J
L
Mededeeling.
Proficiat Keyem.
Nieuws van België.
Nieuport.
4
c
L
I
niet wijd ge-
BMC
le
aan
Een jaar is sedert dien voorbij en reeds heeft die
heer menigwerf gevoeld hoe stijf zijne ster in
Dixmude verduisterd is. Meer en meer zal zij ver
duisteren tot dat haar licht teenemaal uitgedoofd is.
Ja! hij zal loon naar werken krijgen.
woordetjevan te zeggen. Waarom laat de gemeen
teraad toe dat een bijzonder eenen openbaren weg
verbiede? Hoe zal hij zich tegen zulk misbruik
verzetten? Mag zeker heer dien weg verbieden, het
caserne-plein omkeeren, boomen vellen, enz. enz
Heeft hij dat recht, noch Kotje noeh iemand heeft
daar iets aan te zeggen; heeft hij het niet, wat doet
de gemeenteraad? Kotje zei overtijd dat de stad het
proces tegen de naamlooze maatschappij gewon
nen had. Wel, hoe staan al die zaken nu? Het is
winter, het werkvolk staat de armen gekruist langs
de straten. Waarom de gronden niet geëffend die
aan stad zijn? De Staat, is liberaal gelijk de stad,
onze liberalen wanen zich machtig bij deMinisters;...
waarom de noodige werkingen nu niet doen ver
richten? Het schijnt dat al die zaken van militaire
gronden nog zoodanig klaar en effen niet zijn.
Allons Kotje, geeft wat uitleg.
Pierlala en «le waarheid
Ik ben voorde waarheid, schrijft Pierlala som
wijlen, ik min het licht en ben vriend van recht
zinnigheid.
Pierlala toch, mijn schoon bofferke, gij hebt de
waarheid geerne als de muis de kat, of de haze den
jager, als de nachtuil het pinkelend geschijn der
middagzonne.
Gij mint, de waarheid en hebt uw hert op de tonge
Waarom zijt gij dan zoo steeg om uwe missen te
herstellen, uwe valschheden te herroepen, de u
ingezondene terechtwijzingen te aanveerden?
Gij hebt daar, naar wij hooren, over tijd eenen
brief ontvangen geschreven door den eerbiedweer-
digen Pastor van Loo om de waarheid, die gij
miskend had. te/zeggen; om te logenstraffen dat hij,
de achtbare priester gekend; om zijne vreedzaam
heid, de schrijver was der artikels van den ouden
Loonaar.
Hebt gij uwe leugens wederroepen* hebt gij den
brief ingelijfd? Neen gij, schoone vriend der waar
heid. Gij peist misschien dat de eerw. heer Rosseel
u gezegeld papier zal zenden, om u tot de inlassching
zijner antwoord te dwingen.
'Misjmis, Pierlala, uw geschrijf weegt niet zwaar
genoeg. Het is eens te meer Sbestatigd, dat gij wel
wilt'beschuldigen, maar niet de wezentlijke waarheid
kenbaar maken; dat is genoeg en ondanks uwe
betichtingen zal het publiek eerder u dan M. den
Pastor van Loo voor eenen leugenaar houden en
gelooven wat wij bevestigen, dat de eerw.
heer Rosseel noch de schrijver, noch de opsteller
noch de ingever is der artikels van den ouden
Loonaar.
Die wilt schoon vlaamsch hooren spreken dat edel
is en van elkendeen verstaanbaar, die den uitleg
begeert van talrijke oude gewoonten en spreuken
moet M. Ad. Duclos hooren. Hij heeft Zondag laatst
in het Davidsfonds te Nieuport gesproken en eene
geheele ure. te zeere vervlogen, de aandacht geboeid
zijner talrijke aanhoorders.
Hij moest spreken van Sint Niklaaisdag. maar -X>it M. Vanneste
eerst sprak hij van den God Woen dien onze eerste
voorouders dienden, Vele en belangrijke voor
beelden gaf hij van de godsdienstige gewoonten der
oude tijden. Hij bewees hoe de christene zendelingen,
die onze voorvaders bekeerden, al die oude ge
bruiken niet hebben uitgeroeid maar verkristelijkt
en zoo tot Sint Niklaai komende, toonde hij dat deze
heilige in vele punten de plaats van Woen heeft
genomen.
Men moet dien heere gehoord hebben om te
kunnen gelooven hoe aangenaam zijne voordracht
was. Elkendeen zou dikwijls zulk eenen avondstond
willen overbrengen. Daar is middel voor, geachte
lezers, vraagt dat men u alle Zondage zou toezen
den Rond den Heerd, een leer- en- leesblad voor
alle lieden.
dat benauwd is als de hazen, kan geen
br den mensch oplevèren, weinig schade
Luchten toebrengen, doch integendeel in
net vet staat eene goede spijs verschaffen
-r-ügSM»
De kruipdieren treffen rond Port-Breton de voor
deeligste voorwaarden van hun bestaan en hunne
vermenigvuldiging, te weten natte en warmte.
Waarschijnelijk oekeren er slangen in de eenzaam
heden der valleien, onder het mos de- kruipplan-
ten der bosschen. Zij zullen verdwijnen door de
ontginningen, door het uitroden hunner schuil
oorden. Ons Heer heeft ten anderen ons verschel-'
dene wakers en beschermers tegen de slangen en
hagedissen gegeven. Wil de planter van Nieuw-
Frankrijk tegen het gevaarlijk bezoek dier kruipers
beschut zijn, hij houde ganzen en peccarys of mexi-
kaansche verkens. Alle kruipgedierte schuwt de
plaatsen waar de peccary verkeert, en de gans is
tegen hen een waakzame en getrouwe schildwacht.
Voor alle zekerheid zou hij insgelijks rond zijne
eigendommen de Bajam-Douri kunnen planten, die
een stekkergewas is uit Indiën en de eigenschap
bezit van de serpenten en padden te verjagen.
In de baai van Port-Breton telt men eene groote
verscheidenheid van visschen, die om ter meest
blinken en om ter best smaken.
De schaaldieren bestaan uit kreeften, geernaars,
krabbende schelpdieren uit oesters, helmen, enz’
Voor wilde beesten heeft men bijgevolge in Nieuw-
Frankrijk weinig te duchten; vele soorten van
dieren kunnen er leven en voortzetten, des te beter
voor de Europeanen, de kolonisatie zal te gemak
kelijker, te profijtiger wezen. Voegt daarbij dat de
grond van zelfs een aanzienlijk getal nuttige planten
en gewassen voortbrengt, dat de koffieboonen, het
suikerriet enz. er willen zijn en met ons zult gij
besluiten, dat de onderneming van Markies de Rays
de begte waarborgen van gelukken oplevert.
Wordt voortgezet.)
Vrije I&olonic in Porl-lti-eton,
Naar La No’ivelle France, door Dr Paul Db Groote.
x HL
Gij zult misschien zeggen, geachte lezers; de
Archipel van Nieuw-Frankrijk is gezond, hetklimaat
aangenaam alhoewel heet, de grond vruchtbaar; de
inboorlingen zijn weinig in getal, vreedzaam van
inborst en zullen de zekerheid der volksplanting niet
bedreigen. Goed, maar heeft men geene wilde dieren
te vreezen, riskiert men niet de vruchten van zijnen
arbeid door die onwelkomene gasten te zien ver
woesten?
Wij zullen trachten uwe benieuwdheid te voldoen.
In Nieuw-Ierland en ’t omliggende heeft men noch
de klauwen van den leeuw, noch de moorddadige
tanden van den tijger, noch de bloeddorstige wreed
heid van de hyena te vreezen. Geene groote roof
dieren zijn er voorhanden. De uitgestrek*e bosschen
bevatten wel eene menigte dieren, doch deze storen
de veiligheid des menschen weinig of niet, en dienen
eerder tot nut en verzet dan ze gevaar opleveren.
Tusschen het takbout en aan de beken of bronnen
gonzen veelkleurige insekten, die de oogen streelen
door den rijkdom hunner vlerkjes, en niet meer te
ontzien zijn dan onze vliegen en fruiteniers.
In de bosschen krielt het van papegaaien, zwa
luwen, duiven, kraaien en andere vogels. De hen, de
dischgenoote van den mensch, is er vrij gemeen en
wordt coq geheeten, de honden, die poult ge
naamd worden, ontbreken er niet en zelfs vindt men
Sterfgevallen.
f Zondag laatst overleed hier ter stede, bediend
van de Heilige Gerechten, dokteur .Van Acker die
schier eene halve eeuw met onloochenbare be
kwaamheid en zorgvuldigheid, te Dixmude, het
ambt van heelmeester heeft uitgeoefend.
De afgestorvene zal lang betreurd worden.
- „■KHaHH'.r -
naar de kerke? of kan hij zijne arms
noeg opensmijten langs de strate?
Dat zal eenigte menschen leeren hunnen voet daar
niet meer binnen te zetten om te moeten hooren
Is ’t maar gij 't is een schande.
En de prijsdeeling hoe is zij afgeloopen?
HewelVanneste heeft een speltje gespeeld met
zijn roö lintje.
Vanneste zelve? een speltje gespeeld?
Als ik u zegge dat Vanneste een speltje gespeeld
heeft 1 verstaat gij geen vlaamsch?
Ja maar! Vanneste met zijn-roó lintje op zijn
herte?
Ja zeg ik u; hij is rechte gestaan en heeft ge-
zeid, hij Vanneste Al de kinders die hier iets
slecht geleerd hebben, worden verzocht huunen vin
ger op te steken.
Is dat geen schoon speltje en geea^gjjljg^— Wie
op Gods wereld zou er durven zijnen vinger’opste
ken naar M. Vanneste?
Gij en moogt het niet kwalijk nemen. Mynheer,
dat ik de vrijheid genomen heb van u te schrijven in
zulk oudewetsch vlaamsch, ’k en ken de nieuwe
spelling niet en in mijnen ouden dag en is het de
moeite niet meer weerd van ze te leeren.
u moest een briefje zenden,
wegens die zaken waarvan hij gesproken heeft, laat
het mij weten. Ik zou willen zijn geschrifte zien voor
dat hij dood gaat, en hij en is ook van de jongste niet
meer, de man, hij slacht van
Uwen ootmoedigen Dienaar.
verkens van Siameesch ras, die door de inlanders
gekweekt zijn.
Onder de zoogdieren, eigen aan de streek,
bemerkt men de kapoune, die straf gezocht is om de
smakelijkheid van heur vleesch, en den kanguroo of
springer. Deze laatste is een aardig dier en verdient
eene korte beschrijving
De springer of macropus is een zachtmoedige
graseter. Hij groeit tot zeven voet hoog, weegt tot'
120 pond, trekt voor den kop op den haas en heeft een
scherp muiltje en korte ooren, die pijlrechte staan.
Zijn haar is somtijds rostachtig, somtijds grijsdi
met blauwachtige plekken, somtijds gelijkende aai
dit van den otter.
Hij heeft korte voorpooten, maar lange achter-
pootenaan de voorpooten zijn er vijf teenen en aan
de achterpooten drie, welke gewapend zijn met
scherpe kloeke klauwen dienende tot verweer. De
krul van den steert is het fatsoen van den hond,
zegt het spreekwoordde steert is ook de schoonig-
heid van den kanguroo. Dit lidmaat is drie voet lang,
bij eenige soorten versierd met lange haren, weegt
12 pond en levert een versterkend vleeschsap, dat
aangenaam van smake is.
Niets is bevalliger dan eene bende springers te
zien hunne geliefkoosde planten afgrazen. Zij zitten
gemakkelijk op hunnen achterwagen rustend op
hunne voorpootjes; van tijd tot tijd rechten zij zich,
staan mooi met de ooren in hennen nek, horken en
loeren als vinken of er^MÈjt gevaar is en bijten
weder leutig voort^jÉ^^Mb gevuld, vallen zij
aan het spelen^|M|^^^^^^Wi een bondeltje en
in dar andèïvw 1
jk taekrakertjes. 1
j^en vijand nadert, j
Kommissaris Deprey van Veurne heeft zijne
offlcieele ronde gedaan in onze streken.
Te Keyem werd hij wel onthaald. De Burgmeester
liep de beenen van onder zijn lijf om hem te believen,
de veldwachter' draafde rond om de plaatsenaars te
doen vaandels uitsteken, ’t Was schoone. de vlaggen
wapperden, de menschen groetten vriendelijk en
mijnheere was hertelijk voldaan.
Jandorie, peisde hij, 't gaat hier beter dan over
tijd te Leke, ik moet toch toogen dat ik een dank
baar hert heb, teergevoelig en milde. Waar zou ik
de Keyemnaars mede believen, wat hun best voor
koeke geven? Een roo lintje voor den Burgemeester,
bah ’t is rood dat, ’t verschiet licht en de jaloezij
ware de wereld meester. Horkt. het moet wel zijn
wat ik geve voor wederjonste. iets dat de Keyem
naars binnen vijftig jaar nog opperst ligt en
blijgeestig doe denken aan mijne vrolijke inkomste.
Ik zal hun twee onderwijzeressen geven, die een
gildig sommetje zullen trekken uit de gemeentekas.
En alzoo geschiedde het, en den 12 December van
het blinkend en stinkend jubeljaar 1880 wierd de
goede mare op den kerkesteen afgekondigd.
De vrouw en de dochter van den bovenmeester
zijn tot onderwijzeressen aangesteld in de meisje-en
in de bewaarschole.
Gaat het nu de dochter zijn die de moeder zal de
nieuwe spelling leeren, of vice-versa, ik en ben dat
niet wijs, en ’t steekt er weinig in. Jammer dat
zoovele onzer kluiten te meer aan de bramen gaan
hangen van’t nieuwmode onderwijs.
MM. Ferdinand Merghelynck en school-
opzichter Dedeyne, zijn speciale kommissarissen
benaamd, en belast met de edele zending van de
nunnen buiten te smijten te Langhemarck en te
Woesten.
Zijn door de rechtbank van Veurne veroordeeld
Gryson Jan, werkman te Caeskerke, tot 3 maal
8 dagen gevang, voor slagen en wonden en woonst-
schending.
Catrysse August en Catrysse Pamfiel, werklieden
te Caeskerke, de eerste tot 26 fr. boet, en de tweede
tot 13 fr. boet, voor slagen op zijne moeder.
Acht kroeghouders van Brussel, meest allen
uit Frankrijk, zijn voor de rechtbank verschenen,
onder beschuldiging van willekeurige opsluiting,
valsch geschrift en andere bucht om hunne exploita
tie der onafhankelijke zedeleer te vergemak
kelijken.
Brand té Kortrijk. Zaterdag om 7 ure en
Mijnheer,
Couckelaere gaat er nog deure komen.
Daar zaten Maandage laatst drie vaandels uit. drie
te Couckelaere alleene één te Boen’s die zegt dat
hij tegen t’einden den winter zijnen a, b. c. gaat
kunnen, met naar de avondschole te gaan; één in
den Peereboom, en éé.n in de gemeenteschool.
De menschen zeggen hier altijd de geuzeschool,
maar gij en zoudt dat zeker in uwe Gazette niet
willen zetten. Was er daar misschien in ’t ge
buurte een kind kersten, eene huisbegieting of eene
trouw?
Eene trouw! binst den Advent zeker?
Ik moest nog zeggen dat ’t muziek van Moere
naar Couckelaere gekomen was, maar, met dat het
bij klaren dage niet en heeft durven spelen buiten,
ik had het albij vergeten, en 'tging nogtans zoo
bedrukt langs de straten met zijne vingers in zijn
grooten rosten baartj.
Gij moet weten dat Couckelaere nog aan de geu
zen niet verkocht ra en dat het niét altijd en wfl
dansen gelijk of de geuzen schuifelen En als gij
alzoo gesteld zijt, ’t is nu dé mode dat er iemand in
uwen name komt dansen en op uwe beurze.
't Was te Couckelaere een zeker Vanneste met een
roó lintje op.zijn hérte die kwam dan... ’k wil zeg
gen prijsdeeling houden in de gemeentescholen.
En wie heeft er daar al geweest kijken naar die
prijsdeeling?
Vanneste met zijn roó lintje op zijn herte heeft ge-
zeid dat het eene schande was voor Couckelaere,
dat er maar zulk volk tegenwoordig en was en dat
hij het ging zeggen aan den Gouverneur en aan al de
gazetten van Vlaanderen.
Zou er onbeleefdheid aan vast zijn. Mijnheer de
Gazette-Uitgever, van te vragen of die M. Vanneste
u al zijn roó lintje is komen toogen om van die zake
te spreken? Ik en durf naar den Gouverneur niet
schrijven en nog vele min naar den Westvlaming,
mijne inkte zou keeren.
Eene schande, Mijnheer Vanneste! 't Is wel moge
lijk dat er daar eenige ellen katoen waren die niet te
goed rooken. maar daar was toch zeker buiten
den Burgmeester van Moere, Pieter Doom, wel
nog de eene en de andere, waarvoor dat gij niet be
schaamd en waart.
Ik vind dat Mijnheer Vanneste dezen keer danig
zinnelijk geweest heeft.
Was Pruis daar niet dó? Hij hadde gelaten van
hem dronke te drinken om er te kunnen zijn. Was
Bout daar niet van Eerneghem? of is dat geen man
van gewichte?
Was de Ontvanger daar niet? of gaat hy te vele
De katholieken zijn broodroovers omdat zij hun
brood in de Kerk door den liberalen Disch niet laten
uitdeelen? En wat zijt gij, Dixmudenavr?
Zouden wij ons geld moeten geven om u te helpen
de katholieke armen vervolgen, moeten brood doen
bakken om het aan de liberale armen ter uitsluiting
der katholieke te doen geven?
Zoo dom, zoo zot niet
Wilt gij de katholieke deelingen in de kerk weder
hebben, hewel, geeft aan de noodlijdenden, die
hunne kinders naar de vrije scholen zenden, den
onderstand die hun toekomt, de kleederen, de kolen,
de pensioenen waar zij recht op hebben.
Liberale Dischheeren, schaft het martelaarsboek
af, maakt geen onderscheid meer tusschen de armen,
laat iedereen vrij en gij zult van ons niet te klagen
hebben.
^^■n zou moHeu aan het v.dk L>onen de heilim)
- ■br-.-lirifleii van hot ev.-inc.-li.-. uitj.'!..o-,|
■Filige overlevering der kerkvaders../. - schrijft
^^Wg^S^ftje. Dat ware tocli wel, Kotje, en verre van alzoo
akten der politieke kllergé te zien veroor-
deelen, zouden welzoo in Kotjes gazette de geuzen
en phariseeuwsche sliberalen zien eene duchtige
ranselinge geven. Doet' dat, a. u. b.. Kotje. Waarom
zou Kotje nu willen over ’t Evangelie schrijven? Is
het misschien de verwezentlijfcheid van ’t spreek
woord als de duivel oud wordt hij word hermiet?
Het ware moeilijk om gelooven. Kotje heeft ievers
iets te kort om het eerste te zijn, en is nog niet oud
genoeg om het tweede te worden.
De klerikalen protesteeren van hunne liefde
tot de vrijheid en van hunnen eerbied voor de Con
stitutie 'tis de waarheid, Kotje; en, omdat de
Constitutie zegt dat het onderwijs vrij is, omdat zij
het vrije onderwijs nog vóór het onderwijs van den
Staat stelt, omdat de Belgen allen vrij en gelijk zijn
voor de wet en ook voor het bureel der godshuizen,
daarom protesteeren wij tegen het ongehoord en
hatelijk besluit dat arme vrouwen belet in het
Hospitaal te gaan omdat hunne kinders in vrije
scholen zijn.
Noch menschlievendheid. noeh dringende nood
zakelijkheid, noch kommer voor goede zeden
kunnen bij de liberalen doen vergeven dat iemand
gebruik maakt van een recht door de Constitutie
gewaarborgd. En zij noemen zich vrijheidsminnaars!
Kotje meldt dat dezer dagen verbod gedaan
werd gebruik te maken van den weg deel makende
des boulevards langs het Statieplein. Het is noch
tans een openbare weg, zegt Kotjehet raadt aan dien
wegalgelijk te gebruiken, en voegt erbij Waarom
als het een openbare weg is, laten van er gebruik
van te maken. Kotje spreekt maar weinig van den
gemeenteraad, ’t is nu den oogenblik er een
het plezier is gehouden. De springers wippen weg
bij korte sprongen, het lijf recht en de voorpooten
tegen zijne borst. Het gerucht verdubbelt, het ge
vaar vermeerdert. Sneller en verder springen nu de
kanguroos en vermakelijk slingert hun steert. Iedere
smeet is van 12 tot 15 voet. Zij vluchten een achter
een in eene lange reke, de oudsten die de zwaarste
zijn sluitan de bende in gezelschap van ievers eenen
jongen onvoorzichtige, die niet tijdig naar moeders
noodgeschreeuw geluisterd heeft. Na eenigen tijd
verminderen hunne krachten, vertraagt hunnen loop,
de honden der jagers winnen ze in, de ontsnapping
wordt onmogelijk. De springer zit en wacht den
vijand af. Met eenen pootslag zou hij hem den buik
kunnen openrijten, maar de hond is te rap en te
slim,.hij stekt hem langs achter in den nek en
verworgt hem.
Eene bezonderheid in des springers lichaamsbouw
is het zakje, dat de wijfjes hebben en waar hunne
jongen in schuilen en rusten kunnen. Bij zijne geboor
te is het jong maar eene muize groot, wit, haanloos
en bluts en met zijne oogen toe. Rechtuit kruipt het
in de beurs, na eenige weken is zijn vorm veranderd,
het steekt zijnen kop uit, wipt uit om te grazen maar
duikt weder in moeders beurs, zoohaast als eenig
gerucht zijne coren komt treffen. Hoe God toch
wonder is en goed in zijne werken
Wordt de moeder vervolgd, zij werpt haar jong
in struiken of verdokene plaatsen, snelt weg maar
ziet om of het aan de jagers ontsnapt buiten gevaar
verk.
half des morgends brak er, op de Groeningevest,
brand uit in de herberg den Rifelman.
-Twee kinders sliepen op de tweede stagie. Al
opstaan had de eene de petrollamp omgesmeten, en
in eenen wenk stond geheel de Kamer te laaien,
’t Alarm klepte, de pompiers snelden toe, in tien
minuten was het vernielend element uitgedoofd.
K De stoffelijke schade is gering, maar de twee kin
ders waren ongelukkiglijk deerlijk gewond en men
vertelt, dat het eene twee uren later te midden de
afgrijslijkste pijnen overleden is.
Zondag namiddag smeet de twaalfjarige Jozef
De Pouver steentjes op het schip van Adolf Durieu,
dat, te Brugge, in de Coupurerei op anker lag.
Gij, versnoekte jongen, gij moet ophouden,riep
de schipper, maar de jeugdige snake deed lustig
voort en de keitjes schijverden op het dak der schuite.
Durjea---tt4ei!d-gt06kmle dul, nam zijn geweer,
—Schoot en kwetste het plaagzfek-föi^.^--*^--—--
De korzelige schipper is aangehouden, zijn slach-
offer is berecht.
Jan Derette, visscher aan boord der sloep
- Zeelust, is op eenige mijlen afstand der Oostend-
sche haven in zee geslingerd door eene koord en
verdronken. De versmoorde laat eene weduwe met
4 minderjarige kinders achter.
Diefte te Meulebeke. Het huisgezin van
Constant De Bel. woonachtig te klokke te Maria-
loop en te stokke te Meulebeke, had den name
van eenig geld te bezitten, om de wille dat het
mannevolk schoone daghuren gewonnen heeft.
Twee booze kerels hebben daarom aldaar een
stoutmoedig bezoek afgeleid, dat niet welgekomen
geweest is. Woensdag avond rond 6 ure zijn ze
ingegaan; de vrouw was alleen te huis en zij hebben
haar rechtuit gezeid uw geld of uw leven.
Moeder De Bel is reeds van jaren, zij verschoot
heur hertezieltje uit en zei goedsmoeds waar heur
spaarpot te vinden was. De dieven hebben hem ge
roofd hij bevatte 300 frank en bot als nen
hond zijn ze met den buit weggeloopen.
De twee onbekende deugnieten waren net aange
daan; de eene droeg eenen langen zwarten baard,
de andere had geenen baard en was bleek van wezen.
Eene boerin van Laerne is, te Gent, aange
houden voor als boterstukken te verkoopen smout
met boter bestreken.
Een groot ongeluk is gebeurd te Gent in de
in opbouw zijnde Normaalschole. Zes werklieden
waren bezig met den vloer te leggen op het derde
verdiep, dat toegesteken was in steenen. Het welfsel
viel in. stortte op de tweede verdieping, die begaf,
en kwam eindelijk te recht op den vloer van den
beneden. De puinen en de arbeiders ploften te samen
neder, ’t Was als een donderslag.
Eene troep piotten, die in de gebuurte op den dril
waren, snelden toe op het gerucht en sloegen met
eenige werkmenschen hand aan de keers voor de
redding in te richten. Helaas, de arme slachtoffers
der brake lagen onder eenen zwaren vrecht brokke-
linge begraven, ter uitzondering van eenen, welke
aan eene balk vastgeklemd zijnde moeilijk werd
losgemaakt.
De aanhouder wint, zegt ’t spreekwoordmet tijd
en vlijt werden de rampzalige vloerleggers uitge
haald, maar in eenen deerlijken toestand.
Een der gewonden overleed den volgenden nacht,
een twee*| moet zijn been afgezet zijn, de derde
heeft eene^liepe gabbe in zijn hoofd, de vierde is
twee ribben gebroken en de laatste, die al mank
en krepel was, is zijnen rechter arm gesplenterd.
De Gentsche Staatsnormale is alzoo geteekend op
het zwarte boek der ongelukken.
Eene moordpoging heeft plaats gehad, Zondag
nacht, bij de kazerne van Arlon.
Rond 3 ure ontmoette de policie-agent Schockert,
die vergezeld was van eenen nachtwaker, den sol
daat Haertz, gewapend met zijn karabien en gaande
achter twee rustige burgers van den kazernen weg.
Hij had aardige manieren, die krijgsman, en de
schabeletter sprak hem aan. Haertz antwoordde be
leefd, maar eenige stappen verder laadde hij zijn
geweer, en riep dat men zich moest voortheffen.
Schockert verwittigde den waehtkorporaal Maufort
die zelf al met de dood bedreigd was geweest.
Beide zajen achter den kerel, die gevaarlijk wierd.
Achter eenigen tijd bleef de soldaat boomstille roe
pende Is ’t gij, Maufort? Ja het, keer weder
en doe geene zottigheden zei de korporaal.
Als ’t alzoo is. goên avond, sprak Haertz en hij
schoot twee keeren op zijne achtervolgers, die
gelukkig niet getroffen werden.
Schockert vroeg hulp aan de gendarmen, men nam
een dravertje en als het nuchtend wierd vatte men
den moordenaar, welke op het punt was de grenzen
over te trekken.
Gissingen genoeg over de reden dier misdadige
poging, doch geene zekerheid. Het waarsehijne-
lijkste is dat de plichtige schielijk kwaad zot is
geworden.
pootenaan de voorpooten zijn er vijf teenen en aan
de achterpooten drie, welke gi
scherpe kloeke klauwen dienendi
igt het spreekwoordde steert is ook de schoonig-
sid van den kanguroo< Djt lidmaat is drie voet lang,
12 pond en levert een versterkend vleeschsap, dat