Geëvacueerd Mijne mannen Ant. Lambrecht, C.I.M.,8 gr.,Criels/m. (S.I.) Aug. Benoot, C. A., C 144. Kales, 21-2-1 j. Ge zult mij voor kar- 3 J)' rottentrekker uitgeven. Ik zit hier met een blein aan mijn hand. Ze verzweerde en dan hebben ze die open gedaan, 't Heeft nog al een beetje pijn gekost, maar 't is nu gedaan. Ik geloof dat ik hier rap buiten zal gekot- terd worden, ten anderen het kan geen kwaad want ik verlang reeds mijn hart uit om weder bij mijn vuurtje in de loopgrach ten te zitten. Wat is me dat toch L'arrière zooals ze zeggen. Ik heb er reeds mijn buik van vol. Niet dat ik niet goed verzorgd ben, neen! Goede Infirmières, goede Dokters. Alles naar wensch. Maar 't levenEr is geen lucht genoeg om te springen en kwaad te doen. Kales, 24-2-17. Nen jongen die geen karottier is vindt het hier geen leven maar eene verveling, 't Is voor mij nochtans een uitzondering, want ik ben hier zoo wat van alles. Ge zult ten anderen wel weten wat voor stieltjes er daar zooal zijn. Ehwel ik doe hier in alles mee: tafeldiener, assche- poetster, keukenmol. Zit bij 't vier en doet het al Ik ben ne goeie stieldoener: want ze blijven liever al in hun bed aan de maal tijden daar ik zoo gedienstig ben om het hun op te dienen. Nu ze mogen dat wel hebben de jongens! en 'k roepe maar altijd leve 't front Kales, 25-2-17. 't Hospitaal is mij ont zegd en ik zwerf hieV nu als een doolaard in Kales rond. Arme tijd, arme droomen als men op huis denkt. Men is toch zoo geluk kig op 't front dat ik dat leven voor niets meer wil afstaan nu ik in de zure korst van 't ballingschap gebeten heb. Geëvacueerd Ehwel ik laat voorzeker nog liever mijn hand verrotten, dan dat nog te laten gebeu ren. NeenI't is nochtans goed in 't hospitaal heel goed zelf! maar ga niet verder of 't hospitaal, want dan ligt ge den dieperik in. Ik kan zoo nutteloos niet rondloopen. Zonder iets te doen, dat maar het geringste korreltje bij 't veriossingstrand aanbrengt, is het leven me zoo zuur als azijn. Aiivours, 1-3-1 'k Was nog maar in Auvours aangeland en 't viel op een geheele rooversbende (allen uit Poperinghe) J. Suftis, adj., J. Dumont, A. Maerten, L. Denys enz enz. 't Zou mij erg tegensteken ware mij zooveel geluk niet te beurt gevallen, 'k Ben hier op van uw boeken gevallen, die solda ten uit uw hostipaal meegenomen hadden. Maandag vertrek ik naar mijn instructiekamp. Cr iel sjmer, 13-3-1 7. 't Is nu de 2de maal dat ik in een instructiekamp zit... Een kamp gaat mij niet, maar 'k vond hier ge- lukkiglijk keikoppen waaronderden hardsten van al uw oud-student Marius Ampen.. Albert Delbaere die te Dixrriude gekwetst Werd, ruleiiidigl'^fner zijne instructie... De streek is heel schoon. De hooge falaizen die de zee beheerschen maken zooveel indruk op 't gemoed dat men het doel der reis ver geet en onachtzaam den kop reikt over de steile rotsen om de schoone golven op de reine keitjes te zien klotsen Ik weet al piet vele te melden buiten dat we hier een geheele bonte harde vorst gehad hebben 't is stief koud wei zeiden de mannen. Van den uchtend ging ik mis lezen naar een hofsteê, 't is haast lijk in den beloken tijd. De boer luidde 't klokje en 't volk kwam op, soldaten, boeredochters, kindersenz. De groote keuken en nog de gang erbij geraak ten vol volk dat met eerbied en aandacht in hun kerkeboek las. Binst dat ik 't evangelie van den dag ('t parabel van 't zaad) uiteen deed, doomde de bouillonpot op de jachtsto- ve en de goe fricot geurde beter dan weke- daagsche wierook. 'k Heb ook het geluk mijne vrede-ambt wat uit te oefenen, 'k Weet niet wat mijn jongens zeggen van hun professorken in kakhiik voor mij genere mij in mijn doe- ninge. Nu en dan gebeurt het dat de jongens zeggenBomtje luidt, monsieur. en dan stappen ze 't af naar den kelder Jon gens, jongens gij klopt ze hé! zeg ik hun laten we voortdoen in onzen Epitome Maar neen, ze laten Noë met zijn familie en zijn dierentuin in den steek. Ah die klop- peurs Zoo geef ik als 't past een uurken théorie. Als ze wat te naar van de stove kruipen ben ik geneigd hun te roepenappuyez a gauche. Als ze mispekkelen zou ik wel willen 4 jours de corvée meêdeelen. Winne zeg je? En als ik mij moet dikke maken, dan denk ik dat ik de commandant zelve ben en zou wei durven zeggen: Vous viendrez a mon rap port. Doch 'k ben nog zoo militair niet. Drukkerij A.DE Stave ie 1

HISTORISCHE KRANTEN

Het Poperinghenaartje (1915-1918) | 1917 | | pagina 4