T
X.
reglement alhier ingevoerd? Is hel de overheid
niet die dit alhier heeft lol stand gebracht?'
Ten 4* is te Veurne eenieder vrij zijn goed op
de merkt aantebieden T zij bij de maal, zij bij
gewicht vermits dezelve wettig of geldig zij.
Waar heelt de schrijver nog gezien op het regle
ment onzer merkt, dat het graan bij vast gewicht
kan of mag verkocht worden? Is den verkoop der
tarwe volgens olliciecle opgaaf niet gestaafd per
zak van honderd vijl en veertig liters, en heeft er
wel ooit verkocht geweest per kilogram die een
wettig gewicht is, en indien op de merkt alles vrij
is, waar loc is het reglement nog noodig? Verder,
onze graanmaat is niet geldig, nog veel’min cene
vaste maat, want de minste stoolting door oenen
bijzonderen, of de davering van een geladen rijtuig
bij het meten, kan eene verandering aan de maat
te weeg brengen. Van daar de moeilijkheden
die er dikwijls oprijzen onder de koopers en ver-
koopers wegens de juistheid der maat, iets wal
men nooit zou ontmoeten wanneer de verkoop bij
gewicht bestond, ’t is te zeggen wanneer do merkt
van eene juiste balans met vast gewicht zou voor
zien zijn
Wal aangaat de dwang die deze verandering aan
de landbouwers zou veroorzaken, daaraan is niet
te denken. Want de koopers en verkoopers zijn
sedert lang aan niet anders meer gewoon, bij
duizendc zakken graan worden wekelijks bij het
gewicht verkocht, terwijl er geen tien bij de maat
ter merkt worden gebracht. Óverigens welk ver
schil zouden de landbouwers er in vinden hunne
granen bij gewicht ter merkt te brengen, terwijl
zij dagelijks op dcnzelfden voet hunne leveringen
aan de magazijnen doen.
Eindelijk vraagt de schrijver welk belang de
bakkers er in kunnen vinden in de oplossing van
hun vraagpunt, terwijl zij vrij zijn hun goed te
verkoopen naar beliefte?
Wat het vraagput der bakkers betreft, mijnheer,
ik heb vernomen dat hun cenig doel is van door
dit en nog andere middelen de merkt te verbeteren,
omdat zij even als al de neeringdoeners door de
kwijning der merkt er veel bij verliezen, en terwijl
het ook voornamelijk hunne belangen geldt, daar
om roepen zij de aandacht der overheid op een
punt die zoo gewichtig is.
Wat aangaat de vrijheid van de bakker die bij
velen op de lippen brandt; zou hij zoo wel niet
mogen vrijheid genieten in de verkoop zijner waren
als een ander, zou hij alleen uit de maatschappij
moeten gebannen worden? Is hel niet genoeg dat
hij als een veroordeelde dagelijks aan het toezicht
der politie onderhevig is, zou hij noch meer van
vrijheid moeten beroofd worden?'??
Om te eindigen, mijnheer, zegt de schrijver in
een nabericht dal hij te vreden is omdat de ge
meenteraad hel voorstel der bakkers verworpen
heeft, en alzoo in zijne manier van zien heeft ge
deeld!!!!
Mijnheer ik buig het hoofd voor de beslissing
van den gemeenteraad, wier leden ik eerbiedigt;
doch laat mij toe te vragen of de beslissing van
eenen gemeenteraad, hoe onpartijdig zij ook moge
wezen, altijd overeenstemmig is met den wil des
volks? Ik geloof wel hel tegendeel; inlusschenlijd
moet ik u verklaren dal hel verzoekschrift der
bakkers door alle de neeringdoeners en ingezetenen
met een goed oog aanzien is geworden, en waar
schijnlijk eerstdaags op nieuw aan den gemeente
raad zal aangeboden worden, bekleed met hon-
deide handteekens, in de hoop eener gunstiger
beslissing te bekomen.
Aanveerd, M.' de Uitgever, de verzekering, enz.
Een Burger.
grondwet: T is de natie, alle machten nemen hun
nen oorsprong in de natie.
De souvereineteit die in geheel de natie bestaal
kan door geheel de natie niet uitgeoefend worden:
de kracht der zaken zelve zoude het beletten. De
vergadering der ganschc natie om maatregelen te
nemen is onmogelijk, en ware ze nog stofleliik
mogelijk, ze zoude zedelijk nutteloos zijn. Om de
souvereineteit uit te voeren moet men nog al
tamelijk geestkracht en verstand bezitten, het gene
bij velen ontbreekt. Het ware allerdwaast van ecu
bestuur te hebben, samengesteld uit kinderen, uil
weinig geleerde mannen, niets ter zaken ver
staande, en uit een nog al talrijk gedeelte van
ware krankzinnigen. En nogthans, ware de natie in
het geheel geroepen om eenen maatregel te nemen,
zouden bovengenoemde menschenklassen de meer
derheid der vergadering vormen.
De natie moet dan de uitoefening van hare souve
reineteit door den keus van de bekwaamsten, aan
afgevaardigen overdragen. Ik zeg de uitoefening der
souvereineteit en niet de souvereineteit zelve, want
deze is onvervreemdbaar. Indien op een bepaald
oogenblik, de natie zelve hare souvereineteit uit
oefende, den vorm van haar bestuur wilde veran
deren, niets zoude haar dat kunnen beletten. Maar,
gelijk zulks zonder omwenteling niet geschieden
kan, noch zonder grootc rampen, zou de natie wel
vermetel zijn zich aan zulk gevaar bloot te stellen,
bijzonderlijk voor ons Belgen die krachtens de
grondwet de volkomenste vrijheden bezitten.
De uitoefening der souvereineteit is overgedregen
geweest aan den Koning en aan de twee wetge
vende kamers, de kamer der volksvertegenwoor
digers en het Senaat.
De tegenwoordige koning is Z. M. Leopoldus de
II, zoon van Leopoldus den I die de eerste koning
der Belgen was, en geboren tol Cobourg in 1790
en te Laekcn overleden den 10 december 1865.
De grondwet bepaald wie koning moet of mag zijn.
Zullen koning zijn, zegt art. 60 der grondwet,
de rechtstreekschc, natuurlijke en wettige afstam
melingen van Z. M. Leopoldus van Saxe-Cobourg,
van mannelijke tot mannelijke, bij order van eerst
geborene, ter eeuwiger Uitsluiting der vrouwen en
van hunne afstammelingen.
In den tegenwoordige)! staal der koninklijke
familie zoude, indien de koning te sterven kwame,
de Graaf van Vlaanderen, broeder van den koning
dezes opvolger wezen; en, na hem, zijnen zoon, de
prins Baudouiu, den 3 juni 1869 geboren.
De koning vermag niet, zonder toestemming der
kamers, de regcering van een ander land als dit
van Belgie aanveerden.
Bovendien mag geen een der kamers over deze
zaak beraadslagen indien de twee derden der leden
niet aanwezig zijn, en dal hel voorstel ten minste,
de twee derden der stemmen bekome.
Wordt voort geset
Ingezonden zKrtikelN.
Uit onpartijdigheid verleenen wij cene
plaats aan den volgenden brief, ons voor
behoudende er op te antwoorden in een
aanstaande nummer. Voor hel oogenblik
zullen wij ons bepalen te verklaren dat hel
artikel, welk door onzen correspondent
wordt besproken, van onze redactie komt
en door geene hoegenaamde gevoelens van
afgunst is ingegeven.
Veurne, den 15 October 1872.
Mijnheer de Uitgever,
Uw nummer van zaterdag laatst beval ecu uit
gebreid artikel, getiteldVerzoekschrift der bakkers
rakende de merkt, waarin de schrijver zijne meening
nopens die kwestie doet kennen, en aldus er de
aandacht van den gemeenteraad op inroept.
Niettegenstaande, mijnheer, deze kwestie voor
mij geen het minste persoonlijk belang oplevert,
terwijl ik nog koopman nog bakker ben, heb ik
nogthans voorgenomen er mijn gedacht over te
zeggen, omdat ik overtuigd ben dal de schrijver
van het bedoeld artikel, spreekt uil eigen belang,
of de zaak niet grondig kent, of misschien niet wil
kennen, of dezelve uil afgunst tegenspreekt. Daar
om zal ik zijn langdradig artikel van stuk tot stuk
ontleden, en hem op vele plaatsen doen zien dat
bij den bal heeft mis geslagen.
Vooreerst zegt de schrijver, dal de vraag der
bakkers ongegrond is, om dal zij strijdt met de
vrijheid van den koophandel.
\VeUioe! mijnheer, omdat de bakkers vragen dat
het graan, even als al de andere eetwaren zoo als:
vlecsch, aardappels, enz, zou bij vast gewicht,
is te zeggen per kilogram, lor merkt verkocht
worden, zou dit de vrijheid van den koophandel
schenden? Zou dan het gene in zooveel andere
steden in gebruik is, alhier in Veurne alléén de
wel verkrachten? Is de kilogram niet ecu wettig
gewicht, geschikt voor den verkoop van allerlei
waven, en kan men do vrijheid der wet schenden
wanneer men hol wettig gewicht gebruikt?
Ten 2" is het do uitbreiding van den handel, de
gemakkelijkheid der buurtwegen voor hel vervoer
die den ondergang onzer merkten te weeg brengt?
van daar den onophoudelijken afloop op de pacht
hoeven door kooplieden en eommissionnarissen.
Wat aangaat mijnheer de uitbreiding van den
handel, ik beken volgeern dat de handel, in allerlei
koopwaren, van langs om meer toeneemt; maar
wanneer er grootc aankoopen gedaan worden,
wanneer er grootc bestellingen van granen op den
vreemde geschieden, is het niet hij vast gewicht van
honderd kilogramen? Wal de gemakkelijkheid van
vervoer betreft, door de verbetering der wegen ver
oorzaakt, is deze verbetering niet zoo wel geschikt
voor deze die hunne granen ter merkt brengen, als
voor diegene die dezelve op eene bijzondere plaats
als bijv, in de magazijnen der kooplieden onzer
stad leveren? Bestonden eertijds de moeilijkheden
van vervoer niet zoowel voor deze die wekelijks
hunne granen ter merkt brachten, als voor die
gene welke op cene bijzondere plaats leveringen
deden? en was onze merkt niet altijd wel voorzien
van allerlei koopwaren, het gene een groot profijt
aan al de neeringdoeners verschafte?.... Dit ook
mijnheer, kan de ware oorzaak niet zijn dat de
merkt kwijnt en te niet gaat.
Van daar, zegt de schrijver verder, den geduri-
gen afloop op de pachthoeven door kooplieden en
eommissionnarissen die alles ten huize koopen
hier slaat hij den nagel op den kop, dit alleen is
dc oorzaak van den ondergang onzer merkten, alles
wordt ten huize verkocht, niet bij de maat maar
nog eens bij gewicht, de landbouwers verkoopen
hunne beste en zwaarste granen, en komen met de
mindere soort ter merkt waar er niet anders als
de maal vereischt wordt, cene ondervraging bij de
landbouwers zal u daarvan de doorslaande be
wijzen geven.
Men zal waarschijnelijk opwerpen dal niemand
zulks kan beletten, terwijl de vrijheid van den
koophandel door de grondwet is gewaarborgd. Dit
is cene echte waarheid, maar kan een gemeente
bestuur niet alle middelen in het werk stellen om
de landbouwers en kooplieden ter merkt te trek
ken' om deze schoönc instelling, die dc rijkdom
der neeringdoeners uilinaakl, te trachten te ver
beteren, om aldus ons van deszelfs ondergang te
bevrijden, en indien hel in zijne middelen niet slage
zal liet niet zijne plicht gekweten hebben?'
Ten 3" vraagt de schrijver of het wel behoort
aan een gemeente-bestuur de voorgaarden der
onderhandelingen aan de koopers en verkoopers
voor te schrijven en dezelve te regelen, en of dit
niet een vrijheidschendeude maatregel ware, en
dat zulks behoort aan de dingers hunne weder-
zijdsche belangen naar beliefte gade te slaan?
Dal is een grove misslag die hij wel weet geheel
benevens dc waarheid te zijn; zekerlijk is het een
gemeente-bestuur die de gebruiken der merkten
regelt. Is het ons gemeente-bestuur niet geweest
welk, over eenigen tijd, de verandering op de
botermarkt gedaan heelt, dat zich heeft trachten te
schikken met dc andere omliggende gemeente
besturen omdat de boter in plaats van per onregel
matig stuk, per kilogram zou verkocht worden, het
gene onder alle opzichten eene grootc verbetering
heeft te weeg gebragt? Heeft de vrijheid in den
handel der boter hierdoor geschonden geweest?
Hebben dc koopers of verkoopers dit gebruik of
PRIJSDEELIMG DER GEfflEENTE-SCHOOL EN MEISJES
SCHOOL TE ALVERINCHEIfl.
Maandag lest, 14 oktober, had dc plechtige prijs-
uildeeling plaats in ons schoon en ruim school
lokaal. Het was een echt feest voor onze school
jeugd en voor dcr kinderen ouders. Daarbij T was
het schoonste weder waarmede Sint-Michiel ons
koude begunstigen. Ook een ieder had zijn zomer
zondag-kleed aan, en al wie belang stelt in onder
wijs en geleerdheid was daar te vinden. Het getal
belanghebbenden was groot, zoo groot dat geheel
dc zaal civol was.
Alles is in goede orde afgeloopon. Er zijn vele
en schoone prijzen behaald door de leerlingen.
Wij hebben kunnen opmerken dal er verscheidc
zijn die-ze wel verdiend hadden. Er was onder
andere, een zekere Charles Verbouwe, eengcesiige
workmans zoon van Eorthcm, die in ’t zingen en
’t deklameren uitermate plezier gedaan heeft. Hij
spreekt klaar en schoon vlaamsch en fransch.
In het tooncelslukjc, liet Alfons Vermast, een
jongen van Hoogsladc, hooren, dat hij goed
vlaamsch kent, en wat ook veel zegt, dat hij eene
zuivere vlaamschc uitspraak verworven heelt door
natuurlijken aanleg en studie. Wij mogen Louis
Wemaere niet vergelen: die is en blijft immer de
zelfde koddige, drollige Louis, dc farceur van de
school. Hij, en Karei Monlhaye, hebben de lach
spieren van jongen oudzeerin beweging gehouden.
De hoofdonderwijzer, de heer Lagache, en zijne
ijverige hulponderwijzers, en de zusters van der
meisjesschool, verdienen ruimschoots lof en eer
voor al de zorgen, de onzeggelijkc moeite, den
onverpoosde!) ijver, die zij dag aan dag besteden
om aan dc jeugd die beleefde en beschavende ma
nieren, die welvoegelijke uitdrukkingen, dal lezen
en schrijven, dal gezond redeneren, dal dekla
meren en zingen en die gijmnastieke bewegingen
door geduld en overtuiging iuleplanlen, met dui-
zendmaalcn nog, hetzelfde te zeggen en teherhalcn.
Dit hoorden wij uit de rede die de heer Lagache,
tot slot van hot feest, aan hel publiek voorlas. In
een goed opstel, deed hij het nut van ’t onderwijs
uitkomen, en liet hij zien hoe noodig het was te
kennen om te kunnen worden. Moogt zijne rede
gewaardeerd, en den wenk ervan nagevolgd wor-
j den door allen ouder, met hunne kinderen eiken
dag ter school en naar zijne onderrichtende lessen
te zendenmogten allen dit begrijpen
Er werd door het publiek met genoegen opge
merkt dat het feest voorgezeten was door de
nieuwe heeren burgmeester, schepen en gemeente
raadsleden.