Eene Plage Kamer van Volksvertegenwoordigers. A'oor de zeevisscherij 1906. I De meeste bierdrinkers zijn de Belgen. In 1903, dronk ieder Belg dooreengerekend 214 liters bier. De Duitschers zelve moeten den duim leggen, ’t En is percies geene groote eere voor ons. eene schuldbetaling waartoe gij recht hebt. Ehwel de Priesters hebben zooveel recht aan hunne jaarwedde als gij aan de intresten van uw spaargeld, ’t En is ik alleen niet die dat zegge, maar een voorname liberaal, M. Emiel Ollivier, eerste minister onder het keizerrijk, heeft dat ’t jaar 1868 in de fransche Kamer opentlijk verklaard. Over eenige weken, schreef het liberaal Laatste Nieuws, een erg geuzenbladje van Brussel de kerken en kloosters blijven eene plag-e voor Vlaanderen. In tijd van kiezing, zal het wel schrijven ik ben Ruzette, Jules Vander Heyde wetsontwerp ingediend hebben, de voordeelen toe te kennen van de verzekering- tegen de ongevallen op het werk. Dit ontwerp heeft voor doel het instellen eener nationale voorzorgskas, die zou samengesteld worden door bijdragen der reeders; giften van bijzonderen; jaarlijksche toelage van den Staat; bijdrage der reeders die hun volk door die wet niet verzekeren. Indien het ongeval eene onbekwaamheid van werken van meer dan vier dagen veroorzaakt, zou de visscher beginnen trekken van den tweeden dag na het ongeval, den helft van zijn gewoon loon. Is de onbe kwaamheid maar gedeeltelijk, dan geniet het slachtoffer den helft van het verschil tusschen het gewoon loon en het loon, dat hij na het ongeval kan verdienen. In geval van ongeneesbare onbekwaamheid tot werken, wordt eene lijfrente toegekend, ’t Zelfde in geval de visscher aan zijne dood komt door een ongeval. In die omstandigheid is de rente ten voordeele van zijne vrouw en minderjarige kinderen, broeders of zusters beneden de 16 jaar, wier steun hij was. De rente bedraagt 30 ten honderd van hetgeen de visscher jaarlijks gemiddeld kon verdienen. Dat zijn maar eenige bepalingen, die wij uit het wetsontwerp overschrijven. Het bevat niet min dan 31 artikels en eene inleiding door M. Eugeen De Groote. Het is een ernstig werk, waarover onze heeren volks vertegenwoordigers dienen gelukgewenscht te worden. Men weet dat MM. Eugeen De Groote, Albert en August Pil, een ingediend hebben, om aan de visschers o— En daar wij spreken van pensioenen en jaarwedden, zou M. Buyl niet zeggen aan welken ouderdom, hij zijn pensioen beginnen ontvangen heeft als rustende onderwijzer4? En wat denkt hij van zijne jaarwedden? 4000 franken als volksver tegenwoordiger, en 3000 franken als schepene van Elsene; dat maakt te zamen 7000 franken plus een pensioentje als rustende school meester. HooreensM. Buyl. Moest gij, volgens uwe belofte, uwe 4000 ballekens aan de armen uit deelen, de winste die u overblijft zou nog vijf tot zesmaal meerder zijn dan die van eenen gewonen werkman. Maar ’t schijnt dat gij in plaats van uw geld uit te deelen, integendeel nog geschenken aanveerdt en ontvangt van uwe kiezers. O die goede Heer Buyl, hij bemint zoo de duinekeuntjes en eet ze zoo smakelijk op, op de gezondheid van de goede kiezers, die ze hem willen zenden! Jan de Alweter vraagt of het niet meer uit liefde voor de duinekeuntjes is, dan uit liefde voor de visschers, dat M. Buyl, Veurne-Ambacht is komen redden! tegen den godsdienst niet. Maar wij zullen het onthouden, want iemand die beweert dat kerken en kloosters eene plage zijn, dat is iemand die den godsdienst bestrijdt en die met hand en tand zal werken, om hem tegen te kanten en zoo moge lijk te vernietigen. Kerk en Klooster, waar ’ne mensch in lijden en te- genkomsten, sterkte en vertroosting gaat zoeken, om zijn lot manmoedig te dragen, dat moet weg volgens Het Laatste Nieuws. ’t Is daarom dat de liberalen zoo geern de on godsdienstige politiek van Vrankrijk toejuichen ’t Is daarom dat zij hen de volgelingen noemen der geuzen van de jaren 1600, die de kerken en de kloosters plunderden en platbrandden ’t Is daarom dat LAURENT, de Gentsche hoogleeraar, een kopstuk der vlaamsche liberalen, schreef dat de baldadigheden der sansculotten, die hier zoo schrikkelijk als de geuzen te werk gingen, hem niet afschrikten, en dat hij integendeel wenschte ze te zien vernieuwen, zoo het kon geschieden zonder het volk te veel in verzet te brengen. Die bekentenis van Het Laatste Nieuws dient onthou den te worden tegen den tijd van kiezing. Alle weldenkende menschen moeten werken met al hunnen invloed, om alle ongodsdienstige bladen uit hunne stad of dorp gelijk een razenden hond te verlagen. Al wie zulke bladen leest zal godsdienst, geloof, goede zeden, bescha ving en alle treffelijkheid verliezen Ons treffelijk volk en heeft de vuiligheid der Brussel- sche straatgoten niet vandoen I Als men de liberalen hoort spreken, dan zou men zeggen, dat velen van hen in het vaste gedacht zijn dat de vrijmetselarij toekomend jaar, het bewind zal heroveren. En op voorhand reeds wrijven zij in hunne handen en lekkebaarden zij, bij het vooruitzicht van de postjes- en gunstenregen, die over alwie geus is gaat neerkomen, en van de hatelijke vervolging, welke zij de katholieken zullen kunnen aandoen en welke deze voor altijd mach teloos zal maken. ’t Is allemaal bluf! Dat gezwest heeft enkel voor doel de moedelooze liberale troepen op te beuren en de katholieken den moed te benemen. In 1906, zoowel als in de vorige kiezingen, zal de katholieke partij zegepralend uit de stembus komen. De katholieke partij heeft niemendal te duchten, al versmolten zelfs liberalen, radicalen en socialisten tot één mengelmoes, tot éénen blok. Het land is zijnen vrede en zijne vrijheid niet moede en hunkert niet naar slavernij Maar dit wil niet zeggen dat wij al slapen het uur der kiezing mogen afwachten. Neen, iedereen weze ervan overtuigd, niet om moedeloos te worden, maar om zijnen moed in den strijd te versterken, de vrijmetselarij zal toekomende jaar voor geene stoutmoedigheid of eerloosheid achteruit deinzen en alle middels gebruiken, overal waar zij maar kans ziet, om de katholieke partij achteruit te slaan. De strijd zal hevig zijn, heviger dan iemand ooit beleefde. In ons arrondissement bijzonderlijk, zullen de geuzen ongehoorde pogingen aanwenden om eenen man meer te doen kiezen. Dat kan noch zal niet zijn, als wij onzen plicht vervullen, en den strijd zoo hevig tegenvoeren als hij door onze vijanden begonnen is. MANNEN DAPPER AAN ’TWERK!

HISTORISCHE KRANTEN

Het Kiesblad van Dixmude (1875-1958) | 1905 | | pagina 3