1,713-80 856-95 18-05 1,945-00 1,226-50 421-77 324-21 340-60 4,330-00 1,005-00 638-15 2,058-24 1,519-96 97-60 1,188-79 2,550-99 2,218-64 5,796-60 301-00 fr. 16,500-00 A Is wij die sommen voegen bij deze die wij voorgaandelijk opgenomeii hebben, vinden wij dat de gemeenten onzer pro vincie in min dan eene maand lijd de lage van fr. 1,252,545-48c. genoten hebben. 1,439 95 150-00 Volbreng uwe vaderlandschc en burger lijke plichten en iaat ze maar huilen als hunne commerce niet gaat, ieders welzijn en de algemeene vooruitgang kunnen met doen dan er bij winnen. derwijzeres 11. Gelocn. Zij handelde over het sparen. Hare redevoering in eene sierlijke taal opgesteld, werd met veel aandacht aanhoord en warm loegejuicht. Daarna begon de deeling der prijzen die schoon en talrijk waren. Hel talrijk publiek dat aan deze lieve prijsdeeling deel nam, laat eens te meer zien wat belang de veurnesebe bevolking in onze stedelijke meisjesschool stelt. Wij zijn gelukkig te mogen beslaligen dal dezen bijval meer en meer toeneemt en dat onze voortreffelijke school, die zoo zeer de achting en de genegenheid van allen verdient, niets doel dan groeien en bloeien. I»rijH<lec linden. Zondag lest, omjll ure’s morgens, had de prijsuitreiking plaats aan de leerlingen onzer muziekschool. Een talrijk publiek was aan deze plechtigheid tegenwoordig. Het leest was opgeluisterd door de koninklijke harmonie S.1' Cecilia, die hel Collegie van Burgemeester en Schepenen, Gemeenteraadsleden en de commissie der school ten sladhnize was gaan afhalen, om stoetsgewijze naar den Schouwburg lo geleiden waar de plechtigheid plaats had. De uitdeeling der belooningen werd voorafgegaan van twee kooren met veel gevoel en juistheid gezongen, van eenigc muziekoel'emngen voor jonge inslrumcn- tisten en een aria op den piano, een guatre-mains, allen opperbest gespeeld en die zeer in den smaak van het publiek vielen, die de jonge muziekanten met geestdrift toejuichte. De keurige wijze waarop de verschil- lige stukken werden uitgevoerd, bewijzen dat onze muziekschool goed is ingerichl en men er grondige muziekale kennissen kan bekomen. Ziedaar hoe men in 1831 de wet ver stond en hoe uien ze nog heden moet verslaan. Neen, heeren pastoors, men zal niet oiirechlveerdig en onweltelijk le werk gaan of de grondwet niet schenden mei een gedeelte van uwe jaarwedde af te nemen. Het eenige punt dal door de Kamers moet beslist worden is: Wanneer zullen wij de jaarwedden der geestelijken verminderen? en wij gelooven dat die vraag geene grootc moeielijkheid ople vert, als men inziet hoeveel pastoors in hel vervullen hunner plichten te korl blijven; wal ons persoonlijk betreft, wij kennen een groot getal gemeenten welker bewooners tevreden zouden zijn te ver nemen dat die heeren pastoors in hunne geldbeurs geklopt zonden zijn. Wederwraak is onze leus niet, maar, zwartgerokten, uwe oorlog aan onze instellingen en wellen zijn te overdreven; er moet, er zal een einde aan gesteld worden; men moet en zal uw geweld in- loomcn en wij vreezen niet te zeggen dattegen u niet werken eene groole en on vergeeflijke lafheid zou zijn. Gij zijl toch nu in lijds verwittigd, niet waar, heeren pastoors? I'n homme pré- venu en vaut deux. Onze voorouders waren niet zoo geleerd en waren gelukkig. Deze rede hoort men nog al eens op halen door menseben die niet begrijpen hoezeer hel noodig is heden geleerd en bekwaam te zijn. Anderen spreken de zeilde taal en betreuren dal men hel volk zonder onderscheid lol eene zekere be schaving roept. Wij denken hel goed deze drogredenen eens te wederleggen. Onze voorouders hadden noch de gaz, noch de petrol, noch den telegraaf. Een dampig stinkend smoullampjc schonk bij winteravond een schaarsch licht aan den huiselijken haard; alle betrekkingen waren binnen de grenzen van stad of dorp be paald en eene reis welke men nu op eenige minuten beslist en in weinig uren atlegt werd alsdan lang op voorhand be raamd, tnoeielijk volbrachten lang na derhand nog herhaald. Wal zouden onze boerkens zeggen zoo men hun in den voiigen toestand her plaatste, wanneer zij een schaarsch be slaan aan wat melkpap, roggebrood en soms, op de groole dagen een weinig ■vleeseh vroegen? Verbeeldt men zich nu hetgeen over •vijftig jaar nog algemeen was, de gansche •familie bij winteilijd rond hel vuur gc- jtelen op den leemen killigen vloer,zonder andere klaarte dan dat van het houtvuur -waarop de soep of de aardappelen kook ten! Eu de huisvrouw van lijd tol tijd een langen zwavelstok aanstekende om le zien of hel eetmaal nog niet klaar was! Het is onwederleggelijk dal de gemak kelijkheid der betrekkingen nieuwe nood zakelijkheden hebben bijgebracht. Het snel vervoer van reizigers en koopwaren heelt eene gansche omwerking te weeg gebracht tol in de minste dorpen; de ambachtsman mag zich niet langer be trouwen op hetgeen hij bij moeders pap pot aanleerde ol de kalanten gaan wal verders en wat beiers zoeken. Hij die niet geleerd is, kan niets meer bekomen want de eerste voorwaarde van vooruitgang voor hem is van zich op zijn oii'cu te kunnen steunen en schrift en Eene der fraaiste en der liefste plech tigheden van dit schooljaar, was zonder tegenspraak de prijsdeeling van dinsdag lest, aan de leerlingen onzer stads meis jesschool. Deze plechtigheid had plaats in tegen woordigheid der heeren Burgemeester en Schepenen, van leden des Gemeenleraads, van de Commissie der Godshuizen, van het Armbestuur, enz. en van een talrijk publiek dat de schouwburgzaal bezette. Het programma van het feest was aller liefst en met veel smaak samengesteld. Menig aandoénlijk tafereeltje werd er voorgedragen en de gezangen, het tooneel- stukje, in een woord alles, werd op eene onberispelijke wijze, met veel gevoel en juistheid uitgevoerd. (Jok was het met geestdriftige toejuichingen dal het hoogst voldane publiek de verschillige voorstel lingen der lieve kinderkous begroette. De gebruikelijke redevoering werd dezen jare uitgesproken door M' de on- Maandag 4 September oin 2 i/t» ure na middag ter «Tafelronde» te Dixmude, zal de beroemde Hollandsclic voordrachtge ver, M.r Marlet, eene conferentie geven over de samenstelling der melk en het be reiden en opmaken der boter. Een ieder en bijzonderlijk de huisvrou wen en dochters zullen tjr nut bijvinden Te samen fr. 34,335-12 Poperinghe. Duiker op de kleine Plaats en kuisschen der vaart Wervicq. Duiker onder den waterloop St. Jan, riool cn verhoogen der kalsijde Plasschendaele. Kalsijding der zijdspaden van den provin cialen weg van IJpcren naar Westroosebeke, plankieren en greppels Diekebusch. Duikers Bixschote. Duikers en kalsij ding Comen. Duikers ter gehuchtc Ten Krielen 2,031-05 Zonnebeke. Greppels, kalsij ding en duikers Dranoulre. Kalsijding en riolen Grombeke. Kalsijding, aarde werken en duikers Weslvleleren. Plankieren, walerloopen en duikers Vlameninghe. Plankieren walerloopen en duikers Te samen leekening te verstaan en zelfs te ver- I vaardigen. En laten wij eens zien ot onze voor ouders die vele der gemakkelijkheden van den dag niet bezaten, in hel algemeen minder geleerd of bekwaam waren dan de bevolking van heden. Guichardini, de betaamde llaliaansche reiziger der XV p eeuw beweerde dat er in zijnen lijd geen enkele jongeling in Vlaanderen te vinden was die niet lezen kon en inderdaad bijna elk dorp had zijne rederijkkamer en in alle huisgezinnen vond men boeken en schriften, schoon dit alles toen veel duurder kostte dan nu. Maar zonder zoo ver achteruit te gaan, mag men wel zeggen dal de landbouwer en de ambachtsman der vorige eeuwen minder geleerheid bezaten dan die van I lieden. Zou de kunst hem toen uil de lucht ge- vallen zijn Welnu, zou de schrijnwerker, de steen kapper die zijne werken met zulke keurige kervingen versierde dal wij ze lieden nog met grooten eerbied cu bewondering be- I schouwen een ongeleerd man geweest I zijn? Is onmogelijk. Eu dat men niet beweere dat hel mees- 1 ters-kunstetiaars waren die alsdan de patronen en modellen gaven: neen, want I I er was geen dorp waar men in ’t begin I I dezer eeuw in elk huisgezin geen keurig I gewrocht vond door eenvoudige am- I baclilslieden vervaardigd tegen een loon I dat lieden zou belachelijk schijnen. I Onze voorouders leefden toch ook ge- lukkig I Welke dwaling I Is de geschiedenis niet daar om te be- I wijzen dal er geen rampzaliger bestaan I kon uitgedacht worden dan dal onzer I voorouders, op den buiten vooral’ I Wij beschouwden laatst een tafereel I gelilelt: In de middeleeuw. Een akkerman, te midden van zijn veld, I is aan het graan maaien; hel zweet heelt I zijne platte baren in stijve lokken op zijn I voorhoofd doen hangen. De vrouw is I knielend aan ïgraan snijden. In ecus hoort I men den hoorn schallen; eene prachtige I bende jagers, lustig om zien op een I tafereel komt af. T Is monseigneur die I zich verlustigt en die zonder kommer van I hel vergoten zweel des landmans, vruch- I ten en oogst onder de paardenhoeven I vertrappen. Monseigneur vermaakt zich, wie zou er I durven klagen, ook ziel men de ongeluk- I kigen niet opslaan tegen hel woest ge- I weid die hun het beslaan van ’t jaar onl- I neemt, maar zij slagen mistroostig de I ongeil neder, in wanhoop verzonken. Zoo was hel toch in den goeden geluk kigen ouden lijd en zoo men alsdan de bevolking met zulke trage schreden zag vermeerderen, was hel niet omdat ar moede en ellende de kindersin de wieg vermoordden en de verbintenissen om zoo le zeggen belctteden? Ja, onze voorouders leefden gelukkig gelijk de ezel in de zavelkaar; maar zij die de geschiedenis kennen, weten wat zulk geluk waard was en hij die niet be seft welke verbetering de XIX1' eeuw heeft bijgebraclil en den vooruitgang dal de vrijheidsvi ienden nog vervorderen, die zijn hun lol niet waardig. Ja, uwe voorouders leefden gelukkig, zeggen de zwarten, omdat kloosters en kasteel den tienden schoof van uwen akker verbeurden, omdat monseigneur den eersten nacht uwer bruid bezoedelde als ze fraai was. Wij liberalen, wij zeggen u: Verschaft geleerdheid en bekwaamheid, wees een man, bewaak de baan waar uwe verte genwoordigers hel menschdom in leiden en T geluk uwer voorouders zal u nóch spijt noch begering inboezemen. Hel geluk is in T verleden niet, maar in de toekomst. Voorbereid ze voor uwe kinders, geel hun de spijs der geleerdheid welke men alleen in de scholen vindt waarover het waakzaam oog der Staats- overheden waakt. Vervolg der toelagen aan de buurt wegen en gezondheidswerker Blarikenberghe. Asphalt weg der Godderisstraat en over- welving van walerloopen fr. 6,926-30 Ichteghem. Kalsijding van den weg n.° 5, overwelving van den A B in de plaats Thourout. Wateraflossing, voltrekking van werken Breedene. Twee riolen ter ge meente Slykens Clemskerke. Overwelving van den waterloop die de ge meente doorloopt Uilkerke. Kalsijding der plaats en plaatsing eener pomp met syphon Bendelede. Werken aan hel kerkhof en aan den weg die cr naartoe leidt 2,779-15 Moorscele. Gezondheidswerken aan de Schoolstraat Dixmude. Vervaardiging van een riool van de Woumcnsiraal naar de plaats Wedding ge naamd Veurne. Vervaardiging van riolen 1,429-35 Dixmude. Kegenbak onder hel nieuw stadhuis, vervaardiging van eene riool en buis Corlemarck. Vervaardiging van een volkomen riolen stelsel Woumen. 4 pompen Bovekerke. Kalsijding van wegen, vervaardiging van i riolen enz. Iseghem. Kalsijding van wegen, vervaardiging van riolen enz. aan het kerkhof 1,057-20 Ardoye. Gezondheidswerken aan den weg n.° 18 Poperinghe. Kuisschen van de vaart en vervaardiging van eenen duiker aan de Kleine I plaats 2,889-45 betalen der jaarwedden van de geeslc- lijken daar te stellen; hel ware ten voordeele van deze laatsten, een voor- recht in de Grondwet inschrijven cn het was om recht te doen aan de gegron de opmerkingen van den heer Forgeur dal hel volgende amendement, door den heer Deslouvelles voorgesleld, werd aan- genomen en tol op heden art. 117 der Grondwet gebleven is. Dit amendement luidt als volgtDe jaarwedden en pensioenen van de mi- nisters der eet edienslen zijn ten laste van den Staal. De noodige sommen zullen jaarlijks op hel budjet inge- schreven worden. -Het verschil lusschen die twee op stellen is le groot om niet door iedereen begrepen te worden. De Grondwet verzekert de geestelijken •eene jaarwedde, maar geen enkel artikel dier Grondwet ontkent den wetgevers hel recht ieder jaar de sommen voor de eerediensten bestemd, te verminderen of le vei anderen. En wij moeten den heer Forgeur gelijk geven als hij uiti iep Waarom, als de wetgever het recht heeft de niet vol- strekt noodzakelijke sommen, voorde veschillendc publieke diensten bestemd, le verminderen, zou hij ook hel recht niet hebben op dezelfde manier ten opzichte der eerediensten te werk te gaan; anders handelen ware eene pri- vilegie ten voordeele der geestelijken in de wel brengen. 3,580-82 D --ni»BI—lil —II' Actualiteit. De jagers zijn in jiibilatieDo jacht is open cn bij velen heelt zulks blijdschap en welgezind heid doen ontstaan. Sedert woensdag hoort men niets anders meer dan pif! paf! pontDe hazen en patrijzen, do wilde baanden, kwakels, watersnippen, enz. vallen dat het eene benedictie is: men hoort alle soorten van vertellingen uiteen brieven, als van jagers die. te driftig. katten .-.chieten voor snip pen en voet meer andere historiekens, allen min of meer geschikt om <le bewondering van het lichtgeloovigo publiek op te wekken. Het is bijzonderlijk 's avonds, na eene welge lukte jachtpartij, dat de discipels van Nemrod er zich op toe leggen om, met don grootsten geestdrift hunne jachlexploiten en tegenkomsten te vertellen; met den meeaten ernst eigen zij hun de wonderbaarste heldendaden toe, en, let wel op, alles is dn echte, do zuivere waarheid. Zoo is het, heeft men ons gezegd, dat een hun nor onlangs, met de grootste koelbloedigheid en zonder lachen, de volgende serie van voorvallen vertelde. Wij laten het woord aan den jager. Zie, begon hij, bij de laatste opening, is er mij iets zonderlings voorgevallen. Ik beu nog geheel bedwelmd als ik er aandenk. Ik had nog geen <lrij stappen op het land gezet, toen een haas een schrikkelijk beest, van tcu minsten 25 kil. toen een haas, zeg ik, van tusscheu mijne voeten weg springt. 'K leg subiet aan, k schiet, pouin k mis hem: ik los mijn tweede schot; hetzelve vormt kogel en kuipt vlak den kop af van den haas. Tonnerre, zeg ik hij mijn zolven. ziedaar een haas in deerlijke positie! Ik nader haastig, buig mij om hem op to rapen en zie. o wonder!., het beest, raper dan ik, neemt zich het lijf bij do I tanden cn loopt er mode wegZoo waar gebeurt I als ik de eer heb het te vertellen. I Op zekeren dag kwam ik naar huis, ik had al I mijn lood verschoten; k ontwaar een konijn; I welken tegenslag! Geen middel een schot te los- I sen. Doch, het toeval wil dat ik oenen hagel I vindt liggen; in een, twee, drij, steek ik don I zolven in den rechter loop van mijn geweer, I k geef vuur in minderen tijd dan ik het u vertel, I en wat zio ik mijn konijn met het oor aan I eenen boom genageld. Een ander keer had ik, door het onvoorziensto I der toevallen, niets geschoten en keerde geheel I misnoegd naar huis terug, in gezelschap van I eenige dames, dio ons to gemout waren gekomen. I Eensklaps gevoel ik iets aardigs in het lijf, go I weet wel, eene soort van rollende omrooring, I zeker voortceken ecu dier losbarstingen, op de- I welke het onbetamelijk ware verder aan to I dringen. Watte doenI.... T zal gerucht maken I En wat zullen die dames zeggen Het hoofd op- I richtende, ontwaar ik eeu ekster op ceueu boom I gezeten, 'k leg aan, vuur overal! I En mijn geweer gaat niet af! I Zekeren morgend, beloof ik een konijn aan I oen mijner vrienden. Het regent; ónmogelijk I uit te gaun; wat nu aanvangen!.... 'K neem een I tam konijn welk ik met ecu koordeken vesting, I 'k schiet, cn het konijn loopt weg. Des anderen I daags, terwijl ik aau het ontbijten was, ontwaar I ik, op zijn achteiste pooien gezeten, mijn konijn I van den vorigeu dag, die mij allerhande viiend- I schapsteekcneu toewierp, terwijl het gedurig I do muil opende. Wilt gij nu weten wat er was voorgevallen f I Het kou ij n kwam mij bedanken, het leed aan I eenen hollen tand, en een lood van mijne kar- I docs had don zieken tand geplomlrd, I Loochent dan nog het verstand dor dieren, na I zulk verhaal Maar zie, aanhoort eens wat er mij is voorge- I vallen met een leeuwerik. Een dier lieve I vogeltjes vliegt loodrecht voor mij op. Goed, zeg I ik zoo bij mijn zelve», het koningsschot. 'K leg I aau en mik goed, maar zou je t niet verdoemen, I du verwenschte leeuwerik hnd het guvaar be- I merkt waarin hij verkeerde, hij doet alsof ik ecu I depot van guano ware cn lost mij in hot rechter I oog een zijner onbetamelijkheden. Eoci I Gelijk wijlen Tobias, verloos ik er bijna liet oog I van. Na deze bijbelsclm herinnering, hield do ver- I teller op om eenen cignar te aansteken. Een I beminde toehoorder neomt de gelegenheid to I baat om hot woord te richten tot eonon ouden I jachtwachter, die alles rustig aanhoord cn niets I gezegd luid, van gchoul den avond, on zegt hem I En gij dan, pooro, zeg, is cr u niet d’eeno I of d'andero wonderlijke gebeurtenis voorgo- I vallen f Wel zeker, mijnheer Welnu, vertel ons dat eens, 'k ben zeker I dat zij op ver niet zoo wonderbaar zal zijn als deze die wc komen te hooien. Gaat er dus maar aan; go zijt, be god, een charmanto mensch Op zekeren dag, zegt het oudje, op jacht- I ronde zijnde, ontwaar ik van ver eenen haas op I zijn achterste gezeten 't ware moeilijk anders;; 'k nader stillokens; den haas bezie me geheel hoogmoedig en trotsch’k bereid mij om aan to loggen, toen het beest mij haastiglijk toeroept - He goeden dag, papa l.efaucheux, zouden wij I niet te samen eeuen borrel pakken Of er gelachen wierd, hoeft niet gezegd to worden. Zeer ontevreden, sprak den jager der wonder bare gebeurtenissen geon woord meer van ge heel den avond. I.a n<l bouw. ma iwvtnnwgw mj w

HISTORISCHE KRANTEN

Het Advertentieblad (1825-1914) | 1882 | | pagina 2