Stadsbelangen.
Algemeene Tijdingen,
schepen De Kernver, welke wij ter lezing
1
al
aanbevelen. Iets wat aan onze Veurnesche
lezers aangenaam zal zijn te vernemen, is,
dat alle onze openbare besturen, namcnl-
lijk: de Stad, het Hospitaal, het Armbe
stuur, het Weezênhuis, de beide Kerken,
enz. hunne wederzijdsche rekening sluiten
met een batig slot. De financiële toestand
der stad bijzonderlijk is zeer voorspoedig.
Jaarlijks zal hij betrekkelijke groote som
men aan werken van onderhoud en van
openbaar nut kunnen toewijden, zonder in
iels de lasten te moeten verhoogen, of de
afkorting der bestaande schulden te moe
ten stremmen.
Wij bevelen aan de zorgvuldige aandacht
onzer gezondhei.ds-commissie, die zoo ijve
rig hare menschiievende taak voortzet, de
zoogenaamde speelscholen, waar dikwijls
een groot getal kinderen, onder dewelke
ook wel ziekelijke, in eenc kleine kamer
en in eene ongezonde lucht, acht a tien
uren daags overbrengen.
hertigen, zijn er geen die meer lof verdienen
dan M.' Van Damme-Bernier. Inderdaad,
want, niet tegenstaande dat hij sedert een
tiental jaren te Gent woonachtig is, blijft
Wij hebben mededceling ontvangen van
het gedrukt verslag over stadsbesluurlijke
zaken gedurende het dienstjaar 1864-1865.
Dit verslag, in 43 bladzijden, is met zorg
en in zeer duidelijken stijl opgesteld, en be
vat merkweerdige rapporten van den heer
Op de prijsdeeling der teeken-akademie,
waarvan wij in ons Supplement van woens
dag lest hebben melding gemaakt, troffen
ons, in de redevoering van M.' Van Damme-
Bernier, de volgende schoone woorden:
Bij eiken voortgang dien gij, lieve leer-
lingen, op den weg der beschaving doet,
juich ik dien voortgang toe, om dat gij
daardoor uw eigen welzijn en dat uwer
medeburgers bevordert. Vereenigt tot dit
doel uwe poogingen met die der persoo-
nen welke uwe ontwikkeling en verbe-
tering betrachten.
Onder de persoonen die het meest het
welzijn onzer jeugdige ambachtslieden he
inaar niet van terug komen dat het liberaal
ministerie in ’t kort zulke groote diensten
aan onze landbouwers heeft bewezen.
’t Is inderdaad op den buiten dat de te
genpartij bijzonder steunt en dat zij de
menschen wijs maakt wat zij wil.
Maar aan de boeren blijven wijs maken
dat het slechte bestuurders zijn, die voor
de landbouwers hun vee redden van de
pest, en van den anderen kant de barreden
afschaffen op de steenwegen, dat wordt
wat sterk.
Als de octrois afgeschaft werden was het
ook slecht, en zij schreeuwden moord en
brand om dat het een liberaal minister was
die het voorstelde.
De gemeenten zullen ten onderen gaan,
was het toen, en de gemeentens zijn nooit
beter bedeeld geweest.
Als de afschaffing der barreden voorge-
steld werd, wisten zij eerst niet wat zeggen.
’t Kwam van de liberalen, dus moest er
iels op af te wijzen zijn.
Zij keerden het anders.
Van dien maatregel hebben wij de eer,
zegden zij, maar daar het moeielijk is te
doen gelooven dat als de liberalen iets
voorstellen de katholieken orde eer moeten
van hebben, wisten wij wel dat zij er nog
liever zouden tegen zijn als te moeten be
kennen dat de liberalen iets goeds doen.
M. de Robiano, in het senaat, heeft reeds
gezegd dat de afschaffing der barreden
oen bedrog was.
En de klerikale M. Coomans sclmijft in
zijne gazet dat de barreelrechten zullen
vervangen worden door eenc belasting op
de boordeigenaars der steenwegen.
Ongelukkiglijk vergeet M. Coomans maar
een punt, namentlijk datM. Frère in zijn
wetsontwerp duidelijk zegt dat de barreel
rechten afgeschaft worden, zonder dat er
eenen centiem lasten in de plaats moet
komen.
De goede staat der finantien, welke de
klerikalen in <848 zoo barmhartig hadden
laten liggen en M. Frère-Orban geheel
heeft hersteld, laat die afschaffing toe.
’t Is weer juist gelijk met de wel op de
octrois.
Als wij toen aan de bewooners van onzen
bijvang zegdenGij zult geene vijftig,
zestig, honderd fr.* octrooi meer moeten
betalen, en gij zult vrij in de stad mogen
komen, dan roepende klerikalen dat het
niet waar was.
Maar dat de landbouwers van onze stad
nu maar eens spreken, en eens zeggen of
die afschaffing hun geen honderde franks
per jaar profijt is.
Aan de leugens die er toen gebruikt wer
den, kan men oordeelen wat dat hun ge-
zegdens weerd zijn. (Lierenaar).
hij volherden, jaarlijks, deleerlingen onzer
akademie door milde geschenken aan te
moedigen, en laat hij niet eene enkele
prijsdeeling voorbij gaan, zonder de
zelve te komen bijwonen en er het woord
te voeren ter vereerlijking van dit geslicht.
Voorzeker zal het aan Mr. Van Damme
pijnlijk zijn gevallen te zien, dat de prijs
deeling door zoo een klein getal hoogge
plaatste personen was bijgewoond, dat deze
zoo nuttige, zóo zedelijke instelling zoo
weinig door de overheden van Veurne wordt
ondersteund. Dat hij zich nochtans niet
ootmoedige, indien eenige onzer hooge
ambtenaren, als ook de geestelijkheid, zich
meer en meer voor zijne edele pogingen
onverschillig toonen, ons schepen kollegie,
waaronder de burgemeester de eerste, is
vastberaden krachtdadig mede te werken
om onze akademie van teeken- en bouw
kunde in stand te houden en dezelve beter
en beter vruchten te doen voortbrengen.
Wij mogen niet nalaten te melden, dat
benevens Mr. Van Damme, de heer burge
meester ook eenige boekdoelen aan de
leerlingen ten prijze heeft geschonken.
Hopen wij dat dit voorbeeld meer en meer
zal gevolgd worden.
Mannen van buitengewone Energie en stand
vastigheid van Karakter.
Het schilderwerk van ons schouwburg
is ver gevordert. Het plafond is opgedaan.
Gister avond heeft men al de lichten aan
stoken, om er het elïekt van te zien, en de
aanschouwers hebben in volle rechtzinnig
heid moeten bekennen dat het hunne ver
wachting overtrof en grootelijks tot eere
strekt van den schilder. De paneèlen der
galerij zijn ook reeds geplaatst. Zaterdag
aanstaande zal alles voltrokken zijn en dan
ook zullen wij trachten eene beschrijving
te geven van het gewrocht van den; heer
J. Devriendt, welk als een recht kunst-
juweel mag doorgaan.
do noord-
Ome groote visschcrssloepeu maken zich
«tér klaar om ié zee te steken ioor
visscherij.
Van alle lijden hoeren wij dal den verschen visch
dezer dagen aan leer hooge prijien verkocht is ge
worden omdat er te Gent, Brussel, en in veel andere
groote steden gebrek aan dergelijken visch was, ten
gevolge van het slechte weder.
Zoo Nieuport eenmaal aan ’s lands spoorwegen zal
verbonden zijn, dan ook zal niet alleen onzen zee
handel, maar ook wel onze visscherij nijverheid zich
uitbreiden en vermeerderen, want het is alleen aan
gebrek aan spoedige vervoermiddelen dat den ver
schen vischvangsl in onze haven om too te zeggen
gausch dood is of niet meer beslaat.
Van nu af aan zien wij reeds maatregelen nemen
om eenige vaartuigen voor deze nijverheid bestemd
uilterusten, en onze haven zal weldra eenige schuiten
bezitten die enkel en alleen voor de visch uitvaren
zullen.
Een ieder verhoopt dan dat men niet lang meer
dralen zal, en dal de reeds begonnen werken van dc
spoorbaan op Dixmude en Rousselaere onverpoosd
voortgezet zullen worden, omdat Nieuport en zijne
omliggende gemeenten weldra van de voordeelen
daar aan gehecht ook zoude mogen deelzaam wor
den. (Stad Nieuporl.)
Men meld dat tijdens het geweldig tempeest de
zer dagen, eene daad van onverschrokken moed in
volle zee heeft plaats gehad, op 19 mijlen van
Oostende.
De visschers Karel Lebri, T. Lusine, L. Uoomaert,
I’. Valaert en den jongen Ed. de Graeve, der sloep n.°
19, patroon A. Durand, bevonden zich zondag
avond tusschen 7 en 8 uur in zee, toen in het lievigstu
van het tempeest zij de sloep 153, met name Melanie,
ontwaarden, welke in groot gevaar en in uitersten
nood verkeerde.
Niels dan hunnen moed raadplegende, staken zij
den boot in zee, doorkliefden de woedende baren en
Lusine en Uoomaert gelukten er in de manschappen
der Melanie, bestaande uil 6 mannen, aan eene ze
kere dood te óntrukken en de sloep op sleeptouw te
nemen, welke zij dinsdag morgend in de haven van
Oostende hebben binnengebracht.
Dinsdag is in de haven van Oostende binnenge
komen de visscherssloep u.° 154 l.ouis Antoine, pa
troon J. Fontaine, met verlies van een man der ekwi-
pagie,Thomas lloucke genaamd. De ongelukkige is
in den avond van 11 dezer, tijdens het geweldig on-
weder, van het dek in zee geslingerd. Niettegenstaan
de de pogingen zijner kameraden, komien zij hem
niet ter hulp komen, zelfs het dek der sloep werd
weggeslagen. Houcke laat eene ongelukkige weduwe
en vier minderjarige kinderen in den uitersten nood
achter. "i
De koniug heeft besloten daler, behalve de na
tionale feesten van september, er elk jaar nog twee
koninklijke verjaardagen zullen worden gevierd: op
21 juli, verjaardag van de troonbeklimming van
Leopold I, cn op 15 november, patroonfeest van
Leopold 11. Men zal het feest niet vieren van den ge
boortedag van M., noch hetgene van zijne komst
tut den troon. M. heeft aldus gehandeld omdat bij
gemeend heeft zijn eigen persoon te moeten stellen
achter dengene van den stichter der dijuastie.
Het zachte weder doel niet alleen de perzik- en
abrikosbooinen bloemen, maar de leeuwerik keu be
ginnen reeds nesten te maken. Donderdag heeft een
jongen te Geeraadsbergen een leeuwerik nest gevon
den met vier eieren. Dusdanige vroegtijdigheid werd
sedert 1172 niet meer gezien.
Een jongen van 1 1 jaren oud heeft zich de ver-
ledene weck in de gemeente Sprimonl vergiftigd
door scheikundig papier te knabbelen, dienende om
fosfoorkens te doen branden. Die kleine ongelukkige,
ter prooi aan hevige buikpijn, uit dc school naar
huis gekomen, heelt aan zijne ouders de oorzaak
zijner onpasselijkheid niet durven bekennen; hij
heeft van den woensdag tot tien zaterdag geleden, en
een kwaart uur na de aankomst van den geneesheer
gaf hij den geest.
Onder de mannen van buitengemeene Energie en
standvastigheid in hunne voornemens, die zich den
weg lol de vermaarheid en het vermogen hebben ge
baand, zullen wij, te regt, als voorbeeld van navol
ging voor allen, den beroemden Thomas Holloway
noemen, in de gansche wereld beter bekend door
zijne Pillen en zijne Zalf; dan Professor Holloway.
Hei ligt niet in ons plan over zijne geneesmiddelen
te spreken; wij hebben niets van hem te vorderen,
noch iets tegen hem in te brengen; wij willen slechts,
door eenvoudige, maar alom bekende daadzaken,
toonen wal een onverzettelijke wilskracht en een vast
karakter kunnen doen; en wal één man gedaan heeft,
kan een ander ook ten uilvoer brengen, mits hij
daartoe met hart en ziel besloten is.
VVij weten, dat de zucht van Napoleon den Groote
was, de wereld te veroveren; maar Holloway heeft
meeren beter gedaan; in plaats van de wereldzeeën
met stroomen menschenbloed te verwen, en duizen
den vau menschen te doen omkomen, heeft Holloway
er, door zijne wonderbare geneesmiddelen, even zoo
veel het leven gered, en in de huisgezinnen der be
droefden de blijdschap doen herleven en heerschen.
Hij maakt er geen aanspraak op, de dooden weder op
te wekken; maar hij geeft krachten aan den kreupele
en den verminkte; indien hij den blinde het gezigt
niet heeft wedergegeven, hij heeft toch de pijnen van
den lijdende verzacht, en degenen versterkt, die
aan den rand van het gral waren. In de vier hoeken