Onze Week-end Reportage door Z. E. H. J. De Cuyper, pastoor te Pervijze EERTIJDS DE KERC NV DE SCHEVRE. «HET WEKELIJKS NIEUWS Zaïerda* 6 Sept'llM BI*. 16, uun rti ~m*i!riry~ii* nr rv ir*"—*i*'i*uTr -f*r^***-rr v v mi*iiir<-|iinYiypr vr Q—*iVivir*ir- <De Hofstede ra Boaaerde) ras»; s DE ABDIJ VAN DE DUINEN De hofstede van Bogaerde zoals die hoeve geheten werd in de 17* eeuw, behoorde van ouds tot het domein van de vermaarde abdij van O. L. Vrouw van de Dui nen. De Bogaerde was dus, zoals nu, een hofstede. Tweemaal, zoals verder uiteengezet wordt, deed ze dienst als abdij en kwamen de monniken van de eigenlijke abdij daar wonen. Dit weze bij de aan vang van deze studie duidelijk ver klaard, daar menigeen nog steeds in de waan verkeert, dat de Bo gaerde vroegertijds een klooster was. Het was gedurende eeuwen een hofstede, die toebehoorde aan de abdij van Duinen. Aanvankelijk stond die abdij te Koksijde. Na de godsdienstige onlusten van de 16" eeuw werd ze overgebracht naar Brugge. Thans dienen de voormalige kloostergebouwen tot Seminarie van het Bisdom. Ontstaan bij het begin van de 12° eeuw, was deze abdij aanvan kelijk een Benediktijnerabdij. In 1138 sloot ze aan bij de nieuwe kloosterorde, de orde van Cistercië of Citeaux. Deze orde, die in gans Europa destijds een reusachtige opbloei kende, volgde wel de oude regel van de H. Benedikt, doch gaf er voor sommige delen, een eigen interpretatie aan. O. m. werd het punt van de regel, dat de handen arbeid voorschreef, stipt onderhou den. In 't algemeen kenmerkt de nieuwe orde zich door een ernstig streven naar eenvoud in alle sek toren van het leven. Onder het impuls van de Cister ciënzerabt van Clairvaux, de Hei lige Bernard, oogstte de nieuwe richting een buitengewone bijval. Honderden abdijen, zowel voor vrouwen als voor mannen, rezen in korte tijd op. Sommige onder hen telden tot 400 en 500 monni ken en broeders. In dit geval was ook de abdij van de Duinen in de loop van de 13" eeuw. Vanaf de aanvang werd Duinen met grond begiftigd. Eerst in de onmiddellijke nabijheid van de abdij. Zo ontving ze van graaf Dirk van den Elzas zoveel land in de duinen, als de monniken willen bebouwen voor eigen gebruik en ook zoveel als ze nodig hebben om hun vee te weiden. Hierbij weze opgemerkt, dat aanvankelijk enkel schapen gekweekt werden, daar de ziltige aarde van de grond (te wij ten aan vroegere overstromingen van uit zee) het aankweken van groot vee niet toeliet. Weldra ontvangt de abdij lande rijen dieper in het land gelegen, zowel in de kasselrij Veurne, als in de kasselrij St-Winnoksbergen. Zo te Eggewaartskapelle, te Wul pen en te Ramskapelle. In laatst genoemde parochies, zouden na korte tijd twee grote hoeven ont staan, de Allaartshuizen en de Hemme. ONTSTAAN VAN «DE BOGAERDE» Volgens de kroniekschrijver van de abdij, Adriaan de But (f1487), zou de hoeve Bogaerde ontstaan zijn ten tijde van abt Robrecht van Brugge. Deze abt, een lid van een Brugse edele familie, bestuur de de abdij van 1138 tot 1153. A. de But geeft de namen op van de weldoeners van de abdij, die land schonken gelegen in de parochie van Ste-Walburga te Veurne. Hier dient aanstonds opgemerkt dat de Bogaerde in de 12" eeuw nog op het grondgebied van Veurne lag. Zoals trouwens de abdij ook. Eerst in de 13" eeuw kwam de afzonder lijke parochie Koksijde tot stand. Het is wellicht op de tekst van een verloren geraakte oorkonde dat de But voortging, om de stichting van de Bogaerdehoeve onder het be stuur van abt Robrecht te situe ren. Hij stipt aan dat de genaam de Wouter Cath, Reinverd en Er- kenboud hun land en vrije erve aan de abdij schonken. Ook dat abt Robrecht het land aanwierf O. L. Vrouwe-land genoemd en toebehorend aan Ideslof, Reigner, Reinboud, Valck en andere. In de volgorde van de goederen van de abdij, in pauselijke of grafelij ke oorkonden opgenomen, volgen de bezittingen in Veurne gelegen steeds op die van de Allaartshui zen, en worden ze gevolgd door die van Sint-bij-Duinkerke, die eerst later, ten tijde van abt Idesbald van der Gracht aangeworven wer den. Die volgorde is wellicht een chronologische orde. We besluiten dan ook dat de eerste kern van de hoeve van Bogaerde aangewor ven werd in het midden van de 12" eeuw. Voor het eerst duikt in 1184 de naam Bongart Boomgaard) op, om die hoeve aan te duiden. Hier stelt zich de vraag: Welke is de oorsprong van die naam? lenige plaats in de Middeleeu wen droeg de naam «Boomgaard». We treffen de volgende vormen van dit woord aan: Bongart, Bom- gard, Boengart, Boemgaert (in de oudste oorkonden), Boghaerde, Boomgaerde, vooral Bogaerde in de oorkonden vanaf de 14" eeuw. Wordt de naam in het Latijn ver taald, dan worden die plaatsen Pomerium genoemd. En Pomerium beduidt boomgaard. Er is geen twijfel aan mogelijk. Die plaatsnaam doelt op het be staan, misschien enkel bij aan vang, van een boomgaard. Wat de hoeve van Koksijde be treft, we gissen dat toen Wouter Cath en zijn gezellen die lande rijen aan de abdij schonken, op die grond reeds een bebouwde hoe- ve, met boomgaard, bestond. De benaming «allodium» of vrije erve schijnt daarop te wijzen. Wellicht waren er destijds weinig hoeven in Veurne-Ambacht, waarbij een «Ten Bogaerde» is herrezen. Nieuw leven zindert door de oude gesteenten. Langs een moderne rijweg, de prachtige nieuvje baan van Veurne naar Koksijde, waar de kilometernaal den der autos trillen rond de 100-kilometer-snelheid, ligt «Ten Bogaerde» te midden van de wijde natuur te dromen. De aloude muren werden met eerbiedige hand gekoesterd want zij getuigen dat het verleden schoon en goed was toen nijverige monikken Gods lof verkondig den door het werk van hun handen en door het gebed van hun hart. Nieuwe muren zijn thans opgetrokken, nieuwe gebouwen herrezen, niet tot huisvesting van eerbiedwaardige mo nikken, maar wel tot vorming van de jeugd die gelijk haar voorouders aan de grond de beste vruchten wil ontrukken. Want een schoolhoeve is «Ten Bogaerde» geworden en het eer biedwaardig gebouw kreeg aldus weer een schone bestemming. Zondag 19 October wordt deze schoolhoeve plechtig ingewijd. Z. Exc. Mgr De Smedt, Bisschop van Brugge, zal te 14.15 u. de kapel wijden waarna de onthulling en de wijding plaats heeft van het beeld van St Idesbaldus. Tenslotte worden ook de gebouwen, stallin gen en velden ingezegend. Een prachtig feestprogramma zal deze plechtigheid omlijsten. Voor «Ten Bogaerde» breekt een nieuw tijdperk aan, dat aanleunt bij een schoon ver leden en om onze lezers vertrouwd te maken met de geschiedenis van déze eeuwenoude stichting geven wij hieronder de -eer rake en levendige historische studie die Z. E. H. De Cuyper, Pastoor te Pervijze, aan Ten Bogaerde» heeft gewijd. Wij hoeven de Schrijver niet voor te stellen want van zijn hand verscheen reeds menig werk dat de rijkste facetten uit het schoon verleden van ons Vlaamse Volk belichtte. Onderstaande tekst, rijkelijk geïllus treerd, verschijnt eerlang als brochure. boomgaard aangelegd was. Van daar dat men die hoeve de <Boom- gaardhoeveof de Bomgart noemde. "*e wordt in oude Vlaamse tek sten als volgt aangeduid: de hove van den Boongaerde (1362), ten Bogaerde (1591), tgoedt van de abdie van duynen, geseyt ten Boomgaerde (1654), de Bogaerde (einde 17" eeuw). Een oude beschrijving van de kasselrij Veurne of Veurne-Am bacht weet over de hoeve het vol gende te vertellen: «De Bogaerde is altijt geweest eene schoone hof stede, daer veele Landen mede waeren gaende, die het Clooster vanden Duynen a° 1146 vercre- gen heeft in aelmoese van Walter Caeck (sic!) ende sijne mede- hoirs. De eerste maal dat in een chaar- ter de afmeting van de Bogaer de (1183) wordt aangestipt, wordt voor de hoeve van Bogaerde en van Moer (of Voormoer) hoeve die te Veurne gelegen was een gezamenlijke oppervlakte van 356 gemet aangeduid, Een bekrachtigingsakte van gra vin Margareta (1246) licht ons be ter in. Toen beschikte de hoeve over 670 gemet. Wellicht behelsde de eerste schenking van Wouter Cath het grootste deel van deze oppervlakte en mogen we vermoe den, dat een merkelijk deel ervan bij de begiftiging nog uit moeras sige grond bestond. EEN PRACHTIGE BOERDERIJ Reeds in 1197 stonden er op het domein van Bogaerde boerderijge bouwen. In een oorkonde van dit jaar wordt de grangiavan de Bogaerde vermeld. <Grangia(in het Frans grange) betekent eigenlijk schuur. Bij de Cisterciënzers wordt dit woord ge bruikt in de betekenis die de Be- nediktijnen hechtten aan de bena mingen:'curtis en curtis dominica, d.i. het hof. Grangia betekent dus het geheel van de gebouwen, schu ren, stallingen, enz., waar degene wonen, die met het bestuur van de hoeve belast zijn, alsook de land bouwers zelf. Niettemin wordt door grangia niet zelden gans de hoeve bedoeld, met de gebouwen en de landerijen. Zo moet meestal het woord «grangia» begrepen worden, wanneer het voorkomt in de oor konden van de Duinenabdij. Uiterlijk vertoonden de hoeven van de Cisterciënzers grote gelij kenis met de abdijen zelf. Immers op die hoeven was er een kapel, een cafelactorium of warmkamer, een dormter of slaapzaal, een eet zaal, enz., alles bijna zoals in de abdij zelf. De schuur zelf had, ge zien de grote oppervlakte van het bebouwde land en dus de ontzag lijke oogsten, reusachtige afmetin gen. Straks zullen we handelen over de grote schuur van Bogaer de, waarvan de afgeknotte gevels nu nog bestaan. Monniken bewoon den de hoeven niet. Daar verble ven enkel de conversen of broe ders, alsook de leke helpers. Gedu rende de eerste eeuwen van de Cis terciënzersorde waren de conver sen in haar abdijen uiterst talrijk. Ten tijde van abt Niklaas van Belle (1226-1253) waren, er in de Duinenabdij 120 monniken en 248 conversen. Aanvankelijk was de Bogaerde, zoals trouwens al de boerderijen van Veurne-Ambacht, een schapen boerderij. Dit om reden van de zil tige aard van de grond. Heel vroeg wellicht hebben de monniken en de conversen grote stukken van het domein zo weten te bewerken, dat het mogelijk werd graan te zaaien en te oogsten. Het feit dat op het einde van de 12" eeuw de Bogaerde reeds een grangia is, dus een volledige boerderij, doet dit vermoeden. Het is wel moge lijk dat de toenmalige gebouwen nog dagtekenden van de tijd van de begiftiger Wouter Cath en en kel bestonden uit primitieve ge bouwen in plak en stak Intussen was het getal monni ken en conversen van de Duinen abdij zo aangegroeid, dat de be slissing getroffen werd nieuwe en grotere kloostergebouwen op te .rekken. Het opzet zou te danken zijn aan abt Elias, naar zijn ge boorteplaats, van Koksijde ge noemd. Hij stierf echter in 1203 vooraleer aan zijn projekt een be gin van uitvoering kon gegeven worden. Het zou aan zijn opvolger abt Pieter weggelegd worden de opbouw van de nieuwe grootse kerk te beginnen; dit in 1214. Ze Dc achtergrond van het woonhuis en het 16" eeuws torentje. werd voltooid in 1262. Het zijn de puinen van die kerk die thans, dank zij de opgravingen, aan het licht gekomen zijn. Die muurstom- pen en stukken vloeren getuigen nu nog van de heerlijkheid van de kerk die destijds daar oprees. In 1226 wordt aan het hoofd van de abdij een zeer begaafde mon nik aangesteld, namelijk Niklaas van Belle. Bekwaam administrator, spande hij zich krachtdadig in om de opbouw van de nieuwe kloos tergebouwen snel te doen vorde ren. De kroniek stipt aan dat hij te Kloosterzande (in Hulster-Am bacht) twee grote schuren deed bouwen, een kapel, woonhuizen en een poortgebouw. Ook deed hij schuren bouwen te Frankendijk (ook in Hulster-Ambacht), in de Hemme te Ramskapelle, in de Al laartshuizen te Wulpen, in de Bo gaerde en op het neerhof van de abdij zelf. Vart deze aangestipte gebouwen bestaan thans nog de kapel van Kloosterzande (thans gebruikt door de Nederlandse Hervormde Kerk), de puinen van de schuur van de Bogaerde en van de schuur te Wulpen. HET MIDDELEEUWS GEBOUW De schuur van de Bogaerde was een monumentaal gebouw. Ze had een lengte van 67,50 m., een breed te van 22,50 m. De gevels, die thans afgeknot zijn, hadden een hoogte van 15,50 m. Ter vergelijking: de huidige kerk van Nieuwpoort is ongeveer 70 m. lang. Door haar afmetingen en haar vorm had de Bogaerde-schuur het uitzicht van een grote kerk! De zware muren, gebouwd met grote bakstenen, moeffenge noemd, werden gesteund door even zware schoorpijlers, die bij middel van enkele kleine versnijdingen naar boven toe in omvang vermin deren. De vensters, de grote en de klei ne, hebben de vorm van een nis, met een rondboog of een spitse boog afgedekt. Wat aanduidt dat de schuur in de zogenaamde tran sitieperiode of vroeg-gothische stijl werd opgebouwd. Enkele delen van de zijmuren, die de gevels verbonden, zijn nog voorhanden. Men bemerkt er o.m. de kleine vensters met rondboog afgedekt, en vooral de sierlijke rondbogenfries die de vooruitste kende kroonlijst onderschraagt. Het geheel getuigt van stevig heid en stijlvolle versiering. De be roemde schuur van de dochterab dij van ter Doest, te Lissewege, is slanker van stijl, doch dagtekent dan ook van latere tijd. Vele archeologen en kunstenaars hebben de wens «uitgedrukt, dat die schuur van de Bogaerde, wel licht de oudste in Vlaanderen, in haar vroegere heerlijkheid zou her steld worden. Intussen kunnen we enkel de wens uiten, dat al het mogelijke zou gedaan worden, om verder verval van die heerlijke brok architektuur te keer te gaan. Uit de 13" eeuw dateren wellicht ook delen van de muur, die de uit gestrekte hofplaats omringt. Ze zijn ook met zware moeffen ge bouwd en zijn afgedekt met kun stig gebakken bakstenen. In een stuk oude muur, dicht bij het woonhuis, is een 13" eeuws hon denhok aangebracht. Zowel de voorkant als de achterkant van dit hok getuigen van de kunst smaak van de bouwers. Mogelijks dagtekent ook uit die tijd het gebouw, dat rechts vën de hofplaats staat en thans als stal ling gebruikt wordt. De algemene lijn van dit gebouw, alsook de kloeke schoorpijlers wijzen naar die tijd. Het werd in latere tijd menigmaal herstel, o.m. in 1742. Een oude steen, die vroeger in de muur gemetseld was, draagt dit jaartal. De woning zelf dateert ongetwij feld uit de middeleeuwen. Bij de aanvang van de 17" eeuw echter werd het gans gewijzigd. Zoals we verder aanstippen, werd dit ge bouw omvormd tot een kleine abdij, de oude delen werden naar meer moderne trant hersteld en nieuwe gebouwen werden erbij ge voegd. Intussen doet hetgeen uit de 13" en 14" eeuw nog overblijft, aanvoe len hoe groots en sierlijk terzelf- dertijd het uitzicht was van de oude Bogaerde TIJDELIJK VERVAL De abdij van do Duinen heeft, zoals alle menselijke instellingen, crisisperioden beleefd, dit reeds in dc 13° en 14" eeuw. Steeds kon ze echter in die tijden de crisis te boven komen. Vanaf de 15° eeuw doorworstelt de abdij en ook gans do orde van Citeaux een zware cri sis, die ze eerst na de godsdien stige onlusten van de 16" eeuw enigszins zal te boven komen. Oor zaken van sociale, economische en vooral godsdienstige aard brachten een vervaltijd teweeg. Intussen, te rend op haar oude glorie, zette Duinen stil haar bestaan voort. Steeds meer en meer werd afge weken van de geest van de «goede, oude tijd», van handenarbeid werd afgezien en de vrije tijd werd aan studie besteed. Het aantal monni ken en conversen verminderde met de dag. De hoeven worden ver pacht. Omstreeks 1550 was de toe stand werkelijk «levensgevaarlijk»! Er waren nog amper 15 monniken. In 1564 was er nog één convers. Zoals vele andere abdijen zoch ten de Duinheren van de buiten naar de stad te verhuizen. Niet al leen was het daar aangenamer en gerieflijker om te leven, het was er ook veiliger in die onrustige tijden. Terwijl de monniken in hun veel te groot geworden abdij zinden op een verplaatsing van hun klooster, vielen op 15 Augustus 1566 de beeldstormers de abdij binnen. Grote schade werd aangebracht, doch de monniken keerden na die bange dagen naar hun akelig toe getakelde abdij terug. Abt Holman besloot alsdan de kleine commu- nauteit te vestigen in een deel van de abdij. Negen Jaar nadien begon de gruwelijke tachtigjarige oorlog, die het einde zou betekenen voor de abdij van Koksijde. In Oktober 1578 werd door de aanhangers van Willem van Oranje de Inboedel van de abdij openbaar verkocht. Al wat enigszins waarde had, werd weggevoerd. De monni ken verlieten dan ook voor goed hun glorieuse abdij van Koksijde. Gedurende enkele Jaren verble ven een tiental monniken in het refugehuis te Nieuwpoort. Te dien tijde werd ook de hoeve van Bo gaerde erg geteisterd. Een monnik van Duinen, Nivardus van Hove, deelt daarover mede: T'synen tyde (t.w. van abt Laurent van den Berghe) hebben de Rebellen van Oostende, te weten Anno 1593, gheheel West-Vlaenderen (d.i. het Westland) verwoest, als-wanneer sy onze Hofsteden van Bogaerde en de Allarts-huyse met die groote vermeerde Scheuren, die vol graen waeren, tot den gronde hebben verbrandt. VERDER ONTWIKKELING In 1601 werd door de monniken besloten de hoeve van Bogaerde te bewonen en als voorlopige abdij in te richten. De oude gebouwen wer den hersteld en nieuwe werden op getrokken. Voor die wérken ge bruikte men stenen van de verla ten abdij. Zo is het uit te leggen, dat op die hoeve nu nog stenen aan te treffen zijn van allerlei vorm en formaat, basissen en ka pitelen van zuilen, enz. Abt van den Berghe bouwde o.m. de kerk, het groot gebouw dat bij het binnentreden van de hofplaats aan de linkerzijde thans nog be staat. Deze kerk is 22,50 m. lang en 15 m. breed. Gezien het klein getal monniken, was deze kerk ruim genoeg! De noord- en zuid- muren telden vijf grote ogivale vensters, thans toegemetst. Op de zuidkant treft men nog de stevige schoorpijlers aan. Op de noordkant zijn ze verdwenen. In deze muur steken nog twee stenen met wa penschilden versierd. Het ene wa penschild is het aloud schild van de abdij zelf. Heraldisch wordt dit schild als volgt beschreven: In goud een blauwe dwarsbalk van boven vergezeld van een zwarte arendsklauw, van onder van een zwarte dolfijn, over alles heen twee schuin gekruiste zilveren sta ven. Onderaan leest men de wapen spreuk of leuze: Fac necesita- te virtutemwat vertaald luidt: Van de nood een deugd maken Het ander wapenschild is dit van abt Lucas de Vriese (1699-1723) In zilver vijf rode St-Jacobsschel- pen, geplaatst: 3, ,2, 1. Onderaan staat de wapenspreuk: In Domi no confido wat vertaald luidt: In de Heer betrouw ikDeze wapenschilden werden aangebracht in een toegemetseld venster. Trou wens een ander gevelsteen, een cartouche eronder geplaatst draagt volgend opschrift: Dit: opschrift is terzelvertijd een chronogram of jaartalvers en duidt het jaar 1712 aan. In dit jaar werd dus, luidens dit opschrift, de kerk in een schuur, veranderd. Ditzelf de wapenschild treft men ook aan boven de grote ingangspoort van de hoeve. Die monumentale poort (of de herstelling ervan) dagte kent dus van het begin van de 18' eeuw. Welke andere reguliere plaet- sen abt Laureins deed opbouwen kan niet uitgemaakt worden. Door een beroerte getroffen, deed deze abt in 1606 afstand van zijn abba- tiale waardigheid en ging zijn laat ste Jaren overbrengen in de Cister- ciënzernonnenabdij van Groeninge te Kortrljk, waar zijn zuster abdis was. Hij overleed er in 1611. De volgende abt werd aan de monniken van Bogaerde opgelegd door aartshertog Albrecht. Afkom stig van At. André du Chesne was Cisterciënzermonnik van de abdij van Loos (bij Rijsel). Door zijn goed bestuur wist hij toch na korte tijd in de gunst te staan van do monniken van Bogaerde. Hij stierf aldaar in 1610 en werd in het koor van de nieuwe kerk be graven. In 1627 werden zijn ge- beenderen naar Brugge overge- bz-acht. Een jonge, maar bekwame mon nik volgde aan du Chesne op, na melijk Adriaan Cancellier. Hij was een Vlaming uit Duinkerke. Hij is het, die de residentie van de mon niken verder uitbouwde tot een kleine abdij. Aan hem is o.m. te danken de kleine abbatiale kapel, met de daarbij aangebouwde de len van het klooster. Wellicht heeft hij aan het geheel het hui dig aspekt gegeven. De ankers op de achtergevel wijzen het jaar 1612 aan. Ook binnen in het gebouw, in een kleine, plaats op de verdie ping, is de sleutelsteen van het ge welf versierd met het wapenschild van abt Cancellier. Zijn schild was om het met herhaldische bewoor dingen uit te drukken: Gevieren deeld; 1 en 4 in zilver een rood ge ankerd kruis; 2 en 3 in goud een zilveren keper vergezeld van drie groene klaverblaadjes. Ook het mooie torentje, zo ty pisch voor de hoeve van Bogaerde dagtekent uit de tijd van abt Can- cc''er. Vroegertijds was de spits hoger en gebouwd in barokstijl, met een slanke peervormige be kroning. Op het plan van Sande- rus wordt het torentje zo afge beeld. Op dit pla dat opgemaakt werd omstreeks 1640 en het ge heel in vogelvlucht teruggeeft, staan nog andere gebouwen gete kend, o.m. een mooi en rijzig ge bouw, aan de hoeken door slanke torentjes geflankeerd. Het stond buiten de omheining van de hof plaats. Misschien was het de ho- tellerie of gasthuis? Midden de hofplaats stond een stevig gebouw de duiventoren. Het gelukte abt Cancellier aan zijn kleine abdij nieuw leven in te blazen. Het is de tijd van de Contrareformatie of van de Katholieke Hervorming! Te dien tijde traden in de Bogaer de onder meer Theodoor Pybès, Adriaan Mesdagh, Karei de Visch Adriaan Meuleman, monikken die de wetenschappelijke traditie van de Duinenabdij op degelijke wijze zouden voortzetten. Abt Cancellier stierf op Pasen 1623 en werd in de kerk van Bogaerde begraven. Later zou zijn gebeente ook naar de nieuwe abdij te Brugge over gebracht worden. In 1623 wordt Bernard Camp- mans tot abt verkozen. Terecht be schouwt men hem als de tweede stichter van Duinen. Hij is het die de aloude abdij herstelde in haar oude luister en aanzien. Geboren te Dowaai van een vader uit Gel derland, had hij in 1599 zijn kloos terbeloften afgelegd in de Bogaer de. In 1607 priester gewijd, werd hij in 1612 rentier of bestuurder van Kloosterzande in Hulster-Am bacht. In 1623 kwam hij naar de Bogaerde als abt terug. Om zijn uitzonderlijke gaven werd hij aan gesteld tot Vicaris-Generaal van de orde voor al de Nederlanden. Twee belangrijke gebeurtenissen deden zich voor onder Campmans' bestuur. IDESBALD VAN DER GRACHT De eerste is de ontgraving van het stoffelijk overschot van de heilige abt van Duinen, Idesbald van der Gracht Deze abt gestor ven in 1167 en om zijn uitzonder lijk heilig leven in een loden dood kist geborgen, was begraven, zoals de andere abten, in de kapittelzaal van de oude abdij. Toen nu ten tijde van Campmans in de puinen van de grote abdij allerhande ma teriaal verzameld werd, met het oog op de heropbouw van de abdij, werd er ook aan gedacht de lijk kist van Idesbald uit de grond op te graven. Abt Campmans wist dit opzet tot een goed einde te bren gen. Op 18 November 1623 greep de ontgraving plaats. De kist werd bovengehaald, op een wagen geladen en naar de Bogaerde ge voerd. Aldaar werd ze in de kerk neergezet. De officiële herkenning van Idesbalds lichaam zou eerst vijf maand later plaats grijpen. Bij de ontgraving echter werd reeds de kist opengemaakt Dit leidde tot de ontdekking dat dit lichaam, alhoewel reeds dood se dert 1167, nagenoeg gaaf en onge deerd gebleven was. De officiële herkenning greep plaats in de Bo gaerde op 21 April 1624, de twee de Zondag na Pasen. Het onder zoek en de herkenning werden ge daan door de bisschop van de streek, Mgr de Haynin, bisschop van leper. Een talrijke schaar ho gere geestelijken waren eveneens aanwezig. We noteren de abten van St-Winnoksbergen, van Veur ne, van Lo, de deken van het ka pittel van leper, alsook de aarts diaken van leper. Een authentisch verslag werd na het onderzoek door de secretaris van de bisschop opgemaakt. Een ander getuige, de monnik, die ook aanwezig was toen het lijk ontgraven werd, schreef over die opzienwekkende ontdekking een merkwaardige stu die, die In 1624 reeds te Brugge gedrukt en uitgegeven werd. Die ontdekking gaf niet enkel aanlei ding tot het schilderen van aller lei portrettenvan de gaaf ge bleven dode, doch vooral tot een grote toeloop van volk. Van ver kwam men naar de Bogaerde om het wonderbaar lichaam te zien. Een grote dag voor de Bogaerde wa3 die waarop de toenmalige vor stin van de Zuidelijke Nederlan den, de vrome aartshertogin Isa bella, ter bedevaart kwam naar de kleine abdij. Dit gebeurde op 13 Augustus 1625. De aartshertogin woonde in de kerk de H. Mis bij te 11 uur. Ze was vergezeld van een uiterst voornaam gevolg. Daar waren o.m. aanwezig veld overste markies Ambrosio Spinola, kardinaal Alfonso de la Cueva, ge zant van de Spaanse vorst te Brus sel, groot-aalmoezenier Frans de Rye, bisschop van Caesarea. Na de Mis werd aan de hoge bezoe kers het lichaam van Idesbald ver toond. Als herinnering aan haar bezoek mocht de aartshertogin een reliek van de heilige in ontvangst nemen, namelijk een mouw van de oude zwarte monnikkeuvel. Van het bezoek van de aartshertogin zijn ons twee oude afbeeldingen bewaard. Kort nadien ontving de Bogaer de ook het bezoek van de inter nuntius bij het hof van Brussel, Giovanni Francesco Guidi del Ba gno, aartsbisschop van Patras. Het lichaam van de heilige abt zou drie jaren lang in de Bogaer de blijven. WEG UIT HET WESTLAND Intussen zinde abt Campmans op het bouwen van een nieuwe Duinenabdij. Hij koesterde het pian te Brugge een nieuw groot klooster op te bouwen. Sedert 1624 war de oude doch vervallen Cis terciënzerabdij van Ter Doest. te Lissewege bij Duinen verenigd. Zo was ook het refuge of toevluchts huis van de Doest, te Brugge, eigendom geworden van Duinen. Daar zou, naar abt Campmans plande, de nieuwe abdij moeten oprijzen. Dit ging echter niet zonder moeilijkheden. Het magistraat van Veurne verzette zich met hand en tand tegen de verplaatsing van Duinen en het verlaten van het Westland. In 1626 had abt Camp mans een schrijven gericht tot de jMtfiPlilH De Kerk gebouwd bij het begin van de 17' eeuw, later als schuur gebruikt. De foto toont ons de Zuidgevel ervan, uitgevend op de boomgaard. Geheime Raad van Brussel, waar in hij zijn opzet, Veurne-Ambacht te verlaten, verdedigde. Als argu ment voerde hij aan. dat een abdij in de buiten gevestigd, steeds ge vaar zou lopen verwoest te wor den In tijden van onlusten. Ook dat de Bogaerde gevaar liep, met tertijd onder het zahd bedolven te worden. Het magistraat hield ech ter voor dat de Bogaerde een gun stig gelegen plaats was, gezien de nabijheid van de goederen van de abdij, en dat er van mogelijke ver zanding geen spraak was. Niette min wisten de monniken het pleit te winnen bij de Geheime Raad en kregen ze de toelating te verhui zen. Ze vreesden echter dat het magistraat van Veurne het hen niet gemakkelijk zou maken en daarom wachtten ze het gunstig ogenblik af... om de plaat te poet sen. Het werd 3 Mei 1627, dag van de toen reeds vermaarde Boetpro cessie. Terwijl de heren van Veur ne, met hun dienaars plechtig in de stoet stapten, werd in de Bo gaerde alles wat waarde had op wagens geladen, do Juwelen, de kerkgewaden en de loden doodkist van hun grote heilig abt. De wa gens reden naar Nieuwpoort toe en kwamen ten slotte te Brugge aan. Lo eindigde het verblijf van de monniken van Duinen in de ouds hoeve van de Bogaerde... en werd het hof wederom uitsluitend een boerderij. Te Brugge werden einde 1628 de grondvesten gelegd van de nieuwe abdij. Toen abt Campmans in 1642 stierf was ze grotendeels opge bouwd. Toch zou nog in deze eeuw de Bogaerde gedurende enkele jaren de residentie worden van een abt van de Duinen! Dit in de volgende omstandigheden. Toen in 1678 de Franse koning Lodewijk XIV, de beroemde Roi- soleilvoor de eerste maal Veur ne innam, stuurde de abt MIchiel Bultynck enkele monniken naar de Bogaerde om te waken over de goederen van de abdij en om alle inbeslagneming te vermijden. De Bogaerde mocht niet verontrust worden, daar ze behoorde tot de Duinenabdij, die thans gevestigd was in een stad die tot de Spaanse kroon behoorde. MOEILIJKHEDEN EN SCHEURING Eens de abt gestorven (21 Maart 1678), begonnen de moeilijkheden. De Spaanse vorst stuurde een com missie naar Brugge, om aldaar over te gaan tot het verkiezen van een nieuwe abt. De monniken die in de Bogaerde vertoefden, kwa men met hun overste naar Brug ge, en namen aan de verkiezing deel. Op 14 April van dit Jaar werd de nieuwe abt, Eugeen van de Velde genoemd en direkt geïnstal leerd. In zijn sappige taal deelt nu de Duinenmonnik NIvard van Hove het volgende mede: «Nauwelyckx en hadde hy (d.i. de nieuwe abt) den Staf inde handt ontfanghen, ofte seker moedwillig!» ende am bitieus persoon (namelijk de mon nik Arnoud Terrasse, lie reeds 9 jaar overste was in de Bogaerde) heeft sich door ongeooNofde mid delen ende adresse (behendigheid) soo verre verstout, dat hy de Translatie van Duynen naer Brug- ghe geschiedt ten jaere 1627 heeft willen quaet (ongeoorloofd) mae- cken, ende door de verschevdent- heyt der Croonen (de Franse en de Spaanse) ende faveur van syn vrienden die hy te vooren onder d'hant ghewonnen hadde, geholpen synde, heeft de saecke soo verre gebracht, dat hy syne Patenten (benoemingsbrieven) van den Al- der-Christelycksten Koninck (de Franse koning) ende den abt van Clairvaulx (van de welke Duinen afhing) verkreghen heeft, ende alle de goederen des Cloosters sich toe-geëyghent hebbende, heeft een Abdye in de Hof-Stede van Bo gaerde beginnen te timmeren en de als abt van Duynen verscheyde Jongelingen tot het Profes te ont- fangen, laetende synen wettely- cken Oversten ende Med-broeders tot Brugghe in een uytterste noodt ende armoede. In feite had Lodewijk XIV Ar noud Terrasse als abt van Duinen aangeduid onder voorwendsel dat het benoemingsrecht hem toebe hoorde door het feit dat de sou- vereiniteit over Veurne-Ambacht en da rechten die de Spaanse ko ning aldaar bezat, hem overge maakt werden door het vredetrak- taat van Aken, op 2 Mei 1668 ge sloten. En zo werd op 4 September 1678 Arnoud Terrasse als abt van Dui nen aangesteld en werden hem mijter en abtstaf geschonken in een plechtigheid die plaats greep in de Cisterciënzerabdij van Clair- marals (of Klommeres), bij Sint- Omaars. De Fransen wendden ook pogingen aan om de monniken die te Brugge verbleven, te bewilli gen naar de Bogaerde over te ko men. Geen enkele beantwoordde aan deze oproep. Toch wist Ter rasse enkele nieuwe religieusen in de Bogaerde aan te werven. De FranseDuinenabt her stelde Inmiddels de gebouwen van de Bogaerde met het inzicht al daar voor goed de residentie van de Duinenmonniken te vestigen! Die toestand duurde verscheide ne Jaren. Een schisma was in de Duinen uitgebroken! TERUG VERENIGD In 1680 volgde Maarten Collé de overleden abt van de Brugse Dui nen op. Kort na zijn aanstelling vertrok de nieuwe abt naar Parijs om aldaar bij de Franse Koning de rechten van de Brugse abdij te verdedigen. Hij won zijn pleit Op 21 Juli 1283 werd door de Franse koning een arrest uitgevaardigd, waardoor de Brugse abdij in haar rechten werd hersteld. Aan Ter rasse werd verboden nog langer de naam van «abt van Duinen» te dragen, de geleden schade dien de hersteld en de monniken die door Terrasse tot het profes wer den toegelaten, moesten zich ter beschikking aanbieden bij de abt van Clairvaux. Van Parijs is abt Collé dan re gelrecht naar Bogaerde vertrok- ker, om aldaar alles terug in orda te brengen. En hij is, zo schrijft Nivard van Hove, ten lesten met do Laurierkrans van Victorie toe Brugghe in syn abdye gearriveert, alwaer hy onder den toeloop ende gheluckwenscht van ontallycke (ontelbare) persoonen soo van Edeldom als andere conditie, van syn lieve Sonen, als eenen Engel uyt edn Hemel ontfangen is ge weest Terrasse ging over naar het klooster van Clairvaux en werd naderhand prior van de abdij van Montreuil. De monniken van zijn abdij van de Bogaerde volgden hem, behalve twee, die naar de Brugse abdij gingen. get werd nu wederom rustig in de Bogaerde. En... de boer ploeg de voort. En toen verschenen de Frans» Sans-Culotten en werden de Ne derlanden overweldigd door de Franse omwentelaars. In deze be narde tijden zou te Brugge de eeuwenoude Duinenabdij te gron de gaan. Op 15 November 1796 werden de monniken voorgoed uit hun abdij gejaagd. Ze konden niettemin een deel van hun goederen behouden, o.m. de hoeven van Ter Doest te Lissewege, van de Allaartshuizen te Wulpen, alsook de Bogaerde Do laatste monnik van de ver maarde abdij. Niklaas de Roover, stierf të Brugge in 1833. Geduren de zijn loven had hij reeds vele roerende en onroerende goederen van de abdij aan kloosters en goe de werken overgemaakt. Om het herstichten van het oude bisdom Brugge, dat niet direkt heropge richt werd në de Franse omwen teling, mogelijk te maken, schonk Niklaas die vermelde hoeven aan de kerkelijke overheden. Ook de Bogaerde. En zo kon ten Jare 1950 de Vrije Landbouwschool van Nieuwpoort in deze hoeve, zo rijk aan histori sche herinneringen, ondergebracht worden. En wederom heerst, zoals het was gedurende eeuwen, een grote bedrijvigheid in het oude en glo rieuse hof van Bogaerde. Dc Oostgcvel van de 13° ceuwsc grote schuur.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1952 | | pagina 16