N° 47. Negentiende jaer. 19 November 1865. lie )St De Kamer. Dixmude, Zondag, cnr r. V 200 belangryk, om de lijd kken nden r, te- :en te i Ma rl beid iscoa, laine. n ge- zyden loone- ieuw- jr de ’toflen gunsU ten l het J iglyk >crenr i van leren, igheirt ver- n mefc io de rgens oijen leeren dat God een verdichtsel is, dat alles wat in 's menschens leven voorvalt aen het A001)LOT moet worden toegeschreven, dat de REDE de eenige geleidster zyn moet van den mensch, zou hel doeu van den eed toch zeer weinig geacht worden door die lieden welke, geplaelsl lusschen hunnen intrest en hunne consciëntie, aen God niet gelooven en wier eeredienst beslaet in olies te loochenen en te mispryzen wat niet tot lust en genot der zinnen bydraegl. Wie in God slechts een verdichtsel ziet, zal niet vreezen een valschen eed te doen, al kon hy ook tnaer er eenige centiemen by winnen. aen de Dixmudsche nyverheid al het water te leveren dat ze zal noodig hebben gedurende de lange droogten die wy alle jaren ondergaen. Eene cilerne van 40,000 liectoliteis inhoud zou niet toereikend geweest zyn om, aen 600 huisgezinnen, gedurende drie maenden droogte, meer dan 18 liters water daegs te verschaffen; geen druppel voor de nyverheid; eji nogthans een diergelyke cilerne zoude meer dan 40,000 franks aen de stad gekost hebben. De kosten van dien waterput, niet mede gerekend den prys van den aenkoop des gronds, zullen op verre naer de 2,000 franks niet bereiken, zells nog wanneer men den prys der 1,200 kubieke meters zand, welken men, tegen fr. 1-25 den meter, mag schatten op 1,500 franks, niet van de kosten aftrekt. Brussel heeft 14millioen besteed om water te verschaffen aen de bewoners van die staddaeren- boven, elk huisgezin moet aldaer eene zekere belasting betalen vooraleer er te mogen gebruik van maken, en de stad, uit herkenlenis, heeft een standbeeld opgerigt aen den uitmuntenden man die dit reuzenwerk heeft welen op te vallen en uit te voeren. De waterput, zoo als hy aengelegd was'het ver leden jaer, was niet diep genoeg om legelyk de huisgezinnen en de nyverheden te kunnen gerie ven. Inderdaed wy hebben meer dan eens bemerkt dal hel water verscheidene centimeters leegde de dagen op welke de kleine pomp byna gedurig in werking was geweest, en dat het waler’s anderen- daegs dezelfde hoogte van daegs te voren, vóór dat men begonst had te pompen, niet meer kon bereiken. Veronderstellen wy, voor een oogenblik, eenen tyd van langdurige droogte, dat de put met zyne diepte van voorleden jaer slechts 50 centimeters water bevatte; de tegenwoordige delving heeft denzelven, in zyne basis of grondvlakte, eene lengte gegeven van 40 meiers op eene breedte van 12, hel is gemakkelyk om uit te rekenen dat die put ongeveer 2,200 hektoliters water zal be vallen nu, ik beweer dat deze hoeveelheid water volstrekt ontoereikend is, en niet zoude kunnen be antwoorden aen den uitslag welken wy er van ver wachten. Inderdaed, de ondervinding komt ons te bewyzen dat, in den grond van den put, er zich eene lage gevormd heeft van zwart en slinkend slyk, hetzelfde dat zich opdoel in den grond der grachten, zamengesleld uil zand en plantgewassen in volle ontbinding. Deze lage slyk zal noodza- kelyk zich weder opdoen en van langsom dikker worden; de groole hitte van den zomer zal er eene rotte gisting in doen onlstaen, dewelke de er opliggende lage walers ongezond zal maken, der mate dal wy, zonder overdryving, mogen veron derstellen dal de gansche massa water, die den grond van den pul overdekt, ter hoogte van dertig centimeters, al de verpestende eigenschappen van een moerassig water zal hebben. Blyfl eene opper lage van 20 centimeters die eenen inhoud drink- baer water verbeeldt van 950 hektoliters welnu, de pomp, beschikt voor het gebruik der industrie, zal eene kracht hebben van 75 hektoliters per uer; twee brouwers, deze pomp in werking hou dende gedurende 12 uren, zullen al het drinkbacr water uitpompen dat de put zal kunnen bevatten, zonder dat er een druppel overblyve voor de bur- gery. Maer indien de pomp voor de huisgezinnen terzelfder lyd in werking is als de pomp voor de nyverheid, veronderstellende dat zy 20 hektoliters per uer geve, er zal maer 10 uren tyds noodig zyn om al het drinkbare water uil den pul te trek ken. Men zal my kunnen opwerpen dat, binst dien lyd, de bron nieuwe hoeveelheden water lal leve ren; ik slem hier in toe, doch ik zal doen bemer ken dat dit water, versch gevloeid uit de zandlagen die zich onder den put bevinden, ten eerste zal sulferachtig zyn en noodig zal hebben verlucht te zyn vooraleer geleverd te worden aen het gebruik; dal hel daerenboven zich zal vermengen met het De zitting van woensdag leverde weinig meer belang op dan deze van dingsdag. Gedurende dezelve heeft de benoeming plaets gehad van het Bureel. M. Ern. Vandeupeereboom is tol Voorzitter der Kamer herkozen met 55 stemmen legen 20, ge geven aen M. Vilain X11II. M. Moreau, tot eerste Ondervoorzitter, met 54 stemmen tegen 22, gegeven aen M. de Naeyer. M.Crombez, tot tweede Ondervoorzitter, met 50 stemmen legen 20, gegeven aen M. Royer de Behr. Verders zyn lot Sekrelarissen der Kamer benoemd, MM. de Moor, met 49 stemmen, de Elorisoone, met 49, Thienponl, met 49, en Van Ilumbeeck, met 48 stemmen. De heeren Jacobs, De Couinck de Merckem en Tack, Sekrelarissen van hel voorloopig Bureel, bekwamen, de eerste, 17 stemmen, de tweede, 16, en M. Tack, lO stemmen. Na eene bedankingsrede aen de heeren Voor zitter en Sekrelarissen van hel voorloopig Bureel, betrad de Leer Voorzitter Ern. Vandenpeereboom den presidenlszetel, en hield er eene aenspraek aen de leden der Kamer, waerin hy, voor de vierde mael sedert 1865, verklaerde met kloekmoedig heid, gematigdheid en onparlydigheid zich van zynen <t geheiligden pligt te zullen kwyten. Als nu het verledene van den heer Voorzitter niet legen hem getuigde, zouden die woorden nog al beloven voor den duer der loopende zitting; echter zyne antecedenten ingezien, is hel te vreezen dal dit gezegde weer zoo veel onwaerheden bevat als woorden. Of was het misschien met kloekmoedigheid en onparlydigheid dal de heer Ern. Vandenpeere boom zich van zynen geheiligden pligt kweet, wanneer hy tydciis hel incident Cliazal-Delaet, den Antwcrpschen volksvertegenwoordiger in de Kamer lalhertiglyk liet beleedigen door den Minister van Oorlog Had de Voorzitter der Kamer zich alstoon van zynen pligt gekweten, met Minister Chazal tol de orde te roepen, nooit zou men iu Belgie hel schan- dael te betreuren gehad hebben van een twee gevecht, lusschen een’ Minister des Konings en een’ Volksvertegenwoordiger In zitting van eergister, donderdag, is voor het ingaendejaer 1866, het budjet gestemd geworden van het departement van financiën, beloopende tol de som van 12 miljoen 806 duist 900 franks. De stemming van dit budjet leverde geen slof tot eene beraedslagingalleen M. Pirmcz deed den Minister van financiën, M. Erère, opmerken, dat, indien er eene verlaging beslonde op de erfenis- fegten, de geïnteresseerden waerschynelyk aen den fisk van liet goevernement eene juister opgaef zouden doen van de geldweerden die zy erven. M. de Minister gaf hierop ten antwoord, dat hy niet in het gevoelen deelt, namelyk dat eene ver mindering van regl eene gewetensvoller opgaef zou ten gevolge hebben; daeris maer een middel van bekrachtiging voor alle de' kweslien waer het ge weten op spel is, zegde M. Frère, en ’t is het doen van den eed. Noglans is hy niet van gedacht dal deze schikking weder in onze wetgeving zoude dienen ingevoerd te woiden. Daerby bleef het. Nu, wy ook deelen hierover in het gedacht van M. Frère, doch de zaek onder een ander oogpunt Ms hy, beschouwende. Wanneer de vrienden en bewonderaers van M. Frère de opkomende welhebbende jongelingen De zitting van gister was belangryk, om de kweslien die er verhandeld wierden. Het gold de besmettende Veeziekte. M. Du Bois d’Aische beklaegde zich by den Minister van bel inwendige, over hel klein getal veeartsen om het van de besmettende kwael aengedane vee te verplegen,en vraegde dat by eiken veearts een of twee jongelingen zouden worden toegevoegd, die dan op eene byzondere wyze de plaegziekte zouden bestudeeren. M. de Minister antwoordde dal binnen kort een Verslag in de Kamer zal neêrgelegd worden wegens den aerd en de uitbreiding die de besmettende Veeziekte in ons land heeft genomen. Verders, dal hel van ’t goevernement niet afhangt hel getal veeartsen, voorzien van een diploom, te vermeer deren. Ten anderen, vervolgt de Minister, hetgeen bewyst dat de maetregelen door het goevernement genomen, voldoende geweest zyn om de besmet tende kwael tegen te gaen, ’t is dat er in ons land slechts 5 tot 400 stuks vee om de ziekte zyn moe ten afgemaekt worden, lerwyl er in eene provinlie van een naburig land (Holland) 6,000 stuks zyn moeten afgemaekt worden. Daerna vraegde M. Kervyn de Lettenhove aen den Minister, dat de lyn van afsluiting, in geval van besmettende veeplaeg, zich enkel by de stallen en de hofplaels zou bepalen, en dal de vergoeding die hel goevernement toeslaet voor hel vee dal om de ziekte moet afgemaekt worden, dezelfde zou zyn voor hel vee dat afgemaekt moet worden, om dal men denkt dat het van de ziekte is aengedaen. Hierop antwoordde de Minister, vooreerst dat de wet uitdrukkelyk bepaell dal de lyn van afslui ting, in geval van besmettende ziekte, zich tolde geheele gemeente uilstrekke; wal de vergoeding betreft die het goevernement toeslaet voor het afgemaekle vee, vervolgde de Minister, er beslaet eene zekeregelykheid voorde beide gevallen. De landbouwer ontvangt de 2/5 der weerde van het afgemaekte zieke beest, lerwyl de cigenaer van het slechts vermoedelyk plaegzicke beest, het vleesch van hetzelve mag verkoopen. M. Van Iseghem, representant van Ostende, heeft er zich ook over beklaegd, dat de veeartsen van den Staet in verscheidene gevallen zeer wille keurig zyn te werk gegaen met, zonder eenig over leg, gezonde beesten te doen dooden waerop de Minister heeft geantwoord, DAT ZULKS STRYDIG IS MET DE WETTEN, EN GEENE SLECHTS VERMOEDELYK PLAEGZ1EKE BEESTEN MOGEN AFGEMAEKT WORDEN. /-• i BE WATEIIPUT. Het gedacht van eenen openen waterput te maken om gezond en overvloedig water te ver schaffen aen al de nyverheden en huisgezinnen van stad is, zonder legenzeg, een der beste onder nemingen van het gemeenle-beslucr. Deze pul, door den overvloed, en vooral door de goede hoe danigheid van het water dal hy, tol dus verre, uitsluilelyk aen de burgery verschalt heeft, moet den gerneente-raed aensporen geene kosten te ontzien, ten einde deuzelve in staet te stellen vau 'T MTBSIIM I •r des e pre ekten, zaekte tich te it dcr BEKENDMAKINGEN. 15 ct. den drukregel. Bureel Wilgendykstraet, N° 14. Voor elk afzonderlyk num mer, 12 cculimen. 12 5fh II 58- 17. 59> 2 50* 2. t& iV. 5» 75 (10 50 25 85 >v. 20- 12 12 25. 16 50) O' or. 21 21» 1NSGHBYVINGS PRYS. Buiten stad, <s franks. Mel Suppl. S Bet Boterkuiwb verscliynt den Donderdag in geheel blad en den Zondag in half blad. - "7 Benoeming van het Bureel. AenspracL van den Voorzitter der Kamer. Het eenige middel zou bestaen in het doen van den Eed. ("Woorden van M. Erè.re). Belangrykc interpellation nopens «ie besmettende Veeplneg.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Boterkuipje (1846-1871) | 1865 | | pagina 1