I K ■i i rust genieten. Vaarwel t( it ii F ci h o <1 I. k K 1 «I. p p B.yLrede uitgesproken door den heer Ad. Doolaeghe, ui{ name der handbogeumaelschappy St. Sebasliaeu. JfJJ., Gewis niets is akeliger dan de dood!... Haar aandenken is verschrikkelijkzy spaart nie mand... noch den groote noch den kleine; zy geelt geene genade!... Thans kooinl zij onze maat schappij haar geacht opperhoofd te ontrukken, na, nauwelyks eenige maanden geleden, zijne leedeie echtgenoote. O. dood!... men zou haast zeggen al te strenge dood!... wist gy dan niet dal gy zulkegroole droef heid over zoo vele harten gingl stoiten door, met uwe kille en verpletterende hand, dezen wel be minden heer te treffen?... Waerl gy het dan onbe wust dal er door hem nog zoo veel goeds kon ge- daen worden? dal hy de weldadige trooster der armen was? In een woord dal hij de vriend was van elk weldenkend mensch? Maaiach neen Dit alles wordt niet ingezien dit alles geldt er De gilden en maelschappyen onzer stad die aen den lykstoel van M. Van Woumen hebben deel genomen, zyn de volgende 1. Harmonie Sle Cecdia, 2. Dnivenlief hebbers- maeiscbappy De dapper vlucht. 5. Maeischappy de Visschers, 4. Hoorzaugmaelscliappy De Vrijheid, 5. Taelgeuoolscliap De Van Duyses Vrienden, 6. Boklersinaelschappy De Grauwe Broeders, 7. ld. De vereenigde Vrienden, 8. Maelscbappy der Vinkeniers De Passer, 9. ld. Brussel, 10. Mael- schappy Hiuisboog, i IBederykersmaelschappy Au, morgen niet, 12. ld. 11. Kruis, scerp d'uur, 15. Konuiklyk gild der Busseniereu, 14. IJaud- boogmaelschappy .St. Sebasliaeu. niethel uur slaat en.... hy is niet meer. Daar gaal hij rusten nevens zijne duurbare gade onder den kouden zoen der dood zoo gaal bet. heden staat de boom bloeijend en jeugdig le velde en morgen, door een’ enkelen rukwind ontworteld, valt hij ten gronde Den 20 januai i 1808, nog peen acht jaren be reikt hebbende, trad hij onder het geleide zijns booggeachten vader, als lid in de maatschappij, en een tiental jaren later was bij leeds een barer ieverigsle, een haver werkzaamste ledenden 29 december 1844 wierd hij de opvolger zijner geëerde voorvaderen hij wierd onder de alge- meene uitdrukking van toegenegenheid tot de plaats van hooldman gekozen en wij allen, broe ders van Sebastiaan, weten met hoeveel iever, met hoeveel belangstelling hij gedurende bijna vijf en twintig jaren den voorzillerszelel bekleed beeft welkdauige tegenkantingen ons genootschap le verduren had, altoos wist hij dezelve hel hoofd te bieden en het in vasten stand te houden niets deed hem aerzelen voor den bloei en hel welvaren der maatschappij te werken noch moeite, noch geldopoffering «ierdei» door hem gespaard de maatschappij was hem liet, haar was hij getrouw en standvastig daarvan heelt hij talrijke blijken gegeven, gij allen, medebroeders, hebt er de vaste overtuiging van ook bij had de achting en de liefde van ons allen verworven. Den 11 juni 1850 bekwam hij, door zijne door ons allen genoeg bekende behendigheid in de oefeningen onzer gilde, bij den litel van hooldman dezen van kouing welke schoone en blijde dag moest het dan ook niel wezen voor hemhad hij dan de levendigste blyken niet dal bij bemind en geacht was door gausch Dixmurle’s bevolking Jong en oud, arm en ryk, allen kwamen loege- sneld niemand bleef te kort om hem geluk le wenschen'Aal al vreugdekreten weêigalmden niel door onze stralen? wal grooleu iever was er niel onder de burgerij om hem hel eerst den eere- wijn le kunnen aanbieden? en hoe gulhartig was hem dit ook niel gedaanen thans.... wissel valligheid van hel menschelijk leven staan wij bier, helaas lianen van rouw en smart te stor ten.... In.... tranen van smart en rouw over de sombere doodkist van den man in wiens vreugd wij loeo zoo warm deelden. Gij, allen die hier omringd zijt, nadert en stolt met ons tranen over hel graf van dezen deugdrijken heer die zoo vurig bel algemeen welvaren be trachtte en zooveel goeds heeft gedaan die den inuigeu volksvriend was; die hulp schonk daar waar bij hel nomlig zag.... Waarlijk, hel deed hem genoegen zijne medeburgers, zonderonderscheid, dienstig le kunnen wezen. Wal al diensten heeft bij niet gedaan, gedurende de twintig jaren dal hy iid van den Senaat was, bier aen onze stad en hare omstreken? En hoe nauw lagen hem ’s lauds belangen met ter harte? Ja. hij beminde vurig zijn vaderland en streelde steeds voor des- zells welzijn en vooruitgang.... ook hij wierd er over beloond Zijne majesteit de eeiste Honing der Belgen verhiel hem lol Bidder der Leopolds orde.... en nu.... bij ligt daar koud in deze akelige gralslede oui welhaast aan ons aller oogen ont trokken le worden.... Vaar dan wel, teerbeminde menscheuvriend, hooggeachlen hooldman onzes genoolschaps.... Slaap zacht ep den grond waar men u zoo hel had en dien gij zoo zeer bemind hebt wij allen, uwe medebioeders, zijn hier rond uw graf vergaderd, wij allen roepen u den laatsten vaarwel toe edoch uw aandenken zal steeds in ons midden in achting bewaard blijven hetzelve zal ons altoos lief zijn. Vaarwel, geachte en thans diepbelreurde hooldman moge uwe ziel de zoele Twee maelschappyen waervan eene eigentlyk in onze stad niet gevestigd is, namelvk De kring van den Yser en eene nieuwe rederykersmaetschappy ingerigl in 'l lokael de Weslvoorstad, zyn by vergelenheid niel uitgeuoodigd geweest om deel in den stoel te nemen. Beide maelschappyen hebben er hunnen spyl over uitgedrukt, en zouden dus hy eene uitnoodiging aen den lykstoel hebben deel genomen. Zoodal enkel twee maelschappyen npde achttien die in onze stad beslaen, geweigerd hebben aen de uitnoodiging te beantwoordenhet zyn de maet- schappyen Guillaume Teil (handboogschotlers van deo Keizer) en De ware Van Duyse's Vrienden (taelgenoolschap). In deze laetste maetschappy is de onthouding eventwel slechts met drie stemmen meerderheid beslist geweest, op minstens een GOlal leden. De burgery van stad zal het deze beide rnaet- schappyen voorzeker lot eene eer aenrekenen, in zulkdauige omstandigheid gebrilleerd te hebben door hunne afwezigheid. De gezonde reden kan die handelwys slechts uitdrukken dooi het woordeke KLEINGEESTIGHEID. In de Kamer zyn ze nog allyd aen T kyven over de bloedwet. De vrienden van T volk hebben schoon te zeggen dal die wet eene schande is voor ons land, dal de negen-tienden der Belgen er tegen zyn, dat een groot leger een gedurig gevaei by- breogt, de ministers hooren op die oor nietze zyn wel libérael, zy, voor hun eigen-zelven, maer T volk mag plooijen, moei zwygen, den ransel op den rug pakken en, enavant, marche trek maerop! Wierd België aengerand, zegde M. Coomans tot den Minister van oorlog, uw leger, hoe groot ook. zoude aenranders niel kunnen tegenhouden.» ’t Is waer, antwoordde minister Benard, doch wy zullen bondgenooten krvgen... Bondgenooten verstaet gy dit, burgers? Bui zende en duizende roofzuchtige pruiseo of ko zakken. die hier zullen komen vechten, die van België een bloedbad zullen maken, oogsten, lan den, boerenwoningen vernielen, de burgers tol op hel vel uitstroopen, en ’t laud in eenige milliards schulden steken God beware ons van uwe bondgenooten, heer Minister Maer hoe dwaes en uitzinnig zyn toch onze groote budjelvreters Zyu ze niel gelyk de Reus, die zich met yzer en slael omzet, van hoofd tot voeten wapent, en een vergiftigenden kanker die hem aen T hert knaogt, veronachtzaemd Ha waren alle de Belgen le vreden, legde men zich er met ievei op toe om ons gedurig in vryheid en voorspoed te doen aeuwinnen, gelyk men er zich nu op toelegt om dit alles le verminderen, dan zouden wy geene legerrnagten, geene overwel digers tevreezen hebben. België zou de geweldigste stormen gelukkig en ongestoord doorzien doch onze libei alen handelen alsof ze de grootste vy- anden van hun land warenz’omzetten ons met citadellen en kanons, en zy-zell geven gedurig voedsel aen den kanker der tweedragt en volks- onteviedenheid die België eindelyk als een verrot en doorkankeid ligchaem, zal doen lyden, kwyuen en wegsterven Gelukkig, ja driemael gelukkig landeke, niet waer Ja, ja, z’is geëindigd, de ministers-komedie Bara trekt zytie demissie in; de wel door den Se- nael afgekcurd, koml weer voor de Hamer, en dan gaet ze weerom by de Senaleurs, om le zien ol deze nog niet van gedacht veranderd zyn. Zyn node Senaleurs koppig, dan worden zc weggezonden, of misschien wie kan T welen worden ze a[gc~ schaft... 'Le zyn immers tol alles in staet. die schel men onder gebordueide kazakken Alles moet hun uil den weg wat ze niet aeustaet, eu wy gelooven vasl dat ze er ook zonden durven aeu denken den Honing af le schaffen als die mau niet alles deed wal ze verlangen. Ons nationael gebouw zal nog hooger ver heven wordenzegde Sire over eenige jaren. Hewel, ziet ge dat gebouw niel klimmen, zoo boog tol iu de luctii? Jammer dat de fondementen ervan iiilgehaeld zyu, en liet weldra, ais dc Honing un T volk uil hunne oogen niel zien, in puinen zai vullen •WW.-X«.katr ssat: r eje»"" 1 Wat al moeilijkheden heeft hy door zijne invloedrijke tusscheiikomsl niel voor velen weg. geruimd? Is hel niet waar dat al wie bescherming of voorspraak noodig bad, in hem, op liet eerste verzoek de krachtigste en welwillendste onder steuning vond? Gansch ten dienste van zijnen medemensch, wisl hij zijne fortuin en rang op de edelmoedigste wijze le gebruiken om anderen nuttig te zijn. Zijn rondborstig woord, zijne ongekunstelde handelwijs staafde de ongeveinsdheid zijns harten, eu die schoone deugd gevoegd bij eeuen gemeenzame» omgang eu eene onbegrensde liefde lol zijnen naasten verwierven hem eene populariteit, die in bet hart zijner medeburgers zal voorlieten, ofschoon de alvernielende zeis der dood hem uit hun 'midden heeft weggemaaid. Hel is dan billijk, MM., dal bet oubesefbaar verlies van zulken geliefden volksvriend zoo diep bejammerd worde. Ja weent, gij, behoefiigen, wier nood bij zoo dikwijls gelenigd heeft; geeft uwe smarle lucht, gij, ongelukkigen, die door hem zoo dikmaals gesteund en geholpen vieidt. Wij ook, mijne kunstbroeders, wijden wij ons betreurd medelid tranen van dank over de warme genegenheid, die hij voor onze Maatschappij koesterde en de gulle vriendschap, waarmede hij ous allen bejegend heeft. Gij, zijne bedrukte kinderen en kleinkinderen, die zoo diep en hcrhaaldelijk door het noodlot getroffen wordt, wy allen hebben innig gevoelen van uwe droefheid. Mochtc onze deelneming uw wee verzachten En thans, geachte heer Van Woumen, die wel haast voor ons oog verdwijnen zult, U bieden wij onzen diepgevoelden en laatsten afscheidsgroet. Geniet nu, in hoogere spheren, bel rijke loon uwer deugd en menschlievendheid en baad eeuwig in eene zee van hemelsche zaligheid Uil naam dan onzer Maatschappij, Vaarwel, geliefde heer Van Woumen Vaarwel nooit vol prezen menscheuvriend! Vaarwel!.... f' c II J I 1 1 i I I 1 «I I 1 <1 ■I til ly m th a< et n ti e n k i k a II I v 1 s I I <1 L «I k 4 si VI SI V. J Bui lueh TWEE uitnemingen lieiher V/lomme qui ril. Victor Hti;;o is rider vaneen monster le meer Hun d’Islande, Quasimodo, Triboulel, enz., enz. hebben in l’Domme qui ril evueu iuoeiler. Is hel wel een gezond biein, dal nx-ls dan nionslers kan scheppen? Eu onmogc.lyhe monsters, is dal réalistii? Wal den vorm belreti, 'l is allyd de slyl d la Hugo, de slyt kip-kap, vierkantig, hoekig, gothiek misschien, met volzinnen dikwvls zonder werkwoord, maer nooit zonder antithése; in een woord afmattend en halsbrekend vtmr den lezer. Er is meer dan moed mmdig om zelfs liet cerslti boekdeel tol hel einde le Coorluupui. imi——i.'W I J». ll'. .1 I. I .1— vriezen en men alzoo de deur niet meer zou loekrygen. flocli ginds ziel de grootste kleine, want er zyn er nu twee, een buis op wielen slaen hy klopt. Een ge huil doel zich hooren; 'lis Homo die zyoe tanden lael zien; Ursus doel de deur open en onlhaeli het verluien en hel gevonden kind niet opene armen, Hoe is dat mogelyk, zullen hier de lezers zeggen Ursus is immers een menschenhater. Ja, dal is waer, maer een menschen- baler is geen kinderbater. En Ursus gedraegt zich als eene volmaekte baker, doel bet kleintje iu de bussel en alles. Eindelyk is hel dag en men begint al iets of wat te zien. Seeminis kinderen, roept dan eensklaps [Jrsus, hel kleinste is blind Hebt ge van uw leven, 'l grootste is door de Comprachieos besneden’ Het lacht altyd, ha, ha. La.... inaer tiet Laclil algryzclyk, hi, hi, hi’T is de MtSSCH DIE LACHT. Eu daer komt verken met eene lange snuit, en de eerste voluetn is nil. I>e Kamer. komedie is geëindigd!...

HISTORISCHE KRANTEN

Het Boterkuipje (1846-1871) | 1869 | | pagina 2