Gazette van Yperen. aengekleefd en beurtelings aen het roer zyn geweest. Ten eerstenDe Koningsgezinde en kon stilutionele party, die de vryheid en den invloed van den Godsdienst aenziet als nood- zakelyk tot bewaernis van het goed orde en van de goede zeden, lot waerborg der regelmatigheid van den stoffelyken voort gang, en uit dien hoofde de kalholyke of spolsgewyze de klerikale party genoemd wordt. Ten tweeden: De Koningsgezinde en Konstilutionele party die, niet erkennende hetgeen de dagelyksche ondervinding be toont, te weten dat de mensch zoo veel te min besluerlyk is naer mate dat zyne Godsdienstige overtuiging en gevoelens verminderen, de vryheid van den Godsdienst zoo veel mogelijk wil verkreuken, dezes invloed wil doen buigen en verdwijnen voorden invloed van het slaelsbeslueren die zich ten onregte denkwalykgepasten naemgeefl vanlihera- le 't is te zeggen vryheidstninnende party. Die twee pariyen hebben zich somtyds de hand gegeven en somwylen elkander bestreden. Zy waren het eens, zoo lang zy voor tegenkanlers hadden van den eenen kant de Orangisten en de fransch gezinden, van den anderen kant de Anti-Unionisten, die zich tegen de Constitutie verzet hadden. Te samen hebben zy de glorieryke revolu tie van 1830 voltrokken, niettegenstaende al de tegenstrydige poogingen der Oran gisten; tezamen hebben zy Koning Leopold gekozen, niettegenstaende dezen die min of meer bedektelyk de vereeniging van Belgie met Frankryk belrachteden; te sa men hebben zy onze beroemde Konslitutie gemaekt, in weerwil der liberale minder heid die tegen de godsdienstige vryheid en tegen deze van het onderwys protesteerde. Zy hebben te samen al onze byzonderste organieke wetten gestemd, zoo als de kies wet van 1831, de provintiale en commu nale wetten, de Regtswelten, de wetten op den Jury, de wetten van het lager, midden- baer en hooger onderwys, de organisatie wet van het leger enz. met een woord, te samen hebben zy Belgenland onafhan- kelyk gemaekt, te samen door het vrede traklaet van 1839 onze onafhankelykheid doen erkennen door de mogendheden van Europa, te samen alles zoo wel en zoo sterk ingerigt, dat Belgenland in 1848 by na alleen in geheel Europa, niet waggelde onder den geweldigen schok die alles rond ons ter gronde wierp of diep ontroerde. De unie tusschen de bewarende of kalho- Ihke party en de liberale of doctrinaire party is byna ongeschonden gebleven van 1830 tot 1840, en maekt het eerste tydstip uit van onze onafhankelyke nationaliteit, het tydstip der Konstilutionele en vaderlands minnende Unie. (Vervolg per Daesten.) HET PR1ESTERLYK ONDERWYS. Niet alieenlykin Europa is de geestelyk- heid aen het hoofd van alle licht-versprei- ding, maer lot in Amerika zelf. De priesters hebben in de Vereenigde-Staten tot 220 scholen opgerigt waer het onderwys kos teloos gegeven wordt. In geheel België hebben de liberalen met hun geld niet één schoolken tot stand gebragt. Zonder de priesters zouden dui- zende kinders in de onwetendheid op- groeijen. De geestelykheid bezit de kunst om de kinders met zachtheid naer de scholen te lokken de liberalen willen nu eene wet, om de kinders met den stok daer naer toe te dwingen. Zy werken hevig om God en den priester uit de school te sluiten, terwyl zy zich ten andere bevlytigen om een geslacht van liberale schoolmeesters te vormen, gesneden op hun eigen beeld en gelykenis. Wie zyn hier de achteruitkruipers en de lichtverdoovers? YOOR EN NA. Een deftige staetsman moet altyd onver- anderlyk zyn in de grondstelsels die hy aenveerdt en doorzyne woordenen werken verdedigt. Als hy alzoo te werke gaet zal hy doorzyne tegenstrevers zelve geëerbie digd worden. Waerom spreken de liberalen met lof van eenen Detheux, van eenen Malou, van eenen Deschamps Is het niet omdat die mannen onveranderlyk geble ven zyn in hunne principien Voor en na 1830 was minister Rogier eenen harde legenkanter van het holland- sche staetsbestuer; hy bestreed met moed de bezwaernissen ons door de ministers van vader Willem opgelegd. De vryheid van Godsdienst en deze van onderwys, waren ons ontnomen; Rogier, met De Pot ter en ontallyke andere, waren dapper onder hetzelve vaendel om die weder te krygen. In het Kongres en daerna in de eerste jaren onzer wetgevende Kamers bleef Rogier nog vast houden aen het vaderlandsch stelsel; sedert dien is hy afgeweken, hy is gevallen in dezelve mis slagen welke hy voortyds bevocht. Meer Rogier zoo overtuigd over de noodzakelykheid der vryheid van onder wys, is op het punt van deze te slagtofferen aen het geschreeuw en aen de afeisschin- gen eeniger klubisten. Het schynt stellig dat de wet betrekkelyk het lager onderwys in den naesten zitlyd der Kamer zal worden veranderd. Die verandering zal bezonder- lyk het godsdienstig onderwys moeten aenranden. De priester uit de schoot!! daer is de roep der goddelooze klubsmannen, der truweel bazen in de vrymetselaers logien. M. Rogier, met het ministerie van mei november, uit de staelsomwenteling gesproten, verheven op den ministerieelen zetel door de gratie der geele handschoe nen, moet gehoorzamen aen zyne aenlei- ders, zonder dat (zy zeggen het hem luid op) moet hy buiten! Hoe is hy veranderd die heer Rogier! te vooren sprak hy aen zyne party, hy leide ze, men luisterde naer zyne stem en heden moet hy als een droeve jongen gehoorzamen aen eene luiffers bende. Wat het is, niet gegrond te zyn in zyne princi pien van staelskunde! En hoe kan M. Rogier daer in gegrond zyn? hy die over zeven en twintig jaren de vryheid van godsdienst van een pro- teslansch staets bestuer vereischte, hy die alsdan zich met de katholyken vervoegde, om door de reden en eindelyk door de magt, de kostelykste onzer voorreglen te bekomen, is heden zoo leeg vervallen dat hy nu moet met de eene hand verbryzelen het geen hy met de andere heeft opgerigt. De goede zaek zegepraelt vroeg of laet; de onderdrukking is maer van kort be- staen. Dat M. Rogier indachtig zy dat zyn afval als minister en als staetsman afhangt van de misslagen, van de onge- regligheid en vervolgingen die hy zal te wege brengen. Hoe rasser hy zal vooruit- gaen om zaken te gebieden die stryden tegen godsdienst, tegen grondwet, tegen regt en reden, hoe eer hy vallen zal. Maer deze keer zal zyne val groot zyn; en hy zal niet meer opstaen. IETS VOOR DE SCHOOLJONGENS. Nieuws, jongens, nieuws! De doorluch- tigste man van ons land, eertyds school meester, en, zoo men zegt, de zoon van eenen schoolmeester, noodigt u uit om zyn aenzicht te Brussel gedurende de sep temberfeesten te gaen bewonderen! Wel jongens! welkegroote eere voor u! omdat gy voor nieten leert in de midden scholen van het Gouvernement, of mis schien omdat gy duerbare,alIerkoslelykste jongens zyt voor de schatkist van den staet, meester Rogier, schoolmeester van zaliger memorie en nu minister, zal u daer doen staen om in revue bekeken te worden; ziet,zal Rogier zeggen,ziet, daer zyn dejon- gens die jaerlyks aen den staet ieder van 2 tot3 honderd franken kosten. Dat zyn geen klerikale kweekelingen, die tot niets goed en zyn, om dat zy ons geenen duit en kosten. Maer, van die jongens zullen wy maken commis-voyageurs, leeggangers, of piotten; zy zullen liberalen worden van de goedesnéedie, wanneer het nood zal doen, zullen huilen en kasseijen werpen om de klerikale ministers buiten te jagen. Alsdan zult gy mogen defileren en luid keels moeten roepen Leve Rogier! Goede reis dan jongens, verzet u wel; gy zult met den yzeren weg voor nieten reizenmaer wie zal u dienen dag den kost geven? Dat is eene andere zaek! Dat ieder van u zynen fricot mêedrage, hy zal voor- ziglig handelen. Doch, die bet wel willen weten, zeggen dat meester Rogier aen de jongens zal te rapen werpen peperbolien en andere lekkerijen in de soort van deze welke de maskers op karnaval uitstrooijen. Dat zal er lief uit zien Nog wat anders. Het zyn de school jongens alleen niet die gevraegd zyn om naer Brussel te gaen, maer ook deze dei- werkhuizen, arme scholen en fabrieken, die, volgens ministerieelen brief moeten, zoo veel mogelyk gekleed worden met de stoffen die zy maken. Dal zal eene ware karnaval zyn. Beeldt u in, allerhande jon gens gekleed, de eene met geperkt linwaed, de andere inet gekleurde stoffien, met tapyten, met callicot, met dwylen of em- ballagie goed, dat zal er alzoo uitzien als eene collectie zotten van het kaerlenspel. Dit alles zal geschieden om de herssenen van den minister ex-schoolmeester te ver zetten. De man suft, of zyne bolle begint te draeijen. Hy voelt dat zyn stiel leken van minister versleten is en dat hy meer geluk had als hy aen het hoofd zat zyner school jongens. Insgelyks is hetjlastïg degekheid van den

HISTORISCHE KRANTEN

Gazette van Yperen (1857-1862) | 1858 | | pagina 2