Westvlaams gezelschap op bezoek in de Koolmijnen van Beringen Onze Week-end Reportage Jieetikool, ontstaan j.n geschiedenis Tussen 727 en 789 meter Werk ©p de bovengrond Mo on motion Soum, HET WEKELIJKS NIEUWS Zaterdag 4 Oct 1952 Blx. 18, 0** Goud de Kempen IN PLANT TOT STEENKOOL Steenkool is een kostbare brand- tof die door de natuur in grote hoeveelheden werd opgestapeld en bewaard in de schoot van de aarde. De wetenschap laat tegen woordig niet meer de minste twij fel bestaan over de oorsprong van deze delfstof. Steenkool is sedi mentaire rots van plantaardige oorsprong. Het omvormingsproces, dat planten in steenkool deed ver anderen, loopt over millioenen ja ren terug. Een weelderige planten groei, waarvan de ene groeite de andere overwoekerde, vormde een dikke laag platenresten. Grondver schuivingen deden vaak uitge strekte gebieden die aldus bekleed waren in de diepte verdwijnen. Zee- en zoetwater verwekten op die plaatsen overstromingen en op dat ogenblik kon het INKOLINGS- PROCES beginnen vermits het water de lucht volledig afsloot. Plantenresten veranderden aldus stilaan in turf, een verdere inko- ling deed spriet en ten slotte bruinkool ontstaan. Onder invloed van steeds groter wordende druk en van de warmte veranderde de bruinkool in steenkool. Een nog groter drukking deed uiteindelijk anthraciet en zelfs graphiet ont staan. De juistheid van deze theorie wordt nog iedere dag bewezen door duidelijke sporen van plan- tenweefsels die men vaak aantreft in steenkool. Boven de aldus gevormde steen koollagen hebben de door het water aangevoerd zand en klei versteningen verwekt die men bo ven en onder de steenkooladers terugvindt. De grillen van de na tuur die tot uiting kwamen in ver vormingen der aardkorst hebben de aldus gevormde steenkoollagen nooit met rust gelaten. Deze sto ringen deden op sommige plaatsen de kolenaders oprijzen, elders werd het een verzinking. In mijnbouw moet met deze mogelijkheden re kening gehouden worden. Ons land telt verschillende ko lenbekkens. Het Waalse landsge deelte is zeer rijk op dit gebied. De Limburgse Kempen bezit echter eveneens een rijk kolengebied; in afbouwwaardige brandstof wordt de voorraad van de Limburgse on dergrond op 2,5 a 3 milliard ton geschat. Deze ondergrondse ko- lenvlakteindien men haar be schouwt van Beringen uit, zinkt in Noord-Oostelijke richting. Wij laten hier de andere mijnen bui ten beschouwing en zullen alleen over deze van Beringen spreken omdat wij deze bezochten. ONTDEKKERS EN ONTGINNERS De geoloog Andrê Dumont ont dekte de eerste kolenlaag der Lim burgse Kempen ln het jaar 1901, bij een proefboring die uitgevoerd werd te As, in het Oosten der pro vincie. Lang voordien werd in ons land aan kolendelving gedaan. In de XII" eeuw werd er in het Luikse reeds aan exploitatie gedaan en in de XIII" eeuw in de streek van Charleroi. Pas in de XIV" eeuw begon een renderende nijverheids uitbating. 1562 bereikte Luik reeds een productie van 90.000 ton en bezigde men reeds putten tot 300 meter diepte. Het is een Franse maatschappij, Société des Hauts Fourneaux de Pont a Moussondie in 1905 be sloot tot de stichting der koolmij nen van Beringen, dit met het doel zich de nodige kolen te ver zekeren voor haar fabrieken. Eco nomische omstandigheden brachten mede dat deze maatschappij de opbrengst van deze mijn niet ge bruikte, zodat stilaan de koler van Beringen andere bestemmin gen kregen. Het is de Franse Ingenieur Sau- vestre, aan wiens naam door een gedenkplaat in het administratie gebouw der mijn herinnerd wordt, die de twee thans bestaande schachten bouwde. Sauvestre had ontzaggelijke moeilijkheden te overwinnen en dit met de eerder gebrekkelijke technische middelen van die tijd. Een zee van drijf zand, tot op een diepte van 600 meter, diende overwonnen te wor den. De eerste schachten werden door het drijfzand vernield, maar Sauvestre gaf het niet op en ver beterde de methode van bevrie zing, zodat hij ten slotte toch de bovenhand haalde en het werk tot een goed einde bracht. II. IN MIJNWERKERS- UITRUSTING Niemand zal zich in dc onder grond van een koolmijn wagen met zijn beste klederen aan. Daar om had de directie der mijn ge zorgd dat ieder bezoeker een ge paste mijnwerkerskledij kon aan trekken. Niets ontbrak er aan tot zelfs de typische rode zakdoek met rode strepen was voorhanden. Zware schoenen, die iets weg heb ben van een voetbal-shoe, een blauw werkerspak en stevige le deren helm, waarop langs de voor kant een electrische lamp beves tigd is die voor minstens 10 uren van stroom kan voorzien worden door een batterij die op de rug bevestigd wordt. Langs schacht één moest de af daling gebeuren met de lift die precies bezig was met ledige ko- lenwagentjes terug naar de onder grond te zenden. Voor de bezoe kers werd plaats geruimd en de reis naar de ondergrond kon be ginnen. «De mond niet helemaal toe doen was de laatste aanbeveling van Ingenieur Goddeeris, maar reeds voelden wij dat wij zachtjes naar beneden zakten. Eerst traag en dan aan fatsoenlijke snelheid, zodat ongeveer een minuut later het gezelschap weer op vaste bo dem stond, zij het dan ook 727 meter diep in de ondergrond. LUCHTVERVERSING Een zaak van groot belang bii de mijnexploitatie is deze der luchtverversing. Het is niet alleen een kwestie van de atmosfeer dra gelijk te maken voor het mense lijk organisme, het personeel moet er zich ook gemakkelijk voelen om zonder hinder het werk te kunnen verrichten. Om de luchtverversing mogeliik te maken bestaat de mijn uit twee verticale schachten die onderling verbonden zijn zodat de frisse lucht, die langs buiten door een sterke ventilator wordt ingebla zen, langs de ene schacht binnen komt en de onzuivere lucht langs de andere schacht weer uitdrijft Voor de stevigheid van de schachten is er in hun onmiddel liike nabiiheid alleen de ruimte verwilderd die nodig is voor de hoofdgangen. In de horizontale gangen, die in twee verdiepingen boven elkaar liggen, is de lucht verversing weer een heel pro bleem. Op bepaalde nunten moet er zelfs met. hermetisch gesloten deuren gewerkt worden ten einde de luchtverversing doelmatig te regelen en te verdelen en de lucht stroom een bepaalde weg te doen volgen. Deze deuren openen en sluiten bii middel van geperste lucht en ziin voorzien van veilig heidssignalen. De verversing van lucht is een middel om het mogelijks aanwe zige mijngas tijdig te verwijderen. Het is geen wisselvallig inblazen van lucht, want in dat geval zou meer kwaad dan goed gedaan wor den. De luchtverversing is nauw keurig bestudeerd en bij de aan leg van nieuwe gangen, naarmate de afbouw van de mijn vordert, is dat een punt van uitzonderlijk be lang, waaraan de grootste aan dacht besteed wordt. De zoge naamde tochtgangis voor de mijngang een voornaam punt. DE MIJNGANGEN Toen wij, alvorens in de mijn neer te dalen, uitleg kregen van dhr Goddeeris over ons voorgeno men bezoek aan de koolmijn, werd ons een grote wandkaart getoond waarop het plan getekend stond van de mijn. Hoe meer men de grond uitholt, des te groter het gevaar wordt dat zich instortin gen zouden voordoen. De aanleg der mijngangen moet dus oordeel kundig gebeuren en zich beper ken tot het strikt noodzakelijke Een klein gedeelte van deze gan gen hebben wij bezocht en het verste punt dat wij langs de mijn gangen bereikten was op 2 km. van de schachten. Wie meer tijd heeft kan het tot een afstand van 6 km. brengen, in vogelvlucht wel te verstaan. De hoofdgangen zijn brede tun nels die met natriumlampen ver licht zijn. Het zijn precies cylin- dervormige pijpen waarvan de wanden afgezet zijn door beton blokken die ieder 120 kgr. wegen. Het is opvallend dat er geen ce ment gebruikt werd voor de sa menvoeging der blokken, alleen hout werd gebezigd om de ver schillende lagen cementblokken op elkaar te laten rusten. kleinere gangen worden op dezelfde wijze aangelegd. Alvorens men evenwel tot de voormelde be kleding der wanden kan overgaan werden de wanden ondersteund door zwaar mijnhout en door spe ciale ijzeren gebinten. Iedere dag breidt dit onder gronds wegennet zich uit. VERVOERPROBLEMEN In de koolmijn worden zeer zware problemen gesteld inzake vervoer, zowel voor wat het ver voer van personen als dit van ma teriaal en van ontgonnen steen kool betreft. Al de mijngangen zijn van spoorbanen voorzien, met sporen die 0,80- m. van elkaar liggen. De kleine spoorwagen i3 het voor naamste vervoermiddel van de koolmijn. Op het ondergronds spoor rijden zowel goederentrei nen als personentreinen. Denk nu niet aan 1° of 2° klas. Laat zelfs het beeld van de gemakkelijke 3° klaswagen maar varen. Van ruime wagens is er geen spraak Zegt de naam van Beringen U iets, beste Lezer? Gij kunt daar misschien een verschei denheid van herinneringen aan vastknopen. Voor sommigen zijn het weken en maanden der mobilisatie in 1938 en '39 misschien zullen het oorlogsherinneringen zijn van 1940, want mo bilisatie en oorlog riepen talrijke soldaten uit de Westhoek naar het Albertkanaal dat dwars door Beringen loopt, het stille stadje in Limburg, 17 km. van Diest en even ver van Hasselt verwijderd. Voetballiefhebbers kennen Beringen als exponent van het Limburgs voetbalwezen, want Benscli en zijn maten gaven in het pas begonnen voetbalseizoen allerbeste spel op de grasmat. Maar Beringen heeft een veelzijdige faam. De Priester-Dichter Aug. Cuppens, die het spoor van Guido Gezelle volgde, werd er geboren en een gedenkplaat in de voorgevel van( het St-Jozefscollege herinnert eraan dat hij daar studeerde. Maar Beringen heeft ook zijn Koolmijnen, die er wellicht de Kempische rust en de (onbewogenheid van heide en sparrebossen kwamen verstoren,maar die er ook een nijverheid vestigden met grote mogelijkheden. Aan 6.409 arbeiders geeft de steenkoolontginning van Beringen werkgelegenheid en een goed bestaan. Slechts een klein gedeelte onder hen, van 10 tot 1.5%, zijn vreemdelingen. Dank zij het vriendelijk aanbod der Heren Jos. en Maur. Vandendriessche, groot handelaars in kolen te Roeselare, waren wij in de gelegenheid ons aan te sluiten bij een gezelschap van 10 bezoekers uit Westvlaanderen. Wij troffen het uitstekend goed, want nie mand minder dan dhr Gilbert Goddeeris, afkomstig uit Oostnieuwkerke, een echte Westvla ming dus, die sedert 4 jaar bij dl koolmijn in dienst is als mijningenieur, verwelkomde ons om de bezoekers rond te leiden in de ondergrond. Het bezoek aan de bovengrond stond onder de leiding van de Heren Segers en Carpentero. Onder de bezoekers, die met grote belangstelling de reis meemaakten, bevonden zich (o. m.: E. H. Fenaux, Econoom der Vrije Vakschool te Roeselare, de Heren: Vandendriessche, reeds hoger vermeld, Bagein, Schepen van Openbare Werken der Stad Roeselare, Lievens, Directeur der Bank van Roeselare, Vermeersch, Directeur der Olieslagerij Hostens, Delhaye, Hoofdcontroleur der overdrachtstaksen te Roeselare, Omer Decuypere, Prov. Voorzitter van( het N.C.M.V. en Directeur van Sodiro te Roeselare, Goddeeris uit Oostnieuwkerke, broer van ingenieur Goddeeris en Peene uit Rumbeke. Ook de Heren Van Gintertaele, kolenhandelaars te Gent, sloten zich bij onze groep aan. Voor iemand die zich altijd boven de grond en in de vrije lucht bevindt is een bezoek aai een koolmijn een hele gebeurtenis. Even flitsen enkele grote opschriften uit dagbladen door het hoofd... grauwvuur... instorting... Maar als men eenmaal in de lift staat om aan een snelheid van 14 m. per seconde de étape naar de 727 meter diepte aan te vangen, dan verdwijnt alle narigheid wanneer de mijningenieur met een glimlach toont hoe de electri- s"'~e lamp, die op de helm bevestigd is, moet ontsteken worden. Algemeen zicht op de ingang der Kolenmijnen van Beringen. In de linke bemerkt men de herdenking eplaat die herinnert aan ingenieur ontginning bouwde. Fm der hoofdgalerijen wit de kolenmijn van Beringen. Dc bekle ding der galerij komt hier goed tot uiting. Bovenaan ziet men d' Leiding voor water en persluchtDe machinist is met de kolentrein op weg naar dschacht om de lading naar dc bovengrond te bren gen. In dc inzet links een beeld uit dc; werkplaats: dn kolcnhou- wcr aa., hei werk met ziin waterluchldrukhamer. alleen van veilige wagens en dat Is het bijzonderste. De mijnwer kers worden per spoor tot aan hun werkplaatsen gevoerd. De personenwagens zijn veilig geslo ten en hebben slechts ln het mid den een opening voor het in- en uitstappen. Smalle banken, langs binnen aan weerszijden aange bracht, bieden zitgelegenheid. Voor het vervoer van kolen worden op hetzelfde spoor open kipwagens gebruikt die elk 1 ton steenkool kunnen bevatten. De tijd is voorbij, ten minste in de koolmijn van Beringen, dat men paarden bezigde als trek kracht voor de ondergrondse trei nen. Deze paarden, die nooit het daglicht zagen, gaven misschien wel een sentimentele noot aan dai ondergronds leven. Men zegde van hen dat zij blind waren en menig dichter heeft er verzen aan ge wijd. Als tractie wordt in de moderne koolmijn de locomotief gebruikt Het meest gebruikte type, dat wij ook in Beringen in gebruik zagen is de locomotief met geoerstr lucht. Stalen tuben met perslucht die achter op de tender bevestigd zijn, geven de nodige drukking. Als tweede en derde vervoermid del wordt in de koolmijn de trans portband en de schudgoot gebe zigd. Deze beide vervoermiddelen kunnen tamelijk vlug verlegd wor den naar gelang de noodwendig heden zulks vereisen. De trans portband is deze zoals men ook gebruikt in havens en magazijnen. Het is een 60 cm. brede soupele band die op houten rollen rust en in het midden een inzinking ver toont. Dan is er ten slotte de schudgoot die uitsluitend in de werkplaatsen gebruikt wordt om de steenkolen naar een dichtbij gelegen verzamelplaats te brengen waar de transportwagens of de reeds vernoemde transportband de vracht overnemen. De schudgoot bestaat uit een vaak 100 meter lange ijzeren bak die veel gelijkenis vertoont met een brede dakgoot met. schuinse wanden. Deze goot is aan zware ketens opgehangen en zodanig dat zij lichtjes helt in de richting langswaar de kolen weg moeten. Een zuiger, met geperste lucht aangedreven is onder do schud goot. aangebracht en geeft er een schokkende beweging aan. PERSLUCHT EN WATER Perslucht en water zijn beide in een koolmijn onontbeerlijk. Over al ziet men debuisleidingen naast elkaar lopen die respectievelijk water en perslucht aanvoeren. Perslucht zagen wij reeds ge bruikt in de locomolieven der mijn en in de zuigers der schudgoot. Ook dc luchtdrukhamer, waarvan de mijnwerker zich bedient bij het ontginnen van de kolenaders, wordt aangedreven door perslucht, zij moet dus overal bij de hand zijn. Van het water kan men even eens zeggen dat het onontbeerlijk is in de koolmijn en dit vanaf de ontginning. In de moderne ontgin ning wordt vooral zorg besteed aan de bestrijding van het steen koolstof. De ondervinding leerde dat steenkoolstof zeer gemakke lijk aanleiding geeft tot. het vor men van mijngas. Hoe minder steenkoolstof dus, hoe minder mijngas. Daarom wordt bij het ontginnen van do steenkoolader gebruik gemaakt van de lucht drukhamer die tezelfdertijd wa- t. in de kolen spuit. Water is anderzijds ook een vij and in de koolmijn en wij bedoe len hier het inzijpelend water dat zich in de 600 meter dikke zand laag bevindt die boven de eigen lijke mijn gelegen is. Voorzichtig heidshalve werd een harde rots- laag van 60 m. dikte als zolderin" gelaten en als veiligheidslaag, en nog is het water als een gevaar lijke vijand. In mijnen waar mer het waagde deze veiligheidsla?/- te verminderen, omwille van de hoger gelegerl kolenlaag die men ten allen prijze wilde uitbaten heeft het water wel eens de bo venhand gehaald en onverbiddelijk sommige gedeelten der mijn over rompeld. Zeer vernuftige opvangleldingen brengen het aanwezige mijnwater naar een ondergronds pompsta tion. Wij kregen de gelegenheid dit station te bezoeken. Alles is er kraaknet en wanneer men zich in die ondergrondse zaal bevindt kan men zich geen ogenblik indenken bijna 800 meter onder de grond te zijn. Dit pompstation heeft een dubbel doei. Vooreerst wordt er de waterdistributie geregeld voor al de ondergrondse diensten. Dit wa ter komt grotendeel van de bo vengrond waar het uit artesische putten werd opgetrokken. Ander zijds zorgt dit pompstation ook voor de verwijdering van het on bruikbare grondwater door het naar boven te stuwen. In deze afgezonderde ruimte ge beurt gans de aandrijving der ma chines bij middel van electrische stroom. Het is dc lezer wellicht opge vallen dat in de eigenlijke mijn gangen de geperste lucht meestal ais motorische kracht gebruikt wordt, tot zelfs in de locomotief van de trein. Dit is een voorzorgsmaatregel die getroffen werd om zo weinig moeelijk risico te lopen door ont ploffing van MIJNGAS. Het mijngas is de grote vijand der koolmijnen. Alhoewel de kool mijn van Beringen een mijn is waar weinig mijngas aanwezig is, toch moet. men er altijd rekening mee houden. Vooreerst ontstaat dit gevaarlijk, goedje door mengeling van lucht, en steenst.oolst.of. Wij beschreven dit reeds hoger en wezen op het gebruik van water om dit gevaar te voorkomen. Maar ondanks alle voorzorgs maatregelen kan er toch mijngas, in natuurlijke vorm, aanwezig zijn. Een goed geregelde luchtverver sing zal in normale omstandighe den ophopingen van mijngas kun nen beletten. Verrassingen zijn echter nooit, uitgesloten en ieder ogenblik moet men dc aanwezigheid van deze gevaarlijke gas dadelijk kunnen vaststellen. De Engelsman Davy ontdek te in 1815 de mijnlamp. Hij pastte het principe toe dat metaalgaas brandende gassen afkoelt en bij gevolg uitdooft. De gassen gaan wel door het metaalgaas heen maar branden niet meer. Heeft men dus een met gaas omringde vlas dan kan deze vlam nooit de omringende gassen tot ontbran ding brengen. Deze Davy »-lamp kroeg achtereenvolgens verbeterin gen; van olie-lamp werd» het een benzine-lamp en heden is de zoge naamde Wolf »-lamp de meest gebruikte. Oorspronkelijk had de mijnlamp tot doel' én voor verlichting te zor gen én een aanduider te zijn voor de aanwezigheid van mijngas. De eerste functie, verlichting, is thans overgenomen door de draagbare electrische lamp die vastgehecht wordt aan de voorzijde van de le deren mijnwerkershelm. Nochtans is de mijnlamp nog altijd aanwe zig en wel als aanduider van mijn gas. Do pit van de lamp wordt gevel der administratiegebouwen Sauvestre, die de schachten der daartoe zeer laag gedraaid, zodat zij met een zeer kleine vlam brandt die oranjegeel van uitzicht is. Is er mijngas in de omgeving dan verraadt de vlam der lamp onmiddellijk deze vijand door een blauwe krans rond het vlammetje. Hoe hoger deze krans, des te meer mijngas is er aanwezig en een ge oefend mijnwerker weet dadelijk, aan de hoogte van de blauwe krans te bepalen, in welke ver houding. IN DE WERKPLAATS Met het treintje, waarmede ook de werklieden iedere dag naar de werkplaatsen gebracht worden, hebben wij ook deze 2 kilometer lange tocht gedaan. Deze werkplaatsen, waar de eigen lijke ontginning gedaan wordt, be vinden zich tussen 727 en 789 me ter diepte en strekken zich in de koolmijnen van Beringen meestal over een wijd verspreid gebied uit. Het ontginningsgebied bedraagt 4.950 ha. in deze mijn en ge be grijpt dus dat de verste werk plaatsen op 6 km. afstand en meer kunnen liggen. Wanneer de trein stopt is het beeld der gangen enigszins veran derd. De regelmatige stenen be kleding der wanden is er nog niet aangebracht, enkele werklieden zijn bezig met het aanbrengen er van. De laatste tientallen meters tot aan de werkplaats doen wij te voet en onderweg zien wij over al de zware gebinten in mijnhout die de gangen schragen. Plots stonden wij voor een zwar te glimmende muur. Steenkool in de voorraadkelder van de aarde geborgen. Een muur van steen kool over een front van circa 100 meter lang en 2,70 hoogte. Een ideale kolenader dus waar de af- bouwers rechtstaande kunnen wer ken. Langs boven en langs onder zagen wij de steenkoolader be grensd door een vlak van leisteen, effen gelijk een tafel. Wij moeten onmiddellijk hieraan toegeven dat wij ons hier in een ideale werk plaats bevonden. Alhoewel de koolmijnen van Beringen verre weg over de dikste kolenaders be schikken, die tot circa 3 meter gaan, gebeurt het vaak dat een laag van 1 meter dikte moet ont gonnen worden. Dan is het werk der afbouwers h 1 wat lastiger en moet er in ge bogen en geknielde houding ge werkt worden. De afbouw of ontginning van een kolenader gebeurt altijd in 3 achtereenvolgende posten, ver deeld ais volgt: Post I van 6 tot 14 u. Post II van 14 tot, 22 u. Post III van 22 tot 6 u. Alleen post II bestaat uit kolen- houwers, dus enkel van 14 tot 22 uur wordt er aan eigenlijke ont ginning gedaan. De kolenhouwers vinden hun ar beidsterrein helemaal gereed ge maakt. Vóór hen ligt dc kolenader en achter hen de schudgoot langs waar de ontgonnen kolen wegge voerd worden. Ieder 5 meter staan er twee arbeiders, een houwer en een lader. Vlak boven hen hangen twee buizenleidingen voor aanvoer van water onder druk en van perslucht. Inzake het kolenhou- wen heeft de techniek veel vorde ringen gedaan. De tijd is voorbij dat de afbouwhamer uitsluitend door mensenhand in de harde ko- lenrots moest gedreven wórden. De zogenaamde waterafbouwha- mer vergemakkelijkt de taak van de mijnwerker. Deze automatische hamer, waarvan de punt 1600 tot 1900 slagen per minuut geeft, spuit terzelfdertijde water in de steen- koloniaag om stofvorming te be letten. De leden van het gezelschap hebben de afbouwhamer eens mo gen beproeven, al was het maar om later te kunnen vertellen dat zij ook nog in een koolmijn ge werkt hebben. Terwijl de houwer de kolen los maakt worden deze in de schud goot geschept door de lader. De kolenhouwers moeten er tij dens hun werk ook zorg voor dra gen dat in de ruimte die ontgon nen wordt, regelmatig mijnhout geplaatst wordt om het dak te schragen en instortingen te voor komen. Een speciale houtdienst zorgt voor regelmatige aanvoer volgens de behoeften. Het hout is op bepaalde maten gereed gezaagd zodat er geen tijd verloren gaat. Wanneer op de werkplaats geroe pen wordt: «Hou'; in de goot», is ieder kolenhouwer verplicht zich van het nodige hout te voorzien dat langs de schudgoot aange bracht wordt. In de werkplaats waar wij ons bevonden, waar de ader dus 2,70 meter dik is, wordt aldus per dag een pand uitgehouwen van 1,35 m. breedte. Ieder afbouwer produ ceert aldus 10 ton per dag. Bere kend per" ondergronder komt dit op 1,8 ton en per tewerkgestelde over gans de mijn, op Iets minder dan 1 ton. De dagproductie der koolmijn van Beringen, met haar 6.400 arbeiders schommelt tussen 5.000 en 6.000 ton. Hier kunnen wij een paar cij fers geven over de werkverdeling in deze koolmijn. Het totaal van 6.400 arbeiders verdeelt zich in: ongeveer 1.800 bovengrondse ar beiders en 200 in bijkomende dien sten (haven, betongieterij, electri- citeitsbedrijf, enz.) ongeveer 4.400 ondergrondse ar beiders, waarvan circa 800 kolen houwers (ongeveer 500 onder hen werken regelmatig). In gans de mijn bedraagt het gemiddeld af- wezigheidscijfer 15 terwijl dit bij de kolenhouwers 35 40 be draagt. Wanneer post II gedaan heeft komt te 22 uur post III aan de beurt. Deze is de omlegpost en heeft tot taak gans de uitrusting van de werkplaats in de richting van kolenader, waar een vrije ruimte ontstaan is van 1,35 m., te verleggen. Leidingen van water en perslucht, alsmede de schudgoot moeten in die richting verplaatst worden. De bezetting van de omlegpost is minder talrijk dan de voorgaan de. Het is ook de taak van de om legpost voor de aanleg te zorgen van de BLAASBUIZEN Hier komen wij op een zeer merkwaardig werkterrein van de mijnontginning. Men kan zich ge makkelijk indenken wat een ge vaar het zou betekenen en een on mogelijke taak voor ondersteu ning wanneer men gans de ruim te zou vrij laten die ontstaat na de ontginning van een kolenader die b.v. een front heeft van 100 m. De nutteloze ruimten worden daar om terug opgevuld en met laat al leen op de twee uiterste punten van het kolenfront de plaats vrij voor een gang langswaar de lucht verversing geschiedt en die ook als toegangswegen dienen. Alles wat tussen die twee gangen ligt wordt weer opgevuld. Deze opvul ling geschiedt in sommige mijnen bij middel van steenafval uit de ondergrond zelf. Er bestaat dan evenwel gevaar dat er holten ont staan waarin het mijngas zich kan ophopen, wat een gevaar betekent. Te Beringen hebben wij de zeer moderne blaasmethode zien toe passen. Een krachtige ventilator blaast fijne stenen, die 0,8 mm. meten, langs een buisleiding naar de plaats waar een ledige ruimte dient opgevuld. Het is ook de taak van post III deze leiding eveneens te verleggen. Wanneer te 6 u. 's morgens post I aan de beurt komt dan wordt de op te vullen ruimte voigeblazen met steentjes. Deze werkmethode waarborgt een goe de opvulling. Tot hun grote verwondering konden de bezoekers vaststellen dat de koolmijnen van Beringen goede afnemers zijn van de jute uit de Westvlaamse juteweverijen. De ingeblazen steenmuur wordt inderdaad afgesloten met een gor dijn in jute die dient om het steen gruis tegen te houden. Wij kun nen ons dus voorstellen dat er al enkele kilometers jute in de Lim burgse ondergrond zitten. Alvorens wij de werkplaats ver lieten kregen wij nog een merk waardig beeld van de wisselvallig heid der natuur in de koolmijn. Aan de linkerkant van de kolen ader was men genoodzaakt ge weest het werkterrein ongeveer een meter lager te verleggen, dit ten gevolge van een neerwaartse breuk in de kolenader. Doen dei'- gelijke afwijkingen zich neer waarts voor dan kan men ze ge woonlijk volgen. Gaat het op waarts dan is men vaak genood zaakt een gedeelte onuitgebaat te laten daW do veiligheidslaag van 60 meter niet mag verminderd worden en ook wegens moeilijk heden van opwaarts transport. De schudgoten zijn immers allen naar een neerwaartse helling gericht. STRIJD TEGEN MIJNBRAND Wij spraken reeds hoger over het vaststellen der aanwezigheid van mijngas bij middel van de mijnlamp. Wij willen ook even wijzen op de voorzorgsmaatrege len die getroffen worden tegen mogelijke mijnbrand. Steenkool stof is een gevaarlijke vijand en wordt, zoals wij hoger zagen, van bij de ontginning bestreden met water. Gewoon steenstof van de zogenaamde lei- of schilfersteen is daarentegen een nuttige bond genoot voor het geval dat er zich plots mijnbrand moest voordoen. Men legt daarom in de galerijen, en bijzonder in deze die dicht bij de werkplaatsen uitkomen, de zo genaamde steenstofgrendels aan. Het zijn planken van 20 cm. breed, aangebracht in het bovenste ge deelte van de galerijen en bedekt met heel fijn steenstof. De twee uiteinden der planken zijn zoda nig aangescherpt dat zij in on standvastig evenwicht liggen en omslaan in geval van geweldige luchtverplaatsing. Doet er zich plots mijnbrand voor dan jaagt het vuur als ec - bliksem door de galerijen. Door de plotse luchtver plaatsing kantelen de planken en het neervallend stof werkt als een belemmerend gordijn op de vuur gloed die er door gedoofd wordt Algemeen zicht op de haven van Beringen-Mijnen, waar ie kantel schepen iedere dag geladen worden met de kostbare vrachten brani stof. Links de laadbruggen die in een minimum van tijd de kok aan boord brengen. LANGS DE BLINDSCHACHT NAAR BENEDEN Niet alleen de centrale schach ten bewerken de verbinding tus sen de boven elkaar liggende net ten van galerijen, op afgelegen punten zelf is het soms nodig een verbinding te maken tussen de 727 en de 789 meter diepte. Dergelijke verbinding noemt men een «bllnd- schacht». Langs dergelijke blind- schacht werd gans het gezelschap, weer tussen twee ladingen kolen door, veilig naar beneden geloodst met de lift. Al de kolen die tussen 727 en 789 meter ontgonnen worden ko men daar beneden samen en wor den er op transport gesteld naar de centrale schacht waar de ladin gen naar boven gebracht worden. De steenkolen, aldus op transport gesteld, zijn ln wagentjes van elk 1 ton, geladen. Het vervoer ln deze onderste galerij is uiteraard zeer druk. In de omgeving van de grote schacht treft men een ver- zamelstation aan dat in een zeer brede galerll Is aangelegd. Op de 789 meter diepte onder vonden wij dat het flink warm werd en toen we de terugtocht begonnen, nog eens per trein, wer den ons warme vesten bezorgd om ons te wapenen tegen de merke lijke daling der temperatuur. Aan onze wondere tocht kwam ook een einde, een tocht van bijna drie uren in de ondergrond. Met de lift geraakten wij veilig terug boven. Tijdens de opwaartse reis was een eigenaardig gevoel in de oren waar te nemen, precies of wij van een duikeling onder wa ter terug naar boven kwamen. Terug op de bovengrond werd gans het gezelschap naar het stortbad verwezen, maar de foto graaf van het gezelschap maakte natuurlijk nog eerst een opname als herinnering aan de tocht in de onderwereld. III. KOLEN NAAR MAAT Nadat de bezoekers zeer gast vrij door de Directie der Mijn aan tafel waren genodigd in het hotel der ingenieurs, werd ln de namid dag een bezoek gebracht aan de bovengrondse inrichting der mijn. Dit bezoek had vooral betrekking op de sorteerplaats der kolen. Het publiek stelt steeds groter eisen en verlangt bepaalde kali bers van steenkool te ontvangen. Vroeger was de tout venant dus de steenkool gelijk hij uit de mijn komt, door iedereen gegeerd. Om aan de tegenwoordige eisen van het publiek te gemoet te ko men, voor wat het kaliber betreft, moet een zorgvuldige schifting doorgevoerd worden. De eerste schifting gebeurt met de hand. De zware brokken steen kool, groter dan 80 mm., worden uitgeraapt en gaan als dusdanig de distributie in. Hetgeen over blijft wordt gesorteerd in water dat door zuigers in beweging wordt gehouden. Vermits in het gestadig bewegende water de zwaarste brokken naar onder zin ken en de lichtere delen naar bo ven komen vormen er zich aldus lagen steenkool van verschillende grootte. Gebruikt men een sterke luchtstroom in plaats van water dan komt men tot het zelfde re sultaat voor de zeer kleine ka libers. Zo kan. ieder kaliber van 0/10 tot 50/80 afzonderlijk gehouden worden. Van 0/10 tot 10/10 ge beurt de sortering met de lucht, van 10/10 tot 50/80 gebeurt dit door wassing in pistonbakken. DE SHLAMFABRIEK In de kolenproductie gaat er niets verloren. Het water dat ge bruikt werd voor het wassen der kolen bevat kieine deeltjes steen koolstof. Dit slijk is in het water opgelost. Natuurlijk bestaat er ook kans dat er steenafval in het water is. Om de fijne deeltjes kool uit het water te trekken, zonder steentjes mee te hebben, wordt creosoot in het water gedaan. Doet men dit mengsel schuimen dan bemerkt men dat de steen koolstof alleen aangetrokken wordt naar dit schuim, terwijl al les wat steen is bezinkt. Dit schuim wordt vervolgens naar bak ken geleid waar platte rechtstaan de schijven, van 3 m. doorsnede, in ronddraaien. Deze holle schij ven zijn langs buiten overtrokken met zeer fijn gaas waar alleen water doorheen kan, langs de bin nenkant zijn deze schijven lucht ledig gemaakt. Naarmate de schii. ven door het schuim draalen kleef: deze zwarte massa aan de schij ven vast. Door het bestendig stand gehouden luchtledige wort het water uit de aanklevende i sa gezogen. De aldus ogenblikks- lijk gedroogde laag wordt twee kammen van de schijven p schrapt en langs de afvoer weg- geleid. Aldus bekomt men zulvt: shlam dat een zeer gewaardeerd brandstof ls. DE WERELD IN Terwijl wij ons naar Berisp: Haven begaven, om er een bm'; te brengen onder leiding van i Carpentero, chef van de vener dingsdienst, kregen wij een over zicht over de bestemming van d kolen die te Beringen worden bo vengehaald. De productie van 1.800.000 oer Jaar wordt als volgt verderü Eigen gebruik der mijn en to» electr. centrale der mijn 150,Of Gratis verdeeld onder ts werk gestelden der mijn 30,(Kt Cokes-ovens 300, (f Belg. Spoorw. (verdeeld langs Cobechar) 300P Electrische Centrale 100.00' Kleine Industrieën 150# Huisbrand (vrije verkoop) 200# Uitvoer 300.00 Alhoewel sommige handelaar zelf naar de mijn hun kok: komen afhalen en er ook pk hoeveelheden weggevoerd worde langs het spoor, gebeunt het mts te vervoer toch te water en wt langs het Albert Kanaal. Hert vóór het bestaan van het Alber. Kanaal werd er een druk vervoe van kolen gedaan langs de ort vaart die Hasselt, over Beringe heen, verbond met het Kempk' Kanaal. Toen het Albert Kams gegraven werd, liet de koolnr een havenkom aanleggen van m. lang op 6 m. breed. Deze have: ligt ongeveer 2 km. van de koo mijn. Kipwagens, met een ladlr: van 10 ton, worden per spoor It' aan de haven gevoerd. Daar kr hun lading rechtstreeks In schepen gekanteld worden. De kolen kunnen ook in voo: raad opgeslagen worden. Zij w: men twee reusachtige bermen u weerszijden van de haven. Deze voorraden worden tr boord der schepen gebracht dof' middel van 2 verplaatsbare bruf gen die leder uitgerust zijn w grijpers waarvan het draagverrw gen 10 ton is voor de fijne steer kool tot 0,10 en 8 tot 9 ton vee geclasseerde kolen. BRON VAN WELVAART Onze tocht liep hier ten etó de tocht die ons van dichtbij te' Goud der Kempen leerde ker nen. Wij hoeven hier de lof ite te zingen van de uitsteken1 brandstof die door de koolmijn: van Beringen geleverd wordt,,war; goede waar prijst zichzelf. De jongste jaren was het f bruik van vette kolen als huisho deltjke brandstof, zoals er te ringen worden bovengehaald, sommige streken van ons let; enigszins verdrongen door hal vette en door anthraciet. De i* derne kachels en tevens het kal breren van de vette kool hebte het verbruik van de vette stee' kool uit Beringen weer doen W nemen daar zij in prijs tot 1/31' ger staan dan anthraciet. Het is opvallend om vast te st: len dat een goede geest van vf standhouding allen aan elkte bindt die in het mijnbedrijf W' zaam zijn. Trouwens de bewoner van de prachtige, speciaal ff' het personeel der mijn gebouw woningen, weten wat zij aan mijn te danken hebben. Die of wikkeling gaat iedere dag verdf' Een ruim sportstatlon werd. ai' gelegd, een kliniek is in opbou' een heerlijke kerk verrijst er f dit alles in de schaduw der wljr torens. Halfweg tussen Bering en Beverlo ligt die nijverige pk' als een zelfstandig geheel die hte- eigen leven heeft. De techniek ontdeed het Bi): werkersbestaan van een deel mantiek maar ook van veel venarbeid en verlichtte de taa van de zwoegers. Maar toch blij' het mijnwerk nog hard werk, Vcf die wroeters brengen wij gra» een eresaluut, zij verdienen b' Een dankwoord ook aan de knsf pe ingenieurs die ons hebben rote geleid op hun werkterrein en bewezen, door de verantwoorde'; ke posten die zij bezetten In j' leiding van het bedrijf, dat Vlaamse Ingenieur met recht tv- plaats Inneemt naast de knapete' GEM0. Niemand mag in de mijn afdalen zonder de nodige gedaantew-f seling ondergaan te hebben. Hierboven onze ploeg in u>trU pp- voor de grote tocht. Vooraan v. I. n. r.: de Heren Vcrmeerscn, haye, ingenieur Goddeeris, zijn broer en Schepen Bagein tweede rij: dc Heren Maurice Vandendriessche, Decuypere, nevens, Jos, Vandendriessche, Peene, de Gebroeders Van w

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1952 | | pagina 16