J L Mededeeling. Proficiat Keyem. Nieuws van België. Nieuport. 4 c L I niet wijd ge- BMC le aan Een jaar is sedert dien voorbij en reeds heeft die heer menigwerf gevoeld hoe stijf zijne ster in Dixmude verduisterd is. Meer en meer zal zij ver duisteren tot dat haar licht teenemaal uitgedoofd is. Ja! hij zal loon naar werken krijgen. woordetjevan te zeggen. Waarom laat de gemeen teraad toe dat een bijzonder eenen openbaren weg verbiede? Hoe zal hij zich tegen zulk misbruik verzetten? Mag zeker heer dien weg verbieden, het caserne-plein omkeeren, boomen vellen, enz. enz Heeft hij dat recht, noch Kotje noeh iemand heeft daar iets aan te zeggen; heeft hij het niet, wat doet de gemeenteraad? Kotje zei overtijd dat de stad het proces tegen de naamlooze maatschappij gewon nen had. Wel, hoe staan al die zaken nu? Het is winter, het werkvolk staat de armen gekruist langs de straten. Waarom de gronden niet geëffend die aan stad zijn? De Staat, is liberaal gelijk de stad, onze liberalen wanen zich machtig bij deMinisters;... waarom de noodige werkingen nu niet doen ver richten? Het schijnt dat al die zaken van militaire gronden nog zoodanig klaar en effen niet zijn. Allons Kotje, geeft wat uitleg. Pierlala en «le waarheid Ik ben voorde waarheid, schrijft Pierlala som wijlen, ik min het licht en ben vriend van recht zinnigheid. Pierlala toch, mijn schoon bofferke, gij hebt de waarheid geerne als de muis de kat, of de haze den jager, als de nachtuil het pinkelend geschijn der middagzonne. Gij mint, de waarheid en hebt uw hert op de tonge Waarom zijt gij dan zoo steeg om uwe missen te herstellen, uwe valschheden te herroepen, de u ingezondene terechtwijzingen te aanveerden? Gij hebt daar, naar wij hooren, over tijd eenen brief ontvangen geschreven door den eerbiedweer- digen Pastor van Loo om de waarheid, die gij miskend had. te/zeggen; om te logenstraffen dat hij, de achtbare priester gekend; om zijne vreedzaam heid, de schrijver was der artikels van den ouden Loonaar. Hebt gij uwe leugens wederroepen* hebt gij den brief ingelijfd? Neen gij, schoone vriend der waar heid. Gij peist misschien dat de eerw. heer Rosseel u gezegeld papier zal zenden, om u tot de inlassching zijner antwoord te dwingen. 'Misjmis, Pierlala, uw geschrijf weegt niet zwaar genoeg. Het is eens te meer Sbestatigd, dat gij wel wilt'beschuldigen, maar niet de wezentlijke waarheid kenbaar maken; dat is genoeg en ondanks uwe betichtingen zal het publiek eerder u dan M. den Pastor van Loo voor eenen leugenaar houden en gelooven wat wij bevestigen, dat de eerw. heer Rosseel noch de schrijver, noch de opsteller noch de ingever is der artikels van den ouden Loonaar. Die wilt schoon vlaamsch hooren spreken dat edel is en van elkendeen verstaanbaar, die den uitleg begeert van talrijke oude gewoonten en spreuken moet M. Ad. Duclos hooren. Hij heeft Zondag laatst in het Davidsfonds te Nieuport gesproken en eene geheele ure. te zeere vervlogen, de aandacht geboeid zijner talrijke aanhoorders. Hij moest spreken van Sint Niklaaisdag. maar -X>it M. Vanneste eerst sprak hij van den God Woen dien onze eerste voorouders dienden, Vele en belangrijke voor beelden gaf hij van de godsdienstige gewoonten der oude tijden. Hij bewees hoe de christene zendelingen, die onze voorvaders bekeerden, al die oude ge bruiken niet hebben uitgeroeid maar verkristelijkt en zoo tot Sint Niklaai komende, toonde hij dat deze heilige in vele punten de plaats van Woen heeft genomen. Men moet dien heere gehoord hebben om te kunnen gelooven hoe aangenaam zijne voordracht was. Elkendeen zou dikwijls zulk eenen avondstond willen overbrengen. Daar is middel voor, geachte lezers, vraagt dat men u alle Zondage zou toezen den Rond den Heerd, een leer- en- leesblad voor alle lieden. dat benauwd is als de hazen, kan geen br den mensch oplevèren, weinig schade Luchten toebrengen, doch integendeel in net vet staat eene goede spijs verschaffen -r-ügSM» De kruipdieren treffen rond Port-Breton de voor deeligste voorwaarden van hun bestaan en hunne vermenigvuldiging, te weten natte en warmte. Waarschijnelijk oekeren er slangen in de eenzaam heden der valleien, onder het mos de- kruipplan- ten der bosschen. Zij zullen verdwijnen door de ontginningen, door het uitroden hunner schuil oorden. Ons Heer heeft ten anderen ons verschel-' dene wakers en beschermers tegen de slangen en hagedissen gegeven. Wil de planter van Nieuw- Frankrijk tegen het gevaarlijk bezoek dier kruipers beschut zijn, hij houde ganzen en peccarys of mexi- kaansche verkens. Alle kruipgedierte schuwt de plaatsen waar de peccary verkeert, en de gans is tegen hen een waakzame en getrouwe schildwacht. Voor alle zekerheid zou hij insgelijks rond zijne eigendommen de Bajam-Douri kunnen planten, die een stekkergewas is uit Indiën en de eigenschap bezit van de serpenten en padden te verjagen. In de baai van Port-Breton telt men eene groote verscheidenheid van visschen, die om ter meest blinken en om ter best smaken. De schaaldieren bestaan uit kreeften, geernaars, krabbende schelpdieren uit oesters, helmen, enz’ Voor wilde beesten heeft men bijgevolge in Nieuw- Frankrijk weinig te duchten; vele soorten van dieren kunnen er leven en voortzetten, des te beter voor de Europeanen, de kolonisatie zal te gemak kelijker, te profijtiger wezen. Voegt daarbij dat de grond van zelfs een aanzienlijk getal nuttige planten en gewassen voortbrengt, dat de koffieboonen, het suikerriet enz. er willen zijn en met ons zult gij besluiten, dat de onderneming van Markies de Rays de begte waarborgen van gelukken oplevert. Wordt voortgezet.) Vrije I&olonic in Porl-lti-eton, Naar La No’ivelle France, door Dr Paul Db Groote. x HL Gij zult misschien zeggen, geachte lezers; de Archipel van Nieuw-Frankrijk is gezond, hetklimaat aangenaam alhoewel heet, de grond vruchtbaar; de inboorlingen zijn weinig in getal, vreedzaam van inborst en zullen de zekerheid der volksplanting niet bedreigen. Goed, maar heeft men geene wilde dieren te vreezen, riskiert men niet de vruchten van zijnen arbeid door die onwelkomene gasten te zien ver woesten? Wij zullen trachten uwe benieuwdheid te voldoen. In Nieuw-Ierland en ’t omliggende heeft men noch de klauwen van den leeuw, noch de moorddadige tanden van den tijger, noch de bloeddorstige wreed heid van de hyena te vreezen. Geene groote roof dieren zijn er voorhanden. De uitgestrek*e bosschen bevatten wel eene menigte dieren, doch deze storen de veiligheid des menschen weinig of niet, en dienen eerder tot nut en verzet dan ze gevaar opleveren. Tusschen het takbout en aan de beken of bronnen gonzen veelkleurige insekten, die de oogen streelen door den rijkdom hunner vlerkjes, en niet meer te ontzien zijn dan onze vliegen en fruiteniers. In de bosschen krielt het van papegaaien, zwa luwen, duiven, kraaien en andere vogels. De hen, de dischgenoote van den mensch, is er vrij gemeen en wordt coq geheeten, de honden, die poult ge naamd worden, ontbreken er niet en zelfs vindt men Sterfgevallen. f Zondag laatst overleed hier ter stede, bediend van de Heilige Gerechten, dokteur .Van Acker die schier eene halve eeuw met onloochenbare be kwaamheid en zorgvuldigheid, te Dixmude, het ambt van heelmeester heeft uitgeoefend. De afgestorvene zal lang betreurd worden. - „■KHaHH'.r - naar de kerke? of kan hij zijne arms noeg opensmijten langs de strate? Dat zal eenigte menschen leeren hunnen voet daar niet meer binnen te zetten om te moeten hooren Is ’t maar gij 't is een schande. En de prijsdeeling hoe is zij afgeloopen? HewelVanneste heeft een speltje gespeeld met zijn roö lintje. Vanneste zelve? een speltje gespeeld? Als ik u zegge dat Vanneste een speltje gespeeld heeft 1 verstaat gij geen vlaamsch? Ja maar! Vanneste met zijn-roó lintje op zijn herte? Ja zeg ik u; hij is rechte gestaan en heeft ge- zeid, hij Vanneste Al de kinders die hier iets slecht geleerd hebben, worden verzocht huunen vin ger op te steken. Is dat geen schoon speltje en geea^gjjljg^— Wie op Gods wereld zou er durven zijnen vinger’opste ken naar M. Vanneste? Gij en moogt het niet kwalijk nemen. Mynheer, dat ik de vrijheid genomen heb van u te schrijven in zulk oudewetsch vlaamsch, ’k en ken de nieuwe spelling niet en in mijnen ouden dag en is het de moeite niet meer weerd van ze te leeren. u moest een briefje zenden, wegens die zaken waarvan hij gesproken heeft, laat het mij weten. Ik zou willen zijn geschrifte zien voor dat hij dood gaat, en hij en is ook van de jongste niet meer, de man, hij slacht van Uwen ootmoedigen Dienaar. verkens van Siameesch ras, die door de inlanders gekweekt zijn. Onder de zoogdieren, eigen aan de streek, bemerkt men de kapoune, die straf gezocht is om de smakelijkheid van heur vleesch, en den kanguroo of springer. Deze laatste is een aardig dier en verdient eene korte beschrijving De springer of macropus is een zachtmoedige graseter. Hij groeit tot zeven voet hoog, weegt tot' 120 pond, trekt voor den kop op den haas en heeft een scherp muiltje en korte ooren, die pijlrechte staan. Zijn haar is somtijds rostachtig, somtijds grijsdi met blauwachtige plekken, somtijds gelijkende aai dit van den otter. Hij heeft korte voorpooten, maar lange achter- pootenaan de voorpooten zijn er vijf teenen en aan de achterpooten drie, welke gewapend zijn met scherpe kloeke klauwen dienende tot verweer. De krul van den steert is het fatsoen van den hond, zegt het spreekwoordde steert is ook de schoonig- heid van den kanguroo. Dit lidmaat is drie voet lang, bij eenige soorten versierd met lange haren, weegt 12 pond en levert een versterkend vleeschsap, dat aangenaam van smake is. Niets is bevalliger dan eene bende springers te zien hunne geliefkoosde planten afgrazen. Zij zitten gemakkelijk op hunnen achterwagen rustend op hunne voorpootjes; van tijd tot tijd rechten zij zich, staan mooi met de ooren in hennen nek, horken en loeren als vinken of er^MÈjt gevaar is en bijten weder leutig voort^jÉ^^Mb gevuld, vallen zij aan het spelen^|M|^^^^^^Wi een bondeltje en in dar andèïvw 1 jk taekrakertjes. 1 j^en vijand nadert, j Kommissaris Deprey van Veurne heeft zijne offlcieele ronde gedaan in onze streken. Te Keyem werd hij wel onthaald. De Burgmeester liep de beenen van onder zijn lijf om hem te believen, de veldwachter' draafde rond om de plaatsenaars te doen vaandels uitsteken, ’t Was schoone. de vlaggen wapperden, de menschen groetten vriendelijk en mijnheere was hertelijk voldaan. Jandorie, peisde hij, 't gaat hier beter dan over tijd te Leke, ik moet toch toogen dat ik een dank baar hert heb, teergevoelig en milde. Waar zou ik de Keyemnaars mede believen, wat hun best voor koeke geven? Een roo lintje voor den Burgemeester, bah ’t is rood dat, ’t verschiet licht en de jaloezij ware de wereld meester. Horkt. het moet wel zijn wat ik geve voor wederjonste. iets dat de Keyem naars binnen vijftig jaar nog opperst ligt en blijgeestig doe denken aan mijne vrolijke inkomste. Ik zal hun twee onderwijzeressen geven, die een gildig sommetje zullen trekken uit de gemeentekas. En alzoo geschiedde het, en den 12 December van het blinkend en stinkend jubeljaar 1880 wierd de goede mare op den kerkesteen afgekondigd. De vrouw en de dochter van den bovenmeester zijn tot onderwijzeressen aangesteld in de meisje-en in de bewaarschole. Gaat het nu de dochter zijn die de moeder zal de nieuwe spelling leeren, of vice-versa, ik en ben dat niet wijs, en ’t steekt er weinig in. Jammer dat zoovele onzer kluiten te meer aan de bramen gaan hangen van’t nieuwmode onderwijs. MM. Ferdinand Merghelynck en school- opzichter Dedeyne, zijn speciale kommissarissen benaamd, en belast met de edele zending van de nunnen buiten te smijten te Langhemarck en te Woesten. Zijn door de rechtbank van Veurne veroordeeld Gryson Jan, werkman te Caeskerke, tot 3 maal 8 dagen gevang, voor slagen en wonden en woonst- schending. Catrysse August en Catrysse Pamfiel, werklieden te Caeskerke, de eerste tot 26 fr. boet, en de tweede tot 13 fr. boet, voor slagen op zijne moeder. Acht kroeghouders van Brussel, meest allen uit Frankrijk, zijn voor de rechtbank verschenen, onder beschuldiging van willekeurige opsluiting, valsch geschrift en andere bucht om hunne exploita tie der onafhankelijke zedeleer te vergemak kelijken. Brand té Kortrijk. Zaterdag om 7 ure en Mijnheer, Couckelaere gaat er nog deure komen. Daar zaten Maandage laatst drie vaandels uit. drie te Couckelaere alleene één te Boen’s die zegt dat hij tegen t’einden den winter zijnen a, b. c. gaat kunnen, met naar de avondschole te gaan; één in den Peereboom, en éé.n in de gemeenteschool. De menschen zeggen hier altijd de geuzeschool, maar gij en zoudt dat zeker in uwe Gazette niet willen zetten. Was er daar misschien in ’t ge buurte een kind kersten, eene huisbegieting of eene trouw? Eene trouw! binst den Advent zeker? Ik moest nog zeggen dat ’t muziek van Moere naar Couckelaere gekomen was, maar, met dat het bij klaren dage niet en heeft durven spelen buiten, ik had het albij vergeten, en 'tging nogtans zoo bedrukt langs de straten met zijne vingers in zijn grooten rosten baartj. Gij moet weten dat Couckelaere nog aan de geu zen niet verkocht ra en dat het niét altijd en wfl dansen gelijk of de geuzen schuifelen En als gij alzoo gesteld zijt, ’t is nu dé mode dat er iemand in uwen name komt dansen en op uwe beurze. 't Was te Couckelaere een zeker Vanneste met een roó lintje op.zijn hérte die kwam dan... ’k wil zeg gen prijsdeeling houden in de gemeentescholen. En wie heeft er daar al geweest kijken naar die prijsdeeling? Vanneste met zijn roó lintje op zijn herte heeft ge- zeid dat het eene schande was voor Couckelaere, dat er maar zulk volk tegenwoordig en was en dat hij het ging zeggen aan den Gouverneur en aan al de gazetten van Vlaanderen. Zou er onbeleefdheid aan vast zijn. Mijnheer de Gazette-Uitgever, van te vragen of die M. Vanneste u al zijn roó lintje is komen toogen om van die zake te spreken? Ik en durf naar den Gouverneur niet schrijven en nog vele min naar den Westvlaming, mijne inkte zou keeren. Eene schande, Mijnheer Vanneste! 't Is wel moge lijk dat er daar eenige ellen katoen waren die niet te goed rooken. maar daar was toch zeker buiten den Burgmeester van Moere, Pieter Doom, wel nog de eene en de andere, waarvoor dat gij niet be schaamd en waart. Ik vind dat Mijnheer Vanneste dezen keer danig zinnelijk geweest heeft. Was Pruis daar niet dó? Hij hadde gelaten van hem dronke te drinken om er te kunnen zijn. Was Bout daar niet van Eerneghem? of is dat geen man van gewichte? Was de Ontvanger daar niet? of gaat hy te vele De katholieken zijn broodroovers omdat zij hun brood in de Kerk door den liberalen Disch niet laten uitdeelen? En wat zijt gij, Dixmudenavr? Zouden wij ons geld moeten geven om u te helpen de katholieke armen vervolgen, moeten brood doen bakken om het aan de liberale armen ter uitsluiting der katholieke te doen geven? Zoo dom, zoo zot niet Wilt gij de katholieke deelingen in de kerk weder hebben, hewel, geeft aan de noodlijdenden, die hunne kinders naar de vrije scholen zenden, den onderstand die hun toekomt, de kleederen, de kolen, de pensioenen waar zij recht op hebben. Liberale Dischheeren, schaft het martelaarsboek af, maakt geen onderscheid meer tusschen de armen, laat iedereen vrij en gij zult van ons niet te klagen hebben. ^^■n zou moHeu aan het v.dk L>onen de heilim) - ■br-.-lirifleii van hot ev.-inc.-li.-. uitj.'!..o-,| ■Filige overlevering der kerkvaders../. - schrijft ^^Wg^S^ftje. Dat ware tocli wel, Kotje, en verre van alzoo akten der politieke kllergé te zien veroor- deelen, zouden welzoo in Kotjes gazette de geuzen en phariseeuwsche sliberalen zien eene duchtige ranselinge geven. Doet' dat, a. u. b.. Kotje. Waarom zou Kotje nu willen over ’t Evangelie schrijven? Is het misschien de verwezentlijfcheid van ’t spreek woord als de duivel oud wordt hij word hermiet? Het ware moeilijk om gelooven. Kotje heeft ievers iets te kort om het eerste te zijn, en is nog niet oud genoeg om het tweede te worden. De klerikalen protesteeren van hunne liefde tot de vrijheid en van hunnen eerbied voor de Con stitutie 'tis de waarheid, Kotje; en, omdat de Constitutie zegt dat het onderwijs vrij is, omdat zij het vrije onderwijs nog vóór het onderwijs van den Staat stelt, omdat de Belgen allen vrij en gelijk zijn voor de wet en ook voor het bureel der godshuizen, daarom protesteeren wij tegen het ongehoord en hatelijk besluit dat arme vrouwen belet in het Hospitaal te gaan omdat hunne kinders in vrije scholen zijn. Noch menschlievendheid. noeh dringende nood zakelijkheid, noch kommer voor goede zeden kunnen bij de liberalen doen vergeven dat iemand gebruik maakt van een recht door de Constitutie gewaarborgd. En zij noemen zich vrijheidsminnaars! Kotje meldt dat dezer dagen verbod gedaan werd gebruik te maken van den weg deel makende des boulevards langs het Statieplein. Het is noch tans een openbare weg, zegt Kotjehet raadt aan dien wegalgelijk te gebruiken, en voegt erbij Waarom als het een openbare weg is, laten van er gebruik van te maken. Kotje spreekt maar weinig van den gemeenteraad, ’t is nu den oogenblik er een het plezier is gehouden. De springers wippen weg bij korte sprongen, het lijf recht en de voorpooten tegen zijne borst. Het gerucht verdubbelt, het ge vaar vermeerdert. Sneller en verder springen nu de kanguroos en vermakelijk slingert hun steert. Iedere smeet is van 12 tot 15 voet. Zij vluchten een achter een in eene lange reke, de oudsten die de zwaarste zijn sluitan de bende in gezelschap van ievers eenen jongen onvoorzichtige, die niet tijdig naar moeders noodgeschreeuw geluisterd heeft. Na eenigen tijd verminderen hunne krachten, vertraagt hunnen loop, de honden der jagers winnen ze in, de ontsnapping wordt onmogelijk. De springer zit en wacht den vijand af. Met eenen pootslag zou hij hem den buik kunnen openrijten, maar de hond is te rap en te slim,.hij stekt hem langs achter in den nek en verworgt hem. Eene bezonderheid in des springers lichaamsbouw is het zakje, dat de wijfjes hebben en waar hunne jongen in schuilen en rusten kunnen. Bij zijne geboor te is het jong maar eene muize groot, wit, haanloos en bluts en met zijne oogen toe. Rechtuit kruipt het in de beurs, na eenige weken is zijn vorm veranderd, het steekt zijnen kop uit, wipt uit om te grazen maar duikt weder in moeders beurs, zoohaast als eenig gerucht zijne coren komt treffen. Hoe God toch wonder is en goed in zijne werken Wordt de moeder vervolgd, zij werpt haar jong in struiken of verdokene plaatsen, snelt weg maar ziet om of het aan de jagers ontsnapt buiten gevaar verk. half des morgends brak er, op de Groeningevest, brand uit in de herberg den Rifelman. -Twee kinders sliepen op de tweede stagie. Al opstaan had de eene de petrollamp omgesmeten, en in eenen wenk stond geheel de Kamer te laaien, ’t Alarm klepte, de pompiers snelden toe, in tien minuten was het vernielend element uitgedoofd. K De stoffelijke schade is gering, maar de twee kin ders waren ongelukkiglijk deerlijk gewond en men vertelt, dat het eene twee uren later te midden de afgrijslijkste pijnen overleden is. Zondag namiddag smeet de twaalfjarige Jozef De Pouver steentjes op het schip van Adolf Durieu, dat, te Brugge, in de Coupurerei op anker lag. Gij, versnoekte jongen, gij moet ophouden,riep de schipper, maar de jeugdige snake deed lustig voort en de keitjes schijverden op het dak der schuite. Durjea---tt4ei!d-gt06kmle dul, nam zijn geweer, —Schoot en kwetste het plaagzfek-föi^.^--*^--—-- De korzelige schipper is aangehouden, zijn slach- offer is berecht. Jan Derette, visscher aan boord der sloep - Zeelust, is op eenige mijlen afstand der Oostend- sche haven in zee geslingerd door eene koord en verdronken. De versmoorde laat eene weduwe met 4 minderjarige kinders achter. Diefte te Meulebeke. Het huisgezin van Constant De Bel. woonachtig te klokke te Maria- loop en te stokke te Meulebeke, had den name van eenig geld te bezitten, om de wille dat het mannevolk schoone daghuren gewonnen heeft. Twee booze kerels hebben daarom aldaar een stoutmoedig bezoek afgeleid, dat niet welgekomen geweest is. Woensdag avond rond 6 ure zijn ze ingegaan; de vrouw was alleen te huis en zij hebben haar rechtuit gezeid uw geld of uw leven. Moeder De Bel is reeds van jaren, zij verschoot heur hertezieltje uit en zei goedsmoeds waar heur spaarpot te vinden was. De dieven hebben hem ge roofd hij bevatte 300 frank en bot als nen hond zijn ze met den buit weggeloopen. De twee onbekende deugnieten waren net aange daan; de eene droeg eenen langen zwarten baard, de andere had geenen baard en was bleek van wezen. Eene boerin van Laerne is, te Gent, aange houden voor als boterstukken te verkoopen smout met boter bestreken. Een groot ongeluk is gebeurd te Gent in de in opbouw zijnde Normaalschole. Zes werklieden waren bezig met den vloer te leggen op het derde verdiep, dat toegesteken was in steenen. Het welfsel viel in. stortte op de tweede verdieping, die begaf, en kwam eindelijk te recht op den vloer van den beneden. De puinen en de arbeiders ploften te samen neder, ’t Was als een donderslag. Eene troep piotten, die in de gebuurte op den dril waren, snelden toe op het gerucht en sloegen met eenige werkmenschen hand aan de keers voor de redding in te richten. Helaas, de arme slachtoffers der brake lagen onder eenen zwaren vrecht brokke- linge begraven, ter uitzondering van eenen, welke aan eene balk vastgeklemd zijnde moeilijk werd losgemaakt. De aanhouder wint, zegt ’t spreekwoordmet tijd en vlijt werden de rampzalige vloerleggers uitge haald, maar in eenen deerlijken toestand. Een der gewonden overleed den volgenden nacht, een twee*| moet zijn been afgezet zijn, de derde heeft eene^liepe gabbe in zijn hoofd, de vierde is twee ribben gebroken en de laatste, die al mank en krepel was, is zijnen rechter arm gesplenterd. De Gentsche Staatsnormale is alzoo geteekend op het zwarte boek der ongelukken. Eene moordpoging heeft plaats gehad, Zondag nacht, bij de kazerne van Arlon. Rond 3 ure ontmoette de policie-agent Schockert, die vergezeld was van eenen nachtwaker, den sol daat Haertz, gewapend met zijn karabien en gaande achter twee rustige burgers van den kazernen weg. Hij had aardige manieren, die krijgsman, en de schabeletter sprak hem aan. Haertz antwoordde be leefd, maar eenige stappen verder laadde hij zijn geweer, en riep dat men zich moest voortheffen. Schockert verwittigde den waehtkorporaal Maufort die zelf al met de dood bedreigd was geweest. Beide zajen achter den kerel, die gevaarlijk wierd. Achter eenigen tijd bleef de soldaat boomstille roe pende Is ’t gij, Maufort? Ja het, keer weder en doe geene zottigheden zei de korporaal. Als ’t alzoo is. goên avond, sprak Haertz en hij schoot twee keeren op zijne achtervolgers, die gelukkig niet getroffen werden. Schockert vroeg hulp aan de gendarmen, men nam een dravertje en als het nuchtend wierd vatte men den moordenaar, welke op het punt was de grenzen over te trekken. Gissingen genoeg over de reden dier misdadige poging, doch geene zekerheid. Het waarsehijne- lijkste is dat de plichtige schielijk kwaad zot is geworden. pootenaan de voorpooten zijn er vijf teenen en aan de achterpooten drie, welke gi scherpe kloeke klauwen dienendi igt het spreekwoordde steert is ook de schoonig- sid van den kanguroo< Djt lidmaat is drie voet lang, 12 pond en levert een versterkend vleeschsap, dat

HISTORISCHE KRANTEN

Gazette van Dixmude (1871-1914) | 1880 | | pagina 2