Irw*
Onze
Week-end
Reportage
«HET WEKELIJKS NIEUWS» Zaterdag 19 Mei 1951. Bladz. 12.
In 1939 herdacht Frankrijk de 100° verjaring van de uitvinding der
fotografie met de uitgifte van bovenstaande postzegel, waarop Niepce
en Daguerre in médaillon afgebeeld staan. Het middentafereel stelt
voor hoe op 7 Januari 1839 deze uitvinding bekend gemaakt werd aan
de Franse Academie.
DE ALCHEMISTEN
Bij de meest moderne uitvindin
gen moet men de eerste sporen te
rug gaan zoeken in een zeer ver
wijderd verleden. Het is onloochen
baar dat er in de Oudheid en in
de Middeleeuwen zeer grote ont
dekkingen gedaan werden. De we
reld zag daar niet altijd de resul
taten van hetgeen grotelijks te
wijten is aan gebrekkige techniek.
Toch werd er een en ander van die
ontdekkingen in wetenschappelijke
werken van die tijd beschreven en
zo komt het dat zoekers uit de 19e
en 20e eeuw vaak konden te rade
gaan bij die eenzame en vergeten
geleerden van wie in vele gevallen
zelfs de naam verloren ging.
Daar heeft men bv. de alchemis
ten die men in zekere zin de schei
kundigen der Oudheid kan noemen.
Eeuwen lang hebben zij hun prak
tijken beoefend met als doelstel
ling de transmutatie, d.w.z. het ver
anderen van onedele metalen (lood,
koper, kwikzilver, enz.) in edele
metalen zoals zilver en goud. Be
roemde schilders hebben de alche
mist vereeuwigd en hem voorge
steld in zijn dompig atelier waar
hij, de blaasbalg in de hand, zijn
vuurtje aanwakkerde dat bestemd
was om metalen te smelten en al
lerlei geheime drankjes en samen
stellingen te verwarmen. Reeds bij
de Egyptenaren en Chaldeeërs werd
de alchemie beoefend, daar waren
het voornamelijk de priesters die
er zich mede bezig hielden. Het
werd een heilige en geheime kunst
doorweven met religieuze voorstel
lingen.
Volgens hun leer hadden alle on
edele metalen in zich de mogelijk
heid om tot edel metaal veranderd
te worden, men diende alleen maar
het magisterium, d.i. «de steen der
wijzen te ontdekken die deze ver
andering mogelijk maakte.
Het werd op deze wijze stilaan
een zucht naar goud met het ge
volg dat vele kwakzalvers en af
truggelaars in de Middeleeuwen
Europa afreisden en hun best de
den om bij koningen en keizers in
het gevlei te komen met de bewe
ring dat zijeindelijk het mid
deltje gevonden hadden om de vorst
schatten in de hand te spelen.
Paracelsus, een geleerde uit de
16e eeuw, heeft gelukkig de alche
mie van algehele ontaarding gered
en ook van haar ondergang, door
de grondslag te leggen van de mo
derne scheikunde. Uit al de op
zoekingen die eeuwen terug gedaan
werden waren veel ontdekkingen te
boek gesteld, zodat de moderne
scheikunde over zeer nuttige for
mules beschikte om zich verder te
ontwikkelen.
LUNA CORNEA
De alchemisten zochten dus schier
uitsluitend naar de formule, die
onedel metaal in goud of zilver
moest veranderen. Sommigen on
der hen wilden het proberen in
omgekeerde richting, t.t.z. zij on
derwierpen goud of zilver aan be
paalde reacties, die zij zo goed mo
gelijk volgden met de hoop dat zij
dan uiteindelijk bij een gewoon me
taal of een gewone grondstof zou
den terecht komen. In dat geval
moest, volgens hen, de weg nog
eens terug gedaan worden, ditmaal
in omgekeerde richting om weer
tot het edel metaal te komen. Zo
ver heeft geen van hen het ooit
gebracht, want zij zouden het niet
nagelaten hebben dit aan de we
reld te verkondigen.
Tussen al die mengsels, die op
deze wijze tot stand kwamen, was
er een dat heel speciaal de aan
dacht getrokken had, het was in
werkelijkheid zilver-nitraaten
had bij zijn bereiding zilver als
vertrekpunt gehad, doch de alche
misten hadden het met een spe
ciale naam bedacht, namelijk «lu-
na cornea».
Dit luna cornea had de eigen
schap van bij bestraling door licht
helemaal zwart te worden; nie
mand had daaraan in die tijden
aan gedacht enig nut uit dit ver
schijnsel te trekken.
SCHRIJVEN MET LICHT
In het jaar 1777 was de Zweedse
scheikundige Scheele bezig met op
zoekingen, om bij middel van het
licht te tekenen; het ging er dus
om blijvende sporen van het licht
na te laten. Hij dacht hier aan het
luna cornea dat intussen de naam
van «hoornzilver» gekregen had.
Tijdens zijn zeer wetenschappelijk
doorgevoerde opsporingen, stelde hij
vast, dat de stralen van het zonne-
spectmm op het zilvernitraat een
verschillende uitwerking hadden.
Sommige lieten zeer duidelijke spo
ren na, andere zwakkere. Deze
scheikundige heeft het nooit verder
gebracht, dan op deze wetenschap
pelijke wijze de ontdekking der
alchemisten wat te verduidelijken
en toch komt hem de eer toe, dat
hij de grondslag legde voor DE
ONTDEKKING VAN DE FOTO
GRAFIE.
Thomas Wedgewood, een Engels
geleerde, ging in 1802 een hele stap
verder. Het «schrijven met licht»
(van het Grieks fotos: licht en
grafo schrijven) zou door hem
voor de eerste maal toegepast wor
den.
Hij behandelde een blad papier
met zilvernitraat, plaatste op dit
blad een ander voorwerp, een in
sect, een blad of iets dergelijks en
liet het licht inwerken op het vrij
gebléven gedeelte van het blad.
Van de eerste proeven af had de
geleerde resultaat. Hij bekwam na
melijk een schaduwbeeld van het
gebezigde voorwerp dat wit uitge
tekend stond op een donkere ach
tergrond. Feitelijk was dit de eer
ste foto die gemaakt werd. Noch
tans was er iets wat de geleerde
ontgoochelde. Eens dat het beeld,
hoe onbeholpen ook in zijn omlij
ning op het papier stond, beleefde
men er maar weinig genot meer
aan, want als het licht daarna vrij
spel kreeg op gans de oppervlakte
van het papier, werden ook de tot
nogtoe wit gebleven gedeelten aan
getast en was het witte beeld ge
doemd om helemaal te verdwijnen
en al even zwart te worden als het
overige.
LOUIS JACQUES DAGUERRE
Wetenschapsmensen moeten dik
wijls met het toeval afrekenen, dat
hebben de uitvinders van de foto
grafie ondervonden.
De Fransman Daguerre had de
opzoekingen van Wedgewood van
zeer nabij gevolgd. Louis Jacques
Daguerre, geboren te Cormeilles op
18 November 1787, was eigenlijk
ambtenaar bij de belastingen, doch
legde zich in zijn vrije uren op de
schilderkunst toe.
Als schilder bekoorde hem alles
wat maar enigszins betrekking had
op het voortbrengen van een beeld
op papier of doek. Het duurde niet
lang of hij begon ook te zoeken
naar het middel om de schaduw
beelden, door de proefnemingen
van Wedgewood bekomen, op der
gelijke wijze vast te leggen, dat het
licht er geen wijziging meer kon
aan brengen.
FRATSEN VAN HET TOEVAL
In plaats van papier had Da
guerre voor deze opzoekingen me
talen platen met zilvernitraat be
handeld.
Om niet verplicht te zijn alle
dagen opnieuw afdrukken te ma
ken, had Daguerre enkele afdruk
ken klaar gemaakt, die hij in een
donkere muurkast wegsloot om de
inwerking van het licht tegen te
gaan. Hij spande zich dan verder
in een produkt te vinden, dat de
verdere inwerking van licht onmo
gelijk maakte.
Die inspanningen waren vruch
teloos. Zekere dag meende Duguer-
re echter vast te stellen, dat de
platen die enkele dagen in de kast
verbleven hadden een veel duide
lijker beeld vertoonden, dan toen
zij pas belichtwaren. Na her
haalde proeven werd deze veron
derstelling bij hem een zekerheid.
Hij trok op onderzoek in de be
wuste muurkast. Allerhande schei
kundige producten bevonden zich
daar in flessen en dozen en ver
mits Daguerre niet kon Vermoeden
welk van deze producten het won
derbaar verschijnsel veroorzaakte,
besloot hij heel het geval proefon
dervindelijk en systematisch te on
derzoeken.
Iedere dag werd een product uit
de kast weggenomen en werd een
pas belichte plaat ingesloten, doch
telkens opnieuw was het beeld na
een verblijf in die toverkast krach
tiger dan te voren.
Duguerre kwam aan het laatste
product. Zou dat de tovenaar zijn?
Het kon volgens hem niet anders.
Ook dit product werd weggenomen
en 's anderendaags... was de plaat
toch weer zwarter geworden.
De opzoeker had er zich wel van
overtuigd dat de factor tijd hier
geen fratsen kon spelen, want in
een andere plaats van zijn woning
had hij sedert het begin van zijn
De uitvinding van de fotografie werd opgevolgd door deze van de
Kinematografie. Deze uitvinding staat op naam van Louis Lumière,
waarvan wij hierboven een foto brengen tijdens zijn bezoek in 1935
aan het Alberteum van de Brusselse Wereldtentoonstelling.
proefnemingen een plaat met even
sterk beeld weggesloten... en deze
veranderde niet.
EEN ONVERWACHTE
ONTWIKKELAAR
De muurkast in kwestie werd
door Daguerre onderste boven ge
keerd en zorgvuldig nagezien, het
verschijnsel van de versterking van
het beeld moest een oorzaak heb
ben, want aan spoken en hekse
rijen geloofde deze nuchtere weten
schapsman niet.
Op de onderste bank ontdekte hij
eindelijk de sleutel van het ge
heim. Daar waren inderdaad en
kele druppels kwikzilver gestort en
in een reet tussen de dwarsplank
en de muur blijven liggen.
Duguerre besloot hieruit dat de
dampen van kwikzilver dus invloed
hadden op het beeld dat zich op
de gevoelige platen gevormd had
en dit beeld sterker deden uitko
men, hij had dus feitelijk hetgeen
men noemt een ontwikkelaar
ontdekt, t.t.z. een product dat het
fotobeeld tot ontwikkeling brengt.
Dit resultaat bekwam hij op het
ogenblik dat hij precies naar het
tegenovergestelde zocht, namelijk
iets dat in staat zou zijn het beeld
vast te leggen.
De ontdekking die Daguerre hier
gedaan had spoorde hem aan op
dit punt verder te zoeken. Een jaar
later ontdekte de Engelsman Tal
bot dat het potassium bromide het
zelfde resultaat opleverde en dus
ook geschikt was als ontwikkelaar.
VASTE BEELDEN
Om blijvende vaste beelden te
bekomen diende men te wachten
tot in 1840 toen de Engelse schei
kundige Sir John Herschel de schei
kundige samenstelling ontdekte die
op dit punt voldoening schonk.
Hij slaagde er inderdaad met be
hulp van soda-hyposulfide het ach
tergebleven en nog witte zilverni
traat op te lossen en aldus van de
plaat te verwijderen.
Zo aanschouwde men eindelijk
het eerste zwart-wit beeld dat bij
middel van zilvernitraat bekomen
was en dat door latere inwerking
van het zonlicht niet meer veran
derde.
Natuurlijk was dit alles nog voor
veranderingen en verbeteringen vat
baar doch de grote lijnen waren
vastgelegd. Zij die zich iets of wat
met fotografie bezig gehouden heb
ben en al zelf eens een foto af
werkten zullen zich herinneren dat
potassium bromide en hvposulfide,
kortweg hypo genoemd, nog altijd
een actieve rol spelen zelfs in de
moderne fotografie. Zij zijn nog
altijd onontbeerlijk.
DE CAMERA OBSCURA
Tot nogtoe hebben wij het alleen
over schaduwbeelden gehad, men
bezigde insekten, bladeren of der
gelijke om deze onvolmaakte beel
den te bekomen.
Daguerre had aan zijn ontdek
king zijn eigen naam gegeven en
noemde haar de Daguerrotypie.
Terwijl hi.i zich meer bezig hield
met de scheikundige kant van de
zaak. had een andere Franse zoe
ker, Nicéphore Niépce, zich meer
met de optische kant ingelaten.
Het schaduwbeeld kon alleen maar
dienstig zijn voor bepaalde geval
len. De droom van Niépce was van
om het even welk beeld met al zijn
schakeringen van wit tot zwart op
papier vast te leggen bij middel
van Daguerrotypie.
Opnieuw moest men terug grij
pen naar de schatten van "weten
schap die in vorige eeuwen waren
opgestapeld, om stil te blijven
staan bij de camera obscura, die
reeds bekend was door Leonardo
da Vinei en waarvan Giambattista
della Porta in 1589 reeds melding
maakte in zijn werk MAGIA NA-
TURALIS
Het principe der camera obscura
is zeer eenvoudig. Neemt men b.v.
een vierkante doos die langs de
zes zijden lichtdicht gesloten is en
maakt men in het midden van de
voorzijde een gaatje, dan zal het
beeld van hetgeen zich vóór deze
opening bevindt op de binnenzijde
van de achterwand uitgetekend
worden, met dien verstande welis
waar dat het beeld onderste boven
zal staan. Dit is uit te leggen door
het feit dat de lichtstralen, die
door het onderwerp uitgestraald
worden, elkaar kruisen in de kleine
opening.
Hoe kleiner men deze opening
maakt des te scherper wordt het
beeld op het scherm, terzelfdertijd
echter vermindert de lichtsterkte
van het beeld.
Giambattista della Porta had
zelfs een kleine lens in de licht
opening van zijn camera obscura
geplaatst en bekwam daardoor een
scherper beeld dat tevens een gro
ter lichtsterkte vertoonde.
Het was Niéoce die op de ge
dachte kwam deze camera obscura
te gebruiken om beelden op een
gevoelige plaat vast te leggen. Te
gen de binnenkant van de achter
ste wand der camera obscura plaat
ste hij een gevoelige plaat zodanig
dat het lichtbeeld er klaar, alhoe
wel zwak. op uitgetekend stond.
Voor zijn eerste proef bezigde hij
tinnen platen die met asfalt en
vernis geprepareerd waren. Ten
slotte slaagde hij erin een land
schap min of meer klaar op de
plaat vast te leggen... hij had hier
voor gedurende ongeveer 8 uren
moeten «belichten»
Toen hij in kontakt, kwam met
Daguerre hebben de beide navor
sers de proefnemingen samen voort
gezet. Platen met ioodzilver behan
deld gaven reeds beter resultaat.
In 1833 stierf Niépce, doch zijn
zoon zette de taak van zi.in vader
voort en werkte met Daguerre ver
der aan het vervolmaken der Da
guerrotypie.
Daguerre had inmiddels, zoals
wij hoger vermeld hebben, op on
verwachte wijze een methode ont
dekt om de beelden na belichting
verder te ontwikkelen. Al deze op
zoekingen lieten hem ten slotte toe
dat hij in 1839 voor het eerste met
een goede fotovoor de dag
kwam. Er was nog geen sprake van
bewegende beelden op te nemen,
doch men had de belichtingstijd
weten in te korten tot een tiental
minuten.
De uitvinder Daguerre nam een
foto van zijn zuster. Het meisje
moest beweegloos blijven geduren
de tien minuten. De fotograaf had
haar gezicht met een wit poeder
bedekt om de sterkst mogelijke
witte uitstralingen te hebben en
werkte bij een hoge stand van de
zon.
EEN GESCHENK VOOR
DE WERELD
Hoe moeilijk en omslachtig ook
alles in zijn werk ging, toch was
de eerste beslissende stap gezet.
Het ontbreekt de moderne mens zeker niet aan verstrooiïngs- en genotsmiddelen. Zonder overdrijving kan men
zeggen dat wij in onze 20° eeuw zo rijkelijk voorzien zijn van confort dat wij met moeite nog punten kunnen ontdekken
waar er redelijkerwijze nog opzienbarende nieuwigheden kunnen gevonden worden. Wij willen hier niet beweren dat het
eindpunt van de ontdekkingen bereikt werd, doch wel dat men aan een zekere graad van verzadiging is gekomen die
slechts heel traag naar een hoger peil gebracht wordt.
Een tweede vaststelling is wel deze dat wij het confort zo natuurlijk en vanzelfsprekend zijn gaan vinden dat
wij ons slechts moeilijk kunnen indenken dat het eens anders geweest is. En toch was er eens een tijd dat auto, vlieg
tuig, trein, radio, electrische verlichting, telefoon en telegraaf onbekend waren; die tijd ligt zelfs zo heel ver niet aohter
ons en moest een honderdjarige zijn jeugdherinneringen vertellen dan zou men spoedig tot het besluit komen dat het er
in de oude tijd anders aan toeging en lang niet zo gemakkelijk als nu. Onder deze rubriek behandelden wij reeds het
ontstaan van de automobiel. Wij willen hier vandaag een ander product van het menselijk vernuft behandelen, namelijk
de uitvinding der fotografie.
Een foto maken is gemeen goed geworden, iedereen trekt er in de zomermaanden op uit met zijn bakskeen
is in staat de mooiste reisherinneringen te vereeuwigen. De vakman-fotograaf houdt er weliswaar ingewikkelde atelier
toestellen op na die hem meer mogelijkheden bieden, zo ook de reporter die in staat moet zijn bij dag en bij nacht te
fotograferen. Wij spreken hier dan nog niet van het meer wetenschappelijk werk, namelijk de microfotografie in de labo
ratoria, de radiografie, het fotograferen van het hemelruim en het maken van foto's op grote diepten onder water. Wij
zouden hier ook de film moeten noemen die aan deze wondere uitvinding zijn oorsprong dankt...
Wanneer men bij dit alles bedenkt dat pas in 1839 de Fransman Daguerre voor het eerst met een iet of wat
duidelijke foto voor de r'ag kwam en dat het tot in 1888 duurde vooraleer de Amerikaan Eastman een toestel op de
markt bracht dat ook de oningewijde in staat stelde opnamen te maken, dan beseft men ten volle hoe tijdens de jongste
jaren deze nieuwe kunst een ongekende hoge vlucht nam en zich in recordtempo ontwikkelde.
In deze reportage gaan wij dan ook liever eens de sluier van het verleden oplichten om de pioniers der fotografie
in hun opzoekingen te volgen.
De Franse Regering kocht het
patent van Daguerre aan en stelde
deze uitvinding «als een geschenk
voor de gehele wereld ter beschik
king.
Het was alsof de jacht vrij open
gesteld was en overal begon men
opzoekingen te doen om steeds be
tere resultaten te bekomen.
De uitvinding van Daguerre had
slechts één bezwaar, namelijk dat
men onmiddellijk een positief beeld
kreeg en dat het verder vermenig
vuldigen van een bepaalde opname
onmogelijk bleek.
De Engelsman Fox Talbot ont
dekte inmiddels de mogelijkheid
negatieve beelden te bekomen op
papier dat met chloorzilver gepre
pareerd was en die daarna op de
zelfde soort papier konden afge
drukt worden. Hij ontdekte even
eens dat de zeer lange belichtings
tijden konden worden verkort door
de papieren te ontwikkelen met gal-
luszuur. Zijn procédé kreeg de
naam van kalotypie.
De tegenwoordige fotografie ging
de weg op der kalotypie omdat men
het aantal exemplaren naar wille
keur kon vermenigvuldigen. Hoe
groot de verdiensten van Daguerre
ook geweest zijn als pionier, toch
zou het nageslacht de richting op
gaan die Fox Talbot aanwees.
DOORSCHIJNENDE
NEGATIEVEN
Het scheen wel een lotsbestem
ming te zijn voor de familie Niépce
om de fotografie tot levenstaak te
nemen en de grote taak van Nicé
phore Niépce voort te zetten.
Een neef van deze uitvinder,
Niépce de St Victor, kwam in 1847
met een opzienbarende ontdekking
voor de dag. Hij had ook het werk
van de Engelsman Fox Talbot zeer
van nabij gevolgd. Hij verbeterde
dit thans door de opnamen niet
meer op papier doch wel op GLA
ZEN PLATEN te maken. Het wa
ren de eerste glazen negatieven.
Hij overtrok deze met een mengsel
van eiwit en chloorzilver.
Hiermede was een grote stap
voorwaarts gezet tot het verkrijgen
van fijne beelden. Bij de vroegere
negatieven moest men immers
dwars door het papier afdrukken
wat voor gevolg had dat de posi
tieve foto steeds een vrij korrelig
en grof uitzicht had.
Eén volgende verbetering werd
aangebracht door Scott Archer die
het eiwit als beelddrager verving
door collodium. Men kon van dit
ogenblik af zeggen dat de slag defi
nitief gewonnen was. Alleen dit
bleef er nog dat de fotograaf toen
zelf platenfabrikant was. Er werd
immers met geen droge doch wel
met natte platen gewerkt. Men
ging als volgt te werk. Men kon
platen in voorraad klaar maken die
met een emulsie van collodium,
broom en iodiumzouten bedekt wa
ren. Juist vóór de opname moesten
die platen gebaad worden in een
zilvernitraat-oplossing en daarna in
natte toestand belicht worden. Voor
atelierwerk kon dit verwezenlijkt
worden, doch op reis was het een
zware handicap.
Tientallen jaren heeft dit collo-
diumprocédé de fotografie beheerst.
Thans wordt het nog alleen maar
gebruikt in sommige grafische be
drijven.
VOOR BLIJVENDE
AFDRUKKEN
Vadertje Tijd scheen inzake foto
grafie ook zijn woordje te willen
meepraten. Hij deed dit op zijn
manier en na enkele jaren onder
vond men dat de spreekwoordelijke
tand des tijds flink gebeten had
aan de mooie foto's die traag maar
zeker begonnen geel te worden...
om nagenoeg totaal te verdwijnen.
De Franse Hertog de Luvnes wil
de kost wat kost deze nieuwe kunst
van de ondergang redden en loof
de in het jaar 1856 een bedrag uit
van 10.000 fr. voor de uitvinder die
een procédé zou ontdekken om blij
vende foto's te vervaardigen. Het
toenmalig gebruikte eiwitpapier vol
deed niet.
Deze aanmoediging had na korte
tijd voor resultaat dat schier ge
lijktijdig verschillende soorten fo
tografisch papier vervaardigd wer
den. Zo ontdekte men het chroom
pigment of kooldruk dat berust op
de lichtgevoeligheid van een meng
sel van gelatine en dubbelchroom-
zure zouten. De Engelsman John
ston vond in 1869 de juiste manier
van werken uit met dit soort pa
pier nadat verschillende onderzoe
kers vóór hem reeds belangrijke
resultaten bereikten. De toegeken
de prijs werd dan ook onder ver
schillende opzoekers verdeeld.
De ontdekking van chloorzilver-
gelatinepapier of celloidinpapier
liet toe afdrukken te maken bij
zonlicht zonder dat het papier
moest ontwikkeld worden. Tot vóór
een tiental jaren was dit nog een
veel gebruikt procédé bij de lief
hebbers het was het zogenaamd
voldrukkend papier, men hoefde
alleen meer een oplossing van keu
kenzout bij de hand te hebben om
het beeld te fixeren of vast te leg
gen.
In 1880 werd het broomzilverpa-
pier ontdekt; dit gaf de definitieve
richting aan de fabricatie van fo
topapier.
IN HET BEREIK VAN
IEDEREEN
De verspreiding van deze nieuwe
kunst was intussen sterk in de
hand gewerkt door de ontdekking
van de Engelse arts Maddox, die
zich als liefhebber met fotografie
bezig hield. Hij ontdekte de droge
broomzilvergelatineplaat. Toen twee
jaar later de Amerikaan Eastman
zijn beroemde gietmachine ontdek
te waarmede het mogelijk werd de
glazen platen zeer gelijkmatig met
broomzilvergelatine te bedekken
was voor de fotografie de weg der
wereldverovering opengesteld. East
man heeft geen half werk gedaan.
In 1888 begon hij zijn beroemd ge
worden Kodakin de handel te
brengen. Het was een volkstoestel,
in het bereik van ieders beurs en
gemakkelijk te hanteren. Een jaar
later vervaardigde Eastman zijn
eerste rolfilms waardoor het mede
te nemen gevoelig materiaal heel
wat lichter werd.
De Gebroeders Lumière begon
nen rond deze tijd in Frankrijk de
fabricatie van fotomateriaal aan te
pakken. Zij brachten zelf een pro
cédé op de markt dat de kleuren
fotografie mogelijk maakte.
Ons land kan er fier op gaan in
de persoon van Lieven Gevaert een
promotor te hebben gehad die aan
ons land een wereldberoemde fa
briek schonk voor fabricatie van
fotomateriaal.
Lieven Gevaert had zich in 1890
te Antwerpen als fotograaf geves
tigd. De toen 32-jarige Gevaert be
kwaamde zich niet alleen in het
maken van foto's doch legde zich
eveneens toe op het zelf fabriceren
van fotopapier. Op 28 Juni 1894
stichtte hij de commanditaire ven
nootschap L. Gevaert en Co. Reeds
in 1905 verrees een indrukwekken
de fabriek te Mortsel; in 1925 werd
de maatschappij omvormd in de
N. V. Gevaert-Photo Producten.
Lieven Gevaert was de man van
het eerste uur die zijn land een
grote dienst bewezen heeft door
zijn initiatief. Thans staat over
gans de wereld Gevaert nog steeds
aan de spits der fotonijverheid.
Eigen fabrieken werden later opge
richt in het buitenland die allen
werken volgens de procédé's der
N. V. Gevaert-Producten.
DE KUNST MET EINDELOZE
VERTAKKINGEN
Bij de aanvang van deze repor
tage namen wij ons voor streng
beperkt te blijven tot het ontstaan
der fotografie, doch wij zouden on
volledig zijn moesten wij niet even
de verder ontwikkeling nagaan van
deze kunst. Mannen als Eastman
en Gevaert' hebben er veel toe bij
gedragen om iedereen de gelegen
heid te geven zelf foto's te maken.
Het zo sympathieke bakskeis
een gezellige" vriend geworden die
voor blijvende beelden zorgt van
vacantie- en reisgenoegens. Maar
ook de geleerden vonden in de
fotografie een kostbare hulp; mili
tairen vonden er een bondgenoot
in en de spionnen vertrouwden aan
hun fototoestel de zwaarwichtigste
geheimen toe
De pers. die tot dan toe uitslui
tend moest beroep doen op teke
naars, kreeg een nieuwe hulpbron,
wanneer de reporter in de moge
lijkheid werd gesteld met één en
kele knip een trouw beeld te ma
ken van gelijk welke gebeurtenis.
De opname-toestellen moesten na
tuurlijk gelijke tred houden met
deze vooruitgang. Het optisch ge
deelte werd zodanig verfijnd dat
men er toe kwam een fototoestel
voor elke noodwendigheid te ont
werpen. De vakfotograaf houdt het
voor atelierwerk bij een grote stu
dio-camera waar tot platen 24 x 30
cm. in gebezigd worden. De spion
geeft de voorkeur aan een heel
klein miniatuurtoestel dat niet gro
ter is dan een luciferdoosje en
waarmede niettemin perfecte foto's
gemaakt worden. Daar buiten ligt
er een gamma van toestellen die
werkelijk een eindeloze verschei
denheid ten toon stellen. De klein-
beeldfotografie, die in dit vak als
de uiterste verfijning geldt wordt
dikwijls voorgesteld als een moder
ne ontdekking. Men mag echter
niet vergeten dat reeds in 1890 een
kleinbeeldcamera vervaardigd werd
waarvoor een objectief gebruikt
werd met een brandpunt van 48
mm., men noemde dit toestel toen
de postzegelcamera
Reeds in 1870 had men groter
mogelijkheden op dit gebied dan
men zich thans wel eens voorstelt.
Dit bliikt uit het feit dat in de
Frans-Duitse oorlog van 1870 Pa
rijs voorzien werd van berichten
die op een nagenoeg korrelloze
beeldlaag waren gefotografeerd en
wel met een dusdanige verkleining'
en scherpte dat circa 60.000 berich
ten tezamen nauwelijks één gram
wogen.
De verdere ontwikkeling van de
fotografie in bijzonderheden ontle
den gaat buiten het bestek van
deze reportage. Van deze kunst
kan echter gezegd worden dat zij
een grote rol speelde in de moder
ne vooruitgang en het leven een
gans ander uitzicht geeft.
Daguerre en Niépce en allen die
na hen opzoekingen deden, hebben
aan het mensdom ontschatbare
diensten bewezen.
OM FOTOGENOEGENS
TE BELEVEN
Het bovenstaande gaf een histo
risch overzicht van het ontstaan
der fotografie en wij menen deze
reportage niet beter te kunnen be
sluiten dan met een paar nuttige
aanwijzingen voor de liefhebbers
die met fototoestel op jacht gaan
om de mooiste herinneringen te
vereeuwigen.
Zelfs met een eenvoudige bakske
kan er schoon werk geleverd wor
den en wanneer een foto mislukt
dan mag men in negen gevallen
op de tien wel de oude spreuk
toepassen: «Slecht water zegde de
reiger maar hij kon niet zwem
men
Wie mooie foto's maakt verdub
belt er zijn vacantiegenoegen mee
doch het is even waar dat mis
lukkingen het vacantiegenoegen to
taal bederven en dan nog een spij
tige indruk laten bij vrienden en
kennissen die zo gevierd waren op
die foto.
De enkele wenken die volgen
zijn niet bedoeld voor de grote
liefhebbers die misschien wel zelf
hun foto's afwerken en in allerlei
bestaande handleidingen de nodige
uitleg vinden voor hun liefheb
berij, het is dus geen academische
les, doch een goede raad voor de
gewone liefhebber.
DE BOXCAMERA
De boxcamera, of gewoonweg het
bakskeis een zeer eenvoudig
toestel. De fabrikanten van der
gelijke toestellen hielden er reke
ning mee dat het vermoedelijk
niet zou gehanteerd worden door
een vakman en zij waren er even
eens op gesteld iets op de markt
te brengen in het bereik van ieders
beurs. De lens van dergelijke toe
stellen is zeer eenvoudig en werd
op zodanige afstand ingesteld dat
de grootste scherpte bekomen wordt
bij het fotograferen op 5 a 6 me
ter afstand. Om echter een zekere
dieptescherpte te bekomen zijn
deze lenzen gewoonlijk voorzien
van een diafragma van 9 of II
zodat men een dieptescherpte heeft
van ongeveer 3 meter tot 20 meter,
soms wel voor verdere afstanden.
Sommige boxcamera's bezitten bij
komende diafragma's die toelaten
met nog kleiner lensopening te fo
tograferen, dit laatste is vooral
nuttig in de zomer bij sterk zonne
licht, b. v. aan zee. Zet dan maar
gerust het diafragma op met de
kleinst mogelijke opening en ge
zult verrassend scherpe foto's be
komen.
Een ander punt is de snelheid
der opname. Ook hier werd bij de
boxcamera eenvoud en eenvormig
heid nagestreefd. De box heeft ge
woonlijk twee manieren tot het
regelen der snelheid van de opna
me, hl. de momentopname (instan
tané), doorgaans 1/50 seconde, of
de tijdopname (pose). In het eerste
geval, bij de momentopname, vol
staat het op de sluiter te duwen
terwijl het mechanisme van het
toestel zelf de snelheid van het
open en toegaan der lens regelt.
Dit is een zeer bijzonder punt,
want vele liefhebbers zijn van me
ning dat zij de sluiter moeten in
werking brengen met een korte
flinke duw en zij verknoeien daar
door zelf hun foto. Door deze korte
schok beweegt het fototoestel on
vermijdelijk en krijgt men een
troebele opname. Fotografeer kalm
en brengt de sluiter met een zachte,
eerder trage beweging, in werking.
Met een boxcamera die op tijd
opname (pose) kan ingesteld wor
den kunnen ook binnenhuis verras
send schone foto's gemaakt wor
den. In dit geval wordt de lens vrij
gemaakt bij het induwen van de
sluiter om weer afgesloten te wor
den wanneer 'men de sluiter laat
terugkeren. De duur van de be
lichting kan naar willekeur ge
regeld worden. Wanneer men op
deze manier werkt mag men het
nooit wagen het toestel los in de
hand te houden doch moet men
ofwel een speciale staander bezigen
ofwel het toestel vastzetten op een
tafel of ander stevig meubel. Zeker,
het komt wel eens voor dat men
een pose lukt op de hand doch
dit zijn van die gevallen die men
rangschikt in de toevalligheden van
één op duizend. Het hoeft zeker
niet onderlijnd dat de personen,
die men fotografeert bij een tijd
opname, gedurende 2 of 3 secon
den dat de opname duurt, absoluut
onbeweeglijk moeten blijven.
PAS OP VOOR HET LICHT
Een fotograaf noemde eens het
licht een noodzakelijk kwaad
Inderdaad is het licht er nodig wil
men een foto maken en anderzijds
kan het vervelende parten spelen.
Wanneer men fotografeert moet
niet het toestel doch wel het on
derwerp klaar verlicht zijn. Maak
dus nooit een opname met de zon
vlak vóór U want dan is de mis
lukking zeker. Met de zon in de rug
biedt altijd het minste risico doch
de schoonste uitslagen bekomt men
met de zon half in de rug, half op
zij. Natuurlijk geibeurt het al eens
dat men de zon half van voor heeft
en men gedwongen is te fotograr
feren in slechte omstandigheden.
Gebouwen, bomen, of de zon zelf
kan men natuurlijk niet van plaats
veranderen. Er bestaat echter een
middel om ook hier een zeer schone
foto te maken, want een goede
tegen-lidhtopname is niet te
versmaden.
Men tracht in dit geval met het
fototoestel in de schaduw te staan,
gaat dit niet dan doet men met
de hand een schaduw op de lens
vallen. Is er iemand in het gezel
schap die een handje wil toeste
ken, dan gaat dit natuurlijk veel
gemakkelijker. Alleen moet men
opletten dat de hand die de scha
duw verwekt niet vóór de lens
komt. Voor moderne toestellen is
in dergelijke gevallen een speciale
lichtkap voorzien.
Het lioht dat men zo nodig heeft
voor het maken van een foto-op
name, kan de liefhebber nog andere
miseries bezorgen, nl. bij het in
steken van een nieuwe film en
voornamelijk wanneer men de film
uit het toestel haalt eenmaal dat
het laatste plaatje voorbijgedraaid
is. Het gebeurt immers dikwijls dat
de film die men uit het toestel ver
wijdert zeer los opgerold is en dat
de papieren band over de boorden
van het rolletje uitpuilt. In dat
geval loopt men onvermijdelijk
risico dat het licht de film bestraalt
wat voor gevolg heeft dat in een
ogenblik tijd de mooie foto's be
dorven zijn.
Hiertegen kan men twee voor
zorgen nemen. Bij het insteken van
de film moet er voor gezorgd dat
de papieren geleiiband recht op
het rolletje 'gestoken wordt van de
filmhouder zodanig dat de band
recht loopt. Bij het uithalen van
de film doet men dit zo moge
lijk op een beschaduwde plaats en
met de hand wringt men de papie
ren band nog eens goed vast op
het rolletje. Ondervindt men echter
dat de film moeilijk doordraait in
het toestel dan is dit een zeker
teken dat de film slecht oprolt, en
dan doet men best naar een foto
graaf te gaan die de film in de
donkere kamer zal uitnemen.
Al deze richtlijnen dienen ook
voor de liefhebber die met een mo
derner toestel werkt. Bij deze toe
stellen stellen zich echter andere
problemen, de lens moet op de
juiste afstand ingesteld worden, er
moet met een gepast diafragma
gewerkt worden en men moet de
juiste snelheid van belichting be
palen. Wat deze twee laatste pun
ten betreft werkt men best met de
zeer gerieflijke beiichtingstabels die
door fabrieken van fotomateriaal
gratis ter beschikking van het pu
bliek gesteld worden. Inzake foto
toestellen geldt als regel: hoe ver
fijnder en beter toestel, des te meer
kennis en oplettendheid wordt er
gevergd van de liefhebber die er
mee werkt.
Nog een laatste woordje inzake
filmkeuze. De gevoeligheid van de
films is zeer hoog opgedreven. In
de winter heeft men vanzelfspre
kend gevoeliger materiaal nodig
dan in de zomer, daarom gebruikt
men in de zomer best een film van
27" Scheiner, in de winter een van
32" Scheiner.
De zomer lacht in de bomen en
wij maken plannetjes voor mooie
uitstappen, ons fototoestel zal er
een getrouw verslag van maken
want het heeft een zodanige plaats
veroverd in ons leven dat niemand
die trouwe vriend nog wil missen.
De reporter legt 's nachts, zowel
als bij dag de gebeurtenissen in
een getrouw beeld vast op de ge
voelige plaat. Intussen fotogra
feert de sterrekundige het hemel
ruim of worden in de laboratoria
de microscopisch kleine bacteriën
in hun eigen geheimzinnig leven op
gevoelige plaat vastgelegd.
Misschien zag Daguerre dit scho
ne beeld wel als een verre toe
komstdroom toen hij urenlang de
plaat belichtte die 1839 de eerste
foto aan het mensdom schonk.
GEMO.
(Nadruk, ook gedeeltelijk, verboden.)
■v
Dank zij een steeds hoger opgedreven techniek, slaagde de fotografie
er in de meest fantastische snelheden in beeld vast te leggen. Met
een opnamesnelheid van 1/2.000 seconde wist de fotograaf deze race
wagen aan een snelheid van meer dan 200 km. per uur te fotograferen.