Beroemd ontdekkingsreiziger en Missionaris uit Frans- Vlaanderen
drong, 700 jaar geleden, door tot in het hart van Mongolië
Onze
Week-end
Reportage
(iSfifl
KiSkWii
HET WEKELIJKS NIEUWS» Zaterdag B iY\>' 1953. Blz.
WILLEM
tfan ROEBROEK
Deze oude tekening toont ons Roebroek terwijl hij In gesprek is
met de machtige Khan. Het onderschrift dat op deze afbeelding
staat, P. Gulielmus Ruysbroeckbewijst dat vroeger de naam
Roebroek wel eens 'verwisseld werd met Ruysbroeck zoals er trou
wens in de loop van deze reportage op gewezen wordt.
EEN VLAMING UIT DE
WESTHOEK
Hoeveel Vlamingen weten iets
van de weergaloze prestatie van
hun grote volksgenoot?
De geschiedenis vertelt ons wei
nig over de persoon en het leven
van deze ontdekkingsreiziger, voor
wie de wetenschappelijke wereld
de laatste honderd jaar een groei
ende belangstelling heeft getoond.
Willem werd omstreeks 1220 gebo
ren te Roebroek, een dorpje nabij
Kassei, in Frans-Vlaanderen. Het
Brabantse Ruusbroek werd soms
in verband met Willem vernoemd;
ten onrechte, daar hij een «Vla
ming» wordt genoemd en met die
naam indertijd slechts inwoners
van het graafschap Vlaanderen
werden aangeduid.
Van zijn Vlaamse afkomst ge
tuigt zijn belangstelling voor het
Diets, dat hij in de Krim uit de
mond van de talrijke Goten hoor
de spreken. Meer dan eens zou
Roebroek op zijn lange reis na
vraag doen naar de Germaanse
slaven, die zich in Tartarenland
bevonden en met wie hij graag in
aanraking ware gekomen omdat
hij hun taal sprak, die anderen
niet verstonden. Bij zijn afscheid
van het hof van de Grote Khan
vroeg hij toelating naar het land
terug te keren, al was het maar,
zei hij tot de Mongool, omdat gij
te Bolac vele slaven hebt, die
onze taal spreken en een priester
nodig hebben om hen en hun kin
deren te onderwijzen. Zeer gaarne
zou ik mij in hun midden vesti
gen
Waar en wanneer Roebroek bij
de Minderbroeders is binnengetre
den, weten we niet. Uit zijn reis
verslag blijkt, dat hij een tijd te
Parijs verbleef, wellicht uit studie
redenen. Hij vergelijkt de Don en
de Wolga met de Seine, de stad
Karakorum met de voorstad Saint-
Denis, terwij hij verder gewag
maakt van de Grote Brug te Pa
rijs, als van iets, dat hem zeer
goed bekend was.
Omstreeks 1250 vinden we Roe
broek terug in Palestina, waar hij
1 verbleef in het klooster te Akko.
De kruisvaarders hadden het Hei
lig Land van het juk der Muzel
mannen verlost; in het spoor van
de zegevierende legers waren de
Minderbroeders opgetrokken naar
het Oosten om bij de H. Plaatsen
de vrome wacht te houden. Mis
schien was Willem in 1248 met de
H. Lodewijk van Frankrijk naar
Palestina afgereisd. Reeds te Pa
rijs schijnt hij in nauwe betrek
king te hebben gestaan met de
Koning en het hof. Waarschijnlijk
is Roebroek ook in Egypte ge
weest en maakte hij de verovering
van Damiëtte mee.
Te Akko bereidde Willem zijn
grote reis tot in de puntjes voor.
Na zijn terugkeer vinden we Roe
broek weer te Akko. waar hij tot
lector in het Minderbroederkloo
ster werd benoemd. Lodewijk van
Frankrijk was intussen naar zijn
land teruggekeerd. Daar Roebroek
geen toelating kreeg om hem per
soonlijk zijn reisverslag te over
handigen, verzocht hij aan het
einde van zijn verhaal de Koning
bij de kloosteroverheid te Parijs
stappen t.e doen opdat hem verlóf
zou worden gegeven naar Frank
rijk af te reizen. Is de Koning op
dit. verzoek ingegaan? In elk ge
val keerde Roebroek nog eenmaal
naar Parijs terug. De beroemde
geograaf, Roger Bacon, verhaalt
in zijn Opus Majusdat hij
Roebroek in Frankrijk heeft ont
moet en met hem over zijn Mon-
goliëreis heeft gesproken. Heel wat
bijzonderheden over het Oosten
heeft Bacon iri bovenvernoemd
werk overgenomen van Roebroek.
Over het verder leven en de
hood van Roebroek zwijgt de ge
schiedenis, maar het reisverhaal
van de Vlaamse Minderbroeder
Wij hoeven maar eens even een statistiek na te gaan over het aantal missionarissen,
verspreid over gan9 de wereld, om tot de bevinding te komen dat de Vlamingen daar altijd
het leeuwenaandeel voor zich opeisten wanneer het er op aan kwam voor de-verspreiding van
het geloof in de bres te springen.
Dat zijn wij zelfs zo natuurlijk gaan vinden dat wij er geen moeite pieer voor doen
om ergens in de geschiedenis nog meer van dergelijke Vlaamse globetrotters ts ontdekken
en wanneer er ons nog eens een aangewezen wordt, die wij nog niet kenden, versohleten wij er
hoegenaamd niet meer in en hechten er vaak zelfs weinig belang aan.
En toch moeten wij deze roemrijke voorgangers leren kennen omdat wij er trots mogen
op fijn dat zij, die durvers, tot onze stam behoorden.
Een van deze beroemde onbekenden stellen wij U vandaag voor In deze reportage,
WILLEM VAN ROEBROEK. Het verhaal steunt op het reisverhaal dat de monnik en ontdek
kingsreiziger zelf schreef.
7 Mei 1253. Een schip, witte zeilen bol in de wind, vaart de haven van Constantl-
nopel uit. Aan de reling staat een zwaargebouwde Vlaamse Minderbroeder en wijst zijn vier
gezellen de torens aan en de blinkende koepels van de wereldstad, die langzaam wegzinkt
aan de horizont. Rustig schuift het schip de Bosphoru3 uit, danst de Zwarte Zee op en zet
koers Noord-Oost, naar de Krim.
Daar begint voor de Vlaming de maandenlange tocht, die hem zal voeren tot In het
hart van Mongolië, 12.000 km. ver. Ontbering, ontgoocheling en verrassing zijn de dagelijkse
gezellen op deze reis, die de uiterste krachten van de Westerling aanspreken.
Twee jaar later keert de Vlaamse Minderbroeder naar zijn basis terug; 20.000 km. heeft
hij afgelegd... vruchteloos. Hij wilde zich als geloofsprediker vestigen onder de Tartaren. HIJ
werd afgewezen. De geschiedenis is een voortdurende herhaling!
In zijn stille kloostercel te Akko, In het H. Land, schrijft de Vlaamse globetrotter voor
Koning Lodewijk van Frankrijk het verhaal van zijn vruchteloos avontuur. Dit reisverhaal
schonk de schrijver een wereldberoemdheid. Zijn naam is: WILLEM van ROEBROEK.
heeft zijn naam en zijn roem ver
eeuwigd. Na 700 jaar blijft zijn
voorbeeld van durf en onderne
mingsgeest nog bewondering af
dwingen.
DWARS DOOR AZIE
Op 21 Mei kwam Roebroek met
zijn medebroeder Bartholomeus
van Cremona en drie gezellen aan
te Soldoja op de Krim. Aan de
stadhouders verklaarde Roebroek:
«Wij hebben In het H. Land ver
nomen, dat uw heer Sartach kris
ten is geworden. Alle kristenen
zijn daarover ten zeerste verheugd
en vooral de zeer kristelijke Ko
ning van Frankrijk, die naar Pa
lestina is gekomen om de Sarace-
nen te bestrijden en de H. Plaat
sen uit hun handen te verlossen.
Daarom begeef ik mij naar Sar
tach om hem de brief van de Ko
ning te overhandigen, waarin deze
hem schrijft over de belangen van
heel de kristenheld.
Met de hulp van zijn vriende
lijke gastheren schafte Roebroek
zich zes met zeildoek overspannen
wagens aan, in de aard van onze
wijtewagens Vier wagens zou
den dienen om het reisgoed te ver
voeren, de twee andere als... hotel
voor het reisgezelschap. Roebroek
en zijn medebroeder reden te
paard naast de ossenspannen, die
op 1 Juni hun tragi, tocht aanvin
gen, het Noorden In, de bergen
over. Met ontroering hoorde Roe-
broek uit de mond van de blonde'
afstammelingen van de Goten zijn
geliefde Diets spreken, dat hem
aan zijn verre Vlaanderen deed
terugdenken.
VREEMDE ONTMOETING
De derde dag ontmoette men de
eerste Tartaren. Ik dacht dat ik
in een andere wereld kwam
schrijft Roebroek in zijn reisver
haal. Verwonderd kijkt hij naar
de vilten huizen, die op brede wa
gens door de steppe worden ge
reden. Sommige huizen meten wel
dertig bij twintig voet en worden
getrokken door meer dan twintig
ossen, die door één vrouw kunnen
gemend worden. Rijke Moals heb
ben soms honderd tot tweehon
derd tentwagens, die in een onaf
zienbare karavaan over de steppe
komen aangereden. Als de Tarta
ren voor een tijd op een plaats
stilhouden, worden de tentwonin
gen van de wagens afgeladen en
groeit voor de ogen van de ver
wonderde vreemdeling een tenten
dorp in enkele uren uit de grond
op. Met scherpe belangstelling
sloeg Roebroek het bonte en eigen
aardige leven van dit volk gade:
hun wijze van eten en drinken,
van slachten en vlees bewaren,
hun manier van brouwen, vooral
van hun lievelingsdrank, de kos
mos, die zoet binnenloopt, het
hart verheugt, maar zwakke her
sens ontstelt»... Hun gebreken
heeft Roebroek niet gespaard.
Reeds bij deze eerste ontmoeting
moest hij zich te weer stellen te
gen de weergaloze hebzucht van
dit primitief volkje. Alles wat hun
onder de ogen viel, wilden ze heb
ben, zodat onze reizigers voortdu
rend op hun hoede moesten zijn
om niet leeggeplunderd te worden.
Eindelijk kon Roebroek op 9 Juli
zijn reis voortzetten. De Tartaren
gaven hem mondvoorraad mee en
een geleider, die hem naar Sar
tach zou brengen. Dagenlang hot-
sebotsten de wagens Oostwaarts,
door een woeste en verlaten streek.
Eenzaamheid en afmatting en aan
elke Tartaarse afspanning, de
schaamteloosheid van de inwoners,
die de reizigers behulpzaam wa
ren bij het opmaken van de snel
slinkende mondvoorraad... Om
streeks half Juli kwam men aan
de Don, waarvan Roebroek nauw
keurig de loop beschrijft. Op 31
Juli bereikte de karavaan het hof
van Sartach. Koel was het ont
haal dat hun te beurt viel van
wege de hofmeester, die hen sluw
en achterdochtig uitvroeg naar het
doel van hun reis. 's Anderendaags
deed hij het reisgoed voor zich
uitstallen. De rijke gewaden, de
prachtige boeken, de gouden kel
ken en vaten wekten zozeer de
begeerlijkheid van de hofmeester
op, dat Roebroek veel moeite had
hem te weerhouden, dit alles aan
zijn meester ten geschenke aan te
bieden.
In groot ornaat betraden Roe
broek en zijn gezellen de volgende
dag de tent van Sartach. Roebroek
bood hem de brief aan van Koning
Lodewijk van Frankrijk, maar be
merkte spoedig dat het bericht
over de bekering van de Tartaar
se hoofdman tot het kristendom
totaal uit de lucht was gegrepen.
Sartach durfde geen beslissing ne
men omtrent Roebroek's verzoek
om als geloofsprediker In het land
te verblijven en stuurde hem door
naar zijn vader Batoe. Zijn reis
goed moest hij aan het hof ach
terlaten. Op Roebroek's aandrin
gen mocht een knecht achterblij
ven om over de kostbaarheden te
waken.
NAAR BATOE
Drie dagen stapten de paarden
vóór zij de Wolga bereikten. Roe
broek stond verbaasd voor deze
geweldige stroom, driemaal zo
breed als de Seine te Parijs Per
schuit voer het reisgezelschap de
Wolga af, Batoe's hof achterna,
dat reeds naar het Zuiden was af
gezakt. Na enkele dagen kwamen
zij aan het reusachtige kamp. dat
er uitzag als een grote, woelige
stad. In een weelderig versierde
tent werden Roebroek en zijn me
debroeder 's anderendaags door
Batoe ontvangen. Grijnslachend
luisterden de Tartaren naar de
woorden van Roebroek die hun
sprak over het doel van zijn reis
en over het kristendom. Spottend
klapten zij in de handen, waarna
de Khan zijn gasten melk liet
voorzetten. Het verzoek van Roe
broek om zich in het land te ves
tigen durfde hij niet inwilligen
zonder de toestemming van de
Mangoe-Khan. De twee Minderbroe
ders mochten met hun tolk verder
reizen, de klerk moest bij Sartach
hun terugkomst afwachten. Vijf
weken volgden Roebroek en zijn
gezellen de zwerftocht van Batoe.
Soms leden zij zó grote honger,
dat Roebroek's medebroeder zei:
't, is alsof ik nog nooit gegeten
heb
Eindelijk, tegen half September,
kwam een rijke Moal bij hen, die
opdracht had ontvangen hen naar
de grote Khan te begeleiden. De
reis zou vier maanden -duren
beet hij zijn gasten toe, en de
bomèn en de rotsen spleten open
van de kou. Beraadt u of ge daar
tegen wel bestand zijt.Roebroek
antwoordde kalm: «Ik hoop met
Gods hulp te kunnen verduren wat
anderen hebben doorstaan.De
Tartaar, die zelf tegen de reis op
zag, hernam dreigend: «Als ge
onderweg terugdeinst, laat ik u
aan uw lot over.
DE STEPPEN IN
Op 16 September stegen Roe
broek, zijn medebroeder en hun
tolk met de Moal te paard. Altijd
Oostwaarts ging de tocht tot Al
lerheiligen. Na twaalf dagen sta
ken zij de Oeral over en drongen
de eindeloze steppen van Azië bin
nen. Dagelijksschrijft Roe
broek, legden wij een afstand af
die Parijs van Orleans scheidt, on
geveer 150 km., soms meer, als we
tijdig van paarden konden verwis
selen. Voor Roebroek koos men
steeds een sterk paard uit, om
dat ik nogal zwaarlijvig ben
schrijft hij, maar of het een goe
de draver was, daarover bekom
merde men zich niet. Het werd
een heldhaftige tocht door de ein
deloze vlakte, waar de Oosterkim
zich steeds verder scheen terug te
trekken.
«Wat wij aan honger en dorst,
koude en vermoeienis hebben ge
leden, kan ik niemand zeggen
schrijft Roebroek. Pas tegen de
avond zette men hun een stevig
maal voor. Meer dan eens moesten
zij, op de vlakte, het vlees half
rauw binnenwerken en dan, in
hun pelsmantel gehuld, de nacht
onder de sterren doorbrengen. Het
was dan ook een zeldzame ver
kwikking, als ze konden afstappen
aan het hof van een rijke edel
man, die hen, blij om de afwisse
ling, vriendelijk ontving. Onveran
derlijk vroegen de Tartaren aan
de vreemdelingen of de Koning
van Frankrijk veel vee of schapen
bezat, net alsof ze nog die dag het
land zouden binnenvallen om er
alles te plunderenschrijft Roe
broek ietwat verbolgen.
AAN HET HOF
VAN MANGOE-KHAN
Eindelijk, op 27 December, be
reikten de uitgeputte ruiters het
hof van de Grote Khan. Roebroek
en zijn medebroeder werden ver
wezen naar een kleine hut, waar
in ze zich nauwelijk konden bewe
gen. Zo bitter koud was het, dat
Roebroek's tenen bevroren en de
twee Minderbroeders niet langer
blootvoets konden uitgaan.
Op 4 Januari 1254 werden de
vreemdelingen met hun tolk door
de Grote Khan ontvangen. Man
goe-Khan schreef Roebroek niet
heel vleiend, had een apengezicht
met een platte, ingedrukte neus.
Hij was een man van middelma
tige gestalte en kon, naar schat
ting, vijf en veertig jaar oud zijn.»
Hij bood zijn bezoekers een rijst-
drank aan, waarvan de Minder
broeders even proefden. Hun tolk
werd onder Invloed van het geest
rijke vocht zo blijmoedig, dat hij
zijn taak niet behoorlijk meer kon
vervullen. Na een lange loden stil
te gaf de Khan Roebroek een te
ken om t« spreken. Deze bracht
hulde aan de grote vorst, veront
schuldigde zich dat hij hem geen
geschenken kon aanbieden en ver
zocht hem om toelating ln zijn
land als geloofsprediker te verblij
ven. De Khan antwoordde: «de-
lijk de zon haar stralen overal
verspreidt, zo strekt mijn macht
en die van Batoe zich overal uit.
Wij hebben dus uw goud: en zilver
niet nodig.Naar de rest moest
Willem raden, daar zijn tolk top-
dronken was.
BONTE ERVARINGEN
Later werd aan de vreemdelin
gen bericht, dat zij twee maanden
in het land mochten verblijven,
aan het hof of te Karakorum. Roe
broek verkoos het eerste.
Als een scherp waarnemer heeft
Roebroek heel het wondere leven
aan het hof van de Khan opgeno
men. Hij leerde van nabij de om
geving van de Mongool kennen en
meer bijzonder het volkje dat
rondom het hof een genoeglijk le
ventje sleet onder de mom van
godsdienstigheid. Er waren, met
goedvinden van de Khan, bedie
naars van verschillende eredien
sten, die met een buigzame leer
dongen naar de gunst van de gro
te heerser, en onder elkaar een
stille maar soms venijnige strijd
leverden om de voorrang. Roe
broek was van deze pijnlijke ko
medie de aandachtige, vaak spot
tende getuige. Met zijn medebroe
der had hij zijn intrek genomen
bij een monnik, met name Sergius,
die een zonderling kristendom be
leed en zijn gasten duchtig liet
vasten, terwijl hij zelf door heime
lijke smulpartijen weerwraak nam
op zijn officiële boeteleven over
dag. Zijn bont en uiterlijk kristen
dom trachtte de monnik aan de
man te brengen samen met zijn
De reis die door de moedige globetrotter werd afgelegd staat op deze kaart zeer duidelijk uitgete
kend. Wanneer wij de lijn, waarlangs pijltjes geplaatst werden en die de reisweg aanduidt, eens
goed bekijken en ons daarbij indenken dat deze reis met zeer primitieve middelen werd afgelegd,
dan wordt de moed en de durf van deze moedige missionaris pas duidelijk.
kwakzalverdrankj es en -krulden.
Veel succes behaalde hij met een
soort rabarbersap, dat stoornissen
ln de Ingewanden van zijn zieken
verwekte en bij velen herstel van
gezondheid bracht
Tegen Pasen 1254 was Roebroek
met het hof te Karakorum, waar
de Khan zich een groot palels met
een aarden wal omgeven, had la
ten bouwen. Roebroek trof er een
Parljse goudsmid aan, die er zeer
ln aanzien stond en onder meer
voor de Khan een wondere fontein
had gesmeed waaruit wijn, kos
mos, honlgmede en rijstdrank uit
vier verschillende kranen vloeiden.
Op Witte Donderdag celebreerde
Roebroek de H. Mis voor de en
kele kristenen, die ln dit vereen
zaamd gewest, verstoken van elke
godsdienstige hulp, leefden. Op
Paasavond doopte hij een zestig
tal personen, die de volgende dag
met de andere kristenen ter Hei
lige Tafel naderden. «Er was grote
vreugde onder de kristenen», te
kent Roebroek aan, die de Heilige
Blijdschap van zijn prlesterhart
achter deze sobere woorden ver
bergt.
GODSDIENSTIG DEBAT
Daar niemand over zijn terug
reis sprak, begon Roebroek te vre
zen dat zijn tocht weer in de win
ter zou vallen. Toen hij de Khan
hierover onderhield, gaf deze hem
bevel binnenkort af te reizen.
Op last van de Khan greep op
zekeren dag een groot openbaar
debat plaats tussen de bedienaars
van de verschillende erediensten.
Als kampioen van de belijdenissen,
die één God vereren, trad Roe
broek ln het strijdperk tegen de
Tuianen, die meerdere goden aan
namen. Toen de zegevierende mon
nik verder de kristelijke leer wilde
uiteenzetten, sloegen de Nestorla
nen aan het twisten, begonnen te
zingen met de Saracenen en vie
len ten slotte duchtig aan het drin
ken. Niemand zegt Roebroek,
sprak: ik geloof, ik wil kristen
worden, ofschoon allen zonder te
genspraak hadden geluisterd.
's Anderendaags werd Roebroek
bij de Khan ontboden, die voor
hem een soort geloofsbelijdenis af
legde: «WIJ, Moals, geloven, dat
er maar één God ls, door Wie wij
leven en sterven. Wij hebben een
oprecht hart voor Hem. Gelijk
God aan de hand verscheidene vin
geren heeft gegeven, zo heeft Hij
ook aan de mensen verscheidene
wegen geschonken. Aan u gaf God
de H. Schriften en gij, Kristenen,
onderhoudt ze niet Ons gaf HIJ
waarzeggers. Wij doen wat zij zeg
gen en leven in vrede.
De Khan zou Roebroek een
brief voor de Koning van Frank
rijk meegeven en hem tot aan de
grens van zijn rijk doen begelei
den. Toen Roebroek hem nogmaals
verzocht ln het land te mogen ver
blijven om aan de Germaanse sla
ven zijn zielezorg te besteden,
zweeg de Khan geruime tijd. Ein
delijk sprak hij: «Ge hebt een
lange reis voor u. Versterk u goed,
opdat ge behouden ln uw land
moogt aankomen.
Gaarne had Roebroek hem over
het kristendom gesproken maar
hij kreeg er de kans niet toe. Ne
derig bekent de Minderbroeder:
Had ik, als Mozes, de macht ge
had mirakelen te verrichten, wel
licht zou hij zich vernederd en
bekeerd hebben.
TERUG HET WESTEN IN
De brief, waarop Roebroek een
maand moest wachten, bevatte
niets dan een schaamteloze uitno
diging tot onderwerping aan de
Tartaren. Eindelijk kon Roebroek
op 10 Juli met een gids, een knecht
en een tolk de terugreis aanvan
gen. Zijn ultgevaste medebroeder
schrikte voor de zware tocht terug
en bleef, met goedvinden van de
Khan, op een betere reisgelegen
heid wachten. De terugweg liep
een weinig meer Noordwaarts dan
de heenreis. Bij Sartach vond Roe
broek de achtergelaten reisgezel
len gezond weer. Langs Armenië
keerde Roebroek naar Syrië terug,
in de hoop Koning Lodewijk van
Frankrijk daar aan te treffen.
Over zijn tocht door Klein-Azië
tekende Roebroek tal van bijzon
derheden op en de vele avonturen,
die hij op deze lastige en soms
zeer bewogen terugreis ontmoette.
Van Cyprus, waar hij zijn Provin
ciaal aantrof, reisde Roebroek naar
Antiochië en naar Tripolis, waar
het kapittel van zijn Orde zou
worden gehouden. Op 15 Augustus
1255 kwam Roebroek in de laatste
stad aan. De reis had twee jaar
en twee maanden geduurd.
GEZANT OF
GELOOFSVERKONDIGER?
Over het doel van Roebroek's gro
te tocht is onder latere schrijvers
en geleerden heel wat meningsver
schil gerezen. We mogen nu wel
als vaststaand aannemen, dat Roe
broek niet als gezant, zelfs niet
als geheim agent van Lodewijk
van Frankrijk, naar het Oosten
werd gezonden, zoals Batton,
Schmidt en anderen aannamen.
Roebroek's houding is categoriek:
te Soldaja spreekt hij uitdrukke
lijk de kooplieden tegen, die over
hem het gerucht hebben verspreid,
dat hij al3 gezant van de Koning
naar het Oosten trok. Wel draagt
Roebroek bij zich een aanbeve
lingsbrief van Koning Lodewijk,
maar dit schrijven droeg geen po
litiek karakter. Het bevatte slechts
gelukwensen voor Sartach om zijn
bekering tot het kristendom en de
bede, dat Roebroek ongehinderd
het geloof zou mogen prediken.
Herhaaldelijk blijkt uit Roebroek's
woorden in het reisverslag dat pre
diking van het kristendom onder
i» Tartaren bat enig» doel was
van de Minderbroeder; die daar
door ln de geest van aljn Orde
handelde. Apostolleche bedoelingen
en niet politieke berekeningen heb
ben die twee grote mannen, Lode
wijk van Frankrijk en Roebroek
samengebracht voor deze grootse
tooht naar het Verre Oosten. De
behandeling, die Roebroek zich
vanwege de Tartaren moest laten
welgevallen, wijst duidelijk aan
dat hij niet als gezant van een
Westerse koning werd aangezien.
Als geloofsprediker heeft Roe
broek ln het Oosten weinig succes
gekend. Aanvankelijk kende hij
de taal niet en op zijn tolk kon
hij niet vertrouwen. Later kreeg
hij geen toelating om zijn aposto
laat uit te oefenen, zelfs niet bij
de Germaanse slaven. Zijn Invloed
op de Khan en aan het hof was
In de gegeven omstandigheden te
gering om het geloof ln dat mid
den te doen aanvaarden. Het enig
priesterwerk dat Roebroek op zijn
lange reis mocht uitoefenen, was
zijn zorg voor de enkele kristenen
te Karakorum. Voor het aposto
lisch hart van de Minderbroeder
is zijn tocht op een pilnlijke mis
lukking uitgelopen. Het droom
beeld van een missie ln het Verre
Oosten moest worden opgegeven.
HET BEROEMD REISVERHAAL
De bescheiden monnik die, na
zijn vruchteloos avontuur, zich
terug trok ln de stilte van zijn
kloostercel, zou reeds lang verge
ten zijn als niet zijn merkwaardig
reisverhaal de gedachtenis van
prestatis en van zijn persoon had
gered. Met uitzondering van Ro
ger Bacon ls er geen middeleeuws
schrijver die Roebroek's reisver
haal citeert Pas ln 1658 werd zijn
werk voor het eerst, en dan nog
onvolledig, gedrukt en uitgegeven
door de Engelsman Hackhujd- In
1628 verscheen een volledige En
gelse vertaling, ln 1634 gevolgd
door een Franse. De eerste Neder
landse vertaling verscheen ln 1706
te Lelden, onder de titel: «Aan
merkelijke Reye, gedaan door Wil
lem de Rubruquls... nu aldereerst
uit het Engelsch vertaald». In las
tere Jaren werd Roebroek's werk
steeds meer bekend en beroemd.
Sedert het begin van de 19* eeuw
verschenen, naast talrijke verta
lingen, vele tekstuitgaven van het
reisverhaal met degelijke commen
taren en studies. De beste werd
ons bezorgd door een Vlaming, de
Minderbroeder A. Van de Wyn-
gaert, die ln 1929 ln zijn Sinlca
FranclscanaVol. I, een crltlsche
tekst bezorgde naar de beste hand
schriften en vroegere drukken.
Roebroek schreef, naar de mode
van zijn tijd, ln het Latijn. Voort
durend tracht hij echter het stroe
ve Middeleeuwse Latijn te ver
levendigen door nieuwgevormde
woorden en uitdrukkingen, die hij
met behulp van het Frans en het
Nederlands of Duits smeedt om
de vele nieuwe dingen op zijn reis
te benoemen. Zijn levendige voor
stelling kan op vele plaatsen zelfs
een moderne lezer boeien.
Uit zijn reisverhaal treedt ds
ons anders vrij onbekende Roe
broek naar voren als een scherp
waarnemer, die met een gevoelige
aandacht zijn omgeving opneemt.
Zijn rake opmerkingen geven aan
zijn verhaal een pittige Inslag en
maken het daardoor zeer persoon
lijk en lezenswaardig. Wat hij
over de aardrijkskunde van het
doorreisd gebied optekent, de bij
zonderheden die hij meedeelt over
de volkeren, die hij bezocht, over
de plantengroei, het dierenrijk,
enz., behoren tot het merkwaar
digste wat ln de Middeleeuwen
over dit verre en geheimzinnig»
binnenland van Azië werd geschre
ven. Roebroek ls o.a de eerste om
op grond van vaste bewijzen de
Kaspische Zee een binnenzee te
noemen. Hij beschrijft zeer nauw
keurig de loop van de grote rivie
ren, die hij op zijn tocht naar het
Oosten oversteekt HIJ gewaagt
een der eersten over de Goten, die
ln Zuid-Rusland een taal spreken,
waarin Roebroek zijn geliefd Diets
herkent.
Op veel plaatsen wijkt hij af
van de gevestigde mening van zijn
tijdgenoten en aarzelt hij niet het
alom erkende gezag van geleerden
als Sollnus en Isldoor van Seville
tegen te spreken. Wat zijn werk
vooral zo belangrijk maakt, ls de
streng-crltische methode die hij
zich zelf heeft opgelegd bij het
onderzoeken en ordenen van het
vele bijeengebrachte materiaal. Het
sprookje van het kristendoïtt ln
het hart van Azië ls niet het enige
dat hij heeft geschonden. Nooit
aarzelt hij waarheid van verdich
ting te onderscheiden. Waar hij
niet tot zekerheid kan komen,
geeft hij uitdrukkelijk de bronnen
van zijn inlichtingen aan.
De wetenschappelijke ern«t van
zijn werk blijkt ook uit de minu
tieuze zorg, waarmede Roebroek
zijn onderneming heeft voorbe
reid. Hij spaarde geen moeite om
door lezing van geleerde schrijvers
de landstreken te kennen die hij
zou doorreizen en deed navraag
bij de kooplieden, die reeds het
land van de Tartaren hadden be
zocht. Juist om zijn wetenschappe
lijke ernst werd Roebroek's reis
verhaal door de latere geleerden
zo hoog geschat. Von Peschel
noemde het een groot aardrijks
kundig meesterwerk van de Mid
deleeuwen
BIJ het zevende eeuwfeest van
zijn vertrek naar het Verre Oos
ten mag het werk van de even
verdienstelijke als bescheiden Vla
ming die Roebroek is geweest, wel
even worden herdacht. Hij was
een der onzen, op wie ons volk
fier mag gaan.
J. VLAMYNCK.
i* fTmiyiw-tf-rrrr in i IffV «-Vr-i*-»-
0+