Stadsnieuws.
VERIYIAARDE PACHTHOEVE
De verschijning van het mond- en
klauwzeer heeft onder onze landbouw
bevolking eene oprechte ongemakke
lijkheid en vrees verwekt.
De vrees die zij onderstaan bij het
gedacht dat de besmetting zich zou
uitbreiden, is maar al te gerechtvaar
digd als men denkt dat in 1911 de be
smetting zich uitbreide als een echte
ramp en dat de verliezen door deze
veroorzaakt zich tot honderde duizen-
de franken beliepen. Cfansch onze
streek van vetgrazen was aangetast.
Hedendaags, de besmetting uitbre
kende op het oogenblik van 't jaar, dat
het vee zich in de grazingen bevind,
offert een echt gevaar. Het mond- en
klauwzeer, is inderdaad eene zeer be
smettelijke ziekte, die zich met een
ontzeggelijke snelheid voortzet, zij zet
zich door de insekten en vogelen over,
die er de kiemen van de eene naar de
andere weide overdragen.
Het is voldoende dateenige gevallen
van besmetting zich voordoen om
eene gansche streek te bezoedelen.
Het is noodzakelijk onze met reden on
geruste bevolking gerust te stellen, en
daarom veroorloof ik mij aan de acht
bare minister te vragen ons te wil
len de maatregelen kenbaar maken die
hij genomen heeft en ons te zeggen of
hij hedendaags beter gewapend is dan
in 1911 om de ramp te bestrijden, en
in dit geval of hij rekent gebruik te ma
ken van de wapens waarover hij be
schikt.
Het is inderdaad in het begin eener
besmetting, wanneer de gevallen nog
eenig zijn, dat eene krachtdadige tus-
sehenkomst zich opdringt. Maar, het
is niet voldoende, zooals men in 1911
gedaan heeft, van het zieke vee in de
grazingen te behouden waar de be
smetting ontstaan is en langs daar alle
doorgang van vee te verbieden.
De ondervinding heeft de onbe
voegdheid van dit stelsel bewezen,
aangezien het kwaad zich uitbreidt,
anders dan door rechtstreeksche aan
raking, de eigentlijke. uitbreiders der
kwaal zijn de vogels en de kerfdieren.
Wat er noodig is,'t is de opsluiting
in het stal en ik zou willen weten of
het beheer in staat is dat te bevelen
Ik voeg er ten slotte bij, dat daar waar
de maatregel kan toegepast worden,
hij maar zou moeten opgedrongen
worden mits vergoeding. De opsluiting
in het stal op dit tijdstip van 't jaar
als wanneer het voedsel mist en duur
moet betaald worden zou aan de land
bouwers groote lasten opleggen, waar
van men ze zou schadeloosstellen.
Maar ik erken dat de afsluitingen
in het stal niet altoos mogelijk is, het
is namentlijk het geval wanneer de
besmetting eene zekere uitbreiding ge
nomen heeft. Het ware inderdaad mo
gelijk, dat. de stallen onvoldoende zijn
zouden, om al het zieke vee te bevat
ten, men moet eventwel zeggen, dat
op dezen tijd van 't jaar, in West-
Vlaanderen, veel meer vee in de wei
den (grazingen) is dan de stallen zou
den kunnen bevatten.
M E X O E E W E It K.
IDE
(12
vin.
«Gazitten, zei hij tegen den jonge
ling, die nog altoos stond, en nam zelf
een stoel wij zullen de zaak eens
bepraten.
Karei vermoedde niet, hoe zeer zijn
huwelijksvoorstel de voogd in verle-
genheid bracht. De ontroering des
schepen*? schreef hij toe aan de herin
nering van hun laatste samenzijn.
De schepen, doortrapt als hij was,
had zich spoedig hersteld. Mijn jonge
vriend, gij handelt verkeerd, zoo
nam hij weder het woord op. Jeanne
gelijkt u niet niet alleen is zij te jong
en te teêr om bazin te zijn op eene
voorname hoeve, gelijk de uwe'; maar
daarenboven te eenvoudig, of liever
zij bezit te luttel geestkracht om eenig
gezag uit te oefenen, en nog minder
een gezag gelijk zij op dergelijke hoeve
behoort te handhaven. Hoeveel rijke
boerinnnen in deze omstreken,zouden
niet met dankbaarheid uwe hand aan
vaarden Hedenk u nog eens goed,
mijn jongen, en later zult gij mij dank
weten.
Het zou ook kunnen gebeuren dat
het zieke vee, aan eigenaars toebe
hoort, waarvan de stallen ver afgele
gen zijn, dikwijls vier of vijf kilome
ters van de weide. Hoe zou men het
zieke vee er kunnen heen leiden, zon
der de gansche streek bloot te stellen
aan de besmetting, langs den door
tocht waar het zou voorbijgaan. Het
gouvernement zou moeten kunnen
andere maatregels nemen, liet zou
moeten het recht hebben de onteige
ning der aangetaste dieren te bevelen.
Dit recht bestaat in andere landen, na
mentlijk in Engeland, Holland en De
nemark.
Ik heb reeds van deze maatregel ge
sproken tijdens de bespreking welke
in deze Kamer plaats had in 1911 en
doen opmerken dat het een volkomen
maatregel gold die slechts mocht ge
nomen worden tijdens het begin eener
besmetting. Er kon er geen spraak van
wezen in 1911, omdat de besmetting
eene groote uitgebreidheid genomen
had, en men bij duizenden beesten
had moeten onteigenen maar, tegen
woordig, zijner maar eenige gevallen,
volgens de inlichtingen gegeven door
M. de minister, M. Boval en door mij
zelf.
Ik kom dus den heer minister vra
gen indien hij denkt te handelen door
onteigening. Wanneer ik in 1911 over
deze maatregel gesproken heb, heeft
me de geëerde voorganger, M. Vande
Vyvere, geantwoord, met me te doen
opmerken dat de tegenwoordige rege
ling de verplichte slachting niet toeliet
der dieren door mond of klauwzeer
aangetast, dat deze aandoening niet
voorzien was in de tabel bij het ko
ninklijk besluit gevoegd, dat, in deze
gevallen, men een nieuw besluit zou
moeten nemen dat de bijeenkomst van
den veeartsdienst zich van morgen
met de zaak zou gelast vinden, maar
men den dienst niet kon verwijten
zijnen plicht niet volbracht te hebben.
En mijn geachte collega van Yper,
M. Colaert, onderbrak de geëerde mi
nister M. Vande Vyvere, met hem te
vragen selïëns een besluit te nemen.
Waarop M. Vande Vyvere antwoorde
dat men kon zijn toevlucht nemen tot
de slachting in overeenstemming met
den eigenaar, maar dat men ze niet
kon opdringen.
M. Colaert. Het is hetgeen ik nog
zeg.
M. Nolf. We zijn het eens. Ehwel,
dit recht van onteigening, M. de mi
nister heeft het nog niet, en het is bij
middel van overeenstemming met den
eigenaar, dat men nog hedendaags
handelt. Welnu, dit is niet genoegzaam
om het algemeen belang te vrijwaren.
Indien de overeenkomst in het vrien
delijke kan gedaan worden met den
eigenaar, 'tis goed, ik vraag niets be
ters maar het Beheer moet gewapend
zijn en indien het noodig is, de ontei
gening moet kunnen bevelen, 't is te
zeggen, het algemeen belang moeten
kunnen vrijwaren die, in geval van
tegenstribbeling van den eigenaar, of
bij overdrevene eisching, het
dere belang moet overtreffen.
Ik heb mij bedacht, schepen, en op
mijn besluit kom ik niet terug.
En Jeanne
Zij gaf reeds hare toestemming.
Zoo l zonder mij te kennen Al
schooner*en schooner. Maar ik weiger.
Verstaat ge dat, Karei Jeanne is min
derjarig. Ilienneê stond de sche
pen op en groette met de hand.
Hel is dus eene oorlogsverklaring
Het zij zoo, antwoordde de boer.
Vandermolen maakte zich bereid
om den jongeling uit te leiden, maar
Karei beweerde Jeanne te willen spre
ken, die hij alleen in de keuken vond.
Jeanne, uw oom weigerde, sprak
hij
Dat doet niets ter zake, antwoord
de het meisje. Hij is slecht mijn toe
ziende voogd. Mijn eigenlijke voogd is
Jozef Rinkhout, de broeder van vader
zaliger.
En gij gevoelt u sterk genoeg,
Jeanne, om uwen oom Vandermolen te
wederstaan
Ach Gij weetniet wat ik hier ge
leden heb
Nog dezen avond spreek ik boer
Rinkhout, Jeanne. Tot morgen
IX.
Jozef Rinkhout was een welgestelde
boer van omtrent vijftig jaar, met open
gelaat en npg volle wangen een man,
dien het geenszins aan natuurlijk ver
stand ontbrak, hoewel hij tot geen ge
il/. Colaert. Er moet een verplich
tend maatregel zijn.
M. Nolf. Zekerlijk, men moet van
ambtswege de slachting kunnen beve
len. Ik laat me dus toe, bij de minis
ter aan te dringen, omdat hij uitleg
gingen zou geven over de maatregelen
die hij genomen heeft, en ik verhoop
wel, dat hij ons de dringende tnsschen-
komst zal beloven, dien we van hem
verwachten in de tegenwoordige om
standigheid. (Zeer wel, links).
Antwoord.
MHellepulte. De achtbare M.
Serruys heeft me gesproken van het
ontwerp nieuwe stallen te Adinkerke
te bouwen. Ik heb het genoegen hem
te zeggen dat men op hét punt is de
noodige grond te koopen.
In het begin dezer zitting, heeft de
achtbare M. Nolf ons onderhouden
over mond- en klauwzeer. Hij heeft
me gevraagd welke maatregels het
Beheer genomen had om de uitbrei
dingder besmetting te beperken. Men
weet dat deze ziekte tegenwoordig bij
zonderlijk in Frankrijk heerschl. Ik
mag aan onze geëerde collega de zeker
heid geven dat niets verwaarloosd is
geworden, zelfs tol: het punt dat de
maatregelen beknibbeld zijn geweest.
Het is zelfs iedermaal zoo indien het
Beheer zich genoodzaakt ziet de gren
zen te sluiten voor den invoer zekere
dagbladen vinden er een vermaak in,
het te laken.
Maar ik zal ter dezer gelegenheid
doen opmerken, dat de veeartsdienst
niet altoos ondersteund is, noch van
de belanghebbende zelf, noch van de
gemeentebesturen. Ik heb er overlaatst
nog de bewijzen ervan gehad.
Wij stooten soms op onverstaanbare
nalatigheid, die de grootste gevolgen
kunnen hebben nopens het behoud
onzer veepachten.
Onderrichtingen zijn gegeven ge
weest, tot een streng onderzoek der
beesten, zoowel aan de grens of op de
markten en wedstrijden, ik heb de
sluiting der fransche grens moeten
voorschrijven.
M. Nolf. De sluiting
M. Heileputte, minister van landbouw
en openbare werken. Zeker ik
moet wel. Ik heb de gedurige ontsmet
ting der aangetaste beesten bevolen,
het is een nieuwe maatregel ik heb
ook, voor de verdachte veefokkers-
middens, het aan palen zetten van het
vee, voorgeschreven.
M. Nolf. Dit strekt tot niets.
M. Heileputteminister van landbouw
en openbare werken. De eenen zeg
gen dat het tot niets dient, de anderen
beweren dat het nuttig is. Van de twee
een, ik deins nieten sluit mij bij dees
die me eenige kans tot lukken geeft,
de andere zou me slechts de vrees
geven, het vee aan eene uitbreiding der
ziekte bloot te stellen.
Wij hebben in zekere gevallen en
voor de eerste middenpunten de maat
regel door M. Nolf aanbevolen ge
bruikt, 't is te zeggen de slachting der
aangetaste beesten op staande voet,
eens met de eigenaars en ik moet u
zeggen dat iedermaal onze voorstellen
aanvaard zijn geweest. We zijn dus tot
denzelfden uitslag gekomen, dan wan
neer we zouden gewapend zijn geweest
zooals M. Nolf het wenscht.
M. Nolf. tn geval van tegenstand
zijt ge niet gewapend.
M. Heileputte, minister van landbouw
en openbare werken.Er is tot nu
Ine geen tegenstand geweest.
Nolf. Ge kunt er onlmoeten.
M. Heileputte, minister van land
bouw en openbare werken. De on
dervinding laat me toe te gelooven dat
er geen zullen zijn. Indien een geval
zich voordoet, zal ik aanstonds over
leggen.
I)d |m ijsuildceliii» in de
school.
Maandag 4 Oogst laatst, om 10 ure
's morgens, had op de Hal Ie de prijs-
uildceling plaats aan de teerlingen dei-
voorbereidende afdeeling, der middel
bare afdeeling en der handelsafdeel ing
van den Staat, van onze stad.
Een talrijk publiek woondedeplech-
tigheid bij.
Onder de overheden, trollen wij de
heer Colaert, omringd der heeren Nolf,
kamerlid, Eaheyne, vrederechter, Oor-
bissen, schrijver-schatbewaarder, Bou
quet en Sevs, raadsheeren, luitenant.
Thomas, Vidor, gemeentesecretaris.cn
het onderwijzend personnel.
De stadsharmonie verleende hare
medehulp aan het feest.
De leerlingen hebben met veel ge
voelen twee koorzangen uitgevoerd, de
eene in 't vlaamsch, Lente komt aan
en de andere in 't fransch, lAhe, lé
beide werden dapper toegejuicht.
Vervolgens werd overgegaan tot de
prijsuitreiking.
Hieronder deelen wij de namen me
deder leerlingen die algemeène prijzen
of accessits bekomen hebben
Voorbereidende afdeeling.
jaar.
Pnjs: FRETIN Roger, Lomme Ju-
lien, Bossaert jean, Gonnissen Julien,
Wullus, Gérard. AccessitBac-
quaert Emile.
2" jaar.
Prijs THOMAS Albéric, Koekel-
coren Désiré, Dehuysser Gaston, De-
raedt Chariot, Vonck Henri, Mahieu
Omer, Messiaen Henri, Lemahieu Mi
chel, Dehuysser Jéröme. Accessits
Derycke Gilbert, Sinave Georges, De-
puydt Marcel, Dekeyser André, Heek
hout Léon.
3" jaar.
Prijs CANFYN Lucien, Lesaffre
Albert, Bossaert Raoul, Vermast Paul,
Van Brabant Edgard, Dael Marcel,
Justice Jacques. Accessits Tasseei
Roger, Gruwez Gilbert, Room Firmini
Hollebeke Daniel, Souxdorf Raoul'
meente-of kerkeraad, nog tot eenig
armbestuur behoorde.
Hij kwam juist terug van een uit
stapje naar de gemeente, waar zijne
jongere broeder woonde, met wien hij
een langdurig onderhoud over Jeanne
had gevoerd, toen Karei Meyers ter
hofstede verscheen, om over zijn hu
welijk te spreken.
Toen Karei zijne verklaring deed,
verscheen er op het gelaat van den
voogd eene uitdrukking van tevreden
heid want hij had het opzet, Jeanne
zoo spoedig mogelijk uit te huwen, ge
lijk het in het plan van den schepen
lag, alle huwelijksplannen aangaande
de weeze tegen te werken.
Wie toch, dacht Rinkhout,«geeft
meerder waarborg voor het geluk van
het kind dan Karei Meyers, de jonge,
oppassende boer, op wiensgedragnooit
iets te zeggen vielhij die daarboven
eene schoone eigene hofstede bezit en
een fortuintje, dat bijna het dubbel van
Jeanne's erfdeel bedraagt
Daarbij was er in het gesprek der
gebroeders Rinkhout iets geslopen be
trekkelijk den schepen, dat Rinkhout
noopte tot nadenken hij geloofde het
geld van Jeanne niet langer veilig in
handen van den toezienden voogd
Het was echter slechts eene kleinig
heid, die zijnen argwaan had gewekt,
en welke anderen in zijne plaats onop
gemerkt hadden gelaten.
De schepen had namelijk, een paar
weken te voren, Karei Rinkhout be
zocht met wien hij vroeger nog wel
zaken deed en hem gezegd
Karei, hebt gij geld te plaatsen, dan
kan ik het nemen tegen vier en drie
kwart ten honderd.
Wat lag daar nu in het was toch
algemeen bekend, dat Vandermolen
geld op intrest stelde of aannam.
De scherpzinnige Jozef Rinkhnnt
dacht er echter anders over hij had
opgemerkt, dat de schepen sinds eeni-
gen tijd (jjjel nam aan alle zwetsende
ondernemingen onbeduidende stuk
jes grond kocht die hem bijna niets
opbrachten, en kleine geldsommen
voorschoot aan mensehen, die elkeen
in slechte omstandigheden wist, en die
hem bijgevolg als hun weldoener en
redder uitkreten.
Jeanne's voogd kon dit alles maar
iliet overeenbrengen met het geld zoe
ken tegen vier en driekwart ten hon
derd en toen Karei Meyers hem ver
telde, hoe Vandermolen zijn huwelijks-
voorstel bejegende, kreeg de vrees
van boer Rinkhout nogvasteren grond.
Hij was overliet voorstel van Karei
Meyers recht blijde te meer daar dit
huwelijk hem het middel verschafte,
om in korten tijd Jeanne's erfdeel den
schepene uit de handen te wringen.
Wordt voortgezet.