen walg. Dinsdag 24 dezer, ten 8 ure, had de begraving plaats van een eerlij ken en betreurden huisvader, den heer Hustinx, overleden op 2 7jarigen ouderdom, eene weduwe zonder be staanmiddelen en twee onbejarige kinderen nalatende. Eene talrijke en ontroerde menigte had er aan gehouden hulde te bieden aan dien nederigen en moedigen werker de geestelijkheid van S1 Nicolaus had hem niet waardig ge oordeeld van de eerbewijzingen die zij gewoonlijk doet aan de personen wier begrafenis voor haar eene bron van winsten en van schatbare inkom sten is. In plaats van den lijkstoet vooraf te gaan door de Statiestraat en door de Tempelstraat, heeft zij zich als bestuurder der lijkstatie aangesteld en heeft bevel gegeven het lijk door de smalle Doorgangstraat te dragen, langs waar de vier of vijf maatschappijen de grootste moeite hadden door te gaan. Er volgde er een ware verwarring, door klachten van alle zijden maar de onderpastoor van S< Nicolaus genoot het onuit sprekelijk genoegen twee of drie mi nuten tijd te winnen, en 't is veel voor een zoo oploopend ambt als het zijne De betreurde overledene was ge storven als christen mensch, maar het was voldoende behoeftig te zijn en tot aan zijne laatste rustplaat vergezeld te worden door liberal maatschappijen om het recht van gelijkheid te verliezen van al <je christenen voor de Kerk. Onze geestelijkheid is deze niet meer der nederigen en der behoefti- gen, het is eene geestelijkheid van klasse, vleier der rijden de armen zijn maar waard voor zooveel zij de ge hoorzame werktuigen zijn der wraak onzer meesters, voor zooveel zij on derworpen slaven hunnen penning aanbrengen en hun geweten verkoo- pen aan den toonbank van den kle- rikalen handelgeest Wij vernemen met spijt dat de Oud-Pompiers geen deel zullen ne men aan het Festival door onze ma gistraten ingericht, ter gelegenheid van Tuindag. Zij hebben te vergeefs het recht geeischt twee muziekstuk ken uit te voeren, gelijk de vreemde maatschappijen die aan het feest deel nemen. Met vruchteloos dezelfde voorrechten te vragen als deze laat ste hebben zij zich beroepen op den titel van vreemde maatschappij aan de stad, welken onze meesters hun altijd gegeven hebben in het verle den, met hun alle toelage te weige ren en met zich integendeel zeer mild te toonen jegens de Groote Fanfare. De Feestcommissie had ditmaal de Oud-Pompiers uitgenoodigd als plaatselijke maatschappij, en had laten weten dat het lot zou aandui den welke der twee muzieken (Groote Fanfare en Oud-Pompiers) het eenig openingstuk zou uitvoeren (Braban- 9onne of 't lied van Yper). Het ware onnoozel geweest de beslissing der Feestcommissie, deze twee maatschappijen op denzelfden voet te stellen, te aanzien als de vrucht zijnde harer onpartijdige edel moedigheid deze wordt maar be grepen voor zooveel als zij op eene bestendige wijze getoond wordt; het is de klaarblij kende logica van het goed begrepen belang de mild dadigheid van eenen tegenstrevei niet te gebruiken, als zij zich maar openbaart om u te bedriegen. Verleden Zondag begaven de On vermoeibaren zich naar den weder- landschen prijskamp, uitgeschreven door de Maatschappij La Libre Wer- vicquoise van Wervick. 2.9 Maatschappijen zoowel van Frankrijk als van Belgie namen deel aan dien prijskamp. Onze Turners, die wel den naam van Onvermoeibaren verdienen, trok ken er moedig op los om nieuwe lau weren te plukkenen de minderjarigen behaalden er den EERSTEN PRIJS der bokspartij in afdeelingen. In de gezamentlijke bewegingen met toestellen bekwam de afdeeling der volwassenen den TWEEDEN PRIJS. Wij kunnen niet nalaten den heer J. Didier, Voorzitter der OnvemnM' baren en den heer G. Cambier, ht nen moedigen leermeester geluk t" wenschen over dezen schitterende" uitslag. Dat bewijst dat niets vet' waarloosd wordt in deze maatschap' pij om de jonge Turners een g°e(^e opleiding te geven en dat de achtba' re voorzitter geene opofferinge" spaart om eere te halen van zij116 moedige leden. Eere aan hem dus, eere aan deö heer G. Cambier, eerste sergeafl^e majoor schermmeester bij het 3^ linieregiment, eere aan de Cornm1^ sieder moedige maatschappij, enfl0L maals onze beste gelukwenschen a' allen. öe plicht van alle lit»cr*1 is van zich te al»oiw»eeï'c aan De Weergalm. VAN

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1906 | | pagina 2