4 a WETGEVENDE KIEZSNG van 5 Juli 1896. I I I I I I I '1 Koutenancie. I k Vraag en antwoord. ■I Stemt alzoo De Lantsheer I ■L Maar neen, en de kaloten hebben wel gedaan te waarlijk Dixmude. Drukkerij G. Baeckeroot-AUeweireldt. V. Waarom laat het Staatsbestuur den invoer beesten uit Holland? Wannes Lichthoofd. Tonnerre, kijkt, ziet go dien haze daar spoeteren En dat ik en een ander dat niet mengen blazen, of we vliegen met ons kasteel in den bak. Vooruit en de socialisten hebben gelijk. Waarom mengen de jagers alleene hazen schieten, ’t Zijn algelijk toch de hunne niet, ik en een ander hebben er zooveel recht aan of zij. Stommeriks, waarom verdragen wij dat? Gij spreekt daar niet op! Waarom mogen de heeren jagen? Cieske noom. Maar en maak u niet dut, Wannes, en pak het zoo luwe niet. De menschen zouden wel peizen dat ze hier vechten. Waarom moogt gij die pinte uitdrinken. Waarom moogt gij die nieuwe schoen dragen, die gij aan hebt. lEauwes. Komt ge van bachten de koeien, dè. Cies! Omdat, ik er voor betaald hebbe, betaald van mijn eigen geld. Cieske. Ewwel. Wannes, sommige heeren mogen jagen omdat zij er voor betalen en gij moogt ook jagen, als gij er voor wilt stuiveren. Wannes. Ik lammeren, geld leggen voor te mogen nen haze schieten! zoo dom nog niet! Cieske. Dan en zult gij geen port d'armes. geen jacht- verlof krijgen. Het port darmes is eene belasting A. Omdat het Handelsverdrag, dat over ettelijke jaren met Nederland gesloten wierd, niet toelaat de grenzen toe houden tenzij voor reden van besmettelijke veeziekten. Neemt dat gij van dees jaar, een akkoord maakt met iemand, om te naaste jare en met tuee jaar uwe boter te leveren aan zooveel of zooveel het stuk, zoudt gij die over eenkomst niet moeten uitroeren? meer zekerheid voor de toekomst te geven en hem zijn rechtveerdig aandeel in sommige verbeteringen aan de landerijen toegebracht te waarborgen. Het katholiek Ministerie zal in zijn wetsontwerp voor oogen hebben, dat eigenaar en pachter alle beiden plichten en alle beiden rechten bezitten. toe van als eene andere, die aan het Gouvernement kluifjes geeft voor openbare werken enz. Wannes. Dat verduiveld gouvernementEene belasting heffen op het port darmes!! Cieske. Gij zegt zoo dikwijls, kozen, dat ze zouden moeten eene belasting leggen op het plezier van de rijken. Dat is eene belasting op het plezier der heeren. Het Gouvernement moet zijn geld hebben voor te kunnen zijn werkvolk het hunne geven. Wannes. Tut, tut, dat ik maar minister ware, ik zou het geld dat van ’t jagen komt ievers elders op pakken. Cieske noom. Misschien op de koffie, lijk dat de liberale minister Graux deed. Wannes. van die belasting af te schaffen. Zè. ik heb het nog zoo wel onthouden hoe blijde ik was, als Baron de Conink in het Senaat zei gij moet de koffie- rechten afschaffen en dat Beernaert antwoordde ik ga het doen. Cieske. Gij zoudt misschien weder liever moeten betalen voor te mogen toebak planten. Wannes. Ja tsaar, jamaar, *k en doe. ’k Ben fraai blie dat ik niet meer moet betalen voor mijnen toebak. Cieske. Waarop zou geld heffen, dat het gouvernement dan moeten bet nu van de jagers komt? Wannes. Maar ik weet het lijk zelve niet, ik en weet het niet. Cieske. Zoodat het gouvernement tenden laatsten nog zou kunnen gelijk hebben van te doen betalen voor het port darmes. TPannc*. Ewwè. Cieske. En dat het gouvernement u liete jagen, ge- supposeerd, zoudt gij daar vet roede zijn zoudt gij overal mogen gaan met hond en geweer? Wannes. Neen ik, neen ik! alleenlijk waar het mijne jacht is, waar ik mag van de eigenaars. Op mijn erve ook en mag er maar komen die 'k ik, Wae».s?, wille. Cieske. 7.oc> is het, ware er geen port darmes meer, alleenlijk deze die toelating heeft van den eigenaar zou mogen jagen, dat is een gevolg van het recht van eigendom en ’t gouvernement zou daar, als het ’t recht eerbiedigen, niets kunnen aandoen. Wannes. ’t Is toen nog waar. Een zot is meester in zijn kot, een man lijk een muis, is meester in zijn huis. 't Gouvernement heeft oprecht nog gelijk van te doen betalen aan de heeren en de jagers voor port darmes. ra ’IsK

HISTORISCHE KRANTEN

Het Kiesblad van Dixmude (1875-1958) | 1896 | | pagina 4