3 Dixinude, Donderda DE VONDELINGE VAN SACKINGEN. Waerheid en Divaelleer. EGERIGE Ji smart te van de >ning der fan 8 ure i Verkoud- ezet) wor- orsl en de weldra iri- lle graden 'handeling luderdaed n. Uil hel Duitsch verlaeld. 1 zwervende, woeste en verwilderde benden, hadden van de Kerk httnne wetten ontvangenvan de kloos terlingen hadden zy geleerd den grond le bebou wen; in de kloosters, in de huizen der bisschoppen en der priesters waren de eenige scholen voor bet onderwys en de opvoeding der jeugd. Geen wonder, dal de Kerk, aen wie men alles le danken had, met eer «n heerlykheid wierd ge kroond; haer zigtbaer Opperhoofd, de Paus, wierd wereldlyke Vorsten alom kreeg de Kerk Lare be zittingen hare slem wierd gevraegd in de raeds- vergadering der Vorsten; by geschillen tusschen koning en kooing of' tusschen koning en onderdaen wierd hare beslissing ingeroepen. Zy, met hare on feilbare waerheid, wierd erkend als het licht der wetenschap. Zy sprak, gelyk weleer, haer Stichter: Lael de kinderen tot my komen, en de kinderen wierden gerust aen hare leiding toevertrouwd. Niet slechts nam zy de armen en de weezen op en lenigde zy al het ongeluk, maer zy bragt vreugde, schiep nieuwe feesten, of herschiep de heidensche feesten door ze te bezielen met den geest van hel Christendomvan den hemel dien zy in de toekomst beloofde, gaf zy reeds op aerde een voorsmaek. (Wordt voortgezel). liet goevernemeut heeft in het program der scholen voor volwassenen geschreven dat het onderwys der grondbeginselen van het coustitu- tionneel regt er zal gegeven worden. Dit is le zeggen, dal de onderwyzei <|e Grondwet zal moeten uitleggen, zyn gedacht zat moeten doen kennen over de verschillige bepalingen welke onze Con stitutie bevat. Een schoolmeester, le regt bekommerd over de toepassing van eenige dezer artikels sedert zekere gebeurtenissen welke onlangs in België plaets gehad hebben, vraegl aen den heer Bara eenige 1 uitleggingen over het volgende 1° Art. 6 van onze Grondwet zegt Alle Belgen zyn gelyk voor de wet. Is dit princiep nog in zwang sederl de laetsle regterlykeen notariële benamingen door u gedaen, en hoe moet ik dit artikel onzer Constitutie uit leggen 2° Art. 7 der Grondwet zegt Be persoonlyke vryheid is gewaerborgd. Hoe nu de aenhouding uitgelegd van den heer Vandenberghe-Denaux, uitgever van ’t Jaer 50? Neen, als wy onze oogen rondwenden, dan vin den wy ons niet opgebeurd. Zekerlyk bedoelen wy niet dal de Kerk gevaer zou loopen voor haer be- staen zy heeft immers de goddelyke belofte De poorten der hel zullen Haer niet overweldigen ziel, ik ben met u, sprak de Zaligmaker lot de Apostelen, ziet, ik ben met u tol het einde der eeuwen. Het gevaer bestael dus voor de Kerk niethoe geweldig, hoe magtig hare vyanden zyn mogen, zy zullen legen die Steenrots vetbryzeld worden die eeuwenoude reus heeft reeds andere vyanden ver pletterd en de ellendige dwergen onzer eeuw zullen reeds lang begraven en vergeten zyn, als de Kerk haren weldoenden loop door de eeuwen heen zal voorlzetlen Het gevaer bestaet hierin dat Europa, dat vele landen uit Europa, dal velen onzer afvallig worden van de Kerk, en daermede hel ware Geloof en de beschaving verliezen en waerlyk dit gevaer is grootslaet uwe oogen in Europa rond en telt qpt indien gy kunt, al hel Ongeloof, de verregaende zedeloosheid, de onbegrypelyke dwaes- heid, welke de geheele wereld en ook ons Vader land vervult. De godheid van Christus wordt, onbeschaemd weg, geloochend Hy is niet meer de Zoon van God, de Verlosser der wereld, Hy is een mensch gelyk wy; of liever, daer hy zich de Zoon van God noemde, zonder het te zyn, hy is een van beide, een dweeper of een bedrieger. Myn God hoe is hel mogelyk Achttien eeuwen hebben in Christus Godheid geloofd milhoenen martelaers hebben voor dit Geloof hun bloed ver goten; onze voorvaders, onze vaders en moeders zyn in dit Geloof hoopvol ontslapen wy zelven vinden dit Geloof niet slechts zoo troostelyk maer ook zoo gegrond en zoo redelyk en ziet 1 dal Geloof wordt nu uitgekreten als eene dwaesheid I Christus heeft gezegd My is alle magl ge geven in den Hemel en op de aerde achttien eeuwen hebben getoond dat Dy waerheid sprak; heden nog is het zigtbaer dal Hy de wereld regeert doorzyne Ketk; maer voortaen mag hy niet meer regeeren de wereld moet vry gemaekl, beschaefd worden, zy heeft zyne hulp, zyne verlossing niet meet noodig; de mensch moet zyn-zelve beslieren en redden. De Kerk had de wereld overslraeld met hel licht des Geleofs en der beschaving. De volkeren die nu Europa bewonen, en vroeger niet anders waren dan Art. 10 der Grondwet zegt De woning isonschendbaer; geenehuiszoeking mag plaets hebben dan in de gevallen door de wet voorzien. Heeft de magislratuer-Bara liet regt dit artikel te aenzien als zynde eene doode letter 5° Art. 14 der Constitutie zegt De vryheid der godsdiensten en hunne open bare uitoefening is gewaerborgd. En de kwestie der kerkhoven Meermaels zie ik met deze vryheid omgaen alsof zy in onze Grondwet niet bestond. In alle landen, zelfs tol in Turkyë, hebben de geloovigen een eigen kerkhof, en worden er de roslplaetsen der dooden in eere gehouden. Hier, in België, zie ik, enkel uit godsdiensthaet, deze plaetsen, aen den ka- tholyken godsdienst toegewyd, op de straf haersle wyze outeeren, met personen zonder godsdienst, die vrywillig buiten den school der katholieke Kerk geleefd hebben en gestorven zyn, op gewyde aerde le begraven. Zeg my, heer minister, hoe ik dit kapittel onzer Constitutie moet uitleggen? 4® Art. 17 van onze Grondwet zegt Hel onderwys is vry. Overlreden de vrydenkers dit princiep niet met anti-godsdienstige scholen op te rigten ten koste der laslenbetalers 5® Art. 18 der Grondwet zegt De drukpers is vry. Als de schryver gekend en in België woonachtig is, kan de uitgever, drukker of verspreider niet vervolgd worden. En nog eens, de zake van 't Jaer 50 G® Art. 100 van onze Grondwet zegt De reglers worden voor hel leven benoemd. En, volgens het nieuw liber.de stelsel, beleekent dit dat, als een magistraet den ouderdom van 65 of 70 jaren heeft bereikt, hy dood is voor de wet. Hoe moet ik dal artikel uitleggen 7® Art. 11 der Constitutie zegt Niemand kan van zynen eigendom berooid worden. En de wet op de Studie beurzen Maer hoe moet ik dit artikel uitleggen, en kan ik deze uitdrukkelyke bepaling doen overeenkomen met den eerbied dien ik myne leerlingen voor den eigendom eens anderen moet inboezemen Ik veronderstel toch niet, heer minister, dal uw gedacht is, toen gy ons verzocht onze princiepen der belgiesche Grondwet uil te leggen, hen voor te houden dal de ministers des Konings, die gezworen hebben de Grondwet na le leven en steeds de byzondere beschermers van de wellen des lands FEUILLETON VAN T BOTERKUIPJE. nartelende ischatbacr •zachtende chyiii lee- .1 de pyn natuerly- gcnoemde n onwan- yrofula en one ring- ;eworlelde mderhevig r genezen If, legelyk o krachtig i dal deze orden en itig in de th, kwaed e over de tike plaets encode op zuivering i komt en rattel. e genezen I daegs in het lang- nldikkelyk volntaekle le gevallen verbran- Uervoelen, gezette en erzwellin- schurftig irft, zeen icingen. gevoegde ■50 ct.. Voor den rofeMor Deze de geest, ekendheid en hetno ds hebben •enblikke- tonder het i anderen, er zy het aeugedaoe voor deze k by ons zucht zich genomen ek van de i worden beruchte n wryving (ter zyde, oblige ge- e invloed INSCHRYVINGS-PRYS. 3utlen stad, 44 franks. Het Suppl. 84 Het Botrrkuipie verscbvnt den Donderdag in geheel blad en den Zondag in half blad. Brief van eenen schoolmeester aen den heer Barn, minister van Justicie. 'T VZ Een doodsgevaerHoe kwam dal? Er zyn nu omtrent 50 jaren vervlogen sederl dat ik te Mumpf pastoor was. De zomer van 1817 was nat en koud, hei regende cedurig; op een slecht jaer moest men reke ning maken. Door de gestadige regen spoelden de granen uil de velden weg. de oogst was lolael vernietigd; beken en rivieren zwollen zoo slerk aen dal zy in vele plaelseu bruggen en dyken, ja zelfs huizen wegrukten. 'S morgends van den 5 jnly de dag geheugl my nog zoo goed alsof het slechts gisteren geweest ware had ik juist myne vroegmis gelezen en trad den weg myner woning in. Hel had den nacht le voren schrikkelyk ge regend, het regende zelf nog dien inorgend Buiten den koster en my waren cr zeer weinig personen in de kerk, en deze hadden ze reeds verlaten toen ik op hel kerkhof irad. Terwyl ik over de brug ging, bezag ik een oogenblik de wassende waters der dorpsrivier, die schuimend en bruisschend onder myne voeten rolden, en wierp eenen blik op den Rhyn, dien ik nooit zoo hoog gezien bad. Reeds had de oude veerman zyn huisje, dal in den kerk hofmuur ingebouwd is, moeien ontvlnglen. want de baren van den Rhyn bulderden langsheen den kerkhofmuer en verwoesteden reeds den hof van den weerd uil de Zonne. Toen ik bemerkte dal de stroom zoo hoog aen den muer gedrongen was en denzelve dreigde le onderinynen, dan wierd ik van schrik bevangen; ik zag bel kerkhof, de kerk zelf in grool gevaer. Spoedige hulp scheen hier dringend noodig le zyn, en myne eerste gedachte was hy den burge meester des dorps le gaen om hem hiervan kennis le geven. Nauwelyks had ik den hoek der herberg de Zonne bereikt, loen hel achter my knetterde, zuctiie en kraekle, en mei een vervaerlvk «zedruisch. dat nou lint r>,;«r.i>«,„ den onstuimiger) stroom overtrof, storlie de steenen brug in den vloed. De baren vlogen omhoog en wikkelden my in eenen stofregen, die my, na eenige ongenhlikken van doodelyken angst bel bewuslzyn wedergaf God dankend voor myne redding uil bel doodsgevaer, spoedde ik my weg van die rampzalige plaets, naer welke nu hel gansche dorp toe stroomde, juist ter lyd om inaetregelen te nemen Ier be- vryding van hel bedreigde kerkhof. Nog door eene andere omstandigheid is my de dag, op welken ik zoo klaerbly- kelyk bel doodsgevaer ontsnapte, levendig in hei geheugen gebleven. De watervloed had niet alleenlyk de brug doen instortcu, hy had ook den kerkhofmuer zoodanig ondcr- mynd dal hel muerwerk inviel Ligters, geraemlen, doods hoofden wierden uitgegraven en stroomden meê. Onlangs begravene lyken kwamen in verbryzelde ligters le voor- scltyu; het was een onlzellelyk aenschouwen! Na eenige dagen, als bet water gedoeld was, vond men in den kerk- hofmuer eenen grafsteen bloolgeleg I, van welkers besl.ien ik tol daertoe geene kennis had; het was een eenvoudige zamlsteenplael die in vroegere lyden iu den inner logo graven en langzamerhand otikruuelyk geworden was. Liy eene herstelling van den muer wierd die steen zeer waer- scbynlyk mei moortel bezet, en uu door het stroomeu der wateren weer Idool gemaekl. In ouderwetse!) geschrift slond er hel volgende op le lezen Hier rust in God hel slcrfelyk hulsel der deugdzame Juforouw Maria Teresia I) Notitie der Franciskaner-nonnen le Sachingen. Gestorven in den ouderdom van IS Jaren, den 21 Mei 1780. R. Hel was voor weinige jaren dat ik, by gelegenheid der begraven!» van eenen algemeen bekenden en geliefden man, Mumpf (Duitschland) ging bezoeken. Onze oude kapellaen, die in dil dorp zoo wal 50 jaren geleefd had, begeerde dat ik hem in myn rytuig meê naer Mumpf ncnieu zou. Ouderwege sprak hy my veel van zyn verblyf in de gemelde streek. Mumpf, zegde hy, is my allyd eene lieve verblyfplaets geweest. Ik was daer, in 1817 en 1818, kapellaen en al hoewel hal land toen een droevige lyd beleefde, verbinden zich toch menige aengename herinneringen aen die jaren. De bekoorlyke ligging, de nabuerheid der steden Sac- kingen en Rheinfelden, een aenlal van welbevriende en harlelyke loegedaue kollegas, menigvuldige betrekkingen tncl de vryheeren van Schönau- Wehr, maekten my van de Pasiory eene verblyfplaets welke ik mei de schoonste van den aerdbol niel zou willen hebben verwisselen. Als wy ’s avonds van den lykdiensl weer naer huis kwamen, sprak hy my ernstig toe Toen ik heden by de begravenis, van de Zonne eene herberg of gasthof naby de kerk gelegen over de brug naer ’l kerkhof ging, zyn my oude langgeledene ge beurtenissen weder iu 'l geheugen gekomen. Telkens dal •k naer Mwnpf kome, herinnen my deze kerkhof brug een dringend doodsgevaer dal ik hier ondcrslaeti heb. was ge- BEKENDMAK1NGEN. 15 ct. den drukrege.. Bureel NVilgendykslraei, N« 50. Voor elk afzonderlyk num mer, 12 cenlimen.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Boterkuipje (1846-1871) | 1868 | | pagina 1