I Onze Week-etui Reportage «HET WEKELIJKS NTEUW8Zaterdag 11 April 1953. Blz. 8. DE STREEK VAN BACHTEN DE KUPE Vóór de doorbraak van het Nauw van Kales J. Cornet: Legons de Géologie. VOOR DE DOORBRAAK VAN HET NAUW VAN KALES Tot omstreeks 6000 jaar vóór j.-Chr. (zij dus ongeveer 8000 jaar geleden) waren Groot-Brittannië en Ierland verbonden aan het vaste land. Ons huidig zeegebied was toen een moerassige streek, een soort toendra, waarin een brede stroom vloeide die het water voer de naar de Noordzee, destijds veel mer noordwaarts gelegen, vanaf de huidige Doggerbank tussen Holland en Engeland. In die toen dra leefde onder meer de mam moet: zo komt het dat eertijds af en toe mammoetstanden door vis sers opgehaald werden in hun netten. De krijtrotsen van Artesië (Ka les-Boulogne) enerzijds, en die van de Engelse kust anderzijds, vorm den één stuk, een soort sluitsteen, die de toenmalige hoger gelegen Noordzee afscheidde van de Man che. Beide laatste: Noordzee en Manche vormden elk een lange brede golf, waarin de grote stro men van het huidige vasteland en van de Britse eilanden uit mondden. De waterstand in de Manche moet toen een tiental me ter hoger geweest zijn dan in de golf der Noordzee: zulks naar schatting van de geologen. (Zie kaart I.) DOORBRAAK VAN HET NAUW VAN KALES I; kalkrotsen van Artesië die het vasteland met Engeland ver bonden, zullen toen reeds gedeel telijk afgewreten geweest zijn; op eens begaven zij onder de druk van het water in de Manche, wel licht bij een tempeest zoals dat- ger hetwelk wij gekend hebben in de nacht van 31 Januari op 1 Februari 1953, met zijn akelige ge volgen. Ook zal wel een langzame stij ging van de zeespiegel die ca tastrophe voorafgegaan hebben, evenals thans sedert eeuwen een daling van onze bodem aan gang is, die wel mede oorzaak is van de gebeurtenis hierboven vermeld (31/- a 1/2/53). De toenmalige stroom op onze kust, door die doorbraak plots ver bonden met de tegenoverliggende s.' room komend uit de richting van Normandië (zie de kaart I), sloot nu aan met de Atlantische Oceaan en vormde ineens onze ondiepe Vlaamse zee, met haar zandban ken en haar veelvuldige passen. Aangezien vóór de doorbraak het peil in de Atlantische Oceaan een tiental meter hoger kwam dan in de golf tussen Engeland en Holland, voerde een geweldige wa tervloed allerlei afbraak (zand en rotsen) uit de toenmalige land- brug Engeland-Frankrijk naar on ze streek: een massaal transport, dat lange tijd aanhield. Men rekent dat na de doorbraak het zeepeil eeuwen lang een 5 a 6 meter hoger bleef dan thans, zo dat gedurende al die tijd het Noor den van onze Vlaamse gouwen één uitgestrekte waterplas bleef! Die doorbraak wordt dan ook in de geologie betiteld als Flan- driaanse transgressie en dat tijd stip als «Flandriaan tijdstip». Van toen af was onze huidige kust vlakte één waddenlandschap, be staande in losliggende platen, die steeds hoger werden naarmate meer zand en klei erop neergezet werden door de tijen. Daarop volg de, eeuwen later, een nieuwe zak king van de zeespiegel met nieuwe geologische gebeurtenissen, zoals verder blijken zal! EEN EERSTE DUINENRIJ Stilaan, eeuw na eeuw, vormde zicli een eerste duinenrij, niet op de huidige plaats maar 20 a 25 km. meer zeewaarts: daarvan getuigen de hoeveelheden turf of darink die men heden aantreft o.m. cp het strand van Raversijde- Mariakerke. Te noteren dat turf ontstaat door opeenhoping van planten in een moerassige streek, vooral mos, waarvan de ene laag na de andere bedekt wordt door een lichte hoeveelheid slib bij ge leidelijke stijging van het water en meteen van de bodem. Waar men turf vindt, was eertijds een moeras en niet de zee; zulks is het geval voor de strook die noord waarts gelegen is van onze hui dige kust, in zee zelf, vormend een band van 20 a 25 km. breedte. DE KAART Nr II geeft een beeld van de toenmalige kuststreek en van de ligging der eerste dui nenrijen ten aanzien van de hui dige kustlijn. Dat alles nog eens volgens de gegevens der geologie. DE EERSTE BEWONERS DER KUSTVLAKTE In die moerassige streek kwam zich een schaarse bevolking neer zetten, die wij alleenlijk kennen door de voorwerpen die zij nage laten heeft: primitieve wapens en werktuigen, vervaardigd uit silex of keien (koppekeien). Zulke voor werpen werden opgedolven of ge vonden in de laatste tientallen ja ren, vooral ter Panne, maar ook hier en daar elders. Zo hebben wij in ons bezit een mooie snijbeitel, opgedolven te Merkem in het Noordeinde, bij draineerwerken, op een diepte ,»van ongeveer 60 cm., in de nabijheid van de Blankaart; die snijbeitel is omtrent 14 cm. lang en aan de snede meer dan 4 cm. breed; een goede snede werd bekomen door slijping, blijkbaar door wrijving op een harde zand steen. Dat tijdperk draagt in de pras- historie de naam van Nieuwe Steentijdof Neolithiek, ook wel «Tijdperk van de gepolijste steen» omdat diestijds voor 't eerst de silexen werktuigen en wapens ge slepen werden, ten einde een scherpe snede te bekomen. Hoe die lieden leefden, lezen wij bij de Griekse schrijver Pytheas van Marseille, die omstreeks 330 jaar vóó.' J.-Chr. op onze kust en in het hogere Noorden, tot bij Noorwegen (Thule), een omreis maakte. Hier volgt zijn merkwaar dig verhaal: Daar stort de Oce aan zich met twee tussenpozen elke dag in een geweldige stroom, over een onmetelijk land uit, zo dat men bij deze eeuwige strijd in de gang der natuur twijfelt, of de bodem tot de aarde of tot de zee behoort. Daar leeft een arm zalig volk op hoge heuvels of lie ver op door hen met de handen opgeworpen hoogten; daarop heb ben zij hutten gebouwd: zeevaren den gelijk, als het water de om geving bedekt; maar schipbreuke lingen als de wateren terug gewe ken zijn en zij rondom hun hutjes de vissen najagen, die met het wa ter trachten weg te vluchten. Vee hebben zij niet en ze kunnen zich niet met melk voeden, zoals hun buren. Evenmin gelukt het hun een stuk wild te vangen, aangezien heinde en ver de zee elk struik gewas heeft weggespoeld. Van riet en biezen maken zij een soort touw, waarvan zij visnetten ver vaardigen. Aardkluiten die zij met hun handen uitsteken (daring of turf) laten zij meer nog in de wind dan in de zon drogen en branden zij om hun eten te ko ken en hun door de noordêrwind verstijfde leden te warmen. En smalend voegt hij er aan toe: «En zulke stammen, als ze eensdaags door de Romeinen worden onder worpen, noemen dat slavernij. Dat verslag van Pytheas is het eerste geschiedkundig document betreffende onze kuststreek! Door befaamde geschiedkundi gen worden die eerste bewoners gerangschikt onder de Chauken, afgezakt uit het hoge noorden. Daaronder waren ook Alpienen, afgedaald uit onzj Ardennen, on der de eeuwige aantrek van de zee. Samen vormden zij een groep Neolithiekers die bedoelde streek bevolkten van omstreeks 4000 jaar vóór J.-Chr. naar blijkt uit de bo venbedoelde gevonden werktuigen of wapens, en rekening houdend met de grondlagen waarin die voorwerpen vastzaten. Omstreeks 300 jaar vóór J.-Chr. kwam een Keltische volksstam, de Morinen, zich in de kuststreek neerzetten. Zij waren afgedaald uit het westen van Germanië, en beschikten toen reed3 over ijzeren werktuigen en wapens, waardoor zij veroveringen konden doen. Al hier vormden zij een volk van vis sers en zeevaarders; de hoofd plaats van hun uitgestrekt gebied was Térouane, nabij St Omaars, ir Frankrijk, en hun grote haven was Boulogne vanwaar zij naar Engeland vaarden. Na de doorbraak van het Nauw van Kales naar Faber: Geol. Ned. N. B. De zware lijn duidt de strandwal aan na de doorbraak; de stippellijn stelt de huidige kust lijn voor- BEZETTING DOOR DE ROMEINEN i Onder bevel van Julius Csesar veroverden de Romeinen onze kuststreek in 56 vóór J.-Chr. Alle boeken van Vaderlandse Geschie denis verhalen de strijd van die Romeinse veldheer tegen de Me- napiërs en de Morinen, die zich verscholen in hun bossen en moe rassen en daardoor onoverwinbaar bleken! Toch vielen zij onder de heer schappij van Rome, wiens le gioenen gedurende nagenoeg vier eeuwen onze streek onder be dwang hielden. In die tijdspanne werden heirbanen en heirwegen aangelegd, metBoulogne als uit gangspunt en Kassei als centrum. Vermelden wij in de kuststreek een heirweg van Kassei over Lei- sele en Veurne naar de zee, nabij Oostduinkerke; een andere, meer zuidwaarts, van Kassei over Pope- rlnge, Langewade. Merkem, Wou- men, Klerken (Preekboom), Wer ken, en verderop naar Aartrij- ke, Brugge en Aardenburg (des tijds Rodenburg», de zogenaamde Steenstrate Sedert de oorlog 1914-18 is de uitdrukking «Streek van Bachten de Kupe» en «Volk van Bachten de Kupemondsgemeen geworden in het Vlaamse land, ja zelfs tot in het Walenland bij gewezen frontsoidate van 1914-18. Velen denken dat die uitdrukkingen hun oorsprong vinden in bovenbedoelde oorlogs jaren, tijdens de strijd aan de Yzir, die vier jaar duurde en de streek van Bachten de Kupe herschiep in één groot legerkamp, waar onze jongens verbleven... en leden! Zulks is nochtans mis; vóór 1914 gebruikte de boer van de Yzerstreek volgende uit drukkingen in goed omlijnde betekenissen; Het Bloote, Het Houtland en Bachten de Kupe. Met «HET BLOOTE» bedoelde hij zijn eigen streek: het laagland, de kustvlakte, waar bomen een zeldzaamheid zijn; het land van «de stille, de vreedzame brede natuur» («Mijn Vlaanderei Veremans), door buitenstanders ook genoemd «Het Noorden» of «De Polder». Met HET HOUTLAND bediedt de boer uit het Bloote, het eigenlijke Binnen-Vlaan- deren, het Heuvelland in tegenstelling met zijn laag gelegen land; dus de vroegere bosstreek ten zuiden van de Yzer, waar eeuwen geleden het onmetelijke Vlaamse Woudzich uit strekte, en waarvan het Vrijbos en het Bos van Wynendale (het Middeleeuwse «Woud zonder genade»), voorname onderdelen waren. Alwie van bezuiden de Yzer naar het Bloote komt of kwam, werd toen, en wordt heden nog door de boer van ginder, betiteld ais een «Houtlander» en zulks meestal met een glim van minachting en minderwaardigheid, als iemand uit een arme schrale streek tegenover een bezitter uit de rijke weelderige landbouwstreek van Veurne-Ambacht. West van Het Bloote lag de streek die door de boeren van de kustvlakte betiteld werd als «BACHTEN DE KUPE», de streek va.i Pollinkhove, Lo, Alveringem, enz.; ook meer ten zuiden, de streek van Proven, Watou, enz. Veelal hoorde men Ginder Bachten de Kupe en Volk van Bachten de Kupe De bezoeker van aldaar was er Een van Bachten de Kupe Waar vonden die uitdrukkingen hun oorsprong en wat betekenden zij? Naar onze me ning ontstonden zij in een vér verleden, in toestanden die eeuwen achteruit slaan. Om zulks klaar te maken, moeten wij afdalen, langs de weg der geologie en der geschiedenis naar de wording van onze kuststreek. Welnu die geschiedenis valt samen met de geschiedenis van onze zee en van de Noordzee. Hier volgt ze kort samengevat en geïllustreerd met een viertal kaarten. De voorwerpen gevonden o. m. ter Panne, in de Rietpanne dichtbij de Franse grens, vanaf 1885 door Ingenieur Donny, en na derhand door anderen na hem, ge tuigen van het vertoeven der Ro meinen aldaar; vernoemen wij vaatwerk, munten en medailles. NIEUWE DOORBRAAK DER ZEE Op het einde der IV* eeuw doorbrak de zee haar eerste dui nengordel en drong door tot aan de hoogtelijn van ongeveer 5 me ter, tot over Diksmuide, Woumen, Merkem, enz. Gans de streek bleef één waddengebied gedurende een viertal eeuwen, tot omstreeks 800, ttz. tot de tijd van Karei de Grote. Bij hoge tij stond alles onder wa ter en bij lage tij was het overal één sompige plaats, waar toch na derhand schorren boven water be gonnen uitsteken. De zee had dan ook zoveel zand en klei neergezet, geleidelijk aan, dat meer en meer land gewonnen werd door de na tuur zelf; land waartussen kre ken kronkelden in verschillende richtingen. Zeewaarts ontstonden traagzaam nieuwe duineh: ttz. de huidige duinenrij; zo bleef een strook van 20 25 km. aan de zee prijsgegeven. De zee zelf werd wat zij thans nog is: een ondiepe wa terplas, doorgaafls 20 a 40 m. diep, bij uitzondering van enkele plaat sen waar de diepte reikt tot een 50-tal meter. Wat thans de streek is van de Yzer, was in de IX" eeuw een brede golf vanaf Diksmuide tot aan de huidige kust: de zogenaam de Yzergolf, die in 844 nog reikte tot Lo; een echte baai, de groot ste zeearm van Vlaanderen, inbe grepen Frans-Vlaanderen. Ten Oosten van Lo stak een stuk van het huidige Vlaanderen af, tegenover het overstroomde ge bied: de streek van Pollinkho ve, Alveringem, Veurne en west waarts. Zij vormde toen reeds een bewoonbare streek. Oostwaarts lag Gistel, als een haven aan een brede inham, bezij den een uitstekend eilandje: het huidige Zevekote. (Kaart III.) NIEUWE BEWONERS In de VII" eeuw en ook vroe ger, kwamen nieuwe volksstam men zich alhier neerzetten: eerst in kleinen getale, naderhand ech ter meer en meer: het waren Frie zen en Saksen, afgedaald uit het Noorden. Vandaar dat de toenma lige kust naderhand de naam kreeg van Litus Saxonicum, of Saksische kust, zich uitstrekkend vanaf de Yzer tot aan de Somme. Oudenburg werd een hunner sterk ten, destijds gelegen aan zee. Vandaar ook een reeks bena mingen die door bevoegde taal kundigen beschouwd worden als zijnde van Saksische oorsprong; o.m. leet of lede en ledekens, t.t.z. waterlopen, zoals: het Yperleet (destijds lopend van nabij Nieuw- poort in een oude zeearm over Plassendale naar het Zwin, ten noorden van Brugge), het Anne- kensleet, enz.; ook de naam Diks muide: muide betekenend mon ding, dus monding van de dijk die toentertijde aangelegd werd om het water te kanaliseren, komend van de hoogterij Klerken, enz. Te noteren dat bedoelde dijk gevormd was door de huidige Handzame- vaart vanaf Eindsdijke bij Zarren en uitmondend te Diksmuide in de Yzer. In die tijd ontstonden ook de eerste dorpen: Alveringem, Ouden burg, Werken, Poperinge, in de VII" eeuw; Wulveringem in de VIII" eeuw; Hoogstade, Lamper- nlsse, Steenkerke, Veurne, West- vleteren en Lo in de IX" eeuw; Adinkerke, Klerken, Diksmuide, Keiem, Leffinge, Vladslo, Wulpen, Zarren in de X" eeuw. INDIJKINGEN West van de Yzergolf werd al heel vroeg de zogenaamde OUDE ZEEDIJK gebouwd, wiens naam nog voortleeft in de volksmond, en waarvan gedeelten op heden nog c.ergebleven zijn. Die dijk liep vanaf de zee, tussen Oostduinker ke en Nieuwpoort, oost van Wul pen, over Booitshoeke en 's Heer- willemskapelle, west van Aveka- pelle en Zoutenaaie, oost van Lam- pernisse, naar Oudekapelle (de huidige Zaadgracht), oost van Nieuwkapelle en eindigend aan de Knokke. Blijkbaar was die dijk opgewor pen om de streek Lampernisse Lo Alveringem Pollinkhove Steenkereke Veurne en ver derop, te vrijwaren tegen het zeewater en de watervloeden. Uit verschillende gegevens blijkt, dat die Oude Zeedijk moet aangelegd geworden zijn in de loop der X" eeuw, volgens sommigen zelfs reeds op het einde der IX" eeuw, volgens nog anderen in het begin der XI" eeuw. Naderhand moest die dijk gelei delijk aan verhoogd worden, we gens de voortdurende bodemda ling van onze kuststreek, een bo demdaling die heden nog voort gaat. Uit het feit van die herhaal de verhoging is wellicht af te lei den dat het aanleggen van bedoel de dijk niet met voldoende zeker heid kan gesitueerd worden in de geschiedenis van de kuststreek. Naderhand ontstonden in be doelde streek vier grote abdijen, te weten: die van Lo in 1050, die van Eversam (Stavele) in 1091, die van Ter Duinen te Koksijde in 1107 en die van St Niklaas te Veurne in 1119. Aan haar jis het groten deels te danken dat de toenmalige Yzergolf stuk voor stuk ingedijkt en tot landbouwgrond herschapen werd. Dat ontginningswerk was een echt pionierswerk; er werden grote grachten en vaarten gegra ven, wier naam wel eens herin nert aan hun bouwers: alzo de Proostdijk nabij Veurne. In de XI" eeuw zag de streek er uit zoals aangetekend op KAART IV. Daarop bemerkt men inzonderheid de Heirnisse (Her- dernisse), in het latijn Bircla zich uitstrekkend over het huidige Sint Jacobskapelle, Oudekapelle, Stujvekenskerke, Kaaskerke, des tijds één grote schorre vormend waarop schapenkwekerijen. Alles dan nog behorend aan de toenmalige parochie Esen, die zich destijds zeer vér uitstrekte, ook Diksmuide en Klerken om vattend, die zich later ontpopt heb ben tot zelfstandige parochies, dorp en stad. Van Diksmuide voort liep een arm van de Yzer in de richting van Handzame - Kortemark, die lange tijd bevaarbaar bleef: Esen was toen een aanlegplaats voor vissersboten; de huidige Esen ka pel getuigde nog door haar ex- voto's, vóór 1914, dat eeuwen voor dien, de vissers aldaar de hulp der Hemelmoeder kwamen afsmeken; ook de toren van Esen diende lan ge tijd als lichtbaken voor de zee boten. Zulks verklaart ook de lig ging der kerken, weerszijden van de toenmalige vloed: Diksmuide- Beerst (op ongeveer 4 km.), Esen- Vladslo (op ongev. 2 km.) en Zar- ren-Werken (op ongev. 1 km.). Die zee-arm was bevaarbaar tot Hand zame en zelfs tot Kortemark: in 1615 werd tot daar steen aange bracht uit de kuststreek voor het herstellen der Halle van Roese- lare! Diksmuide en leper waren in de XI" en het begin der XII" eeuw de twee grote havens op de Yzer golf. Het was wellicht te Diksmui de dat de vloot van Godwin scheep ging! Kervyn de Lettenhove ver meldt immers in zijn Histoire de Flandredeel I, p. 118-128, dat Godwin, graaf van Essex (Enge land), die in Vlaanderen vertoefd had bij de Graaf Boudewijn V, ge zegd van Rijsel en er zijn zoon Tos ig uitgehuwelijkt had aan Ju dith, dochter van de Graaf van Vlaanderen, met zijn vloot in scheepte in de haven van de Yzer en van daar naar Engeland vaar de op 13 Augustus 1052. Later, in 1063, kwam zijn zoon Harald in diezelfde haven aan met een vloot uit. Engeland; die Harald werd la ter koning van Engeland. Naderhand, bepaald in 1160, ont- st.-nd Nieuwpoort als haven aan de Yzermonding, ter vervanging van het vroegere Santhove of San- deshove, dat ten onder was ge gaan. In 1166 maakte Diksmuide nog deel uit van de Hanze van Lon den, en de geschiedenis vermeldt dat Gistel in 1171 nog op de Yzer golf gelegen was. Nochtans ontstonden van langs zo meer schorren, en werden in vlug tempo grote hoeven opge richt, die aanleiding gaven tot het ontstaan van vele nieuwe dorpen en parochies: deze wier naam ein digt op kerk of kapelle te weten Oostduinkerke (1080), Ave- kapelle (1119), Bovekerke (1119), Eggewaartskapelle (1116), Oost- kerke (1119), Ramskapelle (1120), Sint Pieterskapelfe (1200), Kaas kerke (1237), Middelkerke (1293), Nieuwkapelle (1212) en Oudeka pelle (1212), beide laatste voordien samen het vroegere Rellemska- pelle uitmakend, met het centrum te Oudekapelle, waarvan die naam afgeleid werd; 's Heer Willems- kapelle (bij Veurne) (1218), St Ja- slaat, ls niet uit te maken; wel licht wijkt zij eeuwen achteruit. Doch, wat In de volksmond leeft, heeft een oorsprong en een reden van bestaan, en duurt lang. Als voorbeeld: uit de mond van oude lieden in Veurne-Ambacht, hoor den wij menigmaal de uitdrukking De Dyserein plaats van de Ysere. Welnu, in documenten van de XVII" eeuw lezen wij weer bare mannen op de vaart den DYSSERE (rekening van 1649) en de wacht op de riviere den Dysere» (rekening van 1650), bei de betreffende de Heerlijkheid van Wynendale. De uitdrukking den Dysere», thans nog in de mond van oude lieden, slaat dus terug tot de jaren 1600 en zeker nog verder; met reden mag dan aan genomen worden dat eveneens de uitdrukking Bachten de Kupe die leefde in de mond der lieden van Het Bloote van vóór 1914, eveneens eeuwen ver achteruit slaat en wellicht tot de tijd der drooglegging en landwinning in de Yzerstreek. ONDER DE OORLOG 1914-18 De oorlog 1914-18 bracht het Belgisch leger achter de Yzer; het bleef er gedurende vier jaren. De vele intellectuelen die deel uitmaakten van ons leger hadden open oor voor de taal van Veurne- Ambacht, en waren alras getrof fen door de uitdrukking «Bachten de Kupedie zij gans nieuw en dan ook wel een tikje bespottelijk vonden. Zij gold aldra als typisch om daarmede de gewesttaai van die hoek aan te duiden, en meteen het volk dat zo sprak. Het is waar: het woord bachten behoort niet De Duinkerkiaanse transgressie van de IV" tot de IX" eeuw naar R. Tavernler in Wetenscha pin Vlaanderen Nov. 1938 cobskapelle (1246), St-Joris (1240) en Stuivenkenskerke (1247). De laatste grote dijk die ge bouwd werd, was de Grave Jans- Dijk, waarvan heden nog gedeel ten overgebleven zijn in de streek van Blankenberge-Knokke en in het noorden van Oostvlaanderen. Die dijk liep parallel met de kust, van Kales naar Grevelingen, Mar dijk, Groenendijk, Nieuwpoort, Westende, Raversijde, Wenduine, Heist, Knokke, en verder over Bouchoute naar het Waasland, Hij was 9 meter hoog en werd aangelegd onder Graaf Jan van Namen op het einde der XII" eeuw, na de grote overstromingen van 1280, van 1282 en 1286. Die dijk werd naderhand versterkt on der Jan zonder Vrees (Hertog van Burgondië), in de eerste helft der XV" eeuw, na het groot tempeest van 1404. Te noteren, dat veel van de gronden, gewonnen op de zee, door naeenvolgende indijkingen, het be zit vormden van Jan van Namen, en de grondslag werden van zijn groot domein, het bekende goed en slot van Wynendale, de groot ste heerlijkheid van Vlaanderen! DE KUPE EN BACHTEN DE KUPE OUDTIJDS werd het woord KUPE gebruikt in twee bijzon dere betekenissen: ten eerste om een stadskom aan te duiden. Zo leest men in verschillende oude documenten... «binnen de stads- kupe of buiten de stadskupe enz.; anderzijds wordt het woord kupe gebruikt om een laaggelegen landstreek aan te duiden, die ge makkelijk onder water komt; zo spreekt men van de kupe in de streek van de Schelde, om lande rijen aan te duiden die af en toe onder water komen, o. m. rond Oudenaarde; ook in andere stre ken. Te Roeselare vinden wij: de Baelcuype en de Baelcuypehoek in de XVI" eeuw. Tijdens de laat ste watersnood van 31 Januari a 1 Februari sprak men te Oosten de van de Kupe om het gedeel te der stad aan te duiden dat on der water stond; ook de dag- en weekbladen gebruikten weieens die uitdrukking, en de Franse dagbla den vertaalden door de woorden cuve en cuvette De oude Yzergolf van do IX" a XII" eeuw was één grootse KUPE, die geleidelijk in landerijen hei-- schapen werd, zoals hierboven aan getoond. Naderhand kreeg die streek de naam van Het Bloote, het eigenlijke nieuw-land, in te genstelling met Het Houtland, dat. feitelijk Oud-land was, een term die dan ook door sommige schrij vers als omschrijving en verkla ring gebruikt werd voor Hout- land Met de streek van «Bachten de Kupe beduidde de boer van het Bloote vroeger steeds de strook gronds, gelegen west van de Oude Zeedijk, de streek dus die het eerst onttrokken werd aan de Kupe. Vóór 1914 wist men in Veur ne-Ambacht beslist te zeggen van iemand: «Het is er een van Bachten de Kupewanneer die persoon kwam of oorspronkelijk was van Pollinkhove, Alveringem, Steenkerke, Veurne en verderop... ginds Bachten de Kupe. Dat is, naar onze mening, de oude betekenis van de uitdruk king waarover wij het hebben. Hoe ver die uitdrukking achteruit tot de beschaafde omgangstaal en wordt alleenlijk gebruikt in West- vlaanderen; derhalve in veel be tekenissen. Ze betekent het eerst: ACHTER in de uitdrukkingen: bachten de kerk; bachten de deur; de hond loopt bachten zijn meester; hij ging bachten de wagen; de koor de bachten de knoop hebben, ttz. zeker zijn van zijn feit. Vervolgens betekent bachten evenseens: VAN ACHTEREN; al zo: dit huis is bachten zeer laag van dak; zijn haar is bachten af gesneden; hij ging al bachten; de rivier vloeit al bachten zijn huis; hij kwam van bachten een boom; hij is beslijkt van voren en bachten. Ook wordt het woord «bachten» gebruikt om aan te duiden: achter het huis, het ACHTERPLEIN; bv.: 't is bachten dat men roept; giet dat water bachten; de kolen liggen bachten; hij liep seffens bachten. Verder om een achterplaats aan te duiden in de zin van open lucht; bv.: een huis met een bachten daaraan; een huis met een grote bachten; van den bachten komen; in den bachten wandelen. En... nog In andere betekenis sen...!! Zoals gezegd; die veelvuldige be tekenissen, dat veelvuldig gebruik van het woord bachten verwek ten de lachlust van de intellec tuelen-frontsoldaten. Evenzeer viel in hun oor het woord KUPE voor kuip, te meer daar men in andere streken van het Vlaamse land eer der het woord tobbe gebruikt om een kuip of kupe aan te dul den. Het woord KUPE omvat nu juist twee eigenaardigheden van het Westvlaamse dialekt: voor eerst de klankverwisseling van ui in uu. In het Westvlaams hoort men immers geen tweeklanken, want in plaats van ui zegt men uu (vuul voor vuil, uul voor uil, kuul voor kuil, enz.); alzo ook de ver wisseling van ou in een verkor te oozoot voor zout, good voor goud, stoot voor stout, enz. Een tweede eigenaardigheid van het Westvlaams is de slepende e: stra- te voor straat, beurze voor beurs, kupe voor kuup, enz. Alzo bleek de uitdrukking «bach ten de kupe» typisch voor de in tellectuelen, om het Westvlaams te kenmerken. Aldra gebruikten die frontsoldaten met welgenoe gen, en een tikje ironie, dat spe cimen van ons dialekt Daarbij beseften zij echter niet dat het woord «bachten», hetwelk meest in hun oren klonk en in hun mond speelde, evengoed recht heeft van bestaan als een reeks andere woorden die op dezelfde of een gelijkaardige manier gevormd werden. Vergelijken wij: Binnen ontstaan uit be in en tot binnen; Beneden ontstaan uit be neder n tot beneden; Bulten ontstaan uit be uit en tot bulten; Boven ontstaan uit be over n tot boven; Bevoren ontstaan uit be voor en tot bevoren. En waarom dan ook niet be achter n tot bachten?? Wat verder de klankverwisse ling betreft van ui tot uu, in kuip tot kupe: daarin houden wij ver ban 1 met het Fries en het Neder- Saksisch, waar ook de ui verwis selt tot uu, en de ij tot een ver korte ie, zoals bij ons ie kwam (voor hij kwam), en ziede (voor zijde), «lieden» (voor lijden). Mag zulks niet doen denken aan de eerste Friese en Saksische bewo ners onzer kustvlakte, zodat die eigenaardigheden in ons dialekt, als zoveel reliken blijken te zijn van een gemeenschappelijke oor sprong met de Friezen en Saksen? Hoe het zij: de uitdrukkingen Bachten de Kupe en streek van Bachten de Kupekregen een gans nieuwe betekenis onder de oorlog 1914-18, in de mond der frontsoldaten. De uitdrukking Streek van Bachten de Kupe betekende voor hen de streek van achter en bij de Yzer» waar men bedoeld dialekt sprak; en de uitdrukking volk van Bachten de Kupebetekende het Volk van Veurne-Ambachtsamen met het volk van de Westhoek in wier midden de legers vier jaar ver toefden. NA DE OORLOG 1914-18 Na de oorlog 1914-18 bleven die uitdrukkingen voortleven en maakten opgang. Weldra beduid de men daarmee in het ganse Vlaamse land, geheel Westvlaan- deren en het volk van Westvlaan- deren. Wanneer nu een Antwerpe naar spreekt van Bachten de Kupe bedoelt hij Westvlaanderen heel en gans en niet meer de Yzer streek of de gewezen frontstreek. Het Westvlaamse volk is dan ook voor de Antwerpenaar, de Kempe naar, enz., «Het volk van Bach ten de Kupe» geworden! Maar voor ons, Westvlamingen zelf, blijft het de streek die bezon gen werd in het lied Mijn Vlaan- derland door Priester Alexis De Carne, van Stavele (1848-1883), ge bouwd op het Provenqaalse volks lied Magaliuit Mireille van Mistral: Kent gij de streek van 't blonde Noorden 't Waait er en 't buist er I's winters fel; Ruw zingt de wind zijn wilde akkoorden 't Kind van de streek verstaat [ze wel. 't Is de streek van de Yzer, het ganse heerlijke Veurne-Ambacht, met zijn stoere, fiere bewoners, het hoogstaande boerenvolk van het Bloote; de oude KUPE en het oude BACHTEN DE KUPE; sa men een kern en een parel van het aloude Vlaanderen. Roeselare, Maart 19SS. V'.I Éi Mm Mr... if? 'f: B. ff. DOCHY, Rre-Hoofdinspecteur Dager Onderwijs. De oude Yzergolf: omstreeks de XI" eeuw, binnen de puntlijn (blauw) en ligging der zeekust, op de stippellijn Ab. Briquet: Littoral du Nord de la France.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1953 | | pagina 8