Stadsnieuws.
Lantaarnaansteker,
Beter laat dan nooit.
Mengelwerk. 7
LOTGEVALLEN EENER WEES.
kassei werken.
Eene meuscheujacht.
Twee kinderen in '1 waler
door een bijzonder krediet of door
teruggave of vermindering der grond
belasting
Antwoord va.n tien minister.
Ik beroep mij op het autwoord dat
ik kom te geven op de vraag gesteld
door de achtbare heer«u Limburg de
Stirum en du Bus de Warm tie, (die ge
sproken hebben over de schade ver
oorzaakt in de omatreek van Aalst.)
Het artikel 37 der wet van 15 Sep
tember 1807. brat toe de overmaking
der grondbelasting toe te staan beboo-
rende tot de perceelen waarvan geheel
het inkomen in gevaar gebracht is ge
weest ten gevolge van hagel of andere
ongesteldheden
Om da toepassing dezer schikkingen
te verzekeren schrijven de onderrich
tingen van het departement aan de
ontvangers der recfetstreeksche belas-
tin-gen voor, zoohaast eene rampzalige
gebeurtenis zich voorgedaan heeft in
eene gemeente van bon gebied, de noo-
dige maatregelen te nemen om zoohaast
mogelijk de aanzienlijkheidder schade
ke kunnen bestatigen.
Voor zooveel het noodig is, heb ik
aan de bevoegde ambtenaren de vraag
van M. Nolf medegedeeld, hun de ge
melde onderrichtingen herinnerende.
Het Journald'Ypres kondigt zijne
lezers aan dat het wekelijks eene ru
briek zal uitgeven die maar handelt
over de stadswerken.
Wij kunnen dit slechts goedkeuren.
De lezers van het orgaan onzer mees
ters hebben dikwijls bittere overden
kingen moeten maken dat hef Jour
nal d'Y pres nooit geen woord rept
over de werken, wanneer, onder het
vorige bestuur, het dezelfde onbe
dachtzaam hekelde.
Tenzij om zich belachelijk te ma
ken, kan het niet beweren dat al wat
gedaan wordt onder het huidige be
stuur, vrij is van opspraak, vrij is van
critiek.
Nooit i-s er meer geld verkwist
geweest dan onder het beheer van
sieur Colaert.
Hoeveel daguren gestolen bij ge
brek va* toezicht en hoeveel werken
herbegonnen ter oorzaak van ont
werpen die niet genoeg bestudeerd
e* slecht opgevat waren.
Niettegenstaande dat, kon het
Journal de waarheid niet schrijven
in zijnezeldzame artikelen die betrek
DE
Uit liet Eng else li.
Vijfde hoofdstuk.
Eerste schreden van
vooruitgang.
Cooper schudde twijfelend het hoofd, en
mompelde zoo iets. dat kinderen, zelfs
iemand eigene, niet licht zegeningen wer
den maar het was niet in zijn vermogen
Truemans verheven geloof aan de wijsheid,
zoowel als plichtmatigheid, van zijn bedrijf
te schokken. In het vuur waarmede hij ge
sproken had was hij opgestaan, en nadat
hij driftig de kamer op en neer had gestapt,
kwam hij naar zijne plaats terug en
zegde
Bovendien, buurman Cooper, al had
ik dion nacht toen Geertje hier kwam mijn
besluit niet genomen, dan zou ik haar des
anderdaags toch niet hebben weggezonden
want toen, denk ik, sprak de Heer tot mij
door den mond van een zijner heilige enge
len, en beval mij in mijn voornemen te vol
harden. Gij hebt juffer Graham wel gezien.
Z'j komt geregeld bij u terkerk, met dien
knappen ouden heer, haar vader. Na die
zwaren storm, drie weken geleden, was ik
ook voor hun huis aan hel wegscheppen van
de sneeuw, en toen liet zij mij roepen om in
de keuken te komen. Wel mag ik haar en
gelachtig gezichtje zegenen, arm schepsel
hadden op de werken die in gang
waren. Het zwaaide onze meesters
misplaatste lofbetuigingen toe voor
eene voorland borduur, een gekap-
ten steen of eene riool die in goeden
staat gesteld was.
Sedert eenigen tijd heeft deze ma
nier van onze meesters te bewieroo-
ken, ten propooste eener beuzeling,
ons doen denken, dat er iets veran
derd was in het gedrag der redactie.
Men moet veronderstellen dat het
vinnig artikel van het Nieuwsblad zij
ne uitwerking had gehad nooit
heeft een klerikaal orgaan zulke
waarheid durven zeggen aan dezen
die ons beheeren, dit was volstrekt
'noodig en deze die het klerikaal blad
ingeblazen had, h®eft wel gehandeld
in het belang der stad.
Indien het Journald' Ypre's, in plaats
van beuzelpraat te schrijven over
zijne politieke tegenstrevers, zich
ernstig bezig had gehouden met de
begeerten onzer kooplieden en onzer
nijveraars zou het lang geleden zijn
dat men niet meer zou spreken van
zekere werken die ter studie liggen
zij zouden sedert lang gedaan zijn.
Het Nieuwsblad met te verzekeren
dat het de Yperlingen verveelde ge
fopt te worden, heeft eene harde
waarheid gezegd het zegt insgelijks
de waarheid wanneer het beweert
dat onze medeburgers zeer gematigd
zijn in hunne eischen.
Inderdaad, wat vragen zij
Een deel in de gunsten onzer re
geering.
Waarom moeten deze altijd de
zelve richting volgen Waarom moe
ten dezelve altijd aan dezelfde steden
gegeven worden Heeft het geld der
Ypersche belangen, die tot heden
miskend zijn geweest door onze
meesters en hunne politieke vrien
den die aan het bewind zijn geene
waarde.
Waartoe goed kredieten te beko
men voor de voltooiing der vaart,
wanneer zij, zoodra de kiezingen
voorbij zijn, verteerd worden voor de
verfraaiingen van andere steden.
Het Journal heeft eene schoone
rol te vervullen, met ronduit aan
onze meesters te zeggen hoe gevaar
lijk het is de Ypersche bevolking niet
te voldoen die in hare belangen be
schadigd is.
Het Nieuwsblad heeft het begrepen
het heeft alarm geroepen, nu is het
de beurt van het orgaan van 't stad
huis evenveel te doen.
Wat ons betreft, wij belooven on
ze verknochtste medewerking zonder
de minste bijbedoeling daar wij zeer
gehecht zijn aan de toekomst en aan
het welzijn der stad en van het ar
rondissement.
Onze rol van bedrogene moet ein
digen
In een der vergaderingen in het K.
Volkshuis gehouden voor de ge-
meentekiezing, sprak de voorzit
ter van de zoo genaamde katholieke
wacht den lof uit van het klerikaal
bestuur, en deed onder andere gel
den dat de stad in de vier laatste
jaren 280,000 fr. besteed had aan
kassei werken.
Is het niet betreurlijk dat, ten ge
volge' der onvoozienigheid onzer
stadhuisbazen, zulke aanzienelijke
sommen, ten groote deele, nutteloos
is verteert geweest, vermits onze
straten nimmer in zulken deernis
waarden staat zich bevonden, gelijk
tegenwoordig.
Ook is zulks niet te verwonderen
wanneer men in acht neemt dat, in
uitvoering van de zonderlinge over
eenkomst gemaakt, na lange en duis
tere onderhandelingen tusschen het
schepencollegie en de gazmaatschap-
pij De Brouwer, al onze straten
opengelegd zijn geweest om de bui
zen te vernieuwen. Dit gedaan zijn
de, men heeft alles op eene zorge-
looze wijze toegemaakt. Onbekwame
werklieden hebben de kasseien slecht
weergelegd, want de gazaannemer,
in bedwang gesteld zijnde de verma
king behoorlijk te doen, heeft ver
klaard in de onmogelijkheid te zijn
zich kassei werkers te verschaffen.
Hij heeft dus gemakkelijker en
voordeeliger gevonden de kasseiing
in slechten staat en voor rekening
van de stad over te laten.
Ook moet gezegd worden, dat ons
schepencollegie volgen zijne eigene
bedienstenis, ten dien opzichte zeer
meegaande is geweest voor zijnen
vriend M. De Brouwer.
Hier uit volgt dat men in al onze
straten, zelfs in degeene onlangs
gansch vernieuwd, menigvuldige in
zakkingen en diepe putten aantreft
genoeg om er den hals over te bre
ken.
De stad geene bekwamen kassei
werkers ter hand hebbende heeft
mannen genomen uit het Volkshuis
die hoegenaamd niets van het am
bacht kennen. Het zijn deze die zij
belast hebben hier en daar de kas
sein op te stikken. Over eenige da
gen hebben wij. er een ploef van een
zestal in de Cartonstraat aan het
werk gezien. Deze vermaking
indien men zulks alzoo noemen mag,
is zonder oordeel, zorg, op- of
toezicht verricht geweest. In plaats
van de ingezakte deelen op te lich
ten, aan te vullen en te verreffen,
stikken zij de kasseien er nevens op,
zij maakten aldus hoogten en laagten
waar er geen bestonden. De straat is
alzoo eerder verslecht dan verbeterd
en de kost er aan gedaan nutteloos
geweest. Wat denken hier over de
raadsleden MM. D'Huvettere en Be-
gerem die de Cartonstraat bewonen,
en die waarschijnlijk gelijk wij, dit
knoeiwerk h,ebben zien verrichten
Verleden week zagen de gendarmen
Lodewyckx en üecraecker, op dienst
zijnde rond 8 ure's avonds op de Van-
dermeerschplaats te Meenen, eene
groep personen die een vluchtenden
man vervolgden Zij liepen hem achter
na, en vertoefden met hem in te halen.
Het was zekere Louis Lamotte, 85 jaar
oud, dagtooner te (Jortemarck, op loge
ment in deD Gouden Sleutel gehouden
door Gasimir Madeleine, Koninklijke
straat. Den vorigen nacht was bij in de
kamer gedrongen van een anderen
logeur, den heer Petrus Ostyn, 72 jaar
oud, en had er eene som van 40 frank
gestolen in stukken van 5 fr. Hij werd
naar de gendarmerie geleid, men door
zocht zijne zakken en hij werd drager
gevonden van de gestolen som die hij
geknoopt had in de slippen van zijn
hemd. Lamotte is naar Kortrijk over
gebracht geweest.
Donderdag morgend der verleden
week, roud 10 ure, keek de kleine
Alfons Despiechel, 8 jaren oud, wonen
de met zijne ouders op den popering-
schen steenweg in de herberg de Fzer-
weg> eenige zijner makkers visschen in
de stadsgrachten. Hij bevond zich bij
de ijzeren leuning op de rechterzijde
der buitenwandeling, toen hij tenge
volge eener duizeling met het hoofd
voorover in het water viel, dat op deze
plaats ten minste een meter vijftig diep
is Op het geschreeuw der andere kin
deren, kwam de agent van politie
Witterbecq toegesneld en sprong in
het water. Hij gelukte er in niet zonder
moeite het kind vast te grijpen, dat in
de diepte ging zinken en het van eene
zekere dood te redden.
Een uur later, kostte een ander on
geval van dezelfde soort bijna het le
ven van een ander kind Emiel Buzeyne,
ratten af. Gij moet hier ordentelijk blijven
zitten en zoet zijn. tot gij oom True ziet
komen dan zult ge hooren wat hij zeggen
zal, als hij de kamer ziet en mij.
Geertje keerde zich om en keek mei inni
ge zelfvoldoening in de kamer rond. Toen
op de breede vensterbank klimmende, waar
zij verder kon uitzien en haar pleegvader
ontdekken zoodra hij de poort inkwam,
nam zij de kat in hare armen, streek haar
kleedje glad, wierp eenen blik vol hoog
moed en blijdschap naar hare schoenen en
kousen-, en zotte toen haar gezichtje strak,
met een vast voornemen om geduldig te
zijn
Kom binnen, Geertje, zegde het goede
vrouwtje, kom maai binnen bij mij, Hier,
vervolgde zij, toen zij zag hoe onbe
schroomd het. kind was om in eene vreemde
kamer te komen gij moogt hier bij mij op de
tafel zitten en m'j zien strijken. Dit is uw
eigen kleedje. Ik strijk het nog maar wat
uit, en dan is al uw goed kla ir Ge zuil wel
blij zijn, dat ge nieuwe kleertjes krijgt,
niet waar
Heel blij, jufvrouw, antwoordde
Geertje. Zal ik ze mee nemer, en alles zelf
bewaren
Ja zeker, zegde jufvrouw, Sullivan.
Ik weet niet waar ik alles zal bergen
er is geene plaats in onze kamer - ten
minste, geene heel schoone plaats, zegde
Geertje, mot bewondering in de opene lade
kijkende, waarin jufvrouw Sullivan nu het
jurkje legde, bij eenen stapel net opgevou
wen kleertjes.
Wel gedeeltelijk, weet ge, zult ge ze
aan hebben, zegde jufvrouw Sullivan, en
voor de rest moeten wij eene goede plaats
zoeken.
al is de wereld donker voor haar, zij
maakt die toch licht voor andere menschen.
Zij kan 's Hemels zonneschijn uitwendig
niet zien maar zij is beter aan toe dan de
meesten, .want z>j heeft hem in haar bin
nenste, geloof ik, en als zij glimlacht komt
de plans er uit en gelijk het naar Gods re
genboog in de wolken Zij heeft mij menige
weldaad bewezen, sedert ik in het pakhuis
van haren vader zoo erg gekwetst werd,
nu vijfjaren geleden, en zij liet mij dien
dag roepen, en vroeg hoe het mij ging, en
of er iets was dat ik noodig had, waarover
zij met haren ouden heer kon spreken. Zoo
vertelde ik hair alles van klein Geertje
en ik zeg 11, zij en ik schreiden allebei eer
ik aan her einde was Zij stopte mij wat
geld in de hand, en zegde dat ik jufvrouw
Sullivan moest nemen om kleertjes voor
Geertje te maki n; en nog meer, zij beloofde
mij te zullen helpen als ik door mijne zorg
voor haar in ongelegenheid kwam en toen
ik heen ging zegde zij Ik ben vast over
tuigd, dat gij zeer wel gedaan hebt, True
de Heer zal uwe goedheid voor dat arme
kind zegenen en beloonen
True was zoo opgewonden door zijn on
derwerp, Jat hij niet opmerkte wat zijn
vriend de koster wel had waargenomen,
maar zonder hem in de reden te willen val
len. Geertje was uit haar bed gekomen en
stond naast True, hem strak aanstarende
en met ademlooze aandacht naar hem luis
terende. Nu raakte zij zijnen schouder aan.
Hij keek om, zag haar, en strekte de armen
uit. Zij wierp zichain zijne borst, en in
blijde tranen uitbarstende stamelde zij snik
kende Zal ik dan altijd bij u blijven
Ja, antwoordde True, zeo lang ik leef
zult gij mijn kind wezen.
Het was een stormachtige avond. Geer-
trui stond bij het venster te wachten tot
haar pleegvader van zijn lantaarnaansteken
terug kwam. Zij was net en warm gekleed
de haren glad gestreken, gezicht en handen
zindelijk. Zij was nu geheei gezond ge
zonder zelfs dan sederr, jaren voor hare
ziekte. Zorgvuldigheid en vriendelijkheid
hadden wonderen voor haar gedaan, en
hoewel zij er nog bleek en tenger uitzag,
en mond en oogen onevenredig groot sche
nen, had de pijnlijke uitdrukking van lijden,
die haar gezichtje placht te dragen, plaats
gemaakt vcor een vergenoegd, hoewel
eenigszins ernstig voorkomen. Voor haar
op de breede vensterbank, zat eene dikke,
eerwaardige kat, moeder van Geertjes ver
loren lieveling, en om die reden haar zeer
duurbaar zij streelde het beest zachtjes
den rug, terwijl het aanhoudend spinnen
der bejaarde poes bewees hoe tevreden zij
over die behandeling was.
Eensklaps hoorde men in den muur een
rommelend gerucht. Het huis was oud en
van ruime gemakken voor ratten voorzien,
die naar het geweld dat zij maakten, thans
van deze gelegenheid partij trokken ome en
bal te geven. Men zou haast gedacht hebben
dat de schoorsteen steen voor steen naar he
neden kwam. Dit onrustte Geertje echter
niet zij was met oude, met ratten bevolkte
muren bekend, en te zeer gewoon om zulke
geluen in het rond te hooren, toen zij bij
Nan Grand op het zolderkamertje sliep, om
er zich nu eenigszins aan te storen. Niet
zoo evenwel de oude kat, die de ooren opstak
en andere blijken gaf van eene opkomende
neiging om ten strijde te snellen. Geen
strijdpaard kon sterker worden opgewekt
door den klank der trompet dan poes door
het scharrelen harer vijanden over den
zolder.
Houd u stil, poesje, zegde Geerlje,
houd u stil, zeg ik. Ga maar niet op de
OB DB