Sint Nikoiaas Lekkernijen de barmhartige Onze Week-end Reportage Uit onze Kinderjaren Voor moeder in de keuken HET WEKELIJKS NIEUWS Zaterdag 1 Tec. 1951. Bladz. 12 Nikola, lijfeigenen op de mest- hoop lieten werpen, om de moeders hun jonge jachthonden ter ver zorging te geven. En als Sinterklaas NU door Rusland gaat, hoort hij nieuwe namen voor oud onrecht. Hier is Sint Nicolaas een man van weelde, een die we uit lijfsbehoud niet meer dan één dag in de jaarkring vieren zouden. In Rusland is hij onmisbaar, omdat men aan zijn barmhar tigheid heel de dag door behoefte heeft. Dag en nacht gaat Nikola (of Mikola) door het Russische land. Hij wandelt er vaak met Elias de profeet, en heeft dan alle moeite goed te praten, wat diens grimmig oog aan tekortkomingen ontdekt. Die wordt immers Elias de gestrenge ge noemd. Hij is kort-aan- gebonden en tot de 'dood gestreng. Maar Nikola heet immers de barmhartige en alle eeuwen door houdt hij zijn reputatie hoog van de milde wijze die alle menselijke fouten kent, voor wie niets mense lijks onbegrijpelijk of vreemd is. Elias telt de ongerechtigheid óp, en als de som te groot wordt, hitst hij de hagel en de donder en het wilde water op de zondaar aan, om korte metten te maken met diens oogst en wel stand. Nikola houdt dan zijn han den en zijn voorschoot op, en al moet hij de barmhartigheid des noods door een uitvlucht of door een slimmigheid verwerven... hij k&n niet anders handelen. Een enkele maal ook mag Nikola door Rusland gaan, met Christus zélf aan zijn rechterzijde. Al die reizen, al die belevenissen, heel dat troostend arsenaal van mensen die het niet verdienden, maar tóch geholpen werden, het leefde en het leeft ten dele nog in de ontelbare Nikola-sproken en -vertelselsdie vóór de revolutie het nimmer moe-beluisterd thema waren van het grootste deel der populaire volkslitteratuur. Ja, zó ingrijpend en centraal werd in de loop der eeuwen de rol van Nikola ook in het geloof, dat hij onmiddellijk terzijde van de Moeder Gods stond, icaar het er om ging genade uit t.e delen, be middelaar te zijn. God mild ie stemmen ten opzichte van de mens die altijd weer misdoet. Is het wonder dat Nikola daarbij volkomen werd «genationaliseerd»? Dat hij een echte Rus werd van hoofd tot voeten, en dat de enkele malen dat TEVERGEEFS zijn hulp werd ingeroepen, dit altijd was wan neer iémand zich vergrepen had aan het eigen volk Zo bond hij Stenjka Razin, toen die de boeien had afgeschud waar mee hij eindelijke geketend was, zélf opnieuw met natte boombast, en toén Stenjka tot driemaal vroeg: «Grootvader, vergeef mij toch», deed hij tweemaal, alsof hij niets hoor de. maar hief de derde maal zijn staf op en zei: «Ik vergeef je nóóit.'Want, zo staat er immers in het oude vertelsel: drie kanten kan een mens uit. Hij kan heen gaan, hij kan gaan waar hij wil. hij kan doen tcat hij verkiest. Maar de vierde kant is voor iedereen ver boden. Niemand mag zijn mede mensen pijnigen of tergen En wie zijn handen opheft tegen het eigen vaderland, hij wordt door zijn volk vervloekt. Het beeld van Nikola de barm hartige is in Rusland zo gegroeid, dat hij voor het. volk, omwille van een barmhartigheid die het zich bij God zelf niet zó eindeloos en van zelfsprekend kan voorstellen, de plaats van God kon innemen. Toen tot in de uithoeken van het riik de propagandisten van het atheïsme rondgingen om de men sen te verblijden met de bevrijden de boodschap, dat er thans ook geen God meer bestond, hadden de heren daar moeite genoeg mee. Als ze ten slotte meenden geslaagd te zijn, vroeg hun gehoor zich vaak af, of dat nu wel zo heel belangrijk was? Als het dan waar was, nu. dan vds het waar. Maar dan bleef Sint Nikola er immers nog om voor hen te zorgen? Nikola, «de bemiddelaar», de menselijke Verlosserde barm hartige, die vooral de ontelbare on- aanzienlijken, de onbelangrijken in bescherming neemt, stond in Rusland in het centrum van de godsdienstige aandacht, en was on bestreden het doelwit van d.e volks devotie. Ieder stad had zijn won- 25 KORTE INHOUD: Jean-Piere Grossar, oud-piloot, ls thans werkloos. Op zekere dag ont moet hij Renée, een meisje waarvoor hij veel belangstelling koestert, maar zij kan nem niet uitstaan. Bij haar thuis wordt er een feestje gegeven. Een baron vraagt haar hand, doch zij zegt reeds verloofd te zijn met zekere Jean-Pierre, die ze ln Engeland leerde kennen. Tot overmaat van ramp kom.: de oud-piloot, die ook Jean-Pierre heet, die avond bij haar aankloppen En iedereen denkt dat hij de echte verloofde ls. Renée doet, in het bij zijn van de gasten, zeer verliefd, maar wanneer ze later samen is met Jean- 1 Pierre, zegt ze hem dat alles maar huichelarij ls. Toch vraagt Renée op dat Jean Pierre op het kasteel zou blij ven, totdat de baron vertrekt. Hij wordt samen met Renée uitgenodigd op een thee-partijtje, waar hij tevens bokst en wint Te zes uur nam hij afscheid. Bij I de wagen vond hij Renée terug, die j! hem de ganse tijd ontvlucht was. i Ze reden weg. Het bleef langen tijd i! stil. Veel te stii. Jean Pierre voel- j; de het. En hij voelde ook, dat de stilte Renée onrustig maakte. Maar II hij was wel besloten, geen vinger- i! breed toe te geven, en hij bleef zo |i onverschillig mogelijk zwijgen, en neuriede af en toe een deuntje. Renée bewoog een paar keer ze il nuwachtig heen en weer. Dan hield ze niet meer uit. Wat wil je, dat ik doe? zei zij geërgerd, Op mijn knieën vallen, «n vergiffenis vragen? s Zit daar niet zo heimelijk te triomferen! riep Renée. Hé?deed Jean Pierre, alsof hij verwonderd was. «Triomferen?» vroeg Jean Pier re, alsof hij er niets van begreep. «Je weet heel goed wat ik wil zeggen zei Renée: Wat wil je zeggen? vroeg Jean Pierre belangstellend. «Je bent een dikkop! schreeuw de Renée. «Een pretentieuze dik kop, En je verdient, dat ze je hele tronie tot moes geslagen hadden. «O, kijk daar eens wat een mooi huisje», zei Jean Pierre, terwijl hij naar een wit villaatje wees, dat half weggedoken lag tussen een overvloed van klimrozen. René boog opeens het gelaat in de handen, en begon te snikken. Jean Pierre zag het, en bracht de wagen tot stilstand. Rij voort», schreide Renée. «Rij voort. Jean Pierre zette de motor af. Zijn gelaat was ernstig. Hij zag, hor Renée gebogen zat, en heftig snikte. Ik heb je geen leed willen doen», zei hij stil. «Rij voort», zei Renée snikkend, ik wil naar huis. Niet schreien zei Jean Pierre zacht. Je bent te mooi en te goed om te schreien. Renée bleef snikken. Haar schou dertjes schokten op en neer. Hij was ontroerd, en hulpeloos, en hij zou graag zijn arm orrt haar heen gelegd hebben. Maar hij was bang, dat het haar nog meer pijn zou doen. Ze was mooi, zoals ze daar zat. Ze leek zo klein, en zo zwak, en zo teer. Jean Pierre voel de, hoe hij geheel warm werd van binnen, en hij legde toch zijn arm om haar heen. Doe die arm wegschreide Renée. Jean Pierre nam hem niet weg. Het was niet mooi van mij, me zo aan te stellen,zei hij. Ik had het niet moeten doen. Ik had er niet de minste reden toe. César is veel sterker dan ik. En normaal zou ik het nooit tegen hem hebben kunnen halen. Jij alleen hebt mij doen winnen. Jij alleen hebt er verdienste aan, dat ik gewonnen heb. Jij hebt me gedwongen te winnen. Ik was van het begin af een geslagen man. En ik zou me nooit hebben kunnen herstellen, als jij er niet geweest was. Maar je was er. En je was zo mooi, zo wonderlijk mooi, en ik was er zo van onder de indruk, dat ik op eens een ander mens werd, en niet meer kon verliezen. Ik voelde een nieuwe kracht in mij, een kracht waartegen niemand bestand was. Ik wilde winnen voor jou. Alleen voor jou. En ik hem gewonnen. Alleen zou ik nooit gekund hebben. J had gelijk daarstraks, toen Je geloofde, dat ik geen kans had om te winnen, en dat ik een dwaas was, om zo'n uitdaging aan te nemen. Je hoeft je niet in het minst te verontschuldigen. En wat je ook over mij denkt, ik wil dat je weet, dat ik alleen voor jou gevochten heb, en alleen dank .ij jou gewon nen heb. Jij bent me geen veront schuldiging verplicht. Ik ben Jou dank verplicht. Hij zweeg. Hij voelde hoe haar schouders rustiger werden. Hij nam zijn zakdoek en gaf hem haar. Ze nam hem aan, en droogde haar tranen. Dan keek ze naar hem op, en zei: Je bent een vreemde kwant. Poeder je fagade,zei Jean Pierre. Ze gaan vragen, of je in de regen gelopen hebt. Renée glimlachte, en nam haar poederdoos. Jean Pierre bracht de motor weer op gang, en vertrok. Toen ze enkele minuten gereden hadden, knipte Renée haar poeder doos weer dicht, en vroeg: «Waar heb je leren boksen?» Aan de universiteit,zei Jean Pierre. Je moet daarna nog gebokst hebben. Ja. Waar? Bij het leger. Ze zweeg enkele ogenblikken. Dan vroeg ze opeens belangstellend: Heb je de oorlog meegedaan? Ja. Ais? Vlieger. Renée keek verrast op, maar dan zei ze op onverschillige toon; Marconist. «Neen! Piloooi» Piloten zijn officieren. Ik ben officier,zei Jean Pierre. Onderluitenant, zei Renée. «Kapitein!» rièp Jean Pierre. Renée lachte. Waar heb je mee gevlogen? vroeg ze daarop. Twee jaar Spitfire, een jaar Mosquito, en een jaar Lancaster. Dan werd Renée ernstig, en ze vroeg: Heb je niet geprobeerd piloot te worden ergens bij een burger lijke luchtvaartmaatschappij? Dat wordt goed betaald. Ik veronderstel, dat ik te laat gedemobiliseerd ben. Alles was vol zet, toen ik hier terugkwam. Renée zweeg even. «Was het om een betrekking te vragen, dat Je bij vader geweest bent? Hij toonde de plannen in zijn binnenzak. Wat is dat? vroeg Renée. Ik heb veel geleerd al die jaren in de lucht. Ik heb daar een en ander van uitgewerkt. Ik dacht, dat het onze vliegmachines kon vooruithelpen. Willen ze er niet van weten? Neen. Vader ook niet? Neen. Renée zweeg enkele ogenblikken. Jean Pierre glimlachte en zei: «Probeer me niet voor te spre ken bij je vader. Als ik hem ooit weerzie, en hij is vriendelijk, en hij doet dat omdat jij het gevraagd hebt, en ik heb op dat ogenblik een glas in de hand, dan klets ik het in zijn gezicht leeg. Waarom?vroeg Renée ont stemd. Ik wil niet, dat ze me uit mede lijden helpen. Als ze mij aanne men, moet het zijn, omdat ze over tuigd zijn, dat ik wat kan.» Dat is dwaas,zei Renée. Probeer niet,zei Jean Pierre. «Als je niet wilt geholpen wor den, betekent dat, dat je hoog moedig bent.» Jean Pierre zweeg. «Daarbij, wie zegt je, dat ik je bij vader ga voorspreken?» stotf Renée ineens op. Je was het daarjuist van plM zei Jean Pierre. Wie ze t dat riep R#* boos. Ik hoorde het aan de too" waarop je me al die dingen vroef «O, je hoorde het, nietwaar? zei Renée. Als je het juist weten, Ik heb geen ogenblik aan iets gedacht.» Neen? vroeg Jean Pierre. Neen! lachte Renée terug. Jean Pierre reed in stilte voor1 Renée onderzocht oplettend gelaat, om te zien, of hij niet lad1' te. Hij merkte het, en keek ba»1 aan. Renée rukte het hoofd of en keek hem niet meer aan, tot V thuis warer. Ze liepen naar boven om zich lf kleden. Jean Pierre, kreeg een f'; die Gustave voor hem in de stac gehaald had. Hij trok hem aai' blies een stofje van de nieuwe W' schoenen, en knoopte ten slott' zijn strikje. Terwijl hij zich vo«' de spiegel monsterde, dacht hij' Ik begrijp er niets van, waart5' de mensen er 's avonds al!effl«a als kellners willen uitzien.» perkoek over de schouder en een zo vriendelijk en openhartig lachend gezicht, dat die welke het zwaard reeds getrokken hebben, elkander nog eens aanzien en dan óók maar mee lachen, omdat iedere zaak ten slotte ook zonder bloed en klappen wel kan worden opgelost. Voor één ontevreden volwassene komen echter straks een dozijn kin deren die hem het puikje noemen van wat ooit op een altaar verhe ven werd. Een heilige die ten min ste eer. bezigheid heeft gezocht die de moeite waard is! Catharina met haar messen wiel, Antonius met zijn varken, Francis- cus met heel zijn gevolg van vissen en van vogels, en zelfs Sebüstiaan die met zijn pijl en boog ten minste nog iets van een woudloper weg heeft, geen kan zich met de suiker- Bisschop meten in de waardering van het openlijk-hebzuchtige kin dergemoed. Maar dat bij eenmaal hevige stormen bedwong zoals wij de tocht in een trein-coupé, dat hij branding en grondzee regeerde als een groep gedresseerde poedels, dat hij hardgebakken zondaars tot schreiende kinderen maakte, en pestlijders de gaafste huid en ge zondheid teruggaf, door hun een hand op het stervend karkas te leggen, dat weet niemand meer. Een paar erg opvallende hande lingen leven nog wel zo wat in de verhalen voort. De drie knaapjes die door een schurk van een waard, geslacht en gepekeld werden, en die hij weer keurig aaneenvoegde en aan hun moeder gaf, ze staan nog her en der op een oude steen. De beurzen met gouden rijers die hij door het venster wierp, toen een veel te arme schoenmaker niets be ters wist te bedenken dan zijn dochters haar bruidschat te laten verdienen door ze de straat op te drijven, ze leven voort in romanti sche prentjes en balladenSoms komt men het verhaal nog tegen van de ellendig harde broodjes die ondeugende vrouwen aan haar bra ve mannen hadden meegegeven als lunchpakket, terwijl ze toch zo ver schrikkelijk hongerig werden van het bouwen aan éte kerk, die hun bisschop nodig had. Sint Nicolaas maakte er casinobroden met een beschuitkorst van, door ze maar eventjes langs de kneep te strijken. Dat is alles. Voor de rest is hij de Sint, die wél rijmt op vind en kind en be zint, maar op nog veel meer woor den NIET, een goed Heilig Man met een bisschopsjurk waaraan men kan aflezen hoe de zaken er in de Kerk bij zouden staan als de leken nóg meer invloed kregen, of de ge humaniseerde leutenaar die de leef tijd van de in hem gelovenden ieder jaar verder ziet zakken onder die van de jaren des ver stands. En die zich overigens bij deze stijlloze en smakeloze tijd heeft aangepast door in warenhuizen óp te zitten als een zeemleren dagloner, die witte pollekes geeft aan de kinde ren van ma's die wat kochten... Maar Sint Nicolaas vaart niet al leen over de Golf van Biskaje en manifesteert zich niet alléén in de verklede werkloze die Brussel bin nenrijdt, dood-angstig op een paard, waar hij de kans loopt ervan af te vallen. Sint Nicolaas wandelde vanuit Lycië, vanuit Myra, vanuit Bari óók het Oosten en het Noorden binnen. En op zijn eeuwenlange ziverftocht zag hij daar heel andere dingen dan in het Westen en werd hij ook dus een heel ander mens. Zijn paard moest hij er thuis laten voor de rovers, en de hutten waren trouwens niet sterk genoeg om ros en ruiter te dragen. Propaganda voor de vuilemagendag der zoetheid behoefde hij niet te maken, want er zat nergens iets aan en er kon nergens iets af. Zeker in Rusland niet. Daar zag hij altijd maar weer slaan, en hoor de hij altijd mdar uwer schreien en klagen, en als hij de ogen dicht deed om terug te denken aan eeuwen her, dan moest hij vaststel len dat het nooit anders was ge weest. Eeuwen lang bezocht hij de dor pen waar de landheer zich 's mid dags pas opgeruimd voelde als hij de oude Pjotr, die alleen daarvoor nog werd aangehouden, eens goed geslagen had. Hij had heersers zien komen en zien gaan en toen het volk niet meer dieper buigen kón, bleef het met de knieën en het voorhoofd in de modder. De laars werd hoger of lager, glanzend of vaal, maar trappen en vernederen deed die laars altijd. Daarom werd de Russische Sint Nicolaas een to taal andere dan de onze van zes December. Hij is in Rusland, om te beginnen, altijd in de hemel of op de aarde, maar, waar ook, direct bereid om toe te snellen en het verdrukte recht een handje te hel pen tegen de wrede deugnieterij en tegen de onbarmhartigheid die tel kens andere namen krijgt. Toen Kotzebue in Rusland reisde, hoorde hij hoe de landheren en zelfs de baronessen de borelingen van de Hij. komt! Hij komtf Die lieve goede Sint, Mijn beste vrind, uw beste vrind, De vrind van ieder kind. Mijn hartje klopt, Mijn hartje klopt zo blij, Wat brengt hij u. Wat brengt hij mij, Wat brengt hij u en mij? Wie zoet was, koekI Wie stout was, krijgt een roe! Hij komt, hij komt, Die lieve goede Sint! Mijn beste vrind, uw beste vrind, De vrind van ieder kindI Zachtjes gaan de paardevoetjes, Stippe, stappe, stippe, sta! 't Is het paard van Sinterklaasje, Trippel, trappel, trippel, trap! 't Schimmeltje draagt met gemak, Sinterklaasje over 't dak. 't Paardje zal de weg wel vinden, Trippel, trappel, trippel, trap! In het zachte manenschijntje, Stippe, stappe, stippestap! 't Paardje is nog lang niet moe, Maar ik moet naar bedje toe. 'k Hoor de vlugge, paardevoetjes, Stippe, stappe, stippe, stap; In m'n lekker warme bedje, Trippel, trappel, trippel, trap! En ik droom van Sinterklaas En zijn zwarte Pieterbaas. Sinterklaas kapoentje, Gooi wat in mijn schoentje! Gooi wat in mijn laarsje, Dank je, Sinterklaasje! Sinterklaas, die goeie Heer, Komt hier alle jaren weer, Uit het. land van Spanje. Dan brengt hij 'n lekk're koek Speelgoed en een prentenboek Appeltjes van Oranje Piet de knecht, zo zwart als roet Met een ketting aan zijn voet, Kijkt door 't venstèrglaasje... Als dan allen, groot én klein, Veilig naar hun bed toe zijn, Dan komt Sinterklaasje BENODIGDHEDEN: 500 gr. bloem, 100 gr. suiker, 100 gr. boter, 2 eieren, 50 gr gemalen kaneel, 1 theelepel dubbelkoolzure soda. BEREIDING; De bloem wordt in een kom ge zeefd, dan worden alle verdere in grediënten erbij gevoegd en tot een stevig deeg gekneed. Van dit deeg worden balletjes gemaakt, die in een wafelijzertje gaan en bruin ge bakken worden, het ijzer wordt tel kens met gesmolten boter inge smeerd. NOGA BENODIGDHEDEN: 300 gr. suiker, 150 gr. amandelen, 5 gr. boter. BEREIDING: De amandelen opkoken in een weinig water, dat ze net onder staan, overgieten met koud water, de schil er af nemen. De amande len op een grauw papier op een hoek der kachel leggen, tot ze goed droog zijn, dan fijn hakken of in repen snijden. De suiker smelten in een sterke pan, tot ze bruin is en vloeibaar. De amandelen er door doen en even laten opkoken. De noga uitgieten op een stenen aan recht, die nat gemaakt is of met een weinig boter is ingewreven. Met een harde citroen, die afgewassen is, wordt de noga plat gedrukt. Met een mes snijdt men het dan in vierkante stukjes MARSEPEIN BENODIGDHEDEN: 250 gr. zoete amandelen, 250 gr. poedersuiker, rozenwater, 1 dl. iva- ter, poedersuiker. BEREIDING: De gemalen amandelen, waaron der een paar bittere, vermengen met een paar lepels water en 250 gr. poedersuiker; dit al roerend ver warmen tot er aan een natgemaak te lepel niets van het deeg blijft hangen; er dan een weinig rozen water aan toevoegen. Het deeg uit rollen op een met poedersuiker be strooide plaat en het nog met poe dersuiker bestrooien Er dan aller lei vormen, zoals ringen, sterren, enz., van maken. Deze nog even in een lauwe oven, of op een hoekje van het fornuis, op een met poe dersuiker bestrooid papier laten drogen. derdoende, ieder dorp rijn bijzon dere, ieder vlek rijn vereerde beel tenis. De ikonen waarop hij staat zijn ontelbaar. Driemaal 's jaars werd in Rus land Sint Nikoiaas gevierd: rijn geboorte, rijn sterfdag en de ver heffing van rijn gebeente, dat naar Bari werd overgebracht. Ontelbare gebeden, ontelbare liederen, ontel bare vertelsels zongen rijn lof, en kwamen niet uitgepraat over rijn macht en rijn welwillendheid... KOENRAAD DE SWERTE. SPECULAAS BENODIGDHEDEN: 250 gr. bloem, 125 gr. boter, 250 gr. suiker, 2 theelepels speculaaskrui den, 1 theelepel dubbelkoolzure so da 1 ei, 100 gr. gehakte amandelen. BEREIDING: De bloem wordt in een kom ge zeefd, alle andere bestanddelen er aan toegevoegd en flink dooreen ge mengd. Het deeg wordt op een ber boterdbakblik gelijkmatig uitge streken, in een warme oven gezet en daarna in stukken gesneden. KANEELWAFELS Hoeveel eeuwen wandelt Sint Ni colaas over de aarde, met een baard die niet meer grijzer en niet meer dunner wordt, en met een hart dat niet nóg wijzer en milder kan? Het moest 1949 worden eer hier een uni- versitaire voorlezer probeerde hem met 'n vaal en pover boek de mijter van het hoofd te slaan. Zelfs de Kerk heeft genoeg van hem», ora kelt deze psycholoog .a de over levering, de legenden, de hartelijke fabels beduimeld te hebben met zijn onfrisse en wijsneuzige analy seringsmethode. Hoe mag hij van geluk spreken dat zijn ketterij een late-, een ketterij van het labora torium, een witte-jassen, een kap persketterij is. Was hij een Ariaan geweest, desnoods een heel klein en onbeduidend Ariaantje, hij zou zich niet in het rechtsgebied van Sinter klaas hebben gewaagd. Want het mag dan nu al pepernoten en mar sepein zijn wat de klok slaat, toen ging het er anders toe, wanneer de jros*1 Sint zich weer eens aangord de tot de zuivering van zijn diocees. Een heel klein beetje straalt die moed nu nog wel af van zijn beel tenis, maar zijn reputatie in het Westen is in de karakterloze publi citeit en in de grenzeloze vergissing van een eeuw van het kind ver loren gegaan. Hij is op zijn best het heldhaftig voorbeeld geworden van die nagenoeg uitgestorven man nen, die een slagveld 'op komen wandelen zonder zwaard of schild, maar met een zo verleidelijke pe- «Voor Zwarte Piet hoef j niet bang te zijn», "zegt de goede Sint, «want dat is mijn trouwe knecht die deze nacht met mij mee op ronde gaat om overal, waar brave kinderen wonen, lek kere dingen en speelgoed te brengen.» Ik weet 't, Aatje. Bent u niet boos «Boos niet, een beetje verdrietig, dat je 't niet dadelijk verteld hebt. Ik heb er zo'n spijt van, Mam. Dan zullen we 't maar vergeten. Geef Mam maar een zoen, dan is alles weer vergeten. Aatje hief haar kleine gezichtje op en gaf Moeder een flinke zoen. Ik geef Pummeltjc eigenlijk geen goed voorbeeld, hé. Mam «Neen, zö tenminste niet,» zei Moeder en ze Iaohte. Aatje ging weer voor 't raam staan, maar nu stond haar gezichtje blij en ze wees Pummeltje de kale takken van de bomen, die je nog net kon zien In de schemering en de stljfgevrorcn plasjes op straat. En onderwijl ver telde ze van Sinterklaas, dat dat zo'n hele oude man was met een lange witte baard. Na 't, eten zongen Aatje en Pummeltje 't ene liedje na t andere bij de haard. Aatje had Pummeltje de liedjes geleerd en daar was ze wét trots op. Nu zou Sinterklaas horen, hoe knap haar poppekind was. Vader was ook al thuis en las de krant. I)at Vader zo kalm de krant kon lezen, begreep Aatje niet. Ze wilde 't eigenlijk niet bekennen. Maar een beetje angstig was ze toch wel. Ze hoefde vandaag niet, zo vroeg naar bed en Pummeltje mocht ook nog wat opblijven. Zou Sinterklaas bij lien komen «Dat kan niet altijd, zie Je Pummeltje,» zei ze, «want Sinterklaas moet zo veel kindertjes bezoeken. Maar mis schien blijft er nog wat tijd over om ook hier te komen. 't, Was helemaal donker en de lantaarnli'chtjes blonken &n de stille straten. Daar hield een auto stil voor het huis. Wie zou dat Piet.er, geef Aatje nog een grote A van chocola en I Pummeltje een P. Daarna moeten we weer weg, want we 1 zijn nog lang niet aan het einde van onze avond.I Aatje bedankte ook nog voor Pummeltje. «Ze is nog I klein en een beetje verlegen, ziet u.I «Zingen Jullie dan maar een liedje, terwijl we weg gaan,» zei Sinterklaas. «Ik heb bij 't binnenkomen ge hoord, dat dat heel goed ging. Dag Aatje, dag Pummel tje, tot 't volgend jaar. Dag Sinterklaas, dag zwarte Piet. Daar gingen de hoge gasten weer weg, terwijl Piet nog I even lachend achterom keek, al zijn witte tanden bloot. Aatje zong dapper en Pummeltje deed even hard mee. Maar toen cTc voordeur dichtsloeg, moest ze toch even naar moeder lopen en vertellen, dat ze zo blij was. E. Pr. Aatje was een klein meisje met een lief gezichtje en twee heldere kijkers. Ze had een grote pop, die Pummeltje heette en nu wou ze zo héél graag voor Pummeltje een winterjas hebben. Het was al zo koud buiten en 't oude manteltje werd te dun. Mam, denkt u, dat Sinterklaas een jasje voor Pummeltje wil geven?» Je hebt toch een vriendelijk brief je geschreven en altijd lief bij de schoorsteen gezongen, dus zou ik den ken van welzei Moeder. Ja, maar... Aat Je-rtmet Pummel tje in haar armen, keek alsof ze iets wou zeggen. Maar ze zei het niet en bleef strak naar buiten kijken. Moeder merkte 't wel en ze wist ook waarom. zijn Aatje drukte haar kleine neusje plat tegen Se ven sterruit 't Leek wek 't leek wel— Mam, daar is Sinterklaas, ik zie t. Ik zie 'triep ze juichend. En toen werkelijk de oude Sint naar binnen kwam. stonden Aatje en Pummeltje met hoogrode wan. getjes weer bij de haard te zingen. Dag Aatje, zei Sinterklaas. Dag Sinterklaas, n Aatje*s stemmetje bibberde even. Dag Pummeltje, zei Sinterklaas. Pummeltje antwoordde niet, die was helemaal de kluts kwijt. Sinterklaas ging ln de leunstoel zitten en zwarte Piet, die ook mee naar binnen gekomen was, bleef achter de leuning staan. Kom eens bij me, Aatje,zei Sinterklaas, «en vertel me eens, of je altijd zoet bent geweest Aatje stond al aan z'n knie en heel zachtjes zei ze Niet altijd, Sinterklaas. «Ilij komt helemaal uit Spanje hier naar toe», zei ze. Is dat niet erg aardig van hem En als je nu zoet ge weest ben, hoef je niet bang te zijn, maar als...» Ze hield even op en draaide zich weer naar Moeder om. Mam, zou Sinterklaas 't licel erg stout van me vin den Nou lieverd, ik denk dat Sinterklaas ook wel weet, dat Je altijd zo lief voor Pummeltje bent en Moeder al zo flink helpt in 't huishouden. Aatje zuchtte verlicht. Ik ben wel stout geweest, maar ik hoef toch niet bang te zijn, zegt Moeder. Zie je, Pum meltje, nu krijg je misschien iets heel moois, maar ik zeg nog niet wat, 't blijft een grote verrassing.» «Nee van die inktvlek was ook niet lief,» zei Sinter klaas en Aat,je keek hem vol oni/.ag aan. Zie Je wel, dat Sinterklaas ill les wist maar ik hen toch erg tevreden ovor je En Pummeltje is ook zoet geweest, heb ik ge hoord. Plet en ik hebben dus maar besloten om Pum meltje... een wlntermanteltje te geven met een paar wantjes en een mutsje erbij en Moeder Aatje precies 't zelfde in 't groot. OooooAatje keek met een heel blij gezichtje naar Sinterklaas op. Dank u wel i Aatje stond nog steeds voor 't raam en ze dacht Ik heb gisteren een inktvlek gemaakt op 't tafelkleedje en er toen gauw de asbak van Vader op gezet, 't Was maar- een heel klein vlekje en Je zag 't haast niet, maar ze had 't niet aan Mam verteld. Sin terklaas wist alles, dus natuurlijk ook dat. Natuurlijk i Mam... Ja Aatje Ik heb gisteren gemorst met de inkt.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1951 | | pagina 12