ORGAAN VAN DEN HERBERGIERSBOND Eerste jaar. Nummer 1. Maandag 13 Mei 1901. "V.A.3ST HET AREOFDISSEMENTT TIFEIR,. Onze Meeting van 28 April 1901 Wij hebben, dank aan het bestuur van den herbergiersbond van Yper en het Arrondisse- men, eene meeting bijgewoond die alle ver wachting te boven ging. Daaraan heeft men kunnen bestatigen dat er in West-Vlaanderen nog goed bloed in de aderen der herbergiers vloeit, dat men niet langer zal gedoogen, dat de herbergier gefolterd wordt met hem on rechtvaardige wetten op te leggen, wetten die hem, zijne vrouw en zijne kinderen hun nen laatsten druppel zweet uitzuigen. Een proppende zaal herbergiers woonde met stilzwijgendheid deze meeting bij, hon derden en honderden mannen waren gekomen om zich bij ons aan te sluiten. Uit de hijgende borsten klonken er verontwaardigde kreten toen men hun de gevaren voor oogen legde, waarmede de wetten de Smet de Naeyer en Maenhout hen bedreigen. Wij hebben met vermaak bestatigd dat er vele, zelfs de groote meerderheid uit de om liggende gemeenten gekomen waren, om pro test aan te teeken tegen die onrechtvaardige wetten. Dank aan hen allen, die ons bijgetre den zijn en die met ons zullen strijden. Het Broodroovend WETSVOORSTEL meer. IE SEKBErEIEE DE SMET DE NAEYER. Het volgend wetsontwerp is den 15 Maart laatst den wetgevende Kamers ter overweging aangeboden. I. Gemeentefonds. artikel 1. Worden toegekend aan het gemeentefonds, ingesteld bij de wet van 18 Juli 1860, gewijzigd door de artike len 16 tot 18 van die van 30 December 1896 1° De opbrengst van het vergunningsrecht opgelegd aan de slijters van dranken 2° De opbrengst van de openingstaks gesteld op de nieuwe drankslijterijen 3° De opbrengst van de invoerrechten op vee en vleesch. Art. 2. Zoolang de opbrengst van de in artikel 1 bedoelde ontvangsten niet een cijfer bereikt dat ten minste ge lijk staat met anderhalven frank per inwoner, wordt de som, die tot het aanvullen van het verschil noodig is, afgehouden van de opbrengsten der tolrechten. Echter, voor het jaar 1901,heeft de afhouding slechts plaats met het doel bovengemelde ontvangsten aan te vullen tot beloop van één frank per inwoner. II, Vergunningsrecht. Art. 3. Elke slijter in het klein van sterke of gegiste dran ken is jaarlijks aan het vergunningsrecht onderwor pen. Dit recht is verschuldigd voor elke slijterijde taks ervan wordt bepaald als volgt 60 frank in de gemeenten van min dan 5,000 inwoners; 80 frank in de gemeenten van 5,000 tot 15,000 inwo ners 100 frank in de gemeenten van 15,000 tot 30,000 inwoners 150 frank in de gemeenten van 30,000 tot 60,000 inwoners S00 frank in de gemeenten van 60.000 inwoners en De rangschikking der gemeenten wordt aangewe zen door de volgens de wet bestaande bevolking, vastgesteld bij de jongste algemeene volkstelling, ge kend op 15 December voorafgaande den datum der eischbaarheid van het recht. Art. 4. Door slijter in het klein wordt verstaan hij die, rechtstreeks of door zijnen aangestelde, in welke plaats ook, ofwel sterke dranken verkoopt bij hoe veelheden van min dan 2 liters, ofwel gegiste dran ken ter plaats te verbruiken. Wordt met het verkoopen gelijkgesteld, het feit dranken kosteloos te leveren of te laten verbruiken in eene voor het publiek toegankelijke plaats. Art. 5. Door sterke dranken wordt verstaan, alle drank, inhoudende, in welkdanige hoeveelheid, alcool die door stoking werd verkregen. Worden met sterke dranken gelijkgesteld, alle likeuren, inhoudende, in welkdanige hoeveelheid, gistingsalcool, alsook de wijnen of andere natuurlijke gegiste dranken, hebbende méér dan 15° van den alcoolmeter van Gay-Lussac, bij de temperatuur van 15° centigraad. Art. 6. Het vergunningsrecht wordt insgelijks op 200 frank bepaald door de rondtrekkende slijterijen indien zij, binnen deu loop van een zelfde jaar overgebracht wor den op bo* grondgebied ver^ieidona gemeentten. Door rondtrekkende jteryen wordt verstaande slijterijen opgericht met name in vaartuigen of boo ten, in spoor- of tramwegwagens, in kramen, loodsen, tenten of andere inrichtingen van deuzelfdeu aard. Art. 7. 1. Al wie zich neèrzet als slijter in het klein van alcoolische of gegiste dranken, 't zij door het openen eener nieuwe slijterij, 't zij door het overnemen of het voortzetten eener bestaande slijterij, is gehouden hiervan, vooraf, aangifte te doen ten kantore der rechtstreeksche belastingen van het gebied, in den door de Regeering voorgeschreven vorm. In voorkomend geval, dient de aangifte vóór 1" Januari van elk jaar te worden hernieuwd. 2. Het vergunningsrecht wordt vooraf betaald. Het is ten volle verschuldigd indien de neèrzetting plaats heeft in den loop van het eerste halfjaaar; hetzelve wordt met de helft verminderd indien de neèrzetting na 20 Juni gebeurd. 3. Voor de rondtrekkende slijterijen hebben de aangifte en de betaling plaats ten kantore van het ge bied waarin de slijterij jaarlijks het eerst geopend wordt, en vóór dat deze opening plaats hebbe. Indien verscheidene rondtrekkende slijterijen door een zelfden persoon of door eene maatschappij worden ge houden, mogen, voor die slijterijen, de aangifte en de betaling gedaan worden ten kantore van de woonplaats of van den maatschappelijken zetel van den neringdoende. Art. 8. 1. De belastingschuldige die zijne slijterij in den loop van het jaar verplaatst, is gehouden hiervan, op voorhand, aangifte te doen ten kantore van het gebied der nieuwe inrichting. 2. Geen nieuw recht is eischbaar indien de slijterij gevestigd blijft in dezelfde gemeente of indien zij over gebracht wordt naar eene gemeente van gelijken of van minderen rang. 3. Wordt de slijterij naar eene gemeente van hoo- geren rang overgebracht, dan is een aanvullend recht verschuldigd volgens de taks toegepast op de gemeente der nieuwe inrichting. Het aanvullend recht is, naar gelang de verplaatsing gedurende het eerste of het tweede halljaar gebeurt, ten volle of voor de helft eischbaar. Het wordt vooruit gekweten in het kantoor aangeduid door 1. Art. 9. 1. Noch het overlijden van den belastingplichtige, noch het overlaten der slijterij om welke reden ook of dezer sluiting voor welkdanige oorzaak, geven recht tot eenige vermindering. 2. De erfgenaam, de cessionaris of ander rechtver krijgende die de nering voortzet, is gehouden tot de verplichtingen welke aan iederen nieuwen slijter zijn opgelegd, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de bepalingen van artikel 8. Echter is, voor het loopend jaar, de overlevende echtgenoote of de afstammeling, aan geen nieuw ver gunningsrecht onderworpen. 3. In geval van overlijden wordt, voor de aangifte en voor de betaling van het eventueel eischbaar recht, een termijn verleend van eene maand gedurende wel ken de slijterij voorloopig mag worden voortgezet. Wordt na verloop van dien termijn de slijterij geslo ten, dan wordt de aangifte niet vereischt en is geen nieuw recht verschuldigd. In tegenovergesteld geval, wordt verondersteld dat de neèrzetting van den nieu wen slijter daags na het overlijden is gebeurd. Art. 10. Hij die het recht schuldig is, is gehouden de agenten, in artikel 17 vermeld, zonder bijzijn, te laten binnen gaan, in al de gedeelten van zijne inrichting, de aan- hoorigheden bijbegrepen, waar de klanten en verbrui kers toegang hebben, en aan die agenten 't kwijtschrift van het recht te vertoonen. Art. 11. §1. Van het vergunningsrecht zijn yrij de slijters die, op hunne aanvraag en in den door de KeSeecjg. voorgeschreven vorm, eeno verklaring doen, belrelzts de drie achtereenvolgende verbintenissen 1° in de lokalen der slijterij en dier aanhoorigheden geene sterke dranken te verkoopen of te leveren, 't zy om welke reden, noch die te laten drinken 2° in de dezelfde lokalen, in de woning van den slijter of van zijnen aangestelde, indien zij aan de slijterij raakt, en in de aanhoorigheden dezer woning, zelf niet voor huiselijk verbruik, welkdanige hoeveelheid sterke dranken te behouden 3" Zonder nadeel van het recht van onderzoek be paald in artikel 10, zich, op aanvraag van twee der agenten daartoe bevoegd krachtens artikel 17, te onderwerpen aan het onmiddellijk onderzoek van de lokalen aangeduid in bovenstaande n™ 1 en 2, gedu rende de uren dat de slyterij bezocht wordt en, in allen gevalle, van 6 ure 's morgends tot op het regle mentair uur van sluiting der herbergen. 2. De aangifte voorzien bij 1 wordt gedaan ten kantore van het gebiedzij wordt jaarlijks vóór 1 Ja nuari hernieuwd. 3. Om tot het bijzonder onderzoek, voorzien bij nr 2 van 1 over te gaan, moeten de agenten houder zijn van eene machtiging afgegeven door den vrede rechter, of door eenen ambtenaar van het bestuur dei- rechtstreeksche belastingen, douanen en accijn zen, hebbende ten minste den graad van controleur, ofwel door eenen officier der gendarmerie. Art. 12. Mogen noch in persoon, noch door tusschenpersoon sterke of gegiste dranken in het klein verkoopen la Zij die hunne imposten, voorkomende op de ko hieren der rechtstreeksche belastingen voor het jongst verloopen jaar, niet ten volle hebben gekweten. Dit verlies van recht eindigt met den datum waarop die belastingen worden bepaald 2" Zij die tot eene crimiueele straf werden veroor deeld 3° Zij die uit kracht van de artikelen 368 tot 391 van het strafwetboek, eene veroordeeling hebben ondergaan. De bepalingen van nr 2 van dit artikel zyn niet toepasselijk op de slijters gevestigd vóór het in wer king treden dezer wet, wegens de veroordeelingen welke zij vroeger zouden hebben beloopen. De bepalingen van nr 3 zijn niet toepasselijk a) op de vroeger dan den 17 Juli 1889 gevestigde slyters, wegens de veroordeelingeu welke zij vóór het in werking treden dezer wet, zouden hebben beloopen

HISTORISCHE KRANTEN

De Herbergier (1901) | 1901 | | pagina 1