I. Dechièvre Les Encres Gimborn HET WILDE MEISJE. ■s- État-Civü d'Ypres. s Ongeluk of zelfmoord. MÉM Maison foiadée en 3 mandaat had te verantwoorden in eene zedenzaak, is veroordeeld geweest tot vier jaren gevangzitting en tot vijt ja ren berooving zijner burgerlijke rech ten In don nacht van Zondag 11 op Maan dag 12 dezer is de genaamde Lowagie van Gheluvelt (wijk Kantientje), gansch vermorzeld gevonden geweest op den steenweg van Meenen naar Yper. Men zegt dat bij, zich in dronken toestand bevindende, op den steenweg te slapen had gelegd en verrast is geweest door een automobiel. Anderen bewee- ren dat hi] zich reeds op de riggels van den tram had geworpen en men hem er van gesleurd had op hot oogenblik dat hij ging overreden worden. Wij weten niet of wij hier vóór een ongeluk of voor eene zelfmoord staan. Eene Tentoonstelling te Spa, in 1907 Wij vernemen dat eene internationa le Tentoonstelling van het Badenwezen en het Badstadsloven te Spa zal gehou den worden, i" Juli-Augustus 1907, onder de hooge bescherming van 11. K. H. Prinses Clementine en onder be gunstiging van den Staat, de Provincie en de Stad. Het programma dezer tentoonstel ling, waarvan de groote bijval van nu af aan verzekerd is, omvatBadenwe zen, Gezondheidsleer, Genees- en Art senijkunde, Bouwkunde, Meubelenen bijhoorige vakken, Decoratieve- en graphische kunst, Electriciteit, Toilet artikelen, Voedingsmiddelen, Vervoer middelen, Sport en vermakelijkheden, Vereeniging en Publiciteit. Het algemeen Secretariaat der Ten toonstelling is gevestigd Avenue de Marteau, 43, Spa. Proeft Petit Beurre PAREIN Antwerpen, Inter nationale Bakkerij tentoonstelling Gent, Maart 1907. Wij hebben het beste nieuws van deze tentoonstelling, die eene zeker welgelukken te gemoet gaat. De heer O Pyfioroen, Hoogleeraar te Gent en vroeger algemeene kommissa- ris der Tentoonstelling van Ambachts- werktuigen en de Heer Advokaat O. Bruneel, Schepene.der stad Gent en eere-voorzitter van het bakkerij -kon- gres te Gent irf 1903 zijn beiden voor zitters der Tentoonstelling, terwijl de Heeren Baron R. deKerkhove d'Exaer- de, gouverneur der provincie Oost- Vlaauderenen Ed. Braun, burgmeester der stad Gent het eere-voorzitterschap van de Tentoonstelling aanvaardden. Een goed liberaal abon neert zich aan DE WEER GALM. koninklijke Maal schappij dei' Vrije KniisboofscJuiUm van Yper. Maandag 12 November 1906. Gewoon Blazoen. Hoog .getal Vau Nieuwenhuiz9,'J., 6 6 6 6 24. Laag getal Dewanckel, Jules., 1 1/2 1 1/2 1 1/2 5 1/2, TWEEDE DEEL, II. Het Ravijn der Duizend vogels. Op mijn woord sprak de officier zich tot Aulic wendende ik meende dal gij jacht op mij maaktet. De oude boschwachter werd sitermate bleek. Wie zou geraden hebben dat mijnheer de burggraaf Haast had u de haud te drukken Maar gij, voor den drommel Daarom be min ik u genoeg, mijn goede Aulic. M. de burggraaf is te goed sprak de grijsaard noo^ zou ik durven. De,zee-officier drukte de twee handen pes boschwachters. Dczj, door dit bewijs van genegenheid bewogen, bleef een oogenblik stilszwijgend, dan hernam bij met eene stem waarin men eene zekere verlegenheid bemerkte En dacht mijnheer de burggraaf slechts aan den ouden Aulic had hij niet eenig jachtoni warp in het gedacht, in gezel schap der gasten van het kasteel Immers mijnheer de burggraaf heeft jacht gemaakt op tijgers en olifanten, hij moet zich nu niet veel om onze wolven en onze wilde varkens bekommeren. Terwijl hij deze woorden uitsprak, onder vroeg Aulic 'het wezen des jongelings met eene soort van angst. Gij bedriegt u, Aulic, antwoordde Antoninus, ik zal een oud wild zwijn jagen met hetzelfde vermaak als voorheen, en zoo wel als mijn schoonbroeder zal ik volgaarn een hert dooden.... Heden ben ik echter gekomen om u over geheel iets anders te spreken. Wat begeert mijnbeer de burggraaf ik ben ten zijnen dienste Welnu Aulic, ik wil jat. gij mij zeg- get wat gij over het wilde Meisje weet. Aulic schudde het hoofd. Ik heb dat seffens geraden, zoohaast ik mijnheer den burggraaf bij het Ravijn der Duizend vogelen gezien hebIedereen in het kasteel drijft den spot met mij, en mijnheer zal doen gelijk de anderen. Neen !en ik ben er te min toe geneigd, dat ik aan het bestaan van het wilde Meisje geloof. tenzij een jonge spotzieke geiten hoeder zich vermaake met een geiten vel aan te trekken en, van tijd tot tijd, in de boomen.des parks en des boomgaards zich te vertooneti. Neen, sprak de boschwachter, het wilde Meisje bestaat ik heb het twintig maal gezien En zelfs heb ik eene zijner schuilplaatsen ontdekt. Gij, Aulic Ja, mijnheer de burggraaf. Vertel mij dat vooraleer mij den uit slag uwer ontdekkingen te toonen.Ik beken dat ik een zonderling belang stel in al wat dit arme schepsel betreft. Oh mijnheer r!e burggraaf is goed, ik weet het. Hij zal een zeldzaam maar onschuldig wezen, dat wellicht groote onge lukken doorstaan heeft, geen kwaad doen... Arme meisje Het ware eene groote zonde vóór God het te doen lijden. - Stel u gerust, Aulic, 't is om indien het aan zijnen elloödigen staat te onttrek ken dat ik wensch mij er meester van te maken. Spr<-ek mij van haar, vertel mij al wat gij bemerkt en ondervonden hebt. Mijn eerste ontdekkingen dagteekenen van over eene maand. Ik wendde mij naar dezen kant, op eenen schoonen morgenstond als deze de nacht was regenachtig'geweest en ik wist. dat het mij gemakkelijk zou val len een spoor Gondekken. Op dat oogenblik zocht ik dat eener wolvin, waarover de boe ren zich beklaogden, en ik besloot niet we der te keeren zonder hare huid, toen ik op den grond voetstappen bemerkte die al mijne plannen in duigen wierpen. Ik knielde mij neder om ze te erkennen, en ik bleef over tuigd dat een mensehenvoet alleen ze nage laten had. Zij geleken echter geenszins aan dezen van eenen jongelijngsvoet. De goed van elkander gezette leenan eindigden met nagels van eene buitengewone grootte, die bijna aan klauwen geleken. Verwonderd en nieuwsgierig volgdo ik die voetstappen tot bij het boschjedat gij rechts ziet. Daar eindigden zij eensklaps, en ik besloot eruit dat het schepsel waarvan ik het spoor volg de naar den kleinen vijver gegaan was langs den rotsentrap of dat het in de takken van den eik was geklommen. De gescheurde schors bewees mij dat ééne mijner veron derstellingen gegrond was. Ik wilde mij verzekeren of ik niet tweemaal gelijk had, en mij van mijnen stok bedienende, zette ik den voet op een der trappen die naar den grond des trechters leiden. Ik ben zekerlijk niet vreesachtig, maar een wilde geit alleen zou zich in zulken weg durven wagen Er is nauwelijks pl ats genoeg om er zijne tee- nen op te zetten, ofwel de rots waggelt schielijk en dreigt u in den afgrond mede te slepen. Ik had echter gezworen den rotsen muur te onderzoeken en ik z-tte mijne af- stijgiDg voort. Halver wege bleef ik stil en, er eene breedere plaats gevonden hebbende, zette ik mij neder. Beneden verbreedde de vijver, en omhoog zag ik de kroon der groo te boomen, die eene soort van dak boven mijn hoofd uitmaakten. Een-klaps ontwaar- de'ik eene uitholling tusschen de rotsen, ik bereikte moeielijk een smal voetwegeldje, en weldra bevond ik mij in eene soort van spelonk. Het bestaan dier spelonk kwam mij niet zeldzaam vóór tijdens bet instor ten der rotsen waren zij in dier voege ge vallen dat de breedste om zoo te zeggen een dak boven de twee andere gemaakt had. Maar wat mij meest verwonderde, was in die uitholling de bewijzen te zien dat een verstandig wezen er verbleef. Een hoop drooge bladeren verraadde de gedaante van het lichaam dat erop gelegen had. Ik ontdek te beuknoten, kastanjen en vruchten van den somberboom, netjes in een hoek ge schikt. Eindelijk vond ik eenen haas, wie'- kop verpletterd was geweest, bij de pooten langs den rotsmuur hangen. Overigens bemerkte ik geen spoor van haardstede, en niet een houten of leemen vat. Die ontdekking bezoemde mij zulk een belang in dat ik besloot niet weder naai huis te keeren vooraleer de oplossing van dat raadsel gevonden te hebben. Om te ge lukken moest ik h -ginnen met den bewoner der spelonk niet schuw te maken, Ik ver haastte mij er uit te gaan en, naar de ope ning dtsafgronds terugkeerende, verborg ik mij in bet kreupelhout en ik wachtte dat het schepsel, welks bestaan mij kwam veropen baard te worden, in zijne ellendige woning terugkeerde. De nacht viel, en ik bleef onder de bladeren verscholen, altijd wachtende zonder iets te zien. Endelijk hoorde ik het gerucht van eenen lichten stap, lichter dan degene eener jonge hinde, maar op hetzelf de oogenblik verhief zich eet. scheeuw waar aan niet een schreew gelijkt, en ik werd, met eene onvrijwillige vrees bevangen. Het was noch geroep, noch uitdrukking van angst, maar' eeifliiep keelgeluid dat de weêrgalm tweemaal herhaalde. Ik zag, min duidelijk dan ik het raadde, een schepsel van middelbare en slanke ge stalte, dat eer op den grond gleed dan liep. Het huppe de op te treden van den rotsen- trap en bereikte de spelonk, wanneer, op het gerucht dat ik deed om op te staan, het verschrikte, weder naar boven snelde met eene vlugheid die aan zinverbijstering ge leek, en verdween in het bosch. Mijmerend keerde ik naar huis weder, en van dien dag af had 'ik geen ander gedacht meer dan mij van dat zeldzaam schepsel meester te maken. Meer dan eens vond ik het weder, en indien ik den moed had gehad mijne karabien te gebruiken, zou ik het voorzeker gekwetst en dan gekregen heb ben maar in de verschijning die ik mij voorstelde scheen het mij zoo jong en zoo weinig te vreezen, dat het eene moord zou zijn geweest. Langen tijd bewaarde ik het geheim mij ner ontdekking, maar de tegenwoordigheid van het wilde Meisje werd op twintig ver- schillige plaatsen aangeiuid dan vertelde ik wat ik wist. De molenaar van Songy had het zien zwemmen in de rivier da hovenier van het kasteel had het in den boomgaard ontwaard de dochters des houtkappers verzekerden in eene onbeplante p'aats van het bosch een schepsel ontmoet te hebben dat met eene fantastische snelheid liep, en dat in zijn lang haar als in eenen mantel gehuld was. Er waren echter meer ongeloo- vigen dan geloovigen. Men schreef alge- ineenlijk die verschijnsels aan eenen bij ge loovigen schrik toe er moest eene bevesti ging zijn om dat bestaan te bewijzen. Maar niemand zou den moed gehad hebben dat zeldzaam schepsel op te zoeken, te volgen, na te jagen. De hoere.i van Songy be schouwden het bijna als eene soort van plaaggeest of duivel, en indien een van hun het ontmoette zou hij bezwijmen van schrik of hij zou er op vallen inet zijn zeissen of zijne vork. Ziedaar waarom ik het wilde Meisje wil vangen Heef' het 't Ravijn der duizend vogels geheel verlaten Ik geloof het de bladeren van zijn bed hebben niet vernieuwd geweest en zijn voorraad van vruchten ligt pederven op den grond. - Welken dag hebt gij het voor de laat ste maal gezien Zondag laatst. Gisteren avond heeft het in 't park gezongen, dan, van boom tot boom sprin gende, is het in de takken verdwenen 't ls alsdan dat wij het ontwerpgemaakt heb ben eerie jacht in te richten. Om het als een wild dier te omsinge len vroeg de bosch wachter met grove stern Maar neen, Aulic mijne zuster heeft uitdrukkelijk verkaard dat zij het onder hare bescherming nam, en indien het wilde Meisje in onze handen valt-, zal het voor zijn gel .k zijn, hoop ik. .Sul, mijnheer de burggraaf, fluisterde de bosch wachter verberg u, spoedig ver berg u en zie Da officier had slechts een oogenblik noo- dig orn zich in het kreupelhout fe verschui len Aulic bleef roerloos bij hem. Een oogenblik later werd het klein ge rucht, dat de boschwacff'er gehoord had, duidelijker, een elastieke stap weerklonk op den grond, en de edelman kon onderscheiden wat hij wa' komen zoeken. Het wonderbare schepsel scheen zestien jaar oud Aaneengeusaidé hazenvellen maakten zijne kleeding uit. Het was barre voets. Lange zwarte haarlokken hingen op zijnen rug. In de eene hand hield het eenen haas waarvan de kop verbrijzeld was in de andere hield het eene soort van knods. Men zou gezegd hebben eene jonge Diana, die het bosch doorliep er- de opbrengst harer jacht medebracht 's Meisjes wezenstrek ken, door do zon bruin geworden, hadden eeno groote zuiverheid behouden, en spijts zijn zwervend levenbewaarde het eene zeld zame schoonheid (Wordt voortgezet). Eianque et iiecouvremenl. Achat ei Vente tie Blonds publics itfchanqe de coupons, Conversion et Conscr iption a tons emprunts Beiges et étrangers. Délivrance sur tons paps de lettres de crédit, traites et chèques. Avances de fonds. Dépot de fonds. Comptes-courants de Dépots de fonds avec carnet de cheques. 15, rsiB <lc iMciiin, 15 Y P SI IE 8 1873, AVIS IMPORTANT. Vérification des tirages de titres remboursables. Les listes qui me sont présentées doivent être dressées par ordre numé- rique. Le bureau est ouvert de 9 a 12 hresmalin. üéclarations du 2 au 9 Novembre 1906. Naissances Werrebronck, Marie, rue Nazareth. Delcroix. Camille, chaussée de Zonr ebeke. Meny, Claire, rue Courte du Marais. Verstraete, Marguerite, chaussée de Dicke- busch. Depuydt, Henri, chaussée de Me- nin. Maertens, Marguerite, Nouveau Marché au Bois. Deknudt, Georges, rue des Plats. Manages Landerwyn, Jean, ébéniste, et Dekaeze- maeker, Irma, couturière, tous deux a Ypres. - De Moor, Théophile, terrassier, at Libbereeht, Marthe, dentellière, tous deux a Ypres. Décès Destobbaleir, Octavie, 63 ars, fille de magasin, céhhataire, Vieux Marché aux Habits. Sant, Clémence, 81 ans, sans profession, veuve de Verstraete, Florimond, rue Wenninck Vanpeene, Julienne, 68 ans, garde-barrière, épouse de Mesdom, Servais, chaussée de Menin La Perre, Horteuse, 81 ans, sans profession, veuve de La Housse, Pierre, rue de la Station. Moerman, Philippe, 77 ans, saus profes sion, veuf de Deconinck, Nathalie, rue de Menin. Vermeersch. Cyrille, 38 ans, sans profession, époux de Gernay, Victori- ne, rue Longue do Thourout. Doolaeghe, Gabriel, 3 semainès, rue S4 Christophe. fl cz a Am «S -t - S 1 Norniales, Docuineii tales et r.offiiiiiinicalivcs sont les Meilleiires. On peut se les procurer par 1/8, 1/i, 1/2 et I litre chez I^ambin- Matliée, 53, rue de Dixmude, Ypres. a_ (34e VERVOLG c; o O =3 Na ©a i. O) Om O» N M O A O im «fj SS oo - Cl O o 'jO ao o o o o oo O s_ O O? £2 CL oootooow©^ r-t e T O CC CO C/3 O. o o TH O O O O O O O cc O CC O O O IQ «""O th GC t— bid cz O- OOtOCDOOjOO^ "Ti t" T O O OT> (5^1 Verkochte kwantiteit. O O O O O O -r O O O O O O •jO T* N5 Qé> Granen, Tarwe Rogge Haver Erwten Boonen Aardappels Boter Eiers.

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1906 | | pagina 3