I I Ja, geachte lezers, het is er eindelijk van ge komen! De Veurnaar, of liever de fijne briefop- stellcr die zich lid van S.‘ Jozef noemt, geeft ons, na 14 dagen wachtens, een antwoord op het arti kel verschenen in ons nummer van 12 dezer, aan gaande de dierlijke handelwijze en smeerlapperijen van hel lid van 8.' Jozef, Benoo Duforèt, oud- pauselijke zouaaf. Veertien dagen heeft die briefschrijver noodig gehad om nogmaals een apostelijk opstel naarden Veurnaar te zenden, en het Advertentie-blad en de liberalen aan te vallen. Gij zult u waarschijnelijk inbeelden, lezers, dat hij een antwoord geelt op ons gezegde, of ten minsten hel tracht te weerleggen; geenszins, hij doet gelijk de Feurmwir gewoon is te doen: hij verduikt de waarheid en draait de kwestie. Treffe lijke klerikale uitvinding om altijd gelijk te halen. De fameuze briefopslelier zegt, dat hij, volgens ons, eene andere taal dan zijne moedertaal zou moeten gebruiken en dat wij zijne woorden op eene stinkende manier uitleggen.Achteruit huichelaar, achteruit! Voor eenieder, zonder dal wij het moesten uitleggen, was de vuigheid uwer beestachtige uitdrukkingen, uwer lasterende en grove aanvallen zonneklaar. Iedereen ook heeft met ons kunnen beslaligen dat men weinig de moedertaal en zijn eigen zelven moet eerbiedigen, om zich in zulke verachtelijke bewoordingen te verdedigen. Uwe schrijftaal, 31.r de schrijver uil S.1 Jozef, en uw persoon, die wij geern, zeer geern van kant laten, zijn waarlijk niet aan te prijzen en doen weinig eer aan het genootschap waarvan gij zegt deel te maken. Overigens, gij doet ons schokschou deren van medelijden toen gij uw schrijven noemt: rechtuit uw gedacht durven zeggen. Rechtuit uw gedacht zeggen!.... Nooit hebt gij zulks of zult gij zulks doen, want de rechtschapenheid en de eer lijkheid zijn u onbekend. Plichtbesef en eigenwaar digheid verliest gij uit bet oog, klerikale, christe lijke schrijvers, gij die altijd de zedenleer aan predikt en zelfs niet hareeenvoudigste voorschriften kunt onderhouden; gij die, in plaats van woorden van vrede en verzoening welke gij zoudt dienen te gebruiken, uwe tegenstrevers niets anders dan schandalige, vuige en lasterende beschuldigingen naar hel hoofd werpt. Er bestaat ergens een spreekwoord dat zegt: Hel vat geeft uit, zoo het in heelt. Dil is eene groote waarheid, en de briefwisseling van hel lid van S.‘Jozef, is er een doorslaande bew ijs van. Wij liegen, schrijft de fijne maat, toen wij zeg gen dat hel reeds de tweede is uil S.‘ Jozef die ver volgd wordt voor aanslag tegen de zeden. Wij Degen!Ziedaar hel toppunt der stoulmoedig- ii ml en der huichelarij. Maar, hebt gij dan ver gelen, onvoorzichtige schrijver, hel vonnis welk op 2d October 1871 werd uitgesproken, en dal een lid van S.1 Jozef, wij zullen hem NU niet noemen, tol zestien dagen gevang, 2l> fr. boete of acht d 'pen gevang, en tot vijfjarenonlzegzijncrburger lek, /echten veroordeelde voor aanslag tegen de zeden, gepleegd op minderjarige meisjes? Hebt gij dan vergeton dal die gast ook deel van S.‘Jozef Zondag laatst heelt in hel lokaal van den kring de Eendracht, de plechtige prijsuitreiking plaats gehad aan de prijswinnaren der tentoonstelling van oudheden. Deze plechtigheid welke om 3 ure aanvang nam, is geschied in hel bijzijn van menig prijswinnaar en aanschouwer, die door den heer voorzitter Verhoest werden verwelkomt en die hun de vol gende rede toesprak Mijnheeren, De plechtigheid die heden alhier plaats heeft, is eene zeldzaamheid in haar slag, waarvan de jaar boeken onzer oude stad Veurne nog geene de minste melding maken. Tot heden hebben er alhier verscheidene prijs kampen van landbouwprodukten, bloemen enz. plaats gehad, maar nog nooit had men er aan ge dacht de oudheidsknndigc Voorwerpen onzer voor vaderen te vereeren en dezelve ten loon te stollen. liet is uit dil inzicht, Mijnheeren, dal er alhier, naar liet voorbeeld van de steden Brugge, Gent en Leuven, een kring zich vormde oirder keusprt.yk de Eendracht, ten einde eene tentoonstelling mul prijskamp in te richten. Dit gedacht Wind in horton tijd verwezentlijkt, en door den lever der verschilligc loden des krings - en de welwillende medewerking van bijzondere personen en maatschappijen, zag men weldra, in deze ruime zaal, een prachtig museum van koste lijke en rare kunstvoorwerpen lot stand komen. Voor wat de verschilligc prijskampen betreft, mogen wij zeggen dal er deftig is gestreden ge worden en dal de eene verzameling voor de andere niet heeft moeten onderdoen. Om n, Mijnheeren, daarover oppervlakkiglijk een gedacht van te geven, zoo zullen wij zeggen, voor wat de verzameling burgerlijke mannenhoeden betreft, de maatschappij ouaé beurs van Brugge de eerste plaats bekleed en een grooten bijval heeft bekomen. Deze maatschappij, die gansch Belgie dóór schittert met hare schoone instelling en haar loffelijk doelwit, heeft ons getoond dal den naam van oude hoeden Maatschappij voor haar geen ijdel woord is, want met hare Pijlkas en andere oude tijpen, heeft zij ons tol onheuglijke tijden doen terugkeeren. Ook hebben de inonsterachlige Bomketels van de hoeren .Mijlle-Vandermeersch, van IJperenD. Guillier, van Nieuport, veel de aandacht van het publiek tot zich getrokken. Wat de verzameling krijgshoeden betreft, komt onze maatschappij van Rhetorika, die op de ten toonstellingen van Brugge en Leuven zoo glorie rijk is bekroond geworden, hier ook op den eersten rang. Ook moet ik eene bijzondere melding maken voor de verzameling dan de heer Mylle-Vandêr- meersch, die veel heeft bijgedragen lot den bijval dezes prijskamps. Wal zal ik zeggen over de Vrouwenhoeden, welkers verzameling min beduidend was dan de vorige. Zij laten mij enkelijk toe te spreken van den hislorischen hoed door buvengenoemden heer Mylle gezonden en die, om zijne eigenaardigheid en oudheid, op alle prijskampen wordt bekroond, even als den Snuifsehepper van de heer Vander- meersch-Santens, van IJ per, wiens weerga men nog weinig zou vinden. Nu is het de buurt der oude Wandelstokken, die in deze tentoonstelling eene voorname plaats be kleed hebben. Daar bevonden er zich van alleslach de eene door de kunst vervaardigd, de andere door de natuur der groeikracht begunstigd; allen zonder onderscheid, mochten als eene zeldzaamheid be schouwd worden. En voor wal het historisch be trof, het publiek beeft zoowel den overgeblevi n wandelstok van den vermaarden booswicht Hae- kenland als dezèn van den hoog verheven De La- marline kunnen bewonderen. Hier eene bijzondere melding aan do heeren Paterson, van Brugge en Verb.ipie, van Veurne. De prijskampen van Pijpenkoters, Pijpciikassèn en Oude Regeifecherineii was min belangrijk; doel» melden wij de heeren baron llerwyn, Quartier, Vandenkerckhovc, De Meulenaerc van Veurne, en de heer Ch. Blommc van Sluivekenskei ke, die mul recht de verscheidene prijzen hebben behaald. Den bijgevoegden prijskamp van Raretcilen heeft alle verwachting overtroffen. Onder deze rang schikking heeft men kunnen zien dal de heer D. Vandenbussche, die verschilligc landstreken door- reisd heeft, in bezit is van eene menigte kostelijke en rare voorwerpen. Ook heeft iedereen en wel te recht er zijne tevredenheid en zijne verwondering uilgedrukt, alsook over de verzamelingen der heeren Merlevede, Despot, Reuben en Perlau van Veurne en den heer Coudeville van Hondschotc. Menigeen was hel eens om te zeggen dal onze stad en omstreken in kunstvoorwerpen rijk was, en voor geene andere plaatsen moest wijken. Om de Oudheden niet achter te laten, noemen wij de voorwerpen tentoongesteld door de stad Veurne en de heeren De Glercq en Ed.'" Cailliau, voorwerpen der 11'1'en If»'1’eeuw, en zeggen wij zonder overdrevenheid, dal onze oude stad Veurne, even als andere steden, machtig genoeg is een museum in te richten die in korte jaren, door zijne menigvuldige zeldzaamheden, vele nieuwsgierige zou aanlokken. Hopen wij dal deze tentoonstelling de eerste grondslag er van zal zijn. Doch, Mijnheeren, gelijk de dagen van hel ver leden in den kolk der lijden zijn voorbijgevlogen, en er niets anders meer dan hel geheugen vaii be slaat, zoo ook beslaat er van onze schoone tentoon stelling niets anders meer dan de herinnering, en deze ruime zaal, nog over cenigc dagen zoo koste lijk opgeschikt, biedt heden niet anders meer als haakte muren aan. Een voorwerp alleen is beliqjjden gebleven, dal is de bits' ten behoeve van dóschamele urmen. Omdat wij, mijnheeren, gedacht'‘hebben, dat er misschien, onder de prijswinnaren zouden kunnen edele incnschcnvvicmJen gevonden worden, die hcL hui)ne zouden bijbrengen om onze, liefdadige instel lingen te ondersteunen. Eene goede uitslag ware onze grootste voldoening. miek? Gij zult ons waarschijnelijk nogmaals ant woorden: wij hebben hem weggeschopl, over boord geworpen; te laat, schrijvelaar: 't is te laat den pul gevult, als ’l kalf verdronken is. Ah wij liegen! Gij kunt nu oordeclen, jezers, over de rechtzinnigheid van den Veurnaar en zijne aanhangers. Du feiten zijp da;lr klaarblijkend, er beslaat een vonnis, en nogtans wij liegen.... En zeggen dat deze nieuwe beschuldiging j Zulke mannen, die zich aan schandalige en walgelijke feiten overleveren, als wij welen dal zij plichlig zijn, schoppen wij van onzen kant, zegt de schrijver van den Veurnaar. Dil is deftig ge sproken en komt voor als eene gezaghebbende taal, men zou zeggen een St. Jozefs opperhoofd die zijne orders van uitdrijving geeft. Maar zeg eens, fijne maat, had niet een zeer Ge loofwaardig persoon sedert driejaar aaneen der hoofden van Sl. Jozef het schandalig gedrag van Duforèt kenbaar gemaakt? Was er niet gezegd ge weest, ook sedert lang, dal hij zich insgelijks te Rome schandalig had gedragen? Is het niet ge kend, dal reeds sedert vier jaar het onzedelijk leven van den pauselijken zouzou verdacht wierd én dat klerikale ouders er onder elkander over spraken en maatregelen namen om hunne kinders aan hel verderf te onttrekken? En is liet in over eenstemming met uwe deftige bovenstaande woor den dal men uw medelid Duforèt zoo gauw weg joeg, dal de vuilaard zoo zeer door katholieken on geestelijken was aangetrokken? Ah, fameuze schrijver, gij schopt die mannen van uwen kant! Het blijkt, en uw gedrag, in deze zaak, komt met uw schrijven overeen. Daar is hetgeen gij noemt recht zijn «In eenige herbergen, gaat de schrijver voort, heb ik rare vragen hooren doen. Men zei: In St. Jozef schopt men dien kerel builen; maar hoe komt het, dat uit andere sociëteiten niet de eene en de andere geschopt wordt? Armzalige praat, welk nergens dan in uw ge nootschap, dan bij de mannen uwer kliek gehoon wordt; in uw ’l Jeefkensgild, waar men de slaaf- sche jongheid tegen de liberalen ophitst, hun zaken wijs maakt die nooit hebben beslaan en dit bij dompers doel verspreiden. Maar zeg eens, schrijvelaar, kan en mag Sl. Jozef wel aan eene maatschappij der stad vergeleken zijn? Zoudt gij ééne maatschappij kunnen noemen waar er onna tuurlijke en onzedelijke feiten door leden zijn ge pleegd geweest? Neen, niet waar, mannen van uwen kaliber vinden wij bij ons niet: ze zijn bij u, gij moogt ze houden. De schrijver van Si. Jozef, gaat dan voort met eene reeks lekkere dingen uil te kramenhij spreekt van riekers, van liefhebbers, van vliegjes en gleddeljes, van gasten die ooren vol blazen,' herten doen draaijen, enz. nogmaals eene collectie zulke sentimentale uitdrukkingen die hem eigen zijn en welke hij zekerlijk aan zijne lieftallige conqucstcn in zijne oogenblikken van open hartigheid, weel uit te leggen. Hij spreekt verder nog van den gemeenteraad, van 'l armbestuur, van den onderrichlingsbond, van ’l schoolbestuur of schoolwezen. Wat komt dit hier te pas? Welk gemeens heeft dil met Duforèt? Of zoudt gij misschien onze openbare besturen als eerloos en zedeloos willen doen door gaan? Wij kenden u als lafherlig; maar wij wisten niet dal gij de lafherligheid en de onbeschaamdheid zoo ver zoudt durven drijven. En dat noemt gij uwe moedertaal gebruiken met hare woorden en vormen. Gij haalt er eer van. evenaasten gelijk mijn eigen zelven hadden beter gezwegen van de belangen der neeringdoeners, hadden beter dat potje gedekt gelaten, want onze klerikale hoofden zijn de groote plichtigen. En inderdaad, zijn zij wel onze necringdoe- ners genegen, zij die tegenstrijdig zijn aan alle feesten, gestadig werken om onze gilden te niet te doen, zij die van Veurne een begijnhof willen tastbaar; Hinken? I liegen.... r.n zeggen u.ii uez.u meuwv uvouuuiuigiug Zijn zij wel onze neeringdoeners genegen, zij die i veertien dagen studie heeft gekost. T is ongeloo- liet uitdeelen van afgescliooido almoezen te baat j felijk! nemen, om zekere bakkerij ten nadeele van andere i te bevoordeeligen? Zijn zij wel onze neeringdoeners genegen, zij die in zekere scholen alle slach van schoolgerief ver- koopen en er zich voorzien van eene massa win kelwaren, uit andere sleden voorlkomslig, ter groote schade van zooveel Veurnesche winkeliers? Doch genoeg. Van menige andere zaak, die ten bewijze strek ken van de groote genegenheid onzer klerikale kopstukken voorde vreemdelingen; van hun ne ophalingen voor China, Rome, Parijs, Dadc- zeelc enz. enz. die eene wezenlijke vermindering der liefdadigheid jegens de behoeftigen voor ge volg hebben, verminderingdiezwaar opdeneering- doeners drukt, zullen wij heden niet spreken. Het is ons voldoende aan onze tegenstrevers te laten weten, dal indien zij een strooi in het oog van hunnen gebuur zien, en niet den balk die in hun eigen oog zit, wij wel zorg zuilen dragen de ge breken en berispelijke inzichten, maar bijzonder lijk deoverdrevene baatzucht der ultramontaansche partij, aan hel publiek in volle daglicht bloot te •leggen. *T ih er van gekomen!,....

HISTORISCHE KRANTEN

Het Advertentieblad (1825-1914) | 1874 | | pagina 2