I Nieuws van de week. Algemeene Tijdingen. I kerk te velde te trekken, zich er op toe te leggen in het schelden en verwijten der libe ralen, om zoo in korten tijd eene' vette onderpastorij te winnen. Men vindt er nog zulke die zich aldus voor de geestelijkheid zouden opofleren, terwijl hier een hoop kloosters overloopen van vette paters, welke het schoonste leger van gezonde en kloeke soldaten zouden uitmaken, dat er te vinden kan zijn. Ja, men vindt er nog dergelijke, maar weinig, zeer weinig. Wij herhalen het, de tijden zijn voorbij dat men op die wijze het volk tot eene revolutie kan opmaken. In dien gij de kastanjen hebben wilt, mijn- heeren, zegt het volk, haalt ze nu zelf uit het vuur; onze zaken gaan goed; de koop handel is bloeijend; de landbouw verbe terd alle dag; kunsten, wetenschappen en onderwijs gaan hier met reuzenstappen vooruit, wij mogen denken, zeggen en schrijven al wat wij willen, en daarvoor al betalen wij nog min kontribution dan onze naburen; in een woord, wij genieten hier ten volle der voordeelen welke de vrijheid en de weldaden die zij na zich sleept, schenken, en gij zoudt ons willen dat alles onder de voeten doen trappen, om dat men u, iets afgenomen heeft dat u niets toebehoorde! Zoo redeneert het volk hedendaags, zoo dat al het lawijt dat er gemaakt wordt voor de wet op de studiebeurzen, slechts zal dienen om de verwekkers van hetzelve be lachelijk te maken. eener studiebeurs afteleveren aan den bur gemeester, zeggende dal hij slechts voor de macht en het geweld zal buigen, wij hebben nog M.r den pastor-deken van Maeseyck, die insgelijks dergelijke weige ring doet, en hiertoe door den bisschep van Luik wordt aangespoort. Sedert lange jaren had de katholijke geestelijkheid zich fondatie beurzen toege ëigend welke aan den Staat waren gegeven, en die dus dezen rechtveerdig toekwamen. Welnu, eene wet wordt voorgesteld die aan den Staat de fondatien die hem met recht en reden toekomen zoude wederge ven; deze wet wordt door beide kamers gestemd en door den koning bekrachtigd en de katholijken weigeren aan dezelve te gehoorzamen Maar, in Gods naam, waar willen zij daarmee naartoe? Wal kennen zij daar mede winnen! Indien zij in hunne weige ring volherden, zullen zij cenvoudiglijk door de tribunalen veroordeeld worden; dan zullen zij die fondaliebeurzen moeten wedergeven, en ’tzal daarmede al zijn. Zij zullen wal schreeuwen dat zij marte laars zijn, denkende dat het volk zich hunne zaak zal aantrekken en zich met ge weld legen de wetten zal verzetten. Ja, ziende dat zij aan het bewind niet meer komen kunnen, en dat men hun de voorrechten, welke zij onrechtveerdiglijk en ten nadeele van anderen bezaten, een voor een afneemt, zoeken zij het volk tot eene revolutie te bewegen. Onnoozelaars nog een bewijs dat zij meer dan eene eeuw ten achteren zijn. De tijden zijn voorbij der godsdienst oorlogen. Het belgisch volk is gelukkig en welvarend onder de regering van zijnen eerbiedwaardigen en beminden koning Leopold, de wijze man, die hetzelve 54 jaren vrede en voorspoed heeft gegeven, en het zou er zoo gauw niet op geneigd zijn om zich de slechte en ongegronde twist aan te trekken, \velke men tegen des vors- tens gouvernement zoekt. Men zal hier en daar wel nog eenige dweepzuchtigen tegenkomen, die in het leger van den Paus zullen dienst nemen, terwijl onze seminarien opgepropt zijn met jongelingen welke hel gemakkelijkervindeh van in plaats van voor het opperhoofd der Veurne, 2 November 1805 van dier verwoestende plaag zul- l)e llijkveearls, H. DESMET. Als ik verleden week mijne kronijk schreef, dacht ik wel dat ik bij de lieve juffers, om mijne kritiek op hare overdrevene toilet, juist in geen staat van gratie zou zijn. Ik heb mij tiiel te veel bedrogen, men zal er van kunnen oordeulen. Nopens die krouijk zijn mij verscheide brieven toegekomen. D’eene be vatten niets dan verwijtii.gen in min of meer hevige bewoordingen; andere trachten het tuodevolgen te verschoonen of zelfs te verheerlijken. Onder deze vooral is er een die mij zeer aangestaan heeft. Bo ven dal hij in zeer goede bewoordingen geschreven is, bevat bij in zich eene zeer piquante en spirituele kritiek in beanlwoordigiug van al hetgene ik op do vrouwenmoden heb kunnen zeggen. Daarbij is dit alles met een lief, fijn, zuiver penneken geschreven dat, het kan niet anders zijn, door eene kleine poe zelachtige hand op het papier getrokken is, en die poezelachlige hand kan aan niemand anders dan aan eene van die lieve wezens toebehooren, die alhoewel de grillen der mode volgende, nochtans zoo bekoor lijk zijn dat zij des jongelingens hoofd zouden doen draeijeit Deze brief bevat ouder anderemaar ik zal hem hier liever geheel en gsnsch overschrij ven, zoo at« hij is, dit zal, denk ik, u brave lezers zoo m—cm—m. i in gen de vlammen het dak. uil en verlichtten een ge deelte van het gebouw, waardoor hij eene dikke looden watergoot bespeurde, die langs een gedeelte hel dak liep; met bovenmenschelijke kracht rukte hij die los en liet ze over de diepte vallen; zij bereikte den overkant en stelde eene brug daar, van ongeveer eene palm breedte en van zeer twijfelaeh- tige sterkte. De vlammen woedden immer verder en lekten hel dak als begeerig om meer offers te ont vangen. leder oogenblik dreigde hel gebouw in te storten. Hij sprak zijn lotgenoote moed in om hel eenige redmiddel te wagen; doch wie zou het eerst gaan? De goot die haar misschien kon dragen, zou tuogelijk onder zijnen last bezwijken.... er was weinig tijd tot beraad, hij drukte het meisje de hand en ging de vreeselijke diepte gelukkig over. In dood- angst riep hij haar toe hem te volgen en niet naar beneden te zien; doch nu eerst zag hij ten volle het waagstuk in. Zijn voorbeeld echter gaf het beang stigde meisje moed. Zij stond eenige oogenblikken bewegingloos, sloeg hare schoone oogen opwaarts en hare lippen bewogen zich tot een kort gebed. Zij zette eenen voet op de smalle brug, doch eene sid dering overviel haar, zij durfde, zij kon niet! Nog maals deed de stem van Howbray zich in doodsangst hooren, de vlammen omringden haar meer en meer, nog een oogenblik en alles zou voorbij zijn.... daar zag het bijna bewusteloos meisje, dat haar edelmoe- dige'redder op hel punt stond terug te keeren, dit gaf haar de vorige zielkracht weder. Toen zij op eigen gevaar bedacht moest zijn, ontzonk haar de inoed; thans gold het zijn leven, en eer Howbray zich nogmaals .op de zwakke brug had begeven, zweefde zij reeds over den grond en bereikte ongedeerd den overkant, waar Howbray haar ontving met eene moeijelijk te beschrijven dankbare vreugde. Te vtrw>lftn\. RUNDERPEST. Zoo als ik het in mijn eerste artikel, in dato van 19 oktober lest, lub gezegd, du besmeltulijke runder- tijphusiseen dier rampen welke de verwoesting en den rouw brengen overal waar zij ontstaan. Urn die plaag tegen te houden met welke een voor naam gedeelte ouzes landbouwrijkdoms bedreigd is, zijn er strenge maatregelen nuodig welke dienen sliptelijk nagekomeii te worden. Óveral waar die verwoestende ziekte zich open baart, spaart liet hooger bestuur geene moeite om er de voortzetting van te beletten; maar de plaag is zóó bcsmellelijk, dat de beste voorzorgen dikwijls machte loos blijven. Sedert zij in Belgie is ingébracht, heeft zij reeds verscheide kudden verwoest. Een feit dat dient opgemerkt le worden, en dat door onze meesters in de kunst, is bestadigd geweest, is dat de tijphus, waar hij wortel neemt, eene hevig heid en schadelijkheid bezit, dat hij niet meer heeft in de streken die als zijn vaderland mogen aanzien worden; ’t is aldus dal in Holland, wanneer eene kudde aangedaan is, slechts de helft omtrent der beesten van de ziekte weten, en de genezingen zijn er in T algemeen van een op drie zieken. De besinetlelijke tijphus is in verscheide gemeen ten onzer provintie aangelroffen geworden, en tol hier toe kennen alle de vermaardheden welke zich met die schrikkelijke plaag hebben bezig gehouden, er geen andere oorzaak van dan de besmetting- Bij gevolg is het de plicht van allen, indien wij van hare slagen willen bevrijd blijven, van geen één middel te verwaarloozen die het gevaar zou kunnen voor komen. Sedert dat die vernielende ziekte zich in eene kudde te Steene bij Oostende veropenbaart heeft, vertiend zij de naburige gemeenten, en bijna alle dagen worden nieuwe gevallen aan de overheid be kend gemaakt; zij doet er groote verwoestingen, en God weel wanneer en waar zij zal ophouden. Aan het ruiidervee eigen, schijnt de tijphus zich op de schapen en de geiten le kunnen overzetten. Voor die drie geslachten, schijnt de virus geen an dere Qverzetoorzaak te hebben dan de besmetting; bij gevolg is een der beste behoudsmiddelen van met zorg de aanraking van de gezonde beesten te beletten met persoonen 01 voorwerpen dragers van den ’rus, en met zoo veel te meer reden beletten dat er geen de minste verkeer tusschen aangerande of verdachte en gezonde beesten plaats beeft. De virus kan zich ook aan vreemde lichamen hechten, aldus op zekere afstanden vervoert worden en er de ziekte doen ontstaan; zoo dat men stiptelijk de invoering van alle vreemde beest in onze stallen moet verbieden, vooral deze voortkomstig van stre ken waar de tijphus onlangs geheerscht heeft, en zich van geen voorwerp of geen voedsel bedienen van verdachten oorsprong. De groote landbouwers-vetleggers, die op dit tijd stip hunne kudden moeten bezetten, zullen zeer wij- Onder de gezwoornen deelmakende van den jurij voor den 4.” zittijd van liet assisenhof van VVesl- Vlaanderen, bemerken wij de heeéen: O. Cisteleiu-Vanhille, stoker te Dixmude, P. Kes- telool-Deman, koopman te Nieuport, K. Van Wou- men, senator le Dixmude, en L. Jonckheere, ge- meenté-onlvanger le Beveren. Men weet dat er spraak is een regelmatige)» dienst im t stoomschepen interichten tusschen Enge land en Nieuport. Men heeft dezer dagen de proef genomen en ondervonden dat men den overtocht in eene tij kan doen, dewijl men er twee behoeft om te Oostende te geraken. De inrichting van dien nieuwen stoombootdienst wordt enkel uitgestcld tot dat Nicu- port aan ’s lands ijzeren wegen zal verbonden zijn de spoorbaan, waarvan de koncessie gevraagd is. Deze twee ont werpen zijn onderling aaneen gebonden, omdat zij den koristen weg uitmaken van Engeland naar Duitschland. Onze provincie heeft het grootste belang in het welgeltikken dezer dubbele onderneming, waaruit de meest bevolkte gemeenten vruchten zullen trek ken, zonder van Nieuport le spreken, dat als verbin dingspunt der beide wegen, zijn welvaren zou zien herboren worden in onberekenbare voordeelen, de wijl deze stad, na eeuwen verlalendlieid, de zee en Int land zju zien openen voor hare werkzaamheid. De kerk van Loo, door de kommissie als reli gieus monument aangenomen, gaat eerlang me.’ eenen nieuwen kerktoren versierd worden. De aanbe steding is reeds gedaan, en toegewezen aan den heer de Smedt, van Brussel, voor 50,700 franks. Men schrijft uil Aalst dal de runderpest in schrikkelijke evenredigheden zich in het kanton verklaard heeft. In de stokerij van den heer Van As- sche zijn er 40 dieren van aungcdaau geworden. De gendarmerie heefl rond do stallingen gezondheids- Cürdons moeten inrichten. De Monileur deelt de lijst mede der dieren, van bij den inval der runderpest, tol op 24 October laalst, aan die snietziekte gestorven of wel afgemaakt als ziek of verdacht zijnde; hel totale cijfer beloopt tot 854 en verdeelt zich als volgt; provintie Antwerpen 3; Brabant 65, Wesl-Vlaanderen 87; Oosj-Vlaanderen 178; Henegauwcn 16; Limburg 5. zelijk handelen met in hunne stallen geen andere dieren le brengen dan die welkere herkomstigheid hun volmaakt bekend is. Men zal, vóór de intrede van hel vee in de stallen, deze zorgvuldiglijk kuisschen en witten, en in dezelve geen persoonen die door hunnen stiel in staat zijn den virus overtebrengen, laten omzwieren. Men geve, in den beginne van het winteren, aan de beesten eene gezonde en weldadige spijs, bestaande in beeirapen, wortelen of aardappelen bij het hooi of hel goede strooi gevoegdgezouten drank met lin- zaad en haver gemengd; dit alles met eene goede da- gelijkschc verzorging doende gepaard gaan. Wanneer de eerste kenteekenen der ziekte zich vertoonen, zoo aanstonds een veearts roepen, op dat ej onmiddelijk nuttige middelen zouden kunnen ingespannen. Del strengelijk de nuttige maatregelen, door het gouvernement bevoleu, na te komen; met de aanraking te vermijden van al wat drager van den virus zou kunnen wezen; roet geen gezondheidsvoor- zorgen te verwaarloozen, is het te hopen dat, met de koude lucht van den winter die aankomt, wij van de schrikkelijke gevolgen dier verwoestende plaag zul len bevrijd blijven.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Advertentieblad (1825-1914) | 1865 | | pagina 2