Volksgezind weekblad der Vrijzinnige Vereeniging van Yper en het Arrondissement.
In de Kamer.
Donderdag, 4n Aprijl 1912.
Achtste jaar. \r 21.
Aan de Heeren Kiezers.
Eendracht maakt Macht. Verschijnende ties ËMonderdags,
Vires acquirit eundo.
INSCHRIJVINGSPRIJS
Voor den buiten Een jaar, Fr. 3-00.
Voor stad Een jaar, Fr. 2-50
Men handelt bij overeenkomst.
AANKONDIGINGEN
Aankondigingen 15 c. den drukregel.
Reklamen25 c.
Rechterlijke aankondigingen 1 fr. id.
Nog eenige weken scheiden ons
van de kiezing. Onze klerikale te
genstrevers spannen eene wanho
pende laatste poging in om te be
proeven hun meesterschap te behou
den.
Wij ook, vrienden kiezers, zullen
niet ten achter blijven. Wij ook zul- t
len u regelmatig ons Weekblad en
andere schriften toesturen en wij
zeggen u nogmaals laat ze u niet
ontnemen onder voorwendsel dat het
slechte gazetten zijn zooals de pries
ters u willen doen gelooven, maar
leest ze integendeel aandachtig.
Doch onzen strijd zal deftig en
eerlijk wezen zooals altijd. De euvel
daden onzer tegenstrevers zullen wij
rechtzinnig en klaar bloot leggen
de logen- en lastertaal door de kle-
rikalen uitgestrooid zullen wij weer
leggen als het ons wel de moeite
schijnt; ons progra ma, onze wen-
schen, ons ideaal zullen wij verdedi
gen. Want wij hebben een program
ma steunende op rechtvaardigheid,
op waarheid, op eendracht en naas
tenliefde, op politieke eerlijkheid.
Wij verdedigen en wehschen volks
gezinde hervormingen, die broeder
lijkheid en eensgezindheid onder al
de klassen der samenleving moeten
brengen, want alle menschep zijn
broeders. Allen moeten gelijke
plichten te vervullen hebben, maar
ook gelijke rechten genieten. Wij
willen niet dat er nog langer onder
scheid tusschen burgers en werklie
den, tusschen rijken en armen besta,
terwijl de klerikalen dit onderscheid
uit al hunne krachten verdedigen,
omdat het hun de macht, de heer
schappij bezorgt.
U- met het woord en de pen in
lichten over den hachelijken toestand
van ons land over den erbarmlij-
ken staat onzer financiën over de
ontreddering die in de openbare be
sturen heerscht u kenbaar maken
waar ons zuurgewonnen geld naar
toe gaat u zeggen wat wij willen,
ziedaar ons doel.
Voeren de klerikalen ook den
strijd op die wijze Neen, honderd
maal neen.
Schimpen en lasteren op menschen
die eenieders achting verdienen ons
uitschelden voor godsdiensthaters
ons vergelijken aan apachen scher
men met de religie die met de poli
tiek niets te maken heeft vreese-
lijke uitgevondene histories van
Frankrijk en Portugal vertellen om
schrik te verwekken, ziedaar hoe zij
de politiek verstaan.
Hebben zij dan geen programma?
Weten zij dan niet wat zij willen,
wat zij voornemens zijn te doen,
welke hervormingen zij zullen in
voeren Neen, dat hebben, dat we
ten zij niet. Zij vatten hun program
ma samen in 't volgende bewaren,
verbeteren en beletten. Ja, bewaren
willen zij en behouden ook den he-
dendaagschen toestand dit is, den
minderen man uitpersen, den groo-
ten bevoordeeligen, onze centen bin
nenpalmen en ze in de coffreforts
der rijke kloosters bewaren. Verbe
teren Ja, want tevreden zijn zij
nog niet, duivelszak is immers nooit
vol. Nog meer willen zij zich verrij
ken nog meer meester zijn, dat
wenschen en zoeken zij nog meer
dwang kunnen uitoefenen, dat be
trachten zij. Beletten Ja, beletten
dat hunne tegenstrevers hunne geld
knoeierijen zouden ontdekken be
letten dat een andersdenkende ook
recht geschiede beletten dat 's
lands penningen besteed worden aan
nuttig werk beletten dat de men
schen eindelijk vrank en vrij mogen
denken, spreken en handelen! Dat is
hun programma.
Kunnen en zullen wij, beste kie
zers, zulks goedkeuren Volstrekt
niet, want wij hebben voor plicht
ook het onze bij te brengen tot de
noodige kuisching, tothet in orde
brengen van den warboel.
Zullen wij ten achter blijven
Mogen er onverschilligen of lauwen
worden aangetroffen Wel integen
deel al is de zege ons verzekerd,
toch hebben wij voor plicht met
meer ïever dan ooit te strijden en
mede te werken met onze broeders
der groote steden en uit 't Walen
land om de eindelij ke verlossing uit
de handen der dwingelanden te be
werkstelligen.
Vlaanderen is ontwaakt liberale
stemmen moet het regenen
Steeds bleven de klerikalen doof
wanneer wij gelijkheid, vrijheid en
recht eischten. Wie niet hooren wil
moet voelen Allen dus mede
Tijdens de bespreking der begroo-
tmg van rechtswezen, heeft onze volks
vertegenwoordiger, M. Nolf, de volgen
de rede gehouden
WEERGALM
Men schrijft in bij den Uitgever, bixtnudesiraat, nr 53, te Yper. De aankondigingen van.
gansch België en buitenland evenals de Notariale en Rechterlijke aankondigingen mogen
gezonden worden ten bureele van dit blad. Men wordt vriendelijk verzocht alle hoege-
naamde artikels uiterlijk tegen Dijnsdag middag vrij en onderteekénd toe te zenden.
«SS
De heer NolfMijn heeren, verschei
dene redenaars hebben zich bezig gehouden
me't dé greffiers van het vredegerecht, ik
kan mij, voor wat hen betreft, aansluiten
bij de zeer volledige redevoering ten hun
nen voordeele uitgesproken door mijn acht
baren vriend, den heer Ozeray.
Ik zal mij dus bepalen bij het kortbondig
uiteendoen van verschillende grieven be
trekkelijk het personeel der weldadigheids-
scholen.
En eerst en vooral weze hét mij toegela
ten den achtbaren heer minister van rechts
wezen of zijnen voorzaat te bedanken om
voldoening te hebben gegeven aan de be
wakers dier scholen door hunne aanvangs-
wedde gelijk te maken, grief, waarop ik
herhaaldelijk gewezen had.
Ik kom nu tot de onderwijzers, die klagen
dat zij, onder opzicht hunner wedde, in een
minderen toestand geplaatst zijn dan hunne
ambtgenooten der gevangenissen. Deze
laatste hebben eene aanvangswedde van
i.800 franken, die kan gaan tot 2,200 fr.
Maar zij genieten, daarenboven, eene scha
deloosstelling voor huisvesting van 400 fr.
De onderwijzers der weldadigheidsscholen
hebben, daarentegen, eene aanvangswedde
van 2000 franken, kunnende gaan tot 2.400.
Maar zij hebben geene schadeloosstelling
voor woonst, dat maakt dat zij wezentlijk
200 fr. min trekken dan hunne ambtgenoo
ten der gevangenissen.
Dat verschil is niet billijk. De onderwij
zers der Weldadigheidsscholen hebben eene
opvoedende zending, die zoo belangrijk is
als die hunner ambtgenooten der gevange
nissen. Zij zijn gelast gansch het lager on
derwijs te geven aan de jongelingen, die
hun toevertrouwd zijn.
Zij hebben daarenboven eenen heel har
den dienst, want de inrichting van het be-
roepswerk, die de leerlingen clen dag door
onledig houdt, verplicht hen hunnen leer
gang van 5 ure en half 's morgens te geven.
De heer Carton de Wiart, minister van
rechtswezen. Voeg erbij dat er geen
verlof is in die scholen.
De heer Nolf. 't Akkoord, maar zij
vragen voor alles om in denzelfden toestand
g-eplaatst te worden als hunne ambtgenoo
ten der gevangenissen.
De heer Carton de Wiart, minister van
rechtswezen. Hun toestand heeft al mijne
aandacht. Op dit oogenblik zelf ben ik
bezig er ernstige verbeteringen aan toe te
brengen
De heer Nolf. Het onderwijzend en
het besturend personeel, die maar nederige
wedden genieten en die verplicht zijn een
zekeren rang te houden, vragen zich af,
waarom zij niet geroepen zijn om deel te
hebben in de schadeloosstellingen, die, om
reden der duurte van het leven, door minis-
terieele omzendbrief van den 12 Maart
1912, verleend worden aan de bedienden
van 3e klas, aan de bezoldigde agenten en
aan de vrije werklieden, die in de weldadig
heidsscholen werkzaam zijn. Er is zooveel
te min reden om hen uit die gunst te sluiten
daar hunnen loonrooster sedert 1896 niet
meer gewijzigd werd. Eindelijk het perso
neel der weldadigheidsscholen beschikt
maar over vijf verlofdagen per jaar en vraagt
dat cijfer te verhoogen. Het betaamt erop
te wijzen dat het meerendeel dier lieden
geplaatst zijn in gestichten veelal verwij
derd van de plaatsen, waar hunne bloedver
wanten wonen. Deze van Yper zijn bijna
allen afkomstig uit Limburg, en zij hebben
twee dagen noodig om te gaan en te keeren.
Ik meen dus dat het noodig is hun voldoe
ning te schenken.
Ik beveel die verschillende smeekschrif
ten aan de heel bijzondere aandacht van den
achtbaren minister van rechtswezen aan.
Mijnheeren, mijn achtbaar medelid en
vriend, de heer Van Leynseele, komt u te
spreken over de moeielijkheden, die hij ont
moet om een bepaald, en uitdrukkelijk ant
woord te krijgen nopens de maatregelen,
die het staatsbestuur meent te nemen om
den eerbied voor de wet aan armbesturen
van Meenen op te dringen, die weigeren in
openbare aanbesteding hst leveren der
koopwaren, die hen noodig zijn, te stellen.
Dezelfde toestand bestaat te Yper en te
Poperinghe, en het ministerie van rechts
wezen ontving sinds lang talrijke klachten
■uitgaande van verschillende soorten van
leveraars. Tot op heden, alleen het syndi
caat der bakkers van Poperinghe heeft vol
doening bekomen. Nochtans het klaagt nu
over de drakonische manier, waarop de last-
voorwaarden, die tot bazis dienen voorde
aanbesteding, opgesteld zijn. Het stoot op
eenen in 't oogspringenden kwaden wil van
wege de besturen.
Te Yper enkel eenige artikels worden
geleverd tengevolge eener openbare aanbe
steding. Het ministerie van rechtswezen,
dat heeft moeten tusschenhomen, kent de
zaak goed. De waarheid is, gelijk de heer
Van Leynseele het zeer wel gezeid heeft,
dat het ministerie niet durft handelen, om
dat de betrokkene besturen uitsluitelijk
samengesteld zijn uit zijne politieke vrien
den en omdat de huidige toestand de be
langen dér katholieke partij begunstigt,
met haar toe te laten hare vrienden en ken
nissen te bevoordeeligen, door hun het
beste deel der leveringen, aan gezegde
besturen te doen, te geven.
De heer Carton de Wiart, minister van
rechtswezen.Daarin bedriegt gij u, mijn
heer Nolf. Het ministerie ontving klachten
van dien aard ten laste van weldadigheids-
besturen, die geenszins bestuurd zijn door
onze politieke vrienden. Ons rechtstelsel is
hetzelfde voor allen. Maar eenigen bedrie
gen zich nopens de rechten, die de wetge
ving aan het staatsbestaur toestaat. Die
rechten zijn zoo uitgebreid niet, als men
het gemeenlijk denkt.
De heer Nolf. -De wet is nochtans
uitdrukkelijk. Die zaak is geregeld door het
artikel 8 van het besluit van Messidor jaar
VII, dat voorschrijft dat allen aankoop voor
levering van voedsel of andere voorwerpen,
die:aan de Burgerlijke God .huizen noodig
zijn, zal aan den minsten prijs toegewezen
worden in eene openbare zitting van den
bestuurraad, in tegenwoordigheid der
meerderheid van de leden, na plakkaten, die
eene maand voor de aankondiging uitge
plast worden,"op straffe van nietigheid.
Dt openbare aanbesteding is dus door de
wet opgelegd voor de Burgerlijke Godshui-
zen en al de schrijvers zija eensgezind om
te verklaren dat dezelfdp regel door de wel-
dadigheidsbesturen moet gevolgd worden.
Ik vraag mij dan af waarom het staatsbe
stuur niet tusschenkomt.
De heer Carton de Wiart, minister van
rechtswezen. De provinciale overheid
heeft ook hare rol in die zaak.
De heer Nolf. Het zij zoo, maar gij
hebt voor plicht de wet te doen eerbiedigen.
Overigens, de openbare aanbesteding is
werkdadig volkomentlijk verwezentlijkbaar,
vermits gij ze toepast voor de leveringen
aan de weldadigheidscbolen te doen. Ik
vraag dus dat het ook zoo weze voor de
leveringen te doen aan de armbesturen,
zooveel te meer, omdat het de wet is.
Ik voeg mij ook bij ons achtbaar medelid,
den heer Visart, om te vragen, hoever de
kwestie der herinrichting van de openbare
weldadigheid gevorde d is, die sedert 1895
ter studie ligt, dag, waarop de kommissie
ingesteld werd, die gelast was haar te on
derzoeken. Het staatsbestuur is sinds lang
in 't bezit van 't verslag, der procesverba
len en van een voor-ontwerp dier kommis
sie. Elk jaar, tijdens de bespreking der be
grooting, drukkende aandringen gaan van
alle banken der Kamer uit om de wijzij-
te vragen van onze verouderde wetgeving.
Het vraagstuk, ik beken het, is uitgebreid
en der meest ingewikkelde. Als men aan
nemen kan dat het staatsbestuur aarzelt
om een volledig wetsontwerp over die stof
neer te leggen, niets moet, schijnt het mij,
beletten over te gaan tot gedeeltelijke her
vormingen. Vele ellenden vragen om gele
nigd te worden eiken dag ontvangen wij
het bezoek van ongelukkigen, die klagen
over de geringheid der hulp, die zij Ontvan
gen, hunne klachten zijn maar al te dikwijls
gegrond.
De hulpbronnen der weldadigheid zijn
slecht verdeeld in vele gemeenten zijn zij
heel en al ontoereikend, en onder de slechts
bedeelden noemen wij de plaatsen aan de
grens dicht bij de groote nijverheidsmid
dens van Noord-Frank rijk gelegen. Die ge
meenten worstelen in eenen toestand, die
waarlijk beklagenswaardig is.
De heer StandaertZeer wel
De heer Nolf. Zij zijn letterlijk ver
pletterd onder den last der openbare welda
digheid.
De heer Van Leynseele. Zij zijn in
een zeer schadelijken toestand.
De heer Nolf. Mijnheeren, die zaak is
meermaals aangeklaagd geweest, sedert de
wet van 1891 op de hulpverschaffende.
woonplaats, in den schoot des provincialen
Raads van West-Vlaanderen. Ik verstout
mij ze aan de heel bijzondere aandacht van
den achtbaren minister te herinneren.
De keer Van Leynseele Het is onont
beerlijk dat die opmerkingen in heel ern
stige overweging genomen worden, want
zekere gemeenten zijn volstrekt verpletterd*
De heer Nolf. Maar het is niet alleen
over de ontoereikende hulp dat de behöef-
tigen klagen zij klagen ook, omdat te
dikwijls de uitdeelingen der weldadigheid
aanzien worden als een middel, waarvan de
politieke partijen z;ch bedienen om hunne
overheersching te bestendigen. Van daar
misbruiken, daden van verdrukking en
begunstiging. Dat is zoo waar dat, bij elke
verandering van gemeentebestuur, eene
VELOMAKfRS vraagt'ASEKTSRHAP
WIELRIJDERS vrtaft C..ATIS
Llft'EC.V.ür
m THfANTVERP!» CTCLE Cy Ltd, A6, PEUMHSTEUI, MlKRfK.j