Het betalen van den taks
op de OORLOGSWINSTEN
De Grooten en de Kleinen.
De Geteisterden
Waarschijnlijk bedrag
der vergoedingen.
Nationaal Kongres
der Geteisterden te Brussel
Zondag en Maandag heeft het
Nationaal Verbond der geteister
den zijn eerste Kongres gehouden.
Het werd Zondag morgen ge
opend met eene algemeene verga
dering. Aan het bureel zetelden
MM. Beaupain, voorzitter van
het verbond Panier (Dinant),
Houiteau (Visé), Guiot(Tamines);
Glorie, volksvertegenwoordiger
Geuten (Wervick) Orban en
Demeur, bestuurder en onderbe
stuurder in het Ministerie van
Ekonomische zaken, vertegen
woordigers van minister Van de
Vyvere Kestemont, bestuurder
der kooperatieven voor oorlogs
schade.
M. Beaupain sprak de openings
rede uit
OCHTENDZITTING
Ten slotte nog dit De slachtoffers
van den oorlog, de eerlijke menschen,
die onzen zuiveringsveldtocht niet steu
nen, zullen de gevolgen van hun laks
heid betalen. België heeft kost wat kost
geld noodig. Aangezien men het uit de
zakken der groote oorlogswoekeraars niet
haalt, zal men het bij de treffelijke men
schen nemen. (De Witte Kaproen).
Als bijlage van het verslag dat M.
Houtart, namens de Kommissie van het
budjet, opgesteld heeft, wordt een brief
afgekondigd van M. Vande Vyvere, mi
nister van ekonomische zaken over het
waarschijnlijk bedrag der vergoedingen
voor oorlogsschade.
De minister verklaart dat het onmo
gelijk is van op eene nauwkeurige wijze,
het globaal bedrag te schatten der som
men die door de geteisterden geeischt
worden.
De bijzondere kommissie, zegt hij,
door de wet van 20 April gelast de vra
gen tot vergoeding te ontvangen, heb
ben vóór alles, en zulks overeenstem
mend met de onderrichtingen door
mijnen voorganger gegeven, getracht
eene spoedige klasseering te bekomen;
zij hebben er zich bij bepaald in hunne
registers te schrijven de vermeldingen
der gevraagde vergoedingen en den
aard ervan (goederen of personen). Van
hen verlangen dat zij de waarde van
1914, voor de vergoeding van goederen
geeischt, zouden aanduiden, dat zou
hun een aanzienlijk deel van hunnen
tijd en van dezen van hun personeel
benemen zijn, dien zij noodig hebben
voor de oplossing van de klaarblijkende
dringendste zaken. Zij zouden, inder
daad, niet alleen in elk dossier bereke
ningen moeten doen, maar ook nog de
overeenstemmende cijfers metdewaarde
van 1914 zoeken; in zeer talrijke geval
len is deze waarde niet of slechts zeer
duister aangeduid. Ik oordeel dat, bui
ten volstrekt noodzakelijke gevallen,
dit werk niet moet ondernomen worden.
Wat de schade aan personen betreft,
bevatten de vragen slechts de toelich
ting der feiten die tot vergoeding aan
leiding geven of zouden kunnen geven
het bedrag dezer vergoeding kan slechts
na onderzoek van de zaak vastgesteld
worden.
In zake van schadevergoeding voor
vernielde goederen zijn reeds 25.552
definitieve vonnissen en 1 1.497 overeen
komsten gedaan, voor een totaal cijfer
van 398.772.622,89 fr. (statistiek van
31 Januari 1921), wat een gemiddeld
cijfer van 10.760 fr. geeft. Wanneer men
dit cijfer vermenigvuldigt met het getal
ingediende vragen, ’t zij 1.180,768 (ver
moedelijk cijfer, doch zeer dicht bij de
wezenlijkheid, ’t juiste cijfer voor 23 ar
rondissementen gekend zijnde) dan be
komt men eene totale som van 1 2 mil-
jards, 705 miljoen, 63 duizend 680 fr.
Ik maak evenwel volle voorbehoud op
dezewijze van berekening, daar de ge
bruikte gronden, zoo ’t schijnt, niet met
de wezenlijkheid zouden overeenstem
men, namelijk door het feit dat de groote
nijverheidsondernemingen nog geen de
finitief vonnis bekomen hebben en dat
het getal vonnissen in de verwoeste
gewesten uitgesproken, niet in verhou
ding is met het getal der ingediende
vragen tot vergoeding.
Voorwat de schade aan personen
betreft, geeft het cijfer der uitgesproken
vonnissen, ’t zij 53,721 voor een totaal
van 60.729,658 fr., geen enkel nuttige
aanduiding; dit cijfer betreft, inderdaad,
alleen de sommen die door den Staat
op dit oogenblik moeten betaald wor
den, zonder het bedrag der pensioenen,
die in de toekomst moeten betaald wor
den, in aanmerking te nemen. Een aan
zienlijk werk zou daarin wat opheldering
kunnen brengen, doch daar zulke bere
kening maar op toevallige cijfers zou
steunen, vraag ik mij af of het wel de
moeite waard zou wezen.
vangenisstraf en de geëischte schade
vergoeding hun weigerlijk gespaard
blijft.
geld worden volgens heel verschillige
wettelijke schikkingen.
De h. Dierfcens teekent protest aan
tegen de stelselmatige uitsluiting der
socialisten uit de diensten der verwoeste
gewesten en der oorlogsschade-vergoe-
ding van het arrondissement Roesse-
laere. Die staat van zaken is reden mijner
onthouding.
Naaste week geven wij teks der wet
zooals zij is gewijzigd geworden.
Nog heeft het Senaat uitspraak te
doen en de Koning al of niet te sank-
tioneeren.
Wij stellen al onze hoop in de wijs
heid der senatoren om nog verbeteringen
in de wet te bekomen namelijk verbe
tering van artikels 14 en I4bis, en af"
schaffing van artikel 19bis.
Wij danken onze heeren Volksverte
genwoordigers, voorde krachtdadigheid
waarmede zij voor de rechten onzer
geteisterden in de bres zijn gesprongen!
de beroemdste advokaten aanstellen,
om den Staat te bestelen.
Ten slotte, de Staat zelf slaat het met
die groote oorlogswoekeraars die in
ons land den hoogen toon voeren op
op een akkoordje. Als zij voor 600.000 fr.
getaxeerd zijn, bieden zij af tot 60.000 fr.
en mijnheer de Staat zegt met een groote
buiging Dank u
Ondertusschen mogen de boeren,
zoo goed de kleine boerkens, die door
het Comiteit uitgebuit werden als de
groote boeren, die gespaard bleven
de smokkelaars en smokkelaartjes van
den buiten den vollen pot betalen.
Men neme ons artikel volstrekt niet
als een aanval tegen de controleurs der
belastingen. Integendeel, wij weten,
welken iever deze ambtenaars in hun
lastig en ondankbaar, doch zoo nood
zakelijk werk aan den dag leggen, maar
wij durven beweren, dat de heeren con
troleurs dikwijls voor de groote zaken
niet geholpen, maar tegengewerkt wor
den.
Men heeft ons ook verzekerd en uit
de naaste bron, dat minister Theunis met
de beste gevoelens bezield is in dat
opzicht en vast besloten het vuige oor
logsheld in de Staatskas te doen binnen-
stroomen.
Maar vooraf dient
1) De wet op de oorlogswinsten her
zien en de naamlooze maatschappijen
sterker aangeslagen.
2) Tot de openbaarmaking der ge-
taxeerden overgegaan.
3) Een gevangenisstraf bepaald voor
al dezen, die den opgelegden taks niet
voldoen.
Als er spraak is van oorlogswoeke
raars, roepen de meeste menschen uit
Ze moeten ze voor mij in ’t prison niet
steken, als ze maar hun smerig geld af
pakken
Natuurlijk, het geld afnemen, waar
aan het bloed onzer Jongens kleeft, en
het doen dienen voor het heelen der
groote oorlogsweeën, dat is de hoofd
zaak.
Maar, hoe wilt ge het geld afnemen,
als er eerst geen straf komt? Slechts als
een zaak voor ’t assisenhof gebracht
wordt, stelt de Staat zich aan als burger
lijke partij, en eischt, met of zonder
gevangenisstraf, schadevergoeding, die
dan rechtstreeks moet gestort worden in
de dotatie der oud-strijders. Ook kan
een veroordeelde volgens artikel I 15
geen oorlogsschade meer trekken. Dus,
een oorlogswoekeraar doen vervolgen
en straffen volgens artikel 115, was het
eenige middel, om al de oorlogswinsten
verbeurd te verklaren ten bate van den
Staat.
Onze lezers zullen dan ook onmid
dellijk begrijpen, wat er al ingespannen
wordt door oorlogswoekeraars, om een
non-lieu te bekomen, om niet voor ’t as
sisenhof verzonden te worden.
De laatste tijden hebben bewezen,
dat, voor meest al de groote zaken, waar
groote politiekers of mannen van invloed
van verre of van bij in betrokken zijn,
een non-lieu uitgesproken werd, als wilde
men op deze manier het land de schan
de besparen het oorlogsgedrag van som
mige groote familiën ruchtbaar te maken
Het non-lieu Coppée heeft het land in
opschudding gebracht. Te Gent hebben
wij, niettegenstaande een officieel con
tract uit Duitschland naar Gent ver
huisde, het non-lieu van Pomona. En
over eenige dagen kregen we, insgelijks
te Gent, het non-lieu van Liebaert, den
leermarchand van Kortrijk en broeder
van den staatsminister Liebaert, en zulks,
niettegenstaande de oorspronkelijke
aanbiedingsbrieven van Liebaert aan de
Duitschers in het dossier berusten.
Neen, het volk voelt, dat de grooten
niet verder dan in de Kamer van Inbe-
schuldigingsstelling geraken en dat de
schande van het Assisenhof met de ge-
hebben tegen de wet niet gestemd om
dat zij verbeteringen bevat, wij hebben
er niet voor gestemd, omdat de rechten
van zekere geteisterden er door gekrenkt
en verminderd worden.
De h. De Brouwer ik heb mij ont
houden omdat de wet een onderscheid
maakt tusschen deze die reeds een
vonnis hebben bekomen en de andere
geteisterden, en ook nog om te doen
uitkomen dat de belangen der armen
wederom werden- geslachtofferd voor
die der rijken, wier zaken vóór die der
armen werden en nog worden vereffend.
De h. Vande Meulebroucke steunt de
verklaringen van de hh. De Brouwer en
De Bunne.
De h. De Keersmaecker Ik heb mij
onthouden daar het mij niet eerlijk
voorkomt dat geteisterden, die oorlogs
schade geleden hebben op dezelfde
manier en in dezelfde omstandigheden,
hunne vergoedingen zouden zien gere-
Als men nu de resultaten van de wet
op de oorlogswinsten nagaat, schijnt
men op hetzelfde gevolg te botsen.
Er bestaan en ditmaal officieele
gegevens over de opbrengst der be
lastingen tot einde April 1921
Daarin vinden we dat er voor de taks
op de oorlogswinsten 671 millioen inge
schreven staan en tot nog toe 250 MIL
LIOEN werden betaald, waarvan 15
MILLIOEN in April en 70 MILLIOEN
in speciën sedert 1 Januari 1921
Als men nagaat, dat in België 7 mil
liard en half mark aan pari werd uitbe
taald, is het klaar als pompwater, dat
de wet op de oorlogswinsten volstrekt
onvoldoende is, of onvoldoende wordt
uitgevoerd.
Wij beweren en houden staan, dat
deze taks minstens twee milliard kan en
reeds moest opgebracht hebben. Dan
nog zou het de teruggave niet zijn aan
den Staat van hetgeen de Staat te veel
betaald heeft met de marken aan fr. 1,25
uit te keeren. Ten anderen, indien er
100.000 menschen in België aan 20.000fr.
getaxeerd worden, heeft men twee mil
liard.
En, alhoewel men hier geen in 't oog
springende bewijzen aan de hand heeft,
daar de openbaarmaking van den opgelegden
taks door de wet verboden is, dat het weer
de kleinen zijn die hun taks op de oor
logswinsten betalen, en de grooten die
er aan ontsnappen, toch mag zulks zon
der aarzelen worden vooruitgezet.
Wij hebben vroeger in den uitleg van
de wet op de oorlogswinsten bewezen,
hoe schandelijk de grooten en de naam
looze maatschappijen door de wet op
de oorlogswinsten bevoordeeligd wor
den.
Verder hebben we er op gedrukt, hoe
de banken zich wezenlijk aan de con-
trool van den Staat hebben onttrokken.
Ten anderen, het is geen geheim
ze beroemen er zich zelf op, hoe de
groote oorlogswoekeraars hun botten
vagen aan den opgelegden taks, hoe zij
tegen elke beslissing beroep inslaan, en