Het Gestolen Kind, Voor hel personeel. Mengelwerk. u) De oudeïwetsche schoonheid onzer slad. deze groote politieker ontscheept van Brugge en van muzikale on- bekwaamheid. Deze Commissie, met 4 stem- men tegen 1 (raadt dewelke, le- zers benoemt als eersten kandi- daat een jong- en talentvollen muzikant, die prijs behaalde in het Conservatorium, en als twee- den kandidaat een onderscheiden en bekwamen liefhebber, die onze stad bewoont sedert vijf-en-twintig jaren. Een brugsche muzikant, kandi- daat onzer meesters, is dus ontzet. Men zou denken dat een zoo juisten uitgedrukten wil door de bevoegde mannen zou moeten ge- 0 ëerbiedigd worden. Het is de meening van alle ver- standig en rechschapen mensch het is deze niet van onze beheer- ders, die schijnen zich te onder- scheiden om de ontmoediging en de beleediging naar het hoofd onzer medeburgers te werpen. Maar het geval is moeilijk Zullen onze meesters, korts vèör de gemeentekiezingen, in onver- schil durven komen met de Com- missie der Muziekschool en onze medeburgers uitsluiten ten voor- deele van hunnen Brugschen guns- teling De moed hunner slechte daad zal hun ontbreken, zegt men. Wij denken het ook, want zij komen M. Wittebroodt de gepen- sionneerde bestuurder, te verzoe- ken voorloopiglijk zijn ambt te her- nemen Het voorloopig in dit geval, is de verwachting van den uitslag der kiezingen van October van nu tot dan moet men voorzichtig zijn maar nadienindien zij overwinnen.... Leve Brugge Wat wij voorzien hadden is ge beurd. De kiezingen zijn voorbij en diens volgens is de stoutigheid onzer mees ters grooter geworden. Geen een Yperling is in hunne oogen waardig gevonden de plaats te bekleeden van bestuurder der Muziekschool. Het is de BRUGSCHE kandi daat, geprezen door onzen BR UG- SCHEN deken, geprezen door M. Fraeys, onzen BR UGSCHENhoog- priester, die de zaak komt te winnen in de zitting van den Gemeenteraad, gehouden rnet gesloten deuren in den nacht van 31 December 11. 31 December voorzeggenden da tum, met moedwilligheid gekozen om aan de Yperlingen den nacht van 31 December 1905 te herinneren, op welken dezelfde ongeluksmannen een anderen Yperling, M. Valcke, onbe- schoftelijk aan de deur zijner bijna eeuwenoude fabriek zetten om er den BR UG GELING De Brouwer, broe der van den deken en schoonbroeder van den voornoemden hoogpriester in te vestigen. Eere en voordeel aan de BRUG GELINGEN vernedering en ondergang voor de Yperlingen Ziedaar voortaan den oorlogskreet onzer bestuurders. Ergerlijken kant en die bewijst dat de bezorgdheid voor de kunst onze meesters niet geleidt de BRUG- SCHE kandidaat bezit geenen offi- cieelen graad, geen een merkwaardig diploma hij is een kerkzanger. - Een der versteken kandidaten is eerste prijs van solfège van het Brus- selsch Conservatorium waar hij de groote onderscheiding en het uitgangs getuigschrift bekomen heeft. Hij werd uit dien hoofde tweemaal gehuldigd door onze stadsharmonie. Maar helaas, de onderscheiden muzikant heeft een gebrek in de oogen onzer meesters. Het is een kind van Yper Voor hun Brugge for ever Wij hebben vernomen dat de Raad in geheime zitting, gedacht heeft aan het personeel. Men weet dat de spaarkas, in te genwoordigheid van de duurte der levensmiddelen, eene verhoogingvan jaarwedde aan al zijne bedienden ge geven heeft. Het schijnt dat onze Gemeente raad beslist heeft dat voorbeeld te volgen. Men kondigt aan dat de Ge meente Secretaris, voor wat hem aangaat, eene verhooging van jaar wedde van duizend fr. zal hebben, reeds toepasselijk voor het jaar 1907. Wij hopen dat het Journal d'Ypres ons de volledige lijst zal geven der toegestane verhoogingen indien zij in evenredigheid zijn, zal het perso neel in volle vreugd zijn. Het is overigens sedert lang dat bedienden van het stadhuis gemeen te Ontvanger en andere stadsbedien- den hopen eene verbetering te krij gen in hunnen toestand. Beter laat dan nooit. Tafereelen uit het Rotlerdamsche Volksleven. IV. Armoede en wanhoop. Toen de huisbaas den eersten keer eene verontschuldiging ontving, hoopte hij de volgende week het dubbe'e bedrag te zullen ontvangen toen hij echter ten tweede male tevergeefs kwam, speet, het hem, dat hem het verschuldigde niet voldaan werd, daar hij het in den duren tijd, dien men beleefde, ook hoog noodig had. Nu was van den huisheer bekend, dat hij kind nog kraai en een jaarlijksch inkomen van fr. 1500 te verteren had. De derde en vierde week ver liet hij zonder een woord te spreken de woning den volgenden keer evenwel be gon hij met eene verjaging te dreigen, wel ke bedreiging spoedig een gevaarlijk aan zien kreeg. Toen hij eindelijk gedurende zes weken geduld had gehad, bepaalde hij, dat Van Oosten, zoo na twee dagen de huur niet betaald was, door eenen deurwaarder uit de woning gezet zou worden. Toen wij bij vrouw Van Oosten binnentraden, was de termijn bijna verstreken den volgenden avond ten acht ure zou het huisgezin moeten vertrekken. Dien zelfden morgen had zij nog een laatste bezoek van den huisbaas gehad, ter wijl haar man rondzwierf in de hoop ergens werk te zullen krijgen. Hij was gekomen, om haar aan zijne bedreiging te herinneren en er bij te voegen, dat die onherroepelijk ten uitvoer zou gebracht worden. Tever geefs had zij hem gewezen op den rampzali gen toestand, waarin zij zich bevond, op de wanhopige pogingen, die haar man aan wendde om iets te verdienen, op de vreese- lijke koude, die buiten heerschte, en waar aan hij haar met man en kind onmeedoo- gend ging overgeven. Zij had hem niet kunnen verbidden zij had het hart van den geldwolf niet tot meedoogen kunnen stem men. Zijn laatste woord was geweest tot morgen avond acht uur. Dit was het wat vrouw Van Oosten met het oog op den toestand van haren man hem niet had durven meiedeelen, en haar hart dreigde soms van benauwdheid te bre ken. Echter bleef zij zwijgen en drukte hare lippen krampachtig te zamen, als de vreese- lijke woorden haar dreigden te ontsnappen. Van Oosten was het gevaar niet onbekend, doch hij hoopte nog altijd, dat aan de be dreiging geen gevolg zou gegeven worden. In den namiddag ging hij uit om werk te zoeken, doch keerde tegen den avond onver- richterzake weder. Zoo naderde dan de laatste nacht, dien de ongelukkigen in de schamele woning zouden doorbrengen Van Oosten bracht dien in diepen slaap door ten gevolge van de ver moeienissen des daags, en wijl hij niet te zeer door de vrees voor den volgenden avond beklemd werd. Zijne vrouw kon echter geen oog sluiten reusteloos lag zij op het harde stroo en dacht met vertwijfeling aan de rawp, die haar boven het hoofd hing. In den geest zag zij den deurwaarder de woning binnen treden, hoorde hem op ge biedenden toon haar bevelen die te verlaten en trad met haar kind, in den wollen lap gewikkeld, aan de zijde van den wanhopi- gen echtgenoot in de hagel-,ijs- en sneeuw vlagen. Zij vreesde den aanbrekenden mor- Ware het reeds een uitwerksel van den ingang op het stadhuis onzer christene democratie Zoo ja, eene goede noot voor M. Begerem Onlangs, in eene openbare zitting ten stadhuize, heeft M. D'Huvettere gevraagd dat de gemeenteraad den heer Burgmeester uitnoodige, tegen woordig te zijn in de vergadering der Burgemeesters, die eerlang te Brussel zal gehouden worden, met het doel nog meer aan de vreemde lingen te doen kennen al de pracht- gebouwen en wonderheden van ons land. Het gedacht van M. D'Huvettere heeft onze goedkeuring verworwen. Alles wat bijdragen kan om onze stad te doen kennen verdient aange moedigd te worden. M. Colaert zal in deze vergadering, kunnen verne men hoe men te Brussel, te Antwer pen en vooral te Gent-de gebouwen, uit vroegere eeuwen, onderhoudt en herstelt, in plaats van, gelijk hier, dezelve af te breken en op nieuw te herbouwen. Alleenlijk, denken wij dat het oogenblik niet gunstig is om hier vreemde kunstliefhebbers aan te lok ken, die slechts kunnen vaststellen, gelijk wij, den staat van verval in welken onze oude monumenten, bij gebrek aan onderhoud, zich bevinden en zulks moeten beknibbelen. Alzoo is het dat het sierlijk toren tje der oude abdij van S'Jansberg, in renaissance stijl, welk de vreeze- lij ke jacobijnen van 1793, in hun ver woestingen gespaard hadden, komt op de twee-vijf den zijner hoogte af gebroken te worden door onze he- dendaagsche katholieken omdat zij met lichten zin hadden geoordeeld dat dit zeldzaam overblijfsel van den ouden tijd, gevaarlijk scheen te zijn en niet meer herstelbaar was. Het zuidportaal van S' Maertens hoofdkerk, zoo keuriglijk, volledigd en hersteld door den bouwmeester Durnont, in de jaren 1846 tot 1850, vertoont thans een erbarmelijke rui- ne. Dit gedeelte werd onlangs van boven tot beneden om-en afgerukt en dat onder voorwendsel het te her bouwen in den staat gelijk het was voor 1846. 't Is waarlijk een schoon vernielingswerk Men moet haast gelooven dat de hedendaagsche bouwmeesters gezworen hebben, alle gen, wijl die haar nader bij den avond bracht, en verbeidde hem, omdat hij de sombere treurigheid des nachts verdrijven zou. Eindelijk boorde het licht zich een weg door het grauwe wolkenzwerk, en de ge vreesde en lang verwachte morgen brak aan. Het weinge brood, dat den vorigen avond was overgebleven, werd genuttigd, en Van Oosten begaf zich weder naar havens en kaden, om werk te zoeken. Eerst laat in den namiddag, toen de duisternis reeds be gon te 'al en. keerde hij weder evenwel had hij niet den gansehen dag gearbeid slechts eenige uren geleden, toen hij juist op het punt stond zijne woning op te zoe kon, werd hem aangeboden zich bij de sjouwerlieden te voegen die een schip losten. Met dien arbeid had hij eenige stui vers verdiend, waarvoor hij in het huis waarts keeren levensmiddelen had gekocht. Toen hij zijnen zakdoek opende, kwamen aardappelen en een stuk worst te voor schijn hij zette zich aanstonds aan het werk en scheen bijzonder tevreden, toen hij een uur later zijne vrouw op de gekookte aardappelen noodigen kon. De beangste moeder zette zich aan de tafel, begon te eten maar legde spoedig hare vork neder, want hare keel scheen door vrees en smart toegeschroefd. Wat deert u toch vroeg haar Van Oosten, het eten schijnt u niet te smaken. s> Ach, Willem, ik kan niet eten, ant woordde zij, 1 de gedachte aan hetgeen overeen paar uren gebeuren gaat, beneemt mij allen eetlust. Gij vreest dat de huisbaas zijne bedrei gingen vervullen zal Wees gerust hij zal ons niet verjagen de koude zal hem wel beletten zijne woning te verlaten en al halve eeuw het zicht van de kerk, langs dien kant, te veranderen. De Halle en de andere openbare ge bouwen bevinden zich ook in een be- treurlijk verval ten gevolge der zor geloosheid van onzen klerikalen stadraad. Zij zullen dus ook aanzie- nelijke en zeer kostelijke herstellin gen moeten ondergaan. Wat aangaat de schoonheid onzer straten en openbare plaatsen, deze heeft veel verloren. De vrienden der oude kunst, die destijds onze stad hebben bezocht, zullen, zonder twij fel, gelijk wij, het vaststellen. Inderdaad, de belangrijke vlaam- sche trapgevels die door hunne ver scheidenheid een zoo schilderachtig zicht opleverden en een eigenaardi- gen stempel droegen van onze aloude stad, verdwijnen langzaam, of zijn in 't nieuw gesteken volgens de grillige mode van den dag, of wel afgebro ken en door gemeene gevels, zonder eenig kunstwerk noch bepaalden stijl, vervangen. Betruurlijk voorwaar is het, dat M. Colaert, in plaats van raad te doen geven door bevoegde mannen aan de eigenaars van huizen, alle teekenin- gen voor herstellingen of herbou wingen hem door den eerste den beste aangeboden, zonder onderzoek noch kommer voor het schoon, goedkeurt en toelaat, 't Is alzoo dat men hier belachelijke nieuwe huizen aantreft, onder andere deze in de Meenenstraat n° 29, in de Lange Thouroutstraat Ons Belgie enz. Wij keuren goed dat de stad toe lagen vérleene voor het herstellen der oude kunstgevels, die verdienen bewaard te worden, maar jammerlijk is het dat zij de hand er niet aan houdt opdat de eigenaars zich stipte- lijk zouden gedragen aan de hun op gelegde voorwaarden om die hulp sommen te verdienen. 't Is alzoo dat de gemeenteraad, over eenige jaren, een toelage ge stemd heeft voor het herstellen van het Schippershuis op de Koeimarkt n° 15, gebouwd in 1629. Hewel de eigenaar van hetzelve heeft zich ver genoegd den gevel in gelen oker te pleisteren, de ankers te schilderen en het snij werk, welk den top versiert, te witten. Wij bestatigen hier ook, met spijt, dat de rijke eigenaar van het huis n° 19, dagteekenende van 1544, eeni ge lagen witsel heeft doen leggen op de menigvuldige andere die het kunstig metselwerk van den gevel bedekken. Eene zaak is zeker dat de stad den stempel der oudheid die haar van mocht hij komen, dan zal hij een paar dagen uitstel niet weigeren, waarin wij, als het hem waarlijk ernst is, een andere woning kunnen zoeken. B Vlei u daar niet mede, Willem, nog heden avond worden wij verjaagd tot mijne smart kan ik bij u niet de minste hoop overlaten. Maar dat is onmogelijk Waar moeten wij heen Wij kunnen toch niet op straat gaan wonen Op dit oogenblik floot de scherpe wind zeer dreigend door de nauwe straat en ver vulde de beide ongelukkigen met den ver- sckrikkelijksten angst. Hetzelfde heb ik sind twee dagen tot mij zelve gezegd ik heb mijnen geest ge folterd met middelen op de sporen, die ons uit den nood zouden kunnen redden, maar'ik heb er niet een kunnen vinden, Vanwaar hebt gij toch die noodlottige zekerheid, die u doet vreezen, terwijl ik nog hoop Ach, Willem, gisteren morgend, ter- wijl gij afwezig waart, is de huisbaas zijne bedreiging komen hernieuwen en heeft uit drukkelijk gezegd, dat wij heden avond ten acht ure de woning moeten verlaten. O die onmensch, die gierigaard, die vrek riep de sjouwerman, waarom hebt gij mij daarvan niets gezegd De hemel weet hóe dikwerf de noodlot- tige tijding op mijne tong heeft gelegen, doch het was mij niet mogelijk te spreken gij waart zoo ongelukkig, zoo wanhopig mocht ik uwe wanhoop vermeerderen En hebt gij niet beproefd hem te ver bidden 0 Ik heb gedaan wat ik kon, woorden noch tranen gespaard, met al de kracht, die v 7~ .y^L.

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1908 | | pagina 2