Het Gestolen Kind,
Eetie Dichteres
uit den Geuzentijd
Mengelwerk. 15)
Het algemeen overschot is eins van
fr. 8,420-37
Ten 6 1/2 are gaat de Raad in gehei
me vergadering.
In de zitting met gesloten denren van
den Zaterdag 28 December, heeft de
Raad de mandaten vernieuwd der hoe
ren Fraeys als lid der Hospicen Geor
ges Tack, als lid van het Weldadig
heidsbureel Jules Baus, als lid der
commissie van de Stadsharmonie
Albert Ligy als lid van de commissie
der Muziekschool.
Er is dan overgegaan geweest tot de
goedkeuring der benoeming van M.
Henri Donck, als Secretaris-schatbe
waarder van bet Weldadigheidsbureel
en der aanduiding van de geneesheeren
Dieryck, Dochy, Van Robaeys, Jules
Legrango en Tvberghein, als genees
heeren der armen.
Deze benoemingen en aanduidingen-
zijn gedaan geweest door het Bureel
van Weldadigheid.
M. Emiel Buyle, bediende in het
Slachthuis, isgeroepen tot betambt van
huisbewaarder der Stads Bibliotheek
in vervanging van M, Gustaaf Turcry
die op pensioen gesteld is.
(ierclc d'Étiides
ct d'txlcnsioii Universitaire.
Anna Itljns.
De heer Basse is ongetwijfeld een
voordrachtgever in den rechten zin
van het woord zuivere, verhevene
taal, klare en boeiende uitspraak en
eene wijze van vertoonen die onge
twijfeld den minst voorbereiden aan
hoorder volkomen op de hoogte van
het ontwerp moet stellen.
Onder geschiedkundig zoowel als
onder letterkundig oogpunt was
zijne aanspraak hoogst eigenaardig
en leerrijk
In het begin der XVIeeeuw heeft zich al-
lengskens boven de zoolang onaangevochten
alleenheerschappij der Roomsch-Katholieke
Kerk een dreigende massa onweerswolken
vergaderd. Talrijke schreeuwende misbrui
ken, waarvoor het volk noch blind noch
onverschillig kan blijven, brengen het eeu
wenoude vertrouwen aan het wankelen. De i
verregaande zedeloosheid van monniken en
priesters gaat gepaard met verbazende onwe
tendheid en grofheid in 1525 moet ze Mar-
gareta van Parma officieel waarschuwen, dat
atj dienen te vermijden in hunne sermoenen
't gemeyn volk te scandaliseren mit onbe-
hoirlicke fabulen, redenen ende narration.
Hunne schraapzucht uit zich o. a. in het
eigenmachtig heffen van allerlei onwettige
belastingen, waartegen hun gevaarlijke
mededinger in het geldafpersen, Keizer Ka-
rel, in 1520 een plakkaat uitvaardigt. De be
ruchte aflatenhandel vooral wekt algemeene
ergernis, verontwaardiging en spot. Er
Taf pa eden uit het
Rot ter dams che Volksleven.
IV.
Armoede en wanhoop.
De vrouw, verbaasd over dit ongewone
verschijnsel, zag hem met vragende blik
ken aan, waarop hij schijnbaar kalm ant
woordde Antje, ik ga nog eens beproe
ven den huisbaas te vermurwen houd
goeden moed, ik keer spoedig weder
Maar de vrouw werd door een verschrik
kelijk voorgevoel aangegrepen met door-
borenden blik zag zij haren echtgenoot in
het gelaat, en waande op den bodem zijnet-
ziel te lezen. Blijf, Willem riep zij,
laat mij niet alleen lijden wilt gij den
huisbaas spreken,hij zal weldra hier zijn.
Neen, ik ga hem opzoeken, ant
woordde Willem en liep haastig de deur uit
tegelijk deze achter zich toe trekkende.
Jesus, Maria, kermde de vrouw,
<r zult Gij geen medelijden met een arme
moeder hebben Zult Gij toelaten, dat
Willem mij weduwe, zijn kind wees
maakt. Zij sprong op, trad buiten de deur
en hoorde het geluid van Willems schreden
iri de verte wegsterven God van barm
hartigheid, i) riep zij, hij gaat de Vest
op die weg leidt niet naar den huisbaas, n
daarop trad zij haastig naar binnen, want
een koude windvlaag.joeg haar eene sidde
ring door merg en been.
steekt een machtige wind van opstand op
de Augustijner monnik Marten Luther,
hoogleeraar te Wittenberg, treedt als predi
ker en als schrijver vastberaden op tegen de
misstanden die de Kerk dreigen te onteeren
(1518).
In dien tijd, nu, leefde Anna Bijns.
Zij was de dochter van den kousenmaker
Jan Bijns, en werd omstreeks 1494 te Ant
werpen geboren. Uit Antwerpsche archief
stukken verneemt men dat zij met haar
'broeder Merten, die schoolmeester was, op
de Groote Markt het huis genaamd de
Wolvinne bezeten heeft, dat nu het nr 46
draagt. Omstreeks het einde van het jaar
[536 betaalde zij 2 schellingen 6 grooten om
in de schoolmeestersgilde opgenomen te
worden, en hield school in het Roosterken,
een der kleinste huizen van de stad (nu
Keizerstraat, nr 61), waarvan zij in 1541
door wilsbeschikking van den vroegeren
eigenaar, Jan van Severdonck, priester en
kapelaan der O. L. V. Kerk, eigenares
werd. Zij moet intusschen eerder verarmd
dan verrijkt zijn, want een stuk van 7 Sept.
1573 vermeldt dat juffrouw Anna Bijns al
nog ongehoulyckt, out omtrent tachentig
jaeren het Roosterken verkoopt. Den 26
November van hetzelfde jaar 1573 maakt
zij haar testament, waarbij zij aan de echt-
genooten Stollaert ai hare goederen nalaat
op voorwaarde dat zij haar tot haar dood
zullen onderhouden en verzorgen, omdat
zij is een oude vrouwe ende nyet en soude
connen gewezen, deur heure outheyt, son-
der joncwijve. Zij gaat dan bij het echt
paar Stollaert in dé Lange Nieuwstraat op
lijfrente leven. Daar stierf zij en werd den
10 April 1575 met een schellijk »,"dat is
zoo goedkoop mogelijk, op O. L. V. Kerk
hof begraven.
Veel gewaagd is de geschiedenis harer
minnarijen, door Jonckbloet eerder spits-
voudig' dan scherpzinnig uit een aantal
harer gedichten opgemaakt Anna Bijns
zou in hare jeugd een man, waarschijnlijk
een monnik, vurig hebben bemind deze
minnaar, wiens naam door de dichteres zelve
in eenige harer acrostichons wordt aangege
ven, zou haar, door ontrouw met andere
vrouwen, tot wanhoop hebben gedreven en
zij zou zich dan door verscheidene andere
minnaars hebben laten troosten deze lief
desbetrekkingen zouden haar zelfs tot mid
del hebben verstrekt om zich geld aan te
schaffen later tot inkeer gekomen, zou zij
haar bitter berouw over al die zonden in
een aantal gedichten hebben uitgestort.
Nu, dat er bij Anna Bijns gedichten voor
komen die men als liefdesverklaringen kan
aanzien, is waar. Soms is de toon zeer tee-
der, soms hartstochtelijk.
Het was nog steeds de tijd der Rederij
kerskamers, met hunne gilde-achtige in
richting, hunne letterkundige wedstrijden,
hunne schilderachtige feesten, eindelooze
banketten en prachtige optochten en...
hunne rijmelarij. Over het gansche land,
tot in kleine steden en dorpen, verspreid,
onderscheidden zich deze maatschappijen
te gelijker tijd door een verbazende letter
kundige werkzaamheid en door een bijna
volslagen gemis aan kunst.
Alles laat vermoeden dat Anna Bijns lid
eener Kamer van Rhëtorica is geweest
zekere harer gedichten, eerst onlangs in de
Leuvensche Bijdragen door den heer Soens
uitgegeven, schijnen mij van aard om hem
daaromtrent zekerheid te verschaffen wel
licht zal hij ons, in het onderzoek dat hij ons
belooft, zijne meening daarover mededeelen.
De Zelfmoordenaar.
Volgen wij den ongelukkige, die, door
den duivel der wanhoop bezeten, zich door
het lijden laat overwinnen en de kracht
ontnemen, om de slagen der Voorzienigheid
geduldig te dragen.
Hij ging, zooals wij zeiden, de Vest op
in plaats van da Breedstraat in te gaan, wat
hij had moeten doen, om bij den huisbaas te
komen, die op de Hoogstraat woonde. Zijn
doel was dwars de Vest over te steken on
zonder omzien in het diepe water te sprin
gen. Alvorens echter den noodlottigen
Sprong te doen, stond hij stil, want een
verward- gedruisch van stemmen bereikte
zijn oor. Hij luisterde een wijl en hoorde
nu duidelijk, dat een gezelschap van man
nen en vrouwen in een nabijzijnde straat
zich aan luidruchtige vroolijkheid overgaf
tegtlijk zag hij eenige voetgangers in zijne
nabijheid, welk een en ander hem van zijn
plan terughielden, omoat hij het niet in te
genwoordigheid van insnschen, die hem
redden en aan zijn lijden teruggeven kon
den, wilde volvoeren, a daar is het stil en
eenzaam, en zal niemand mij storen, d
Nu keerde hij zich om en sloeg den weg
in naar de genoemde plaats al voortgaan
de vernam hij duidelijker de luide kreten
der naderende feestelingen die, in spijt van
de snerpende koude', waren uitgegaan, om
kunstgroen en bloemen te koopen, waarme
de de woning versierd zou worden van een
paar jongelieden, die zich in den echtgingen
begeven. Een gebruik onder de lagere volks
klassen te Rotterdam wil, dat op den dag
van den ondertrouw de bloedverwanten en
vrienden van 't jonge paar zich onder ge
juich en gezang naar een bloemenwinkel
begeven, om het groen en de bloemen te
koopen, waarvan gairlandes zullen gemaakt
In elk geval, zij behoort tot de Rederij-
j kers wat den vorm harer werken betreft,
want deze zijn bijna alle refereinen in den
gewonen rederijkerstrant vele zijn boven
dien ketendichten en enkele, retrograpen
zij laten zich zelfs brengen onder de drie
dichtsoorten door de Rederijkers onder
scheiden int amoureuze, int sotte en int
vroede.
De ernstige refereinen (int vroede) zijn
verreweg de beste en de belangrijkste.
Daarin treed Anna Bijns op in haar voor
naamste rol die van kampvechtster voor
de Roomsche Kerk tegen het opkomend
Protestantisme. Op een oogenblik waar de
katholieke pers zwijgt en het argumentee
ren aan den beul overlaat, terwijl overal
protestantsche pamfletten worden rondge
strooid, grijpt zij naar de pen f1520 tot
1540).
In 1528 werden hare strijdrefereinen voor
het eerste in een bundel gedrukt, waarvan
de lange titel welsprekend is
Dit is een scoon ende suverlijc boecx-
ken, inhoudende veel scoone constige refe
reinen vol scrifturen ende doctrinen van di-
verscen materienseer wel gemaect van
der eersame ende ingeniose maeght ANNA
Bijns, subtilic ende retorijckelic refuteren-
de inder warachticheyt alle dese dolingen
ende grote abusyen comende ut de verma-
ledide Luterice sectie dewelcke niet allee-
rre van allen doctoren ende universiteyten,
mer 00c vander keyserlijcke maiesteyt recht-
verdelyc gecoridemneert is.
(Bogaers-Van Helten, blz. 4).
Onverschrokken verwijt zij hunne lauw
heid aan kerkelijke en wereldlijke overhe-.,
den, die volgens haar niet ijverig, niet
streng genoeg te werk gaan en zich laten
paaien door ketters die kort na de afzwering
wederom den ouden sanc craeyen
Slechts zelden voelt zij zich echter door
droefheid overmand. Meestal uit zich hare
verontwaardiging tegen de Lutheranen
die als bokken stinken in woorden van
woedende verachting of bitteren spot, wier
forschheid dikwijls overslaat tot een bij een
vrouw onverwachte grofheid. Herhaaldelijk
komt zij op tegen de predikanten van alle
soort, die de nieuwe leer verkondigen
daaronder vindt men van alles gewezen
monniken en priesters hebben nu niet alleen
geleerde doctoren uit Leuven en elders
maar ook werklieden en vrouwen tot colle
ga's en allen hebben de pretentie den
Bijbel uit te leggen.
Scriftuere wert inde taverne gelesen,
In deen hantdevangelie, in dander den pot.
(B.-V. H., blz. 85.)
Het Luthersch gespuis wordt met
scheldwoorden overladen.
Wat verdienen nu dezteertsche duvels
draken, serpenten, venijnige preien, scorfte
scapen, ongeleerde buffels, met één woord,
deze valsche propheten Wat zij, helaas,
meer dan eens verkregen
Een volle dosijne
Mutsaerden aenden eers
(B. V. H., blz. 65, strophe d).
Luther vooral moet het ontgelden, hij, de
helsce saeyere, de verloochent munck,
argher dan een fode, hij recht Antecrists
bode die al deze rampen over de H. R. Kerk
gebracht heeft, én zich een waardig leerling
van zijn helschen meester toont
Lucifer is de meester, Luther de scholier.
(B.-V. H., blz. 81, stok).
en geslingerd worden om het huisraad, en
versieringen aangebracht aan kopjes, glaas
jes euz.
Weldra kwam de vroolijke groep uit de
straat te voorschijn, en haar geschreeuw in
het plat Rotterdamsche dialect w' zelle
v'n avend groen gaan maken klonk heide
en ver over het zaehtvloeiende water.
Ja, gij zult, groen gaan maken mom
pelde Van Oosten, het zal de kamer ver
sieren van een paar minnende jongelieden,
die gelukkig zijn,daar het oogenblik nadert,
dat hen versenen zal voor mij is de stond
van scheiden aangebroken. Ik ook ben eens
teruggekeerd in mijne woning, die door
vrienden en magen was opgeluisterd ik
ook was gelukkig in het vooruitzicht op
mijn huwelijk ach ware dat nooit geslo
ten ware ik nimmer aan de vrouw ver
bonden, met wie ik niets dan ongeluk heb
gekend, die morgen, ais zij nog leeft mij
beweenen zal,
Waar is de bruid, 'n 'k wil ze zien n
onderbrak een stem uit het gezelschap den
mijmerenden ongelukkige.
n De bruid rie hij stilstaande zijn
uitroep was zoo zonderling, dat een voorbij
ganger het hoofd wendde eri hem verbaasd
aanstaarde.
De bruid mompelde hij, terwijl hij
voortging, en gij wilt ze zien Daar, in
de Lange Lijnstraat, daar zit ze in eene
enge, bedompte woning, in lompen gehuld
en met een half verhongerd kind op den
schoot daar zit ze tusschen vier druipende
wanden, de oogen zwemmende in tranen
maar nog een uur, en ze zal verjaagd wor
den, en ze zal sterven onder de vreeselijke
koude. Maar wat spreek ik van een bruid,
en waaraan doen mijne verwarde hersenen
mij denken 't Is geen bruid, blakende van
Voor geene uitdrukking, al weze die nog
zoo grof, deinst ze terug in hare woede te
gen Luther.
Laten wij Anna Bijns niet als dichteres
beoordeelen, al bonst er een geweldige
kracht en blaakt er een vurige welsprekend
heid in haren stijl want die kracht spruit
niet uit kunst, maar uit hartstocht, en die
welsprekendheid is niet het kind der Muze,
maar het kind der verontwaardiging. Zij
schrijft verzen, omdat het vers de sedért
eeuwen gelijkte vorm was van het openbaar
denken door en voor het volk maar in dien
geijkten vorm giet zij proza, en dat proza is
het krachtige, ruwe, scheldende, met de
vuist slaande proza van den volksredenaar,
van den pamflettist, van den polemist, van
den centenbladschrijver.
Meer suers dan soets was de lijfspreuk
van Anna Bijns, en meer zuurs dan zoets
bevatten bare anti-Luthersche refereinen.
Schier niets dan verbolgenheid, haat en
verachting heeft zij voor de ketters over, en
het moet ons spijten ctót er uit haar mond
slechts zelden een woord van medelijden
met de afgedwaalden wordt vernomen, al
was het maar medelijden om hun afdwalen.
Men bedenke echter, als verzachtende
omstandigheid, dat Anna Bijns die marte
laars der gewetensvrijheid moest aanschou
wen als de ergste misdadigers die men kan
uitdenken, en dat zij bezwaarlijk eenige
achting kon koesteren voor lieden die als
bespottelijke dwaling afzwoeren hetgeen zij
als de eeuwenoude, goddelijke, eenige mo
gelijke basis van alle deugd, van alle waar
heid beschouwde.
De eerste tijd van verval onzer letterkun
de, de heerschappij der Rederijkerskamers
liep ten einde allerlei voorteekens van een
nieuw letterkundig leven openbaarden zich,
0. a. in de Geuzenliederen en de nog niet
genoeg bestudeerde pamfletten van deeerste
helft der XVIe eeuw, omdat een nieuw
maatschappelijk en intellectueel leven in
wording was de Renaissance en haar Ger-
maansche dochter de Hervorming werkten
aan het begraven der Middeleeuwen. Nog
lang zouden onze letteren den Rederijkers
vorm behouden, en geuzenliederen als het
Wilhelmus met den nieuwen geest bezield,
zijn nog gedost in dit kleed uit een
vroeger tijdperk. Maar de tijd naakte waarin
dat kleed ook zou afgeworpen worden en
een nieuwe dageraad het machtig voorhoofd
van Vondel zou beschijnen. In de scheme
ring die voorafging verschijnt ons Anna
Bijns als een waardige verpersoonlijking der
overgangsperiode. In haar vlamt de ver
kwijnende middeleeuwsche gedachte, de
versleten Rederijkerskunst nog eens glan
zend op vóór den nacht. Wij kunnen haar
niet als een echte dichteres beschouwen
maar wij kunnen een eeresaluut brengen
aan de heldhaftige, stoere vrouw die gedu
rende meer dan twintig jaar hare Kerk ver
dedigde als een vesting in nood, en die,
gedurende die jaren, alleen in de bres stond
om aan den storm loopende Lutheranen het
hoofd te bieden. Wij kunnen haar begroeten
als een mannelijke schrijfster, als den
besten rederijker en den eersten journalist,
als den laatsten, schoonen, vuurrooden,
wanhopig krachtigen straal eener zon die
weldra prachtiger zou verrijzen, al ging zij
nu onder te midden van dreigende donder
wolken, te midden van meer suers dan
soets. Maurits Basse.
levenslust 't is een geraamte, dat weldra
in het graf zal dalen.
j> W'zellen v'n avend springen, dansen,
hossen was nu het thema, dat met ver
schillende variatien geruimen tijd behan
deld werd.
Ha, gij gaat feest vieren sprak Van
Oosten, juist op het oogetTblik dat hij de
dansende groep, waarvan enkele individuen
hem een oogenblik opmerkzaam beschouw
den, voorbij trad ik ook ga feest vieren,
het feest van het einde mijns lijdens het
Zal in den Boezem gevierd worden de
schimmen der zelfmoordenaars, die op het
water dansen, zullen mijne feestgenooten
zijn, terwijl de gierende wind mijn jong-
sten snik als met muziek zal begeleiden.
De alleenspraak had een uitwerking, die
Van Oosten er niet van verwacht en waarop
hij niet gerekend had. Terwijl hij zoo over
zijn naderenden dood dacht, begon hij on
willekeurig te huiveren en een angst te ge
voelen, dien hij zich niet verklaren kon. Er
ontstond, schier ongevoelig, eene reactie,
die krachtigen steun vond in afschuw, dien
ieder mensch voor den dood heeft, en in da
akelige koude, waartegen zijne kleederen
den wandelaar weinig beschutting gaven.
Allengs begon 't denkbeeld zich met scherpe
grenzen voor zijn geest te vertoonen, wat
er van zijn vrouw en kind worden zou, als
zij, uit de woning gejaagd, geheel alleen
zich aan het ruwe winterweder moesten
overgeven wat hun lot zou zijn, als zij
wellicht des nachts niet van ellende waren
omgekomen hoe zijne woning te moede
zou wezen, als zij vernam dat men zijn lijk
uit het water had gehaald.
Deze en tergelijke gedachten brachten
eene besluiteloosheid te weeg die Van Oosten
allengs zijne schreden vertragen deed