AANDENKEN Uit de Brieventesch. We leven voort, één dag met een keer, en de duizendste oorlogsdag leek ons een wonder vizioen uit het rijk der onmogelijk heden, hoe tastelijk hij ook kwam in de vale reeks der bloeddagen. De oorlog maakte ons betere menschen, zeggen zeDe wee moed greep me aan, terwijl ik hier droo- merig schrijf, op dien zonnigen eersten- Meidag. 'k Denk aan de beteekenis der da gen, aan 't uitzicht der menschen en dingen en aan hun innerlijk wezen, aan 't bedied van hun leven. De oorlog vergruizelde ons afgebakend levenslot. Wrakke levensDe Heer verhoede 't dat onze zielen wrakken werdenHet held-zijn is fabelleer gewor den, sedert maanden, jaren. Diegene is held, blijft held, die in 't lastig zoelen van 't an- normale bestaan, in dolen en wroeten en lijden, recht bleef in zijn schoenen, zijn offer-voornemen maakte en er getrouw aan bleef in de binnenkamer der ziele, spijts al den last, al het nijpend wee, al het veronge lijken, al de grievende aanvechtingen in 't schrijnend onverstaan-blijven. Volhouden, met taaie koppigheid, en weten waarom, al stortte heel de wereld rondom u Wrakke levens Dat onze lijven wrakken worden, dat ja't is de tol dien we betalen, lijk die millioenen boeters; maar dat toch nooit, nooit of te nimmer onze zielen wrakken wordende gedachte in ons hoofd, de liefde in ons hart. ten gebed wordt gevraagd voor de ziele- **44 lafenis van den vader van Alfons en Jozef Cuvelier, koster te Locre, die door een obus getroffen op 24 April overleden is na deH.H. Sacramenten der stervenden ontvangen te hebben. ij -tZ. U. Principaal en zal maar aanstonds zeggen dat de duitsche deurwaarder ons buitengezet heeft uit ons nieuw college van «de werf». Ja, buitengezet... met toelating, God zij gedankt, van gansch af te breken en het een paar kilometers verder te zetten. Nog eenige minuten verder en 'k geloof dat wij onder het pastoral juk zouden leven van E. H. Faict. ik denk van welhaast te moeten ver trekken want mijne instructie is gansch uit. 'k Ben nu in Dieppe sedert een achttal da gen, ik begin het stilaan gewoon te geraken. ofte (overstroomings) ziekte te hebben, daar bij een hevige windeen geluk, dat er geen sous-marins te vreezen waren anders. Iets genre Anabasis zoeter gedachte- nisse. 't Is hier nu ten volle lenteweder de planten groeien en bloeien, de vogels zingen hun wel en weelde't moet voorze- .ker in zulk weder zijn dat Gezelle zijn: Nachtegaalen zijn 't Ruischen van het ranke riet» dichtte. Och! wat zou die zoo stille vreedzame poëet nu dichten? Hier ben ik bij mijn broeder gevallen en - zoo slijten wij soms aangename uurtjes te zamen. Binst dat wij de specialiteit (pannekoeken) van de P. eens proefden kwam er een gre nadier in zeven haasten voorbij. Wie nu van kennissen? Leon Patfoort! Zoo wareïTwc~weer aan 't vertellen Ge- Cornell's, sergeant, C 145, 5° Kie. Na- tuurlijlcde eerste gevoelenis die bij mij op kwamen op het front zijn die van elke schacht die voor de eerste keeren op de vuurlijn zit, maar na zes dagen gedurende dewelke de Bochen nog al wat leven heb ben gehouden, ging dat reeds beter. Feys, C 99, 2e Kie. Op zekeren dag toch kwam Tone mij van mijn duivekot een echt duivëkol voor 8 afhalen en met een vriend mêe! MariusL ook in het 8ste! Geheel het college geraakt nog in de IVde divisie! Zoo zijn wij met ons gedriëen een potje vlaamsch bier gaan pakken want Ma- rius had sedert 9 maanden geen vlaamsch bier gedronken. Ongelukkig heeft Marius een schachtekapok meegebracht en de kieine beugels en soms ook een keer Tone vrijven hem het door zijnneus. Toch in woorden kan het Tone, hoeveel chevrons hij ook dra- ge, niet halen. Jer. Leuridan, C 138, i5,e Kie. P' S. 7 Vervolg De Paus tot een naaste nummer verschoven tfllM. Godderis, 332 instruction T cl. Ik 4/3 ben tegenwoordig weêr in mijn depot in VanDromme, C. I. A. M. D., Dupont, C 137, E. M./11. Nu ben ik bij den E. M. Nog al eerbaar goed daar, niet te veel meer werken, wat orders overdragen en daarmêe is 't afgeloopen. trlCG. Bouciqué,.C 292, 7s" K,e. 'k Heb ook reeds een reisje gedaan door de overstroo mingen percies geen plezier reisje een klein bootje, vijf man, water tot aan de knoe- zels, enkel een oude pan om uit te scheppen, wiegewagelen genoeg om de...... (zee)ziekte Dejonghe, Nu ben ik er geerne bij, want iedereen spreekt van voor uitgang en van innemen en sommigen zien de oorlog in 't kort eindigen.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Poperinghenaartje (1915-1918) | 1917 | | pagina 2