Onze
Week-end
Reportage
door Z. E. H. J. De Cuyper, pastoor te Pervijze
EERTIJDS DE KERC
NV DE SCHEVRE.
«HET WEKELIJKS NIEUWS Zaïerda* 6 Sept'llM BI*. 16,
uun rti ~m*i!riry~ii* nr rv ir*"—*i*'i*uTr -f*r^***-rr v v mi*iiir<-|iinYiypr vr Q—*iVivir*ir-
<De Hofstede ra Boaaerde)
ras»;
s
DE ABDIJ VAN DE DUINEN
De hofstede van Bogaerde
zoals die hoeve geheten werd in
de 17* eeuw, behoorde van ouds
tot het domein van de vermaarde
abdij van O. L. Vrouw van de Dui
nen. De Bogaerde was dus, zoals
nu, een hofstede. Tweemaal, zoals
verder uiteengezet wordt, deed ze
dienst als abdij en kwamen de
monniken van de eigenlijke abdij
daar wonen. Dit weze bij de aan
vang van deze studie duidelijk ver
klaard, daar menigeen nog steeds
in de waan verkeert, dat de Bo
gaerde vroegertijds een klooster
was. Het was gedurende eeuwen
een hofstede, die toebehoorde aan
de abdij van Duinen. Aanvankelijk
stond die abdij te Koksijde. Na
de godsdienstige onlusten van de
16" eeuw werd ze overgebracht
naar Brugge. Thans dienen de
voormalige kloostergebouwen tot
Seminarie van het Bisdom.
Ontstaan bij het begin van de
12° eeuw, was deze abdij aanvan
kelijk een Benediktijnerabdij. In
1138 sloot ze aan bij de nieuwe
kloosterorde, de orde van Cistercië
of Citeaux. Deze orde, die in gans
Europa destijds een reusachtige
opbloei kende, volgde wel de oude
regel van de H. Benedikt, doch gaf
er voor sommige delen, een eigen
interpretatie aan. O. m. werd het
punt van de regel, dat de handen
arbeid voorschreef, stipt onderhou
den. In 't algemeen kenmerkt de
nieuwe orde zich door een ernstig
streven naar eenvoud in alle sek
toren van het leven.
Onder het impuls van de Cister
ciënzerabt van Clairvaux, de Hei
lige Bernard, oogstte de nieuwe
richting een buitengewone bijval.
Honderden abdijen, zowel voor
vrouwen als voor mannen, rezen
in korte tijd op. Sommige onder
hen telden tot 400 en 500 monni
ken en broeders. In dit geval was
ook de abdij van de Duinen in de
loop van de 13" eeuw.
Vanaf de aanvang werd Duinen
met grond begiftigd. Eerst in de
onmiddellijke nabijheid van de
abdij. Zo ontving ze van graaf
Dirk van den Elzas zoveel land in
de duinen, als de monniken willen
bebouwen voor eigen gebruik en
ook zoveel als ze nodig hebben om
hun vee te weiden. Hierbij weze
opgemerkt, dat aanvankelijk enkel
schapen gekweekt werden, daar de
ziltige aarde van de grond (te wij
ten aan vroegere overstromingen
van uit zee) het aankweken van
groot vee niet toeliet.
Weldra ontvangt de abdij lande
rijen dieper in het land gelegen,
zowel in de kasselrij Veurne, als
in de kasselrij St-Winnoksbergen.
Zo te Eggewaartskapelle, te Wul
pen en te Ramskapelle. In laatst
genoemde parochies, zouden na
korte tijd twee grote hoeven ont
staan, de Allaartshuizen en de
Hemme.
ONTSTAAN VAN
«DE BOGAERDE»
Volgens de kroniekschrijver van
de abdij, Adriaan de But (f1487),
zou de hoeve Bogaerde ontstaan
zijn ten tijde van abt Robrecht
van Brugge. Deze abt, een lid van
een Brugse edele familie, bestuur
de de abdij van 1138 tot 1153. A. de
But geeft de namen op van de
weldoeners van de abdij, die land
schonken gelegen in de parochie
van Ste-Walburga te Veurne. Hier
dient aanstonds opgemerkt dat de
Bogaerde in de 12" eeuw nog op
het grondgebied van Veurne lag.
Zoals trouwens de abdij ook. Eerst
in de 13" eeuw kwam de afzonder
lijke parochie Koksijde tot stand.
Het is wellicht op de tekst van een
verloren geraakte oorkonde dat de
But voortging, om de stichting van
de Bogaerdehoeve onder het be
stuur van abt Robrecht te situe
ren. Hij stipt aan dat de genaam
de Wouter Cath, Reinverd en Er-
kenboud hun land en vrije erve
aan de abdij schonken. Ook dat
abt Robrecht het land aanwierf
O. L. Vrouwe-land genoemd en
toebehorend aan Ideslof, Reigner,
Reinboud, Valck en andere. In de
volgorde van de goederen van
de abdij, in pauselijke of grafelij
ke oorkonden opgenomen, volgen
de bezittingen in Veurne gelegen
steeds op die van de Allaartshui
zen, en worden ze gevolgd door die
van Sint-bij-Duinkerke, die eerst
later, ten tijde van abt Idesbald
van der Gracht aangeworven wer
den. Die volgorde is wellicht een
chronologische orde. We besluiten
dan ook dat de eerste kern van
de hoeve van Bogaerde aangewor
ven werd in het midden van de
12" eeuw.
Voor het eerst duikt in 1184 de
naam Bongart Boomgaard)
op, om die hoeve aan te duiden.
Hier stelt zich de vraag: Welke is
de oorsprong van die naam?
lenige plaats in de Middeleeu
wen droeg de naam «Boomgaard».
We treffen de volgende vormen
van dit woord aan: Bongart, Bom-
gard, Boengart, Boemgaert (in
de oudste oorkonden), Boghaerde,
Boomgaerde, vooral Bogaerde in
de oorkonden vanaf de 14" eeuw.
Wordt de naam in het Latijn ver
taald, dan worden die plaatsen
Pomerium genoemd. En Pomerium
beduidt boomgaard.
Er is geen twijfel aan mogelijk.
Die plaatsnaam doelt op het be
staan, misschien enkel bij aan
vang, van een boomgaard.
Wat de hoeve van Koksijde be
treft, we gissen dat toen Wouter
Cath en zijn gezellen die lande
rijen aan de abdij schonken, op
die grond reeds een bebouwde hoe-
ve, met boomgaard, bestond. De
benaming «allodium» of vrije erve
schijnt daarop te wijzen. Wellicht
waren er destijds weinig hoeven
in Veurne-Ambacht, waarbij een
«Ten Bogaerde» is herrezen. Nieuw leven zindert door de oude gesteenten. Langs een
moderne rijweg, de prachtige nieuvje baan van Veurne naar Koksijde, waar de kilometernaal
den der autos trillen rond de 100-kilometer-snelheid, ligt «Ten Bogaerde» te midden van de
wijde natuur te dromen. De aloude muren werden met eerbiedige hand gekoesterd want zij
getuigen dat het verleden schoon en goed was toen nijverige monikken Gods lof verkondig
den door het werk van hun handen en door het gebed van hun hart. Nieuwe muren zijn
thans opgetrokken, nieuwe gebouwen herrezen, niet tot huisvesting van eerbiedwaardige mo
nikken, maar wel tot vorming van de jeugd die gelijk haar voorouders aan de grond de beste
vruchten wil ontrukken. Want een schoolhoeve is «Ten Bogaerde» geworden en het eer
biedwaardig gebouw kreeg aldus weer een schone bestemming.
Zondag 19 October wordt deze schoolhoeve plechtig ingewijd. Z. Exc. Mgr De Smedt,
Bisschop van Brugge, zal te 14.15 u. de kapel wijden waarna de onthulling en de wijding
plaats heeft van het beeld van St Idesbaldus. Tenslotte worden ook de gebouwen, stallin
gen en velden ingezegend. Een prachtig feestprogramma zal deze plechtigheid omlijsten.
Voor «Ten Bogaerde» breekt een nieuw tijdperk aan, dat aanleunt bij een schoon ver
leden en om onze lezers vertrouwd te maken met de geschiedenis van déze eeuwenoude
stichting geven wij hieronder de -eer rake en levendige historische studie die Z. E. H. De
Cuyper, Pastoor te Pervijze, aan Ten Bogaerde» heeft gewijd. Wij hoeven de Schrijver niet
voor te stellen want van zijn hand verscheen reeds menig werk dat de rijkste facetten uit
het schoon verleden van ons Vlaamse Volk belichtte. Onderstaande tekst, rijkelijk geïllus
treerd, verschijnt eerlang als brochure.
boomgaard aangelegd was. Van
daar dat men die hoeve de <Boom-
gaardhoeveof de Bomgart
noemde.
"*e wordt in oude Vlaamse tek
sten als volgt aangeduid: de hove
van den Boongaerde (1362), ten
Bogaerde (1591), tgoedt van de
abdie van duynen, geseyt ten
Boomgaerde (1654), de Bogaerde
(einde 17" eeuw).
Een oude beschrijving van de
kasselrij Veurne of Veurne-Am
bacht weet over de hoeve het vol
gende te vertellen: «De Bogaerde
is altijt geweest eene schoone hof
stede, daer veele Landen mede
waeren gaende, die het Clooster
vanden Duynen a° 1146 vercre-
gen heeft in aelmoese van Walter
Caeck (sic!) ende sijne mede-
hoirs.
De eerste maal dat in een chaar-
ter de afmeting van de Bogaer
de (1183) wordt aangestipt, wordt
voor de hoeve van Bogaerde en
van Moer (of Voormoer) hoeve
die te Veurne gelegen was een
gezamenlijke oppervlakte van 356
gemet aangeduid,
Een bekrachtigingsakte van gra
vin Margareta (1246) licht ons be
ter in. Toen beschikte de hoeve
over 670 gemet. Wellicht behelsde
de eerste schenking van Wouter
Cath het grootste deel van deze
oppervlakte en mogen we vermoe
den, dat een merkelijk deel ervan
bij de begiftiging nog uit moeras
sige grond bestond.
EEN PRACHTIGE BOERDERIJ
Reeds in 1197 stonden er op het
domein van Bogaerde boerderijge
bouwen. In een oorkonde van dit
jaar wordt de grangiavan de
Bogaerde vermeld.
<Grangia(in het Frans grange)
betekent eigenlijk schuur. Bij de
Cisterciënzers wordt dit woord ge
bruikt in de betekenis die de Be-
nediktijnen hechtten aan de bena
mingen:'curtis en curtis dominica,
d.i. het hof. Grangia betekent dus
het geheel van de gebouwen, schu
ren, stallingen, enz., waar degene
wonen, die met het bestuur van de
hoeve belast zijn, alsook de land
bouwers zelf. Niettemin wordt door
grangia niet zelden gans de hoeve
bedoeld, met de gebouwen en de
landerijen. Zo moet meestal het
woord «grangia» begrepen worden,
wanneer het voorkomt in de oor
konden van de Duinenabdij.
Uiterlijk vertoonden de hoeven
van de Cisterciënzers grote gelij
kenis met de abdijen zelf. Immers
op die hoeven was er een kapel,
een cafelactorium of warmkamer,
een dormter of slaapzaal, een eet
zaal, enz., alles bijna zoals in de
abdij zelf. De schuur zelf had, ge
zien de grote oppervlakte van het
bebouwde land en dus de ontzag
lijke oogsten, reusachtige afmetin
gen. Straks zullen we handelen
over de grote schuur van Bogaer
de, waarvan de afgeknotte gevels
nu nog bestaan. Monniken bewoon
den de hoeven niet. Daar verble
ven enkel de conversen of broe
ders, alsook de leke helpers. Gedu
rende de eerste eeuwen van de Cis
terciënzersorde waren de conver
sen in haar abdijen uiterst talrijk.
Ten tijde van abt Niklaas van
Belle (1226-1253) waren, er in de
Duinenabdij 120 monniken en 248
conversen.
Aanvankelijk was de Bogaerde,
zoals trouwens al de boerderijen
van Veurne-Ambacht, een schapen
boerderij. Dit om reden van de zil
tige aard van de grond. Heel vroeg
wellicht hebben de monniken en
de conversen grote stukken van
het domein zo weten te bewerken,
dat het mogelijk werd graan te
zaaien en te oogsten. Het feit dat
op het einde van de 12" eeuw de
Bogaerde reeds een grangia is,
dus een volledige boerderij, doet
dit vermoeden. Het is wel moge
lijk dat de toenmalige gebouwen
nog dagtekenden van de tijd van
de begiftiger Wouter Cath en en
kel bestonden uit primitieve ge
bouwen in plak en stak
Intussen was het getal monni
ken en conversen van de Duinen
abdij zo aangegroeid, dat de be
slissing getroffen werd nieuwe en
grotere kloostergebouwen op te
.rekken. Het opzet zou te danken
zijn aan abt Elias, naar zijn ge
boorteplaats, van Koksijde ge
noemd. Hij stierf echter in 1203
vooraleer aan zijn projekt een be
gin van uitvoering kon gegeven
worden. Het zou aan zijn opvolger
abt Pieter weggelegd worden de
opbouw van de nieuwe grootse
kerk te beginnen; dit in 1214. Ze
Dc achtergrond van het woonhuis en het 16" eeuws torentje.
werd voltooid in 1262. Het zijn de
puinen van die kerk die thans,
dank zij de opgravingen, aan het
licht gekomen zijn. Die muurstom-
pen en stukken vloeren getuigen
nu nog van de heerlijkheid van de
kerk die destijds daar oprees.
In 1226 wordt aan het hoofd van
de abdij een zeer begaafde mon
nik aangesteld, namelijk Niklaas
van Belle. Bekwaam administrator,
spande hij zich krachtdadig in om
de opbouw van de nieuwe kloos
tergebouwen snel te doen vorde
ren. De kroniek stipt aan dat hij
te Kloosterzande (in Hulster-Am
bacht) twee grote schuren deed
bouwen, een kapel, woonhuizen en
een poortgebouw. Ook deed hij
schuren bouwen te Frankendijk
(ook in Hulster-Ambacht), in de
Hemme te Ramskapelle, in de Al
laartshuizen te Wulpen, in de Bo
gaerde en op het neerhof van de
abdij zelf.
Vart deze aangestipte gebouwen
bestaan thans nog de kapel van
Kloosterzande (thans gebruikt door
de Nederlandse Hervormde Kerk),
de puinen van de schuur van de
Bogaerde en van de schuur te
Wulpen.
HET MIDDELEEUWS
GEBOUW
De schuur van de Bogaerde was
een monumentaal gebouw. Ze had
een lengte van 67,50 m., een breed
te van 22,50 m. De gevels, die thans
afgeknot zijn, hadden een hoogte
van 15,50 m. Ter vergelijking: de
huidige kerk van Nieuwpoort is
ongeveer 70 m. lang. Door haar
afmetingen en haar vorm had de
Bogaerde-schuur het uitzicht van
een grote kerk!
De zware muren, gebouwd met
grote bakstenen, moeffenge
noemd, werden gesteund door even
zware schoorpijlers, die bij middel
van enkele kleine versnijdingen
naar boven toe in omvang vermin
deren.
De vensters, de grote en de klei
ne, hebben de vorm van een nis,
met een rondboog of een spitse
boog afgedekt. Wat aanduidt dat
de schuur in de zogenaamde tran
sitieperiode of vroeg-gothische stijl
werd opgebouwd.
Enkele delen van de zijmuren,
die de gevels verbonden, zijn nog
voorhanden. Men bemerkt er o.m.
de kleine vensters met rondboog
afgedekt, en vooral de sierlijke
rondbogenfries die de vooruitste
kende kroonlijst onderschraagt.
Het geheel getuigt van stevig
heid en stijlvolle versiering. De be
roemde schuur van de dochterab
dij van ter Doest, te Lissewege, is
slanker van stijl, doch dagtekent
dan ook van latere tijd.
Vele archeologen en kunstenaars
hebben de wens «uitgedrukt, dat
die schuur van de Bogaerde, wel
licht de oudste in Vlaanderen, in
haar vroegere heerlijkheid zou her
steld worden. Intussen kunnen we
enkel de wens uiten, dat al het
mogelijke zou gedaan worden, om
verder verval van die heerlijke
brok architektuur te keer te gaan.
Uit de 13" eeuw dateren wellicht
ook delen van de muur, die de uit
gestrekte hofplaats omringt. Ze
zijn ook met zware moeffen ge
bouwd en zijn afgedekt met kun
stig gebakken bakstenen. In een
stuk oude muur, dicht bij het
woonhuis, is een 13" eeuws hon
denhok aangebracht. Zowel de
voorkant als de achterkant van
dit hok getuigen van de kunst
smaak van de bouwers.
Mogelijks dagtekent ook uit die
tijd het gebouw, dat rechts vën de
hofplaats staat en thans als stal
ling gebruikt wordt. De algemene
lijn van dit gebouw, alsook de
kloeke schoorpijlers wijzen naar
die tijd. Het werd in latere tijd
menigmaal herstel, o.m. in 1742.
Een oude steen, die vroeger in de
muur gemetseld was, draagt dit
jaartal.
De woning zelf dateert ongetwij
feld uit de middeleeuwen. Bij de
aanvang van de 17" eeuw echter
werd het gans gewijzigd. Zoals we
verder aanstippen, werd dit ge
bouw omvormd tot een kleine
abdij, de oude delen werden naar
meer moderne trant hersteld en
nieuwe gebouwen werden erbij ge
voegd.
Intussen doet hetgeen uit de 13"
en 14" eeuw nog overblijft, aanvoe
len hoe groots en sierlijk terzelf-
dertijd het uitzicht was van de
oude Bogaerde
TIJDELIJK VERVAL
De abdij van do Duinen heeft,
zoals alle menselijke instellingen,
crisisperioden beleefd, dit reeds in
dc 13° en 14" eeuw. Steeds kon ze
echter in die tijden de crisis te
boven komen. Vanaf de 15° eeuw
doorworstelt de abdij en ook gans
do orde van Citeaux een zware cri
sis, die ze eerst na de godsdien
stige onlusten van de 16" eeuw
enigszins zal te boven komen. Oor
zaken van sociale, economische en
vooral godsdienstige aard brachten
een vervaltijd teweeg. Intussen, te
rend op haar oude glorie, zette
Duinen stil haar bestaan voort.
Steeds meer en meer werd afge
weken van de geest van de «goede,
oude tijd», van handenarbeid werd
afgezien en de vrije tijd werd aan
studie besteed. Het aantal monni
ken en conversen verminderde met
de dag. De hoeven worden ver
pacht. Omstreeks 1550 was de toe
stand werkelijk «levensgevaarlijk»!
Er waren nog amper 15 monniken.
In 1564 was er nog één convers.
Zoals vele andere abdijen zoch
ten de Duinheren van de buiten
naar de stad te verhuizen. Niet al
leen was het daar aangenamer en
gerieflijker om te leven, het was
er ook veiliger in die onrustige
tijden.
Terwijl de monniken in hun veel
te groot geworden abdij zinden op
een verplaatsing van hun klooster,
vielen op 15 Augustus 1566 de
beeldstormers de abdij binnen.
Grote schade werd aangebracht,
doch de monniken keerden na die
bange dagen naar hun akelig toe
getakelde abdij terug. Abt Holman
besloot alsdan de kleine commu-
nauteit te vestigen in een deel van
de abdij. Negen Jaar nadien begon
de gruwelijke tachtigjarige oorlog,
die het einde zou betekenen voor
de abdij van Koksijde.
In Oktober 1578 werd door de
aanhangers van Willem van Oranje
de Inboedel van de abdij openbaar
verkocht. Al wat enigszins waarde
had, werd weggevoerd. De monni
ken verlieten dan ook voor goed
hun glorieuse abdij van Koksijde.
Gedurende enkele Jaren verble
ven een tiental monniken in het
refugehuis te Nieuwpoort. Te dien
tijde werd ook de hoeve van Bo
gaerde erg geteisterd. Een monnik
van Duinen, Nivardus van Hove,
deelt daarover mede: T'synen
tyde (t.w. van abt Laurent van
den Berghe) hebben de Rebellen
van Oostende, te weten Anno 1593,
gheheel West-Vlaenderen (d.i. het
Westland) verwoest, als-wanneer
sy onze Hofsteden van Bogaerde
en de Allarts-huyse met die groote
vermeerde Scheuren, die vol graen
waeren, tot den gronde hebben
verbrandt.
VERDER ONTWIKKELING
In 1601 werd door de monniken
besloten de hoeve van Bogaerde te
bewonen en als voorlopige abdij in
te richten. De oude gebouwen wer
den hersteld en nieuwe werden op
getrokken. Voor die wérken ge
bruikte men stenen van de verla
ten abdij. Zo is het uit te leggen,
dat op die hoeve nu nog stenen
aan te treffen zijn van allerlei
vorm en formaat, basissen en ka
pitelen van zuilen, enz.
Abt van den Berghe bouwde o.m.
de kerk, het groot gebouw dat bij
het binnentreden van de hofplaats
aan de linkerzijde thans nog be
staat. Deze kerk is 22,50 m. lang
en 15 m. breed. Gezien het klein
getal monniken, was deze kerk
ruim genoeg! De noord- en zuid-
muren telden vijf grote ogivale
vensters, thans toegemetst. Op de
zuidkant treft men nog de stevige
schoorpijlers aan. Op de noordkant
zijn ze verdwenen. In deze muur
steken nog twee stenen met wa
penschilden versierd. Het ene wa
penschild is het aloud schild van
de abdij zelf. Heraldisch wordt dit
schild als volgt beschreven: In
goud een blauwe dwarsbalk van
boven vergezeld van een zwarte
arendsklauw, van onder van een
zwarte dolfijn, over alles heen
twee schuin gekruiste zilveren sta
ven.
Onderaan leest men de wapen
spreuk of leuze: Fac necesita-
te virtutemwat vertaald luidt:
Van de nood een deugd maken
Het ander wapenschild is dit van
abt Lucas de Vriese (1699-1723)
In zilver vijf rode St-Jacobsschel-
pen, geplaatst: 3, ,2, 1. Onderaan
staat de wapenspreuk: In Domi
no confido wat vertaald luidt:
In de Heer betrouw ikDeze
wapenschilden werden aangebracht
in een toegemetseld venster. Trou
wens een ander gevelsteen, een
cartouche eronder geplaatst
draagt volgend opschrift:
Dit: opschrift is terzelvertijd een
chronogram of jaartalvers en duidt
het jaar 1712 aan. In dit jaar werd
dus, luidens dit opschrift, de kerk
in een schuur, veranderd. Ditzelf
de wapenschild treft men ook aan
boven de grote ingangspoort van
de hoeve. Die monumentale poort
(of de herstelling ervan) dagte
kent dus van het begin van de
18' eeuw.
Welke andere reguliere plaet-
sen abt Laureins deed opbouwen
kan niet uitgemaakt worden. Door
een beroerte getroffen, deed deze
abt in 1606 afstand van zijn abba-
tiale waardigheid en ging zijn laat
ste Jaren overbrengen in de Cister-
ciënzernonnenabdij van Groeninge
te Kortrljk, waar zijn zuster abdis
was. Hij overleed er in 1611.
De volgende abt werd aan de
monniken van Bogaerde opgelegd
door aartshertog Albrecht. Afkom
stig van At. André du Chesne was
Cisterciënzermonnik van de abdij
van Loos (bij Rijsel). Door zijn
goed bestuur wist hij toch na
korte tijd in de gunst te staan van
do monniken van Bogaerde. Hij
stierf aldaar in 1610 en werd in
het koor van de nieuwe kerk be
graven. In 1627 werden zijn ge-
beenderen naar Brugge overge-
bz-acht.
Een jonge, maar bekwame mon
nik volgde aan du Chesne op, na
melijk Adriaan Cancellier. Hij was
een Vlaming uit Duinkerke. Hij is
het, die de residentie van de mon
niken verder uitbouwde tot een
kleine abdij. Aan hem is o.m. te
danken de kleine abbatiale kapel,
met de daarbij aangebouwde de
len van het klooster. Wellicht
heeft hij aan het geheel het hui
dig aspekt gegeven. De ankers op
de achtergevel wijzen het jaar 1612
aan. Ook binnen in het gebouw,
in een kleine, plaats op de verdie
ping, is de sleutelsteen van het ge
welf versierd met het wapenschild
van abt Cancellier. Zijn schild was
om het met herhaldische bewoor
dingen uit te drukken: Gevieren
deeld; 1 en 4 in zilver een rood ge
ankerd kruis; 2 en 3 in goud een
zilveren keper vergezeld van drie
groene klaverblaadjes.
Ook het mooie torentje, zo ty
pisch voor de hoeve van Bogaerde
dagtekent uit de tijd van abt Can-
cc''er. Vroegertijds was de spits
hoger en gebouwd in barokstijl,
met een slanke peervormige be
kroning. Op het plan van Sande-
rus wordt het torentje zo afge
beeld. Op dit pla dat opgemaakt
werd omstreeks 1640 en het ge
heel in vogelvlucht teruggeeft,
staan nog andere gebouwen gete
kend, o.m. een mooi en rijzig ge
bouw, aan de hoeken door slanke
torentjes geflankeerd. Het stond
buiten de omheining van de hof
plaats. Misschien was het de ho-
tellerie of gasthuis? Midden de
hofplaats stond een stevig gebouw
de duiventoren. Het gelukte abt
Cancellier aan zijn kleine abdij
nieuw leven in te blazen. Het is
de tijd van de Contrareformatie
of van de Katholieke Hervorming!
Te dien tijde traden in de Bogaer
de onder meer Theodoor Pybès,
Adriaan Mesdagh, Karei de Visch
Adriaan Meuleman, monikken die
de wetenschappelijke traditie van
de Duinenabdij op degelijke wijze
zouden voortzetten. Abt Cancellier
stierf op Pasen 1623 en werd in
de kerk van Bogaerde begraven.
Later zou zijn gebeente ook naar
de nieuwe abdij te Brugge over
gebracht worden.
In 1623 wordt Bernard Camp-
mans tot abt verkozen. Terecht be
schouwt men hem als de tweede
stichter van Duinen. Hij is het die
de aloude abdij herstelde in haar
oude luister en aanzien. Geboren
te Dowaai van een vader uit Gel
derland, had hij in 1599 zijn kloos
terbeloften afgelegd in de Bogaer
de. In 1607 priester gewijd, werd
hij in 1612 rentier of bestuurder
van Kloosterzande in Hulster-Am
bacht. In 1623 kwam hij naar de
Bogaerde als abt terug. Om zijn
uitzonderlijke gaven werd hij aan
gesteld tot Vicaris-Generaal van
de orde voor al de Nederlanden.
Twee belangrijke gebeurtenissen
deden zich voor onder Campmans'
bestuur.
IDESBALD VAN DER GRACHT
De eerste is de ontgraving van
het stoffelijk overschot van de
heilige abt van Duinen, Idesbald
van der Gracht Deze abt gestor
ven in 1167 en om zijn uitzonder
lijk heilig leven in een loden dood
kist geborgen, was begraven, zoals
de andere abten, in de kapittelzaal
van de oude abdij. Toen nu ten
tijde van Campmans in de puinen
van de grote abdij allerhande ma
teriaal verzameld werd, met het
oog op de heropbouw van de abdij,
werd er ook aan gedacht de lijk
kist van Idesbald uit de grond op
te graven. Abt Campmans wist dit
opzet tot een goed einde te bren
gen. Op 18 November 1623 greep
de ontgraving plaats. De kist
werd bovengehaald, op een wagen
geladen en naar de Bogaerde ge
voerd. Aldaar werd ze in de kerk
neergezet. De officiële herkenning
van Idesbalds lichaam zou eerst
vijf maand later plaats grijpen.
Bij de ontgraving echter werd
reeds de kist opengemaakt Dit
leidde tot de ontdekking dat dit
lichaam, alhoewel reeds dood se
dert 1167, nagenoeg gaaf en onge
deerd gebleven was. De officiële
herkenning greep plaats in de Bo
gaerde op 21 April 1624, de twee
de Zondag na Pasen. Het onder
zoek en de herkenning werden ge
daan door de bisschop van de
streek, Mgr de Haynin, bisschop
van leper. Een talrijke schaar ho
gere geestelijken waren eveneens
aanwezig. We noteren de abten
van St-Winnoksbergen, van Veur
ne, van Lo, de deken van het ka
pittel van leper, alsook de aarts
diaken van leper. Een authentisch
verslag werd na het onderzoek
door de secretaris van de bisschop
opgemaakt. Een ander getuige, de
monnik, die ook aanwezig was
toen het lijk ontgraven werd,
schreef over die opzienwekkende
ontdekking een merkwaardige stu
die, die In 1624 reeds te Brugge
gedrukt en uitgegeven werd. Die
ontdekking gaf niet enkel aanlei
ding tot het schilderen van aller
lei portrettenvan de gaaf ge
bleven dode, doch vooral tot een
grote toeloop van volk. Van ver
kwam men naar de Bogaerde om
het wonderbaar lichaam te zien.
Een grote dag voor de Bogaerde
wa3 die waarop de toenmalige vor
stin van de Zuidelijke Nederlan
den, de vrome aartshertogin Isa
bella, ter bedevaart kwam naar de
kleine abdij. Dit gebeurde op 13
Augustus 1625. De aartshertogin
woonde in de kerk de H. Mis bij
te 11 uur. Ze was vergezeld van
een uiterst voornaam gevolg.
Daar waren o.m. aanwezig veld
overste markies Ambrosio Spinola,
kardinaal Alfonso de la Cueva, ge
zant van de Spaanse vorst te Brus
sel, groot-aalmoezenier Frans de
Rye, bisschop van Caesarea. Na
de Mis werd aan de hoge bezoe
kers het lichaam van Idesbald ver
toond. Als herinnering aan haar
bezoek mocht de aartshertogin een
reliek van de heilige in ontvangst
nemen, namelijk een mouw van de
oude zwarte monnikkeuvel. Van
het bezoek van de aartshertogin
zijn ons twee oude afbeeldingen
bewaard.
Kort nadien ontving de Bogaer
de ook het bezoek van de inter
nuntius bij het hof van Brussel,
Giovanni Francesco Guidi del Ba
gno, aartsbisschop van Patras.
Het lichaam van de heilige abt
zou drie jaren lang in de Bogaer
de blijven.
WEG UIT HET WESTLAND
Intussen zinde abt Campmans
op het bouwen van een nieuwe
Duinenabdij. Hij koesterde het
pian te Brugge een nieuw groot
klooster op te bouwen. Sedert 1624
war de oude doch vervallen Cis
terciënzerabdij van Ter Doest. te
Lissewege bij Duinen verenigd. Zo
was ook het refuge of toevluchts
huis van de Doest, te Brugge,
eigendom geworden van Duinen.
Daar zou, naar abt Campmans
plande, de nieuwe abdij moeten
oprijzen.
Dit ging echter niet zonder
moeilijkheden. Het magistraat van
Veurne verzette zich met hand en
tand tegen de verplaatsing van
Duinen en het verlaten van het
Westland. In 1626 had abt Camp
mans een schrijven gericht tot de
jMtfiPlilH
De Kerk gebouwd bij het begin van de 17' eeuw, later als schuur
gebruikt. De foto toont ons de Zuidgevel ervan, uitgevend op de
boomgaard.
Geheime Raad van Brussel, waar
in hij zijn opzet, Veurne-Ambacht
te verlaten, verdedigde. Als argu
ment voerde hij aan. dat een abdij
in de buiten gevestigd, steeds ge
vaar zou lopen verwoest te wor
den In tijden van onlusten. Ook
dat de Bogaerde gevaar liep, met
tertijd onder het zahd bedolven te
worden. Het magistraat hield ech
ter voor dat de Bogaerde een gun
stig gelegen plaats was, gezien de
nabijheid van de goederen van de
abdij, en dat er van mogelijke ver
zanding geen spraak was. Niette
min wisten de monniken het pleit
te winnen bij de Geheime Raad en
kregen ze de toelating te verhui
zen. Ze vreesden echter dat het
magistraat van Veurne het hen
niet gemakkelijk zou maken en
daarom wachtten ze het gunstig
ogenblik af... om de plaat te poet
sen. Het werd 3 Mei 1627, dag van
de toen reeds vermaarde Boetpro
cessie. Terwijl de heren van Veur
ne, met hun dienaars plechtig in
de stoet stapten, werd in de Bo
gaerde alles wat waarde had op
wagens geladen, do Juwelen, de
kerkgewaden en de loden doodkist
van hun grote heilig abt. De wa
gens reden naar Nieuwpoort toe
en kwamen ten slotte te Brugge
aan.
Lo eindigde het verblijf van de
monniken van Duinen in de ouds
hoeve van de Bogaerde... en werd
het hof wederom uitsluitend een
boerderij.
Te Brugge werden einde 1628 de
grondvesten gelegd van de nieuwe
abdij. Toen abt Campmans in 1642
stierf was ze grotendeels opge
bouwd.
Toch zou nog in deze eeuw de
Bogaerde gedurende enkele jaren
de residentie worden van een abt
van de Duinen! Dit in de volgende
omstandigheden.
Toen in 1678 de Franse koning
Lodewijk XIV, de beroemde Roi-
soleilvoor de eerste maal Veur
ne innam, stuurde de abt MIchiel
Bultynck enkele monniken naar
de Bogaerde om te waken over de
goederen van de abdij en om alle
inbeslagneming te vermijden. De
Bogaerde mocht niet verontrust
worden, daar ze behoorde tot de
Duinenabdij, die thans gevestigd
was in een stad die tot de Spaanse
kroon behoorde.
MOEILIJKHEDEN
EN SCHEURING
Eens de abt gestorven (21 Maart
1678), begonnen de moeilijkheden.
De Spaanse vorst stuurde een com
missie naar Brugge, om aldaar
over te gaan tot het verkiezen van
een nieuwe abt. De monniken die
in de Bogaerde vertoefden, kwa
men met hun overste naar Brug
ge, en namen aan de verkiezing
deel. Op 14 April van dit Jaar werd
de nieuwe abt, Eugeen van de
Velde genoemd en direkt geïnstal
leerd.
In zijn sappige taal deelt nu de
Duinenmonnik NIvard van Hove
het volgende mede: «Nauwelyckx
en hadde hy (d.i. de nieuwe abt)
den Staf inde handt ontfanghen,
ofte seker moedwillig!» ende am
bitieus persoon (namelijk de mon
nik Arnoud Terrasse, lie reeds 9
jaar overste was in de Bogaerde)
heeft sich door ongeooNofde mid
delen ende adresse (behendigheid)
soo verre verstout, dat hy de
Translatie van Duynen naer Brug-
ghe geschiedt ten jaere 1627 heeft
willen quaet (ongeoorloofd) mae-
cken, ende door de verschevdent-
heyt der Croonen (de Franse en
de Spaanse) ende faveur van syn
vrienden die hy te vooren onder
d'hant ghewonnen hadde, geholpen
synde, heeft de saecke soo verre
gebracht, dat hy syne Patenten
(benoemingsbrieven) van den Al-
der-Christelycksten Koninck (de
Franse koning) ende den abt van
Clairvaulx (van de welke Duinen
afhing) verkreghen heeft, ende
alle de goederen des Cloosters sich
toe-geëyghent hebbende, heeft een
Abdye in de Hof-Stede van Bo
gaerde beginnen te timmeren en
de als abt van Duynen verscheyde
Jongelingen tot het Profes te ont-
fangen, laetende synen wettely-
cken Oversten ende Med-broeders
tot Brugghe in een uytterste noodt
ende armoede.
In feite had Lodewijk XIV Ar
noud Terrasse als abt van Duinen
aangeduid onder voorwendsel dat
het benoemingsrecht hem toebe
hoorde door het feit dat de sou-
vereiniteit over Veurne-Ambacht
en da rechten die de Spaanse ko
ning aldaar bezat, hem overge
maakt werden door het vredetrak-
taat van Aken, op 2 Mei 1668 ge
sloten.
En zo werd op 4 September 1678
Arnoud Terrasse als abt van Dui
nen aangesteld en werden hem
mijter en abtstaf geschonken in
een plechtigheid die plaats greep
in de Cisterciënzerabdij van Clair-
marals (of Klommeres), bij Sint-
Omaars. De Fransen wendden ook
pogingen aan om de monniken die
te Brugge verbleven, te bewilli
gen naar de Bogaerde over te ko
men. Geen enkele beantwoordde
aan deze oproep. Toch wist Ter
rasse enkele nieuwe religieusen in
de Bogaerde aan te werven.
De FranseDuinenabt her
stelde Inmiddels de gebouwen van
de Bogaerde met het inzicht al
daar voor goed de residentie van
de Duinenmonniken te vestigen!
Die toestand duurde verscheide
ne Jaren. Een schisma was in de
Duinen uitgebroken!
TERUG VERENIGD
In 1680 volgde Maarten Collé de
overleden abt van de Brugse Dui
nen op. Kort na zijn aanstelling
vertrok de nieuwe abt naar Parijs
om aldaar bij de Franse Koning
de rechten van de Brugse abdij te
verdedigen. Hij won zijn pleit Op
21 Juli 1283 werd door de Franse
koning een arrest uitgevaardigd,
waardoor de Brugse abdij in haar
rechten werd hersteld. Aan Ter
rasse werd verboden nog langer
de naam van «abt van Duinen»
te dragen, de geleden schade dien
de hersteld en de monniken die
door Terrasse tot het profes wer
den toegelaten, moesten zich ter
beschikking aanbieden bij de abt
van Clairvaux.
Van Parijs is abt Collé dan re
gelrecht naar Bogaerde vertrok-
ker, om aldaar alles terug in orda
te brengen. En hij is, zo schrijft
Nivard van Hove, ten lesten met
do Laurierkrans van Victorie toe
Brugghe in syn abdye gearriveert,
alwaer hy onder den toeloop ende
gheluckwenscht van ontallycke
(ontelbare) persoonen soo van
Edeldom als andere conditie, van
syn lieve Sonen, als eenen Engel
uyt edn Hemel ontfangen is ge
weest
Terrasse ging over naar het
klooster van Clairvaux en werd
naderhand prior van de abdij van
Montreuil. De monniken van zijn
abdij van de Bogaerde volgden
hem, behalve twee, die naar de
Brugse abdij gingen.
get werd nu wederom rustig in
de Bogaerde. En... de boer ploeg
de voort.
En toen verschenen de Frans»
Sans-Culotten en werden de Ne
derlanden overweldigd door de
Franse omwentelaars. In deze be
narde tijden zou te Brugge de
eeuwenoude Duinenabdij te gron
de gaan.
Op 15 November 1796 werden de
monniken voorgoed uit hun abdij
gejaagd. Ze konden niettemin een
deel van hun goederen behouden,
o.m. de hoeven van Ter Doest te
Lissewege, van de Allaartshuizen
te Wulpen, alsook de Bogaerde
Do laatste monnik van de ver
maarde abdij. Niklaas de Roover,
stierf të Brugge in 1833. Geduren
de zijn loven had hij reeds vele
roerende en onroerende goederen
van de abdij aan kloosters en goe
de werken overgemaakt. Om het
herstichten van het oude bisdom
Brugge, dat niet direkt heropge
richt werd në de Franse omwen
teling, mogelijk te maken, schonk
Niklaas die vermelde hoeven aan
de kerkelijke overheden. Ook de
Bogaerde.
En zo kon ten Jare 1950 de Vrije
Landbouwschool van Nieuwpoort
in deze hoeve, zo rijk aan histori
sche herinneringen, ondergebracht
worden.
En wederom heerst, zoals het
was gedurende eeuwen, een grote
bedrijvigheid in het oude en glo
rieuse hof van Bogaerde.
Dc Oostgcvel van de 13° ceuwsc grote schuur.