Lantaarnaansteker, Stadsnieuws. Mengelwerk. In do kamer. De voorspoed dei- stad. De Bewaarscholen. aanhoorders kunnen getroffen worden die niet reeds tot onze denkwijze be- hooren. Men bekomt dus weinig voor deel en men doet integendeel de aan hangers aan de vijanden kennen, die alsdan op hen drukking, vervolging en uitkooping uitoefenen. Hoe moeilijk het is om in onze ge westen den strijd vol te houden tegen het alleenheerschend en almachtig klerikalismus, daarvan kunt gij, Heeren van de groote steden, u maar een klein denkbeeld vormen. Ja, alhier is er moed noodig voor den kleinen burger en den werkman om zich vrijgezind te durven toonen. Het klerikalismus is meester van alles. Al wie liberaal is of niet verslaafd aan pastoor en kasteel heer stelt zich bloot aan vervolging en broodroof. De toestand is niet veel be ter in onze kleine steden dan in de ge meenten. De klerikalen zijn meester van al de gemeenten de Evenredige Vertegenwoordiging bestaat niet voor ons de armbesturen en de hospicen zijn overal uit louter klerikalen samen gesteld. Want hier gaat het niet zooals te Gent en te Brussel, waar men daarin eenige leden der oppositie laat benoe men. Zelfs wordt maar al te dikwijls alle onderstand geweigerd aan de be- hoeftigen, die niet verslaafd zijn aan de geestelijken. Het onderwijs en al wat het bestuur aangaat fe uitsluitend in handen der klerikalen. Het gerecht en de openbare beambten worden alle geklerikaliseerd. Welnu zoo is de toe stand in onze kleine Viaamsche steden; en hij verslecht nog van dag tot dag, daar de geestelijken gedurig nieuwe kieswapens smeden. De buurtspoor wegen, die overal aangelegd worden, dienen tot klerikaal kiesmiddel. Kleri kalen alleen zitten inden bestuurraad geene werklieden of bedienden worden aangenomen, tenzij dezen, aanbevolen door de geestelijken. De openbare werken worden op de gemeenten alleen door klerikalen en klerikale werklieden uitgevoerd. De verlichting zelf van ste den en dorpen wordt aan klerikale gas maatschappijen toevertrouwd, waarvan het personeel gebruikt wordt om kleri kale propaganda te maken. De zooge zegde samenwerkende melkerijen, vee bonden, paardenbonden, verzekerings bonden, overal gesticht met de Staats gelden, zijn ook al zooveel machtige kieswapens, in handen der klerikalen. Moet het dus verwonderen indien de liberale partij alhier weinig vooruit gang doet? Integendeel, mochten wij de Evenredige vertegenwoordiging be komen, dan zou dit toch veranderen. Zonder haar wordt de strijd alhier onmogelijk. De E. V. zou in elke ge meente het gemeentehuis voor eenigen onzer partijgangers openen, en derwij ze de gemoederen verheffen. Onze pro paganda en deze der liberalen der groote steden moet dus dit alléén voor doel hebben, om de vrijzinnige partij te doen herleven en reuzenvooruitgang te L7 DE 56 maken in het verkwezeld Vlaanderen. Voorwaar, Heeren, dat is de beste propaganda, waartoe gij ons ook een handje moest toesteken. Een liberaal uit het arron dissement Yper. Waarom hebben de Belgen het nationaal leger niet Vraag gesteld door den heer NOLF, aan den heer Minister van wetenschap pen en kunsten. Op 1" April 1909 had ik de eer den heer minister te ondervragen over den toestand van Mevr. Folcke-Vemeire, gemeenteonderwijzeres tePoperinghe, die, nadat zij in beschikbaarheid was gesteld uit hoofde van afschaffing van betrekking, weder tot den werkelijken dienst werd geroepen, om onderwijs te geven aan de meisjes der gemengde gemeenteschool. Van hoofdonderwij zeres werd zij verlaagd tot hulponder wijzeres, met eene vaste wedde, zonder rekening te houden met de vergoeding voor huisvesting, waarop zij recht had. Dit alles is in strijd met het konink lijk besluit van 30 April 1896 en met de ministerieele omzendbrieven van 30 Juli en 21 November 1896. Daarenbo ven klaagde Mevr. Folcke-Vermeire, omdat zij werd belast met de lagere jongensklas, dewijl er sedert 1896 in de gemengde school geene meisjes meer zijn. Deze maatregel is in strijd met het koninklijk besluit van 30 April 1896. Reeds in de maand April had de heer minister de zaak onderworpen aan het gemeentebestuur van Poperin ghe. Den 20" Juli 1909 meldde hij mij dat hij wachtte op de beslissing van den gemeenteraad dier stad. Wil de heer minister ons kennis ge ven van die beslissing Antwoord van den minister. De klacht van de vrouw Folcke-Ver meire werd aanhoord bij beraadsla ging van 17 Juli 1909, besloot de ge meenteraad aan de belanghebbende al de voordeelen te erkennen die de on derwijzeressen gewaarborgd worden en bovendien het achterstallige van de verschuldigde wedde te betalen. LOTGEVALLEN EENER WEES (Jit liet Engelsch. Men leeft met goede soep En niet met schoone woorden. De beroemde Molière dacht geens zins eenen burgemeester van Yper der XX° eeuw te bespotten, met in de Geleerde Vrouwen dit fameus verwijt te doen Men leeft met goede soep En niet met schoone woorden. De trouweloosheid van den ver- standigen briefwisselaar van het Journal d'Ypres moest er zijn om hetzelve met veel bijval, overigens, in het aangezicht van onzen goeden heer Colaert te werpen. Schoone woorden, inderdaad, de beloften en de heildronken vlammen de van vaderlandsliefde van onzen Eersten, wanneer hij het behoud van een leger gehuurde mannen roemde en dat hij aan de jeugd het middel weigert om zich tot de krijgskunst voor te bereiden. Schoone woorden, de hoffelijke redevoeringen van den volksverte genwoordiger over het feminism, wanneer de dames te vergeefs van den wetgever een eindje wet ver wachten dat hare rechten en hare vrijheid uitbreidt. Schoone woorden, de schreeuwen de en blikslagerachtige herstelling onzer Halle, wanneer eene beschei- dene herstelling beter ware voor een ernstig gebouw en beter voor onze financiën. Schoone woorden, eindelijk, dat kostelijk karillon, dat den lof onzer meesters bezingt, wanneer wij op zoek zijn naar de goede soep hunner verdiensten en hunner nuttige wer ken. Ja, het Journal d'Ypres heeft ge lijk Men leeft met goede soep En niet met schoone woorden want Er moeten daden zijn Want praten zijn geene oorden. sedert maan- De klerikalen beloofden ons, tij dens hunne aankomst aan het be wind, het stichten van talrijke fa brieken, de werkplaatsen gingen uit den grond rijzen en de handel en de nijverheid zouden eene nieuwe vlucht nemen. Sedert de klerikalen als meesters op het Stadhuis regeeren, bemerken de handelaars van dag tot dag dat hunne zaken verminderen en dat de handel verkwijnt. Volgens eene optelling onlangs in de stad gedaan, zijn er meer dan honderd huizen te huren wij zouden kunnen eene straat noemen waar, op zeventien huizen, er vijf zijn die nieuwe huurders verwachten den en maanden. Hij is schoon, de voorspoed onzer stad, onder het klerikaal beheer Min handel, geen een fabriek, maar meer kloosters Óns klerikaal en partijdig gemeen tebestuur betaalt nu aan de kloos terzusters der H. Familie 8,ooo fr ten voordeele van hare bewaarscho len. Deze ontvangen daarenboven van den Disch xooo fr. 's jaars om aan de kinderen die er aangenomen worden soep uit te deelen. De stad heeft een kindertuin of bewaarschool die gevoegd is aan de kostelooze school voor meisjes in de Rijselstraat en alwaar de arme kin deren van 3 tot 6 jaar aanveerd wor den. Onder het liberaal bestuur moch ten deze kleinen, de stadsbewaar- school on vergeld bijwonen. De kle rikalen waren nauwelijks op het Stadhuis gekomen of zij eischten een schoolgeld van 75 centiemen te maande met het doel de ouders te dwingen hunne kleinen uit de stads- bewaarschool te trekken en alzoo tot hare afschaffing te geraken, maar ziende dat het getal leerlingen die er verzorgd werden niet dapper ge noeg verminderde, verdubbelden zij in 1892 het schoolgeld, uit haat en nijd voor het openbaar of officieel onderwijs. 't Is sedert dien dat de ouders meest al door het armbestuur gehol pen of kleine werklieden, die wil len de stadsbewaarschool verkiezen, 1 fr. 50 c. te maande moeten uit- z weeten. Is het hun onmogelijk dit school geld, door de stad geëischt, te beta len, dan zijn ze genoodzaakt, of wel zich te wenden tot weldadige perso nen om van deze te bekomen dat zij het in hunne plaats voldoen, of wel hunne kleinen tegen wil en dank naar de kloosterschool te zenden, of wel nog ze t'huis te houden tot dat zij zes jaar bereikt hebben. Uit de onbillijke beslissing door de stad genomen volgt dat er meni ge huisgezinnen van werklieden zijn, die voor hunne kinderen van 3 tot 6 jaar schoolgeld moeten betalen, wil len of niet, terwijl de oudere broeders en zusters van deze jonge dutsen, als arme kinderen in de lagere ge meentescholen aanveerd worden. Het is noch redelijk noch logiek Wordt Voortgezet.) OF DE Acht en twintigste hoofdstuk De teleurgestelde minnaar. Ge'ii kn-lhejii of tninach'i"g van hare zij «in had heun kannen doen gelooven dat. eene wees z'ilke pene geleg-nheid tot een goed huwelijk zou verzuimen. Menige naar de wereld zeer verstandi ge en voorzichtige mo°der had reeds ge zocht met hem kennis te maken menige jonge dame, zelfs onder di genen die zelve vermogen en rang bezaten, had zijne op lettenheden gunstig opgenomen en geloo vende dat hij geld genoeg had om ieder meisje, die hij uitkoos tot vrouw te kóppen, zou hij gelachen hebben om het denkbeeld dat Geertrui zich van de andereu zou willen uitzonderen Hij had echter nog niet tot den gewichti- gen stap besloten om zich zelven met al He voorrechten, waarvan hij de gelukkige he zitter was, aan eene vrouw op te dragen. Hij was alleen voornemens Geertruide's goede meening en genegenheid te winnen en hoewel hij meer belang in haar stelde dan hij zelf wist, wa* dit voor het oogen blik zijr eenig doei. Hij zag wel dat zij hem tot nog toe geene blijken van voorkeur had geschonken en daar hij nu besloten had een nieuw middel aan te wenden om haar te veroveren, koos hij met eene maar al te gewoone laagheid en zelfzucht, eene handelwijze, die, wanneer zij het beoogde gevolg had op het leed, zoo niet op het on geluk eener derde moest uitloopen. Hij wil de, door in het oog loopende beleefdheid voor Kitty, de jaloerzij van Geertrui op wekken dat hij nu den tutu inwandelde, waar hij hoopte de aandacht van Kitty te trekken O, het was een schandelijk toelug want Kitty was hem reeds genegen. Zij had een warm en gevoelig hart, was lichtgeloovig bovendien, en dus maar a te gereed om het stachtoffer zijner valscheid te worden. EINDE VAN HET EERSTE DEED TWEEDE HEEL. Eerste Hoofdstuk Ware beleefdheid. Toen mevrouw Graham en hare nichtjes, de heer Bruce, zijne zuster Fam.y en de luitenant Osborne een half uur voor liet di ner in de groote kamer bij elkander zaten, werd hunne nieuwgierigheid opgewekt door de vroolijkheid, welke in Amelia's kamer, die vlak daarboven was. heerschte. D.-ze vroolijkheid was niet ruw of luidruch'ig, maar blijkbaar recht hartelijk. Geertruide's heldere lach was duidelijk te onderscheiden, en zelfs Amelia stemde dikwijls met de uit barsting in, die zich van lij<l lot tijd ver nieuwde terwijl nog een derde in het ge zelschap scheen te zijn, daar zich nu en dan eene stem liet hooren, die geheel vreemd klonk en iets zeer ongewoons had. Kitty liep eenige malen den gang in om te luisteren en zoo mogelijk te vernemen wat de reden dier vroolijkheid was euid-lijk kwam zij terug met het bericht dat Goer- naar beneden kwam met eene figuur bij zich, die wel de koningin van al de toover- heksen scheen te zijn. Weldra opende Geertrui de deur, die Kilty met eenen slag achter zich had toege trokken, en leide jufvrouw Patty Pace bin nen, welke met afgemetene trippelende treedjes naar mevrouw Graham kwam eD vlak voor deze staan bleef om zeer diep te nijgen. Hoe vaart ge, mevrouw, zegde me vrouw Graham, hall en half denkende dat Geertrui haar eene grap wilde spelen. Dit is de meesteres, naar ik verneem, sprak jufurouw Patiy. Mevrouw Graham erkende hare aan spraak opdien titel. Eene dame van veel pretehtie zegde jufvrouw Patty tot Geertrui, hoorbaar fluis terende en ieder woord, ja elke letter, met eigenaardigeu nadruk uitsprekende. Zich daarop naar Bella keerende. die zich in de schaduw eener gordijn verschool, naderde zij deze, stak met verbazing beide handen op en riep uit Jufvrouw Isabella, zoo waar als ik nog het aanschijn geniet en dat wel stralen gelijk de morgend Mijn hemel, wat hebben uwe jeugdige bekoorlijkheden zich ontsloten Bella had jufvrouw Pace herkend zoodra zij de kamer binnenkwam, doch met dwa zen hoogmoed schaamde zij zich om te laten blijken dat zulk een zonderling personnaad- je haar bekend was, en wilde zich nog vreemd blijven houden maar Kitty kwam nu voorwaarts met den uitroep Wel, juivrouw Pace, waar zijt ge van daan gekomen Jufvrouw Catharina, sprak jufvrouw Pace, haar vol verrukking bij beide handen va'tende gij herkent mij dus Gezegend zij uw geheugen voor eene oude vriendin Zekerlijk, ik herkende u terstond gij wordt zoo licht niet vergeten, dat verzeker ik u. Bella, herinnert gij u jugvroew Pace niet Hei is bij u aan huis dat ik haar al tijd gezien heb O, zij is het zegde Bella, met eene ongelukkige poging om het te verbergen dat zij vroeger ongenegen was geweest om ie mand te herkennen, die zij dikwijls in haar vaders huis had gezien en door beide hare ouders hoog geacht weid. Ik ben geducht, zegde jufvrouw Patty tot Kitty, even hard fluisterende als te vo ren, dat. zij een hoogmoedig hart in den boezem draagt. En toen, zonder dat men had kannen opmerken dat zij op de heerw' lette, die vlak achter haar stonden, vervolg de zij Vrijers, zie ik. jufvrouw Catharina, jonge vrijers Van wie Van u, of van haar 1 Kitty lachte, want zij zag dat de jonge lieden dit hoorden en er zich mede vermaak ten maar zij antwoordde zonder zich te bedenken O van mij, allebei van mij Jufvrouw Patty keek nu in de kamer rond, en den heer Graham missende, ging zij naar zijne vrouw en zegde Pin waar, mevrouw, is de bruidegom Mevrouw Graham, eenigzins verlegen, antwoordde dat haar echtgenoot terstond zou komen, en verzocht jufvrouw Pace om te gaan zitten Neen, meesteres, ik ben u wel ver plicht. Ik heb een onderzoeklievenden geest, en met uw verlof zal ik het vertrek eens m oogenschouw nemen, Al wat modern is zie ik zeer gaarne.

HISTORISCHE KRANTEN

De Weergalm (1904-1914) | 1909 | | pagina 2