WEEK-END
Zijn onze 3 Westvlaamse Bedrijfstakkei
HOP. TABAK en CICHOREI leefbaar?
-
li
Uit het Jaarverslag der N.V. Bank van Roeselare
Interessante studie over ons
typisch Westvlaams economisch probleem
5«HET WEKELIJKS NIEUWS* fcaterdLf i Maart 1954. Blz. 8.
la
De Hop
De Tabakscultuur
Het Cichoreibedrijf
in moeilijkheden
Richtingsprijs
geen blijvende oplossing
Besluiten
KI
Het belang der Hopcultuur
Hiermede bedoelen wij in de
eer.te plaats de aloude hopcul
tuur, gelocaliseerd in de West
hoek van onze provincie met Po
peringe als centrum.
Wij zullen ons niet beroepen
op een te ver verleden, toen de
hoppe-orde met vorstelijke erken
ning- het wapen van Vlaanderen
omringd door een rijke krans
hoppegroen in haar blazoen voer
de en de faam van onze plan
ters, Engeland de hedendaagse
grootproducent ertoe bracht,
om de invoer van onze planten
te verzoeken. Laten wij alleen tot
stichting van onze huidige telers
en handelaars zeggen dat die
faam ook toen reeds de vrucht
was van een strenge keuring en
corporatieve discipline en dat zij
grotendeels teloor ging naarmate
die fundamentele vereisten uit
zorgeloosheid en onmatig winst
bejag over het hoofd werden ge
zien
Alhoewel dus aanzienlijk ge
slonken, blijft de hopteelt voor
de stad Poperinge en de omrin
gende gemeenten van de arron
dissementen leper en Veurne een
relatief belangrijke factor van
werk en welvaart uitmaken.
Het jaarlijkse hopareaal be
draagt in dit gewest van 450 tot
500 hectaren, hetzij nagenoeg
70 pc. van de Belgische teelt,
terwijl de opbrengst, varieert tus
sen 20.000 en 22.000 Engelse
quintalen.
Deze eerder geringe cijfers van
cultuur en rendement krijgen
evenwel hun volle economische
waarde, wanneer men bedenkt
dat de hopteelt een hoge kapi
taalinvestering vergt, een loon-
intensieve verzorging en oogst
meebrengt, maar tevens een rijke
productie afwerpt.
Aldus kost de moderne hopveld
installatie aan onze planters na
genoeg 150.000 frank per hectare,
zodat alleen reeds voor boven
gronds palen- en draadwerk om
de tien jaar in het Poperingse
ruim 75 millioen frank geïnves
teerd wordt.
Elk jaar slorpt de teelt met
haar speciale zorgen en doorlo
pende ziektebestrijding minstens
het achtvoudige aan arbeidsuren
op van de gewone landbouwcul-
tuur, wat dus voor de streek van
Poperinge neerkomt op een per
manente bezetting van circa 500
werkkrachten en een forfaitaire
loonprestatie van 15 millioen fr.
Daarop volgt de zeer intensieve
pluktijd die gedurende twee a drie
weken gemiddeld 12.000 arbeids
krachten inschakelt en, op basis
van een normale opbrengst, een
uitkering van circa 30 millioen fr.
lonen meebrengt. Het vervoer, het
drogen in de eest en de verdere
conditionnering binnen het pand
van de producent, in de handels
magazijnen of in het. stedelijk
hopinstituut komen deze intense
teelt- en oogstprestaties nog aan
vullen.
Ruw geschat vergt de hopcul
tuur van de planter een jaar
lijkse uitgave van 120.000 fr. per
hectare, zonder daarbij rekening
te houden met de kostprijs van
het geïnvesteerde kapitaal of met
de afschrijvingen op de installa
ties en het landbouwmaterieel.
Maar de prijzen die onder nor
male omstandigheden voor de
prima-hop gerealiseerd worden, i
met het Nationaal Belgisch Hop
instituut te Essene en onder de
bekwame leiding van onze Rijks-
en Provinciale landbouwinge
nieurs. nuttig werk verricht door
onophoudend de teelt van nieuwe
edelhopsoorten aan te raden en
te bevorderen, die aan de gewet
tigde vraag van de moderne brou
werij in binnen- en buitenland be
antwoorden.
Waar voor een vijftal jaren
ruim 70 pc. van ons hopareaal
nog beplant was met de gemak
kelijk doch practisch niet zonder
zaad te telen Fuggles. dienstig
voor de kleine en middelmatige
brouwerijen op hoge gisting, is
deze variëteit thans teruggevallen
op 10 a 20 pc. om plaats te maken
voor de edelhoppen Hallertau,
Tettnarig en Saaz die hun aan
wending vinden in de moderne
brouwerij van kwaliteitsbieren op
lage gisting. Volgens bevoegd ad
vies dienen de beide laatste soor
ten, alhoewel delicater van teelt
en lastiger van oogst, nog verder
aangewakkerd, omdat ze de enige
zijn die door hun veelzijdige kwa
liteiten concurrentiemogelijkheid
bieden tegenover de beste wereld
hoppen, en bovendien ook rijke
lijk renderen voor de vakkundig
onderlegde planters. Mits verdere
selectie schijnt de Hallertau niet
temin, door haar hoge opbrengst
en relatief gemakkelijke teelt, de
voorkeur te verdienen voor mas
sale aanplanting waartussen de
hogergenoemde eersterangsvarië
teiten op windvrije plaatsen kun
nen aangelegd worden.
De selectie blijkt evenwel nog
maar sporadisch in de Poperingse
hopcultuur te zijn doorgedrongen,
omdat zowel de veredeling als de
vermenigvuldiging in de proefvel
den een werk van lange duur vor
men, terwijl de aankweek door de
planters zelf nog niet wordt aan
gedurfd.
Op deze selectie mogen noch
tans grote verwachtingen worden
gesteld voor de toekomst. België
noteert het hoogste hoprendement
onder al de producerende landen,
maar de gemiddelde analyse van
zijn producten laat vooralsnog
geen vergelijking toe met de al
lerbeste. Door aanhoudende se
lectie moeten dus hopsoorten aan
gekweekt worden die een hoog
bitterheidsvermogen en een ge
schikt aroma bezitten. Met derge
lijke resultaten, en mits beheer
sing van haar kostprijzen, kan
onze cultuur beslist stand houden
tegen de Midden-Europese con
currentie en zelfs een prijsverge
lijking doorstaan met de efficiën
te Amerikaanse teelt.
Mechanisatie van het
Hopbedrijf
Wat gezegd nu over de mecha
nisatie die ook in dit bedrijf haar
rechten doet gelden?
Het is begrijpelijk dat vooral
de hoppluk, met zijn intense ar-
beidsbehoefte, vanuit die gezichts
hoek reeds scherp onder de loupe
werd genomen.
In Amerika schijnt het machi
naal plukken sinds een tiental ja
ren vrij algemeen te worden toe
gepast. De zeer uitgestrekte vel-
den lenen zich daar ook uitste
kend toe en de cultuur werd er
speciaal op geselectionneerd. Het
is evenwel niet denkbaar de zwa
re en kostbare installaties, die al
daar renderend worden ingescha
keld, in onze Poperingse tuinen
over te plaatsen.
Meer interesse verdienen dan
I
De ontstellende realiteit van een aanhoudende hoge werkloosheid in het Vlaamse land, is tijdens
het afgelopen jaar voorwerp gebleven van veler bekommernis, zonder dat evenwel van officiële of pri-
i vé-zijde iets ruims en doelmatigs ondernomen werd om de nood te lenigen.
Twee vaststellingen dringen zich thans op.
Eerstens, dat men het onder eigen volk er vrijwel over eens is geworden om het probleem als spe-
eilïek Vlaams te beschouwen en als dusdanig te doen erkennen door de overheidsdiensten die bij de op
lossing ervan betrokken zijn. M.a.w. dat waar overheidsmaatregelen onontbeerlijk worden geacht tot het
scheppen of bevorderen van werkgelegenheid, ze doeltreffend moeten geconcentreerd worden op de werk-
behoeftige gebieden, in casu de Vlaamse. Wij schreven het reeds aan het slot van ons verslag over het
jaar 1951: «Dit is de juiste opvatting van het gelijkheidsprincipe dat in onze fundamentele wetten ge
huldigd wordt en dat wij in werkelijkheid wensen te zien omzetten, ook wanneer die werkelijkheid toe-
vallig in Vlaanderen ligt
De tweede vaststelling is, dat er met het hoffelijke spel van over en weer wentelen der verant-
i woordelijkheid tussen overheid en bedrijfsleven niet uit het slop te geraken is, maar dat het hoog
tijd wordt om tot een planmatige welvaartspolitiek op termijn over te gaan.
Moet de planning van overheidszijde komen? Wij betwijfelen het, omdat wij uit ervaring weten
hoe zelden de centrale instanties in dit land een Vlaams feit kunnen erkennen en grootmoedig opne-
i men in een welbegrepen nationale politiek. De besluiteloosheid waarmede een paar bescheiden rege-
ringsontwerpen sinds twee jaar omhuld worden, gesteld tegenover de spontane goedwillige reactie op de
minste economische grief uit het Zuiden, levert daar nogmaals een treffend bewijs van.
Daarom menen wij dat een bestendig Vlaams Studie- en Actiecentrum de Vlaams Economi-
i sche Raad werd immers gesticht en begraven die taak zou moeten opnemen en met de breed op
gezette steun van syndicale, patronale, financiële en universitaire kringen, ten gronde behartigen.
Geschraagd door de Vlaamse intelligentie, economie en financie, zou een dergelijk instituut niet
I alleen de verscheidene algemene, specifieke en streekproblemen doelmatig kunnen coördineren en uitwer-
ken, maar tevens bij de regeringsinstanties met bevoegdheid en gezag optreden om er begrip en steun
te verwerven voor een concrete, stelselmatige welvaartspolitiek ten bate van onze gewesten.
Inmiddels staan wij voor de nuchtere realiteit die in meerdere streken een weinig bemoedigend
beeld te zien geeft van stagnatie of achteruitgang in eertijds bloeiende bedrijfstakken, waaraan met een
planmatige reorganisatie en passende overheidssteun geleidelijk kan worden verholpen of zelfs een ra-
I dicale kentering teweeggebracht.
Vorig jaar vestigden wij in dat verband de aandacht op onze traditionele Westvlaamse vlascul-
l tuur en -industrie die door interne structuurleemten, meer nog door ontbrekende overheidszorg op het
i internationale plan, onredelijk belemmerd wordt in haar activiteit, om eerlang de gevaarlijke concur-
i rentie te ondervinden van een rationeel opgerichte en doeltreffend gesteunde nijverheid uit naburige
1 landen.
De situatie in die bedrijfstak is er sindsdien niet op verbeterd en de rond dat tijdstip beloofde
regeringstussenkomst ter voorkoming of bestrijding van een voortschrijdend Frans protectionisme moet
wel zeer zwak zijn geweest, vermits de aanvoer van Frans strovlas uit de oogst 1953 andermaal aan
zienlijk werd ingekrompen om in twee jaar tijds op de helft terug te vallen.
Wij kunnen thans echter bij deze abnormale toestanden in het vlasbedrijf niet langer stil
staan, omdat wij Uw belangstelling willen vragen voor een drietal minder omvangrijke doch even spe-
i cifiek Westvlaamse nijverheidsteelten die in het kader van een regionale welvaartspolitiek alle aandacht
1 verdienen.
en bij herhaling reeds 5.000 fr. j ook de kleinere Engelse plukma-
per quintaal of 225.000 fr. per ge
middelde hectare-opbrengst over-
schreden, maken de teelt niette
min rijkelijk renderend en aan-
trekkeliik. Een bruto-inkomen van
100 millioen fr. uit deze locale
teelt, blijkt dus tot de jaarlijkse
mogelijkheid te behoren. Wij zeg
gen wel onder normale omstan
digheden, want de hopprijzen zijn
hoogstgevoelig aan buitenlandse
marktinvloeden en de schomme
lende wereldproductie heeft reeds
meer dan eens de verwachtingen
van onze producenten in de war
gestuurd. Vooral de minderwaar
dige hop moet het bij markt-
verzadiging ontgelden, zodat de
noodzakelijkheid van een intense
kwaliteitsteelt er door bevestigd
wordt.
Samen genomen, tonen de in-
vesterings-, loon- en rendements-
cijfers aan, dat de traditionele
hopcultuur ook heden ten dage
nog een wezenliik economisch nut
betekent voor de streek van Po
peringe en dat het dus wel de
moeite loont de factoren van
voor- en tegenspoed in dit be
drijf aan een critisch onderzoek
te onderwerpen.
Bestrijding van zaadhop
De kwaliteitszorg mag wel als
het primordiale punt van de hop
cultuur worden beschouwd.
De ernstige depressies die zich
o. m. in 1946, 1948 en 1951 voor
deden, waren telkens voor een
goed deel het gevolg van de ge
wilde zorgeloosheid bij enkele
planters, die, aangespoord door de
hoge prijzen van de vorige oogst,
het gewicht van hun productie
zochten op te drijven ten koste
van de zuiverheid, door het telen
van zware doch minderwaardige
zaadhop, en aldus de omringende
hoptuinen met hetzelfde kwaad
lesmetten.
Het discrediet dat hiermede her-
naaldelijk in binnen- en buiten
land op de eertijds befaamde
Poperingse hop werd geworpen,
-dreigde in 1951 catastrofaal te
worden. Gelukkig bracht de ont
stellende toestand een sterke re
actie teweeg zodat in de jaren
1952 en 1953 een bijzondere in
spanning werd gedaan om de kwa
liteitsteelt te herstellen. Dank zij
de voortdurende voorlichting en
aanmaning van het stedelijke hop
instituut, nagenoeg eensgezind ge
volgd en ten nutte gemaakt door
de planters, mocht men in dat op
zet volkomen slagen en twee op
eenvolgende oogsten opdoen die
inzake de kwaliteit tot de beste
uit het verleden behoren.
Een reputatie herstelt zich even
wel niet zo vlug als ze teniet gaat
en de schade die door de zaadbei
aan de hopcultuur werd berok
kend zal nog geruime tijd nawer
ken. vooral op de buitenlandse
markten.
Het verdient dan ook overwe
ging in gans de Westhoek een ge
lijkgerichte controle in te voeren
ter bestrijding van de mannelijke
planten en tevens op de hogere
administratieve echelon overleg te
plegen met de Franse instanties,
teneinde gelijkaardige voorzorgs
maatregelen te doen treffen in de
hopgemeenten aan de overzijde
van de grens.
Selectie der variëteiten
Naast de kwaliteitszorg is de
variëteitskeuze bij de hopaanplan-
tingen de laatste jaren bijzonder
op de voorgrond getreden.
Ook in deze heeft het Poperings
Hopinstituut, in samenwerking
chines, al dan niet op Amerikaan
se leest geschoeid, die vooral sinds
de jongste oorlog in de hopvelden
van Kent en Sussex de bewijzen
van hun deugdelijkheid trachten
te leveren. De resultaten schijnen
evenwel nog ver van bevredigend,
zowel op het stuk van rendement
als van de zuiverheid en gaafheid
der geplukte vrucht, vermits tot
dusver slechts 10 procent van de
Engelse oogst machinaal wordt
opgedaan zonder financieel voor
deel en ten koste van de kwaliteit.
Daarbij komt dat de Engelse hop
velden merkelijk uitgestrekter zijn
dan bij ons de gemiddelde op
pervlakte per planter bedraagt
9 ha. tegenover 1 ha. in het Po
zorgt voor de afzet van afval die
moeilijk te valoriseren is en vormt
de onontbeerlijke brug met het
buitenland.
Het is evenwel duidelijk dat
van de ernst waarmede de hop
handelaar zijn beroep uitoefent,
de faam van onze cultuur op de
wereldmarkt, en ook zijn eigen
groepsbelang, in hoge mate afhan
gen. Menging van loten uit sterk
gevarieerde kwaliteiten of zelfs
uit binnen- en buitenlandse soor
ten, evenals de imitatie van het
kwaliteitsmerk van het hopinsti
tuut op ongekeurde balen, zijn
practijken die de internationale
standing van onze productie, waar
naar boven alles moet gestreefd
worden, hopeloos schaden en in
tijden van marktverzadiging ern
stige weerslag hebben op de afzet.
Trouwens ook de binnenlandse
brouwerij heeft alle belang bij
een gezonde marktregeling die de
herkomst, de variëteit en de de
gelijkheid van de geleverde hop
zou waarborgen en haar afhan
kelijkheid van een niet steeds te
onderkennen buitenlands product
zou wegnemen.
Wij begrijpen echter, dat in de
huidige omstandigheden een zeker
wantrouwen heerst bij de brou
wers tegenover de inlandse pro
ductie, in de hand gewerkt door
de verouderde variëteitsteelt uit
vroegere jaren en door de her
haalde kwaliteitsinzinking uit oor
zaak van kortzichtige teelspecula-
tie bij sommige planters.
Maar het dunkt ons tevens dat
de brouwerijnijverheid zich onvol
doende rekenschap geeft van de
enorme verschuiving ten goede,
die zich in de laatste paar jaren in
de geteelde variëteiten voltrokken
heeft, en van de ernstige, hope
lijk blijvende kwaliteitszorg die
ds producenten, onder efficiënte
leiding van de overheidsdiensten,
in die tijdsspanne aan de dag
hebben gelegd.
Waar de planters zich vroeger
te halsstarrig vasthielden aan ver
ouderde variëteiten en methodes,
schijnen de brouwers zich thans
moeilijk van hun standpunt te
kunnen losmaken dat de buiten
landse hop per se beter of onont-
peringse zodat de efficiëntie j beerlijk is, ook al mislukt de
nog on-
van de machine alhier
gunstiger zou uitvallen.
Zo het mechanisch plukken van
de Poperingse hop, met de huidige
stand van ons areaal en van de
desbetreffende techniek, voorals
nog dus geen ernstige kans maakt,
dan zal het toch nodig zijn de
mogelijke vorderingen op dat ge
bied van zeer nabij te volgen, om
steeds met kennis van zaken het
voor en het tegen van een derge
lijke omschakeling te kunnn af
wegen en er eventueel het initiatief
toe te nemen.
Anders is het gesteld met het
technisch drogen van de geplukte
hop. Sinds de landelijke electrifi-
catie ook tot de Westhoek is door
gedrongen, hebben onze producen
ten werkelijk een lofwaardige in
spanning gedaan om hun droog-
eesten volgens moderne begrippen
in te richten, met het gunstige ge
volg dat zowel de kwaliteit als
het gave uitzicht van de Pope
ringse hop er merkelijk op ver
beterd zijn. Waar het gedroogde
product vroeger de eest verliet
met een vergrauwde buitenkleur,
gebruinde lupuline en onzuivere
geur van de verbrandingsgassen,
levert de moderne droogoven met
electrisch zuig- en ventilatiesys
teem thans een kwaliteitshop af
met bijna ongerepte groene kleur
en glans, terwijl de lupuline haar
zeer specifiek aroma volledig kon
bewaren.
Inzake mechanisatie moge ten
slotte gewezen worden op een re
cente innovatie waarbij de con
structiehuizen uit de streek, op
aanwijzing van onze hopverbou-
wers, erin slaagde een electrisch
snoeiapparaat te vervaardigen dat
vorig jaar voor het eerst, en met
goede resultaten, in enkele hop
tuinen werd aangewend.
Waar het snoeien van de hop
ranken tijdens de groeiperiode
tot dusver niet terdege kon wor
den verzorgd bij gebrek aan werk
krachten en tijd. zal deze bewer
king voortaan, dank zij het nieu
we apparaat, volledig en bijtijds
kunnen uitgevoerd worden.
Kwaliteit en afzet
Wij hebben ons tot dusver ge
houden bij de eigenlijke cultuur
van de hop. Er stellen zich even
wel ook belangrijke problemen op
het gebied van de handel in dit
product, waarmede de leefbaar
heid van de teelt nauw verbonden
is en die al evenmin de brouwe
rijnijverheid onverschillig kunnen
laten.
Dat de rechtschapen hophandel
terzake een nuttige en noodzake
lijke functie vervult, lijkt ons bui
ten twijfel. Hij zorgt immers voor
de vorming van koopwaardige par
tijen, houdt de markt op wanneer
de vraag van de verbruikers ach
terwege blijft, slaat reserves op
met. de daaraan verbonden risico's.
oogst in het land van herkomst
of krijgen ze Poperingse hop on
der vreemde sier.
Waar ligt nu bij dat alles de
taak van de overheid?
Hoofdzakelijk, dunkt ons, in het
uitvaardigen van een definitief en
algemeen bindend keuringsregle
ment. Wij zeggen dit enkel na
rijp beraad, omdat de oplossing
van een economische moeilijkheid
maar al te geredelijk bij de over
heid wordt gezocht, daar waar
zij vaak afhangt van eigen in
spanning en discipline.
Het geldt hier evenwel de of
ficiële certificatie van een kwali
teitsproduct, die aan de binnen
landse afnemer de gewensfe vei
ligheid moet bieden, op de buiten
landse markt, de historische faam
moet herstellen en ten nutte ma
ken, en door beide de kwaliteit
en de afzet voor de ernstige pro
ducent moet verzekeren. Alle par
tijen worden er uiteindelijk bij
gebaat, terwijl het hopinstituut
zijn essentiële zending ten bate
van gans het gewest doeltreffend
zou kunnen vervullen. De provin
ciale overheid verdient dan ook
alle lof om het initiatief dat zij
onlangs in die richting heeft ge
nomen.
Anderziids citeerden wij reeds
de degelijke steun en leiding die
door de stedelijke, provinciale en
rijksoverheid verleend wordt en
verder moet worden bij de kwa
liteitszorg, de variëteitskeuze, de
grondkeuze, de proefveldwerking,
de selectie en de analyse.
En ten slotte, hoewel we dit
eerder als een tijdelijke noodzaak
beschouwen, heeft de overheid
tot taak door een aangepaste con-
tingenteringspolitiek de inlandse
behoefte met een renderende af
zet van de eigen productie te ver
zoenen. Het werk dat op dit ge
bied door de consultatieve hop-
eommissie in de schoot van het
departement van landbouw, door
samenwerking onder de verschil
lende partijen wordt verricht,
schijnt tot dusver voldoening te
hebben gegeven.
Wel zou het departement bij de
eerst passende gelegenheid onze
Nederlandse Beneluxpartner attent
kunnen maken op de kwaliteit
en de uitvoercapaciteit van de
Belgische hopproductie, die overi
gens tegen heel wat gunstiger
prijzen kan leveren dan de Duit
se concurrentie welke thans het
monopolie op de Nederlandse
markt schijnt te bezitten.
Moge dan, met de passende
overheidszorg, de geselectionneer-
de en in corporatief verband Ge
disciplineerde teelt van onze Po
peringse hop weldra een dusda
nige uitbreiding nemen eil kwali-
teitsfaam herwerven, dat ze de
aanzienlijke binnenlandse behoef
ten grotendeels dekt, de contin-
gentering overbodig maakt en op
de wereldmarkt zoals weleer de
kroon spant, ditmaal met een om
kranst wapen van de Westvlaam
se hoppestad Poperinge.
Waar de economische polsslag
van de Westhoek ten dele beïn
vloed wordt door de voor- en te-
genheden van de hopcultuur, kan
een gelijkaardig verschijnsel waar
genomen worden met betrekking
tot de tabaksteelt, in een zuide
lijk gebied van de provincie
waarvan Wervik het zwaartepunt
vormt.
Alhoewel na de uitzonderlijke
hoogtejaren 1943-1944 gevoelig ge
slonken, beslaat deze Westvlaam
se nijverheidsteelt heden ten dage
nog ongeveer 1.150 hectaren op
een Belgisch areaal van 2.000 ha.
De gerecenseerde productie, die
in ons gewest overvloediger doch
van minder gehalte is, bereikte
voor 't jaar 1952 nagenoeg 3.500 ton
droge tabak tegenover een totaal
van 5.200 ton. Het. Westvlaamse
aandeel in de nationale tabakcul
tuur vertegenwoordigt dus circa
55 procent van de beteelde opper
vlakte en 65 procent van dë
voortbrengst.
De arbeidskracht die aan het
gewinnen van de ruwe tabak
wordt besteed, mag geraamd wor
den op een vaste werkkracht per
hectare teelt, zodat dus circa 1.200
theoretische arbeidseenheden in
dit Westvlaams bedrijf perma
nent zijn ingeschakeld.
Zo de gerealiseerde prijzen in
het huidig gebrekkig conditionne-
rings- en verkoopstelsel weinig
renderend worden bevonden en
reeds aanleiding gaven tot staats
subsidie, toch leiden ze, steeds in
Westvlaanderen, tot een jaarlijkse
gemiddelde bruto-ontvangst van
circa 65 millioen frank waarop
de staat, in het verbruiksstadium,
een omzet-'' en accijnsbelasting
weet te enten van ruim 210 mil
lioen frank.
Voorgaande cijfers, hoe sum-
mair ook, zijn reeds van aard om
een idee te geven van het econo
misch belang dat de tabakcul
tuur ongeacht haar commerciële
en industriële terugslag, voor een
beperkt gewest als het Wervikse,
vertegenwoordigt. Stelt men daar
tegenover de Belgische verbruiks
cijfers aan verwerkté tabak, die
voor het jaar 1952 de 21.000 ton
overschreden en bovendien, zoals
vcor de ganse wereld, een uitge
sproken hogingstendens vertonen,
dan valt het op welke toekomst
deze cultuur, mits wetenschappe
lijke en technische aanpassing
aan de moderne behoeften, kan
worden verzekerd.
Aanpassing der variëteiten
Is er dan aan de huidige kwa
liteit, cultuur- en bewerkingsme
thodes van de Wervikse tabak
iets te veranderen? Ongetwijfeld
zeer veel.
Waar in de meeste produceren
de landen, ook in deze zoals
Duitsland en Zwitserland die net
als België geen specifieke tabjgk-
cultuurlanden kunnen genoemd
worden, de laatste 20 jaar door
wetenschappelijk onderzoek, be
roepsorganisatie, technische aan
passing en overheidszorg, de teelt
in nieuwe banen werd geleid,
wordt bij ons nog steeds .vastge
houden aan verouderde variëtei
ten en methodes die een halve
eeuw geleden opgang maakten.
Nog immer teelt men in onze
Westvlaamse velden onverstoor
baar de traditionele zware ras
sen, zonder bepaalde hoedanighe
den, die bij het drogen en gisten
een donkerbruine tint aannemen
en slechts goed geacht worden
om met lichtere pijptabak te wor
den verwerkt. En toch tonen de
feiten jaar na jaar duidelijker
aan, dat deze teelt niet alleen
dient aangepast te worden aan de
gewijzigde smaak van de moder
ne verbruiker, doch bovendien
verrijkt moet worden met de ge-
acclimateerde gele Virginiatabak
waarvan de consumptie onder si-
garetvorm reusachtige proporties
heeft aangenomen, niet het minst
in onze eigen streken.
Terwijl het Belgisch verbruik
aan sigaretten van 1936-39 tot
1951 steeg van 6.197 ton op 9,837
ton, zegge met 60 procent, slonk
in dezelfde tijdsspanne de con
sumptie van sigaren- en kerftabak
van 16.052 ton tot 10.912 ton. het
zij een vermindering van 32 pc.
Bestaat er nu practisch kans
om onze Wervikse teelt aan, deze
nieuwe verbruiksoriëntatie aan te
passen? De proeven die sinds een
vijftal jaren bij het Westvlaams
Centrum voor Tabakonderzoek, in
samenwerking met de Rijksland
bouwhogeschool van Gent en met
het Tabaksyndicaat der West
vlaamse Planters, aan gang zijn
en thans hun bekroning naderen,
wijzen er op dat zulks inderdaad
tot de mogelijkheden behoort.
Niet alleen werden door deze
selectieve proeven enkele zeer ge
schikte variëteiten van sigaren- en
kerftabak voor onze bodem- en
klimaatgesteltenis aangekweekt,
maar tevens uitgewezen dat een
bepaalde kruising van het gele
Virginiatype een goede kans
maakt om alhier met zeer bevre
digend rendement geteeld te wor
den.
Wij voegen er onmiddellijk aan
toe, dat de toepassing van een der
gelijke cultuur op brede schaal,
zoals trouwens ook in zekere mate
de teelt van de veredelde bruine
soorten, een grondige herinrich
ting vergt van ons verzorgings- en
conditionneringssysteem. Boven
dien zou deze nieuwe productie
enkel geschikt zijn om als vulta-
bak met de uitheemse Virginia te
worden verwerkt wat echter op
zichzelf reeds een zeker rende
ment en een grote afzetmogelijk
heid biedt in binnen- en buiten
land.
Het feit dat de geringe quanti-
teit gele tabak die in 1952 in het
centrum Lichtervelde werd ge
oogst, tegen het dubbele van de
geldende prijs voor'de gewone in
landse tabak werd verhandeld,
moge voor onze beroepsplanters
een aansporing zijn om zich ont
vankelijk te stellen voor de nieu
we oriëntering.
Technische verbeteringen
Welke innovaties dringen er
zich nu verder op, bij de teeltver
zorging en de conditionnering van
het ruwe product?
In dat verband zij allereerst de
nadruk gelegd op het bijzonder
belang van de kunstmatige bere
gening. Duitse proefnemingen
hebben uitgewezen dat de inner
lijke hoedanigheden, de brand
baarheid en het aroma van iedere
kwaliteitstabak ten zeerste gesti
muleerd worden door een passen
de irrigatie, terwijl eveneens de
opbrengst er aanzienlijk bij wint.
Wij vragen ons dan ook af, of
er naar het Duitse voorbeeld geen
schikkingen te treffen zijn om de
kleine teelten groepsgewijze samen
te brengen tot percelen van en
kele hectaren, derwijze dat de
kosten van aanleg van kunstma
tige besproeiingsinstallaties ren
derend kunnen gedragen worden
en de kwaliteit van onze productie
erdoor verbeterd wordt.
Voorts is er het kapitale punt
van de geschikte en wetenschap
pelijk bepaalde droging en her
droging, die vooral bij de gele ta
bak een determinerende invloed
moet uitoefenen. Het is opvallend
hoe een klein-producent als Zwit
serland, die over zijn hele gebied
slechts een 1.000-tal hectaren ta
bak bebouwt, met volledig succes
de nieuwste methodes van indus
trieel drogen weet toe te passen
en, alhoewel minder gesteld op de
gele tabak, ook het speciale sys
teem van flue-curing dat voor der
gelijke productie dient aangewend
in p^aetijk weet te brengen.
De technische gang van dit
droog- en fixeringsproces, dat
door onze gespecialiseerde land
bouwingenieurs ongetwijfeld reeds
beheerst wordt, laten wij buiten
beschouwing. Ons interesseert al
leen de vraag hoe dit procédé
practisch in Vlaanderen te ver
wezenlijken is. Het dunkt ons dat
het Duitse systeem ter zake de
voorkeur verdient, zoals dat in
sommige oude tabakgebieden, ge
vormd uit talrijke kleine planters,
aldaar wordt toegepast. In de
schoot van hun locale verenigin
gen hebben deze kleine producen
ten hun gemeenschappelijke flue-
curing-eesten opgericht waarin ze
hun oogst, onder leiding van een
door hen bezoldigd technicus, ge
zamenlijk komen drogen. Belang
rijker planters bezitten hun per
soonlijke eest die ze eventueel
cok ten dienste stellen van fami
lieleden en vrienden. Dit systeem
lijkt ons volledig afgestemd op
de locale toestanden ten onzent en
wij raden de verdere studie ervan
ten zeerste aan onze Westvlaamse
beroepsgroepering aan. De Rijks
universiteit en het Centrum voor
Tabakonderzoek zullen ongetwij
feld de gepaste technici kunnen
leveren om zowel de constructie
als de werking van de speciale
eesten te leiden, terwijl parasta-
tale kredietinstellingen onder
overheidsgarantie de nodige in
vesteringskredieten tegen verlaag
de rentevoet ter beschikking kun
nen stellen.
Zo de latere opbloei van een
gesaneerde en welvarende tabak
cultuur dan toelaat aan groot
scheepse uitbreiding te denken,
kan het Zwitserse systeem wor
den nagevolgd', waarbij een zorg
vuldig uitgekozen streek geleide
lijk aan in tabakgebied wordt her
schapen, door de oprichting met
industrieel kapitaal van ruime en
moderne drooginstallaties, waar
van de directie zelf de teeltcon
tracten met de landbouwers re
gelt. Dat alles moge wellicht uto
pisch lijken, maar de practische
realisaties die elders in nagenoeg
gelijkaardige omstandigheden wer
den tot stand gebracht, leveren
het bewijs dat er ook in de hui
dige tijd en in een schijnbaar ten
volle geëxploiteerd gebied nog iets
groots kan verwezenlijkt worden.
Op dit nieuwe en noodzakelijk
te verwezenlijken systeem van
flue-curing, komt dan een verdere
conditionnering aansluiten. die
weeral een grondige herziening
van onze verouderde opvattingen
meebrengt.
De flue-cured tabak neemt on
vermijdelijk een zekere vochtig
heid op die, in tegenstelling met
de bruine tabak, haar verdere be
waring in gevaar brengt. Vandaar
dat de productie van dien aard
een speciale herdroging moet on
dergaan, volgens een bepaald in
dustrieel procédé, alvorens tot de
zogenaamde rijping te kunnen
overgaan.
Dergelijke redrying-installatie
vergt een tamelijk hoge kapitaal
investering en zou best in een
soort veilingscoöperatieve worden
ondergebracht waar zowel de lo
cale verenigingen van kleine plan
ters als de belangrijke producen
ten hun waar zouden afleveren om
in grote loten geconditionneerd en
verpakt te worden ^die, na rijping,
een behoorlijk» afzet zouden vin
den in binnen- en buitenland.
Van overheidswege
blijft veel te doen
En ten slotte stellen wij ons
weer de vraag, wat de overheid
kan doen om deze reoriëntatie en
reorganisatie van de tabaksteelt
in de hand te werken en te doen
slagen.
Het dunkt ons dat eerst en
vooral financieel wat royaler zou
mogen opgetreden worden tegen
over het Centrum voor Tabakon
derzoek, ten einde dit organisme
te laten uitgroeien tot een vol
waardig instituut waar alle we-
vertegenwoordigt de vooropgezette
teelt van 3.000 hectaren een bru-
to-opbrengst voor de gedroogde
bonen van circa 135 millioen frank
's jaars. Het winstprocent in deze
opbrengst kan, zoals wij verder
zullen zien, nog gevoelig worden
opgedreven door rationeler teelt
en verwerking, waarbij uiteinde
lijk ook een overschrijding van
het geciteerde minimumareaal
als mogelijk en verantwoord mag
worden geacht.
Oorzaken van verval
Zo wij nu naar de passende ver
beteringen willen uitzien, dan
moeten vooraf de oorzaken van
het verval worden nagegaan.
De aanzienlijke terugloop van
onze productie tussen de twee
wereldoorlogen is kennelijk te
wijten aan de dalende verbruiks-
trend van de koffieclohorei, zo
mede aan de exportmoeilijkheden
die door opkomende buitenlandse
productie en hoger wordende tol
muren in die periode werden ver
oorzaakt.
De inlandse behoefte van cicho
rei viel terug tot 15.000 ton. Slechts
dank zij door de van oudsher ge
kende eigenschappen der produc
tie en door Belgische contingente-
ringsmaatregelen wist het West
vlaams cichoreibedrijf zich toch
nog enigszins te handhaven.
Voor heropleving
der Cichoreicultuur
Hoe kan deze oplossing worden
bevorderd
Wij zijn geen specialisten in het
vak, maar wensen toch enkele
suggesties naar voor te brengen
die te overwegen zijn.
Inzake de variëteitskeuze is het
tenschappelijk werk betreffende dunkt ons, nodig dat men tot een
de tabakcultuur zou worden ge
centraliseerd. Het is gelegen in de
belangrijkste tabakstreek van het
land en mag dus aanspraak ma
ken op volledige staatssteun ten
bate van de nationale cultuur.
Bij de totstandkoming van de
coöperatieve kan de staat even
eens een helpende hand reiken
door de studie ervan te centrali
seren en te leiden en desnoods
wettelijke verplichting van deel
name op te leggen waar zulks
noodzakelijk of wenselijk mocht
blijken.
Financieel zou, zoals reeds ge
zegd, dienen tussengekomen in de
aanschaffing van kapitaalgoede
ren, door het Verstrekken van
goedkoop krediet langs het ka
naal der parastatale banken.
Fiscaal kan eveneens een zeer
doeltreffende bijdrage worden ge
leverd door, naar het voorbeeld
van andere landen, de accijns met
15 of 30 procent te verlagen op de
sigaretten waarin respectievelijk
minstens 50 of 90 procent inlandse
tabak zou verwerkt zijn. Vanzelf
sprekend is deze maatregel slechts
te overwegen wanneer onze teelt
voldoende zou omgeschakeld zijn
naar de gele tabak die als vulstof
bij de fabricage van dit rookarti
kel bevredigend kan worden aan
gewend.
Het lijkt ons verre van denk
beeldig te beweren dat een pas
sende overheidszorg, gecombi
neerd met de boven geschetste in
spanningen van privé-zijde, de
mogelijkheid openen om in een
tiental jaren tijds ons tabakareaal
in het Wervikse met circa 2.000
hectaren te verruimen en aldus
van deze traditionele cultuur
streek een welvarend rijksgebied
te maken waar de overtollige lan
delijke arbeidskracht een econo
misch renderende aanwending
heeft gevonden.
Stappen wij thans over naar de
derde en niet minst belangrijke
teelt die, met haar aanverwante
industriële en commerciële acti
viteit, een zeer bijzondere plaats
inneemt in ons gewestelijk be
drijfsleven, namelijk de koffie-
cichoreicultuur gelocaliseerd in
het zuidoosten van de provincie,
hoofdzakelijk tussen de steden
Roeselare, Tielt en Kortrijk.
Typischer en traditioneler West
vlaamse nijverheidsteelt is er wel
niet te noemen, vermits ze sinds
anderhalve eeuw nagenoeg uit
sluitend in deze streek van het
land wordt beoefend en tot voor
de eerste wereldoorlog slechts spo
radisch in de omliggende landen
doordrong.
In de laatstgenoemde tijdsspan
ne is het, dat het cichoreibedrijf
alhier zijn toppunt van bloei be
reikte, met een jaarlijkse uitzaai
van circa 10.000 hectaren cn een
dito productie van 100.000 ton ge
droogde bonen die voor 60 procent
de weg naar het buitenland vond.
Inmiddels is de situatie er heel
wat op veranderd, in zoverre dat
een goed jaar geleden de leefbaar
heid van deze aloude bedrijfstak
door velen ernstig in twijfel werd
getrokken en de crisis thans nog
verre van opgelost is.
Spijt relatieve hoogten en laag
ten, liepen teelt en productie tus
sen de twee wereldoorlogen aan
zienlijk achteruit om in 1937-1939
gemiddeld nog slechts 50.000 ton
's jaars te bereiken, waarvan
28.000 ton bestemd voor de uit
voer. De naoorlogse verzadigings-
jaren brachten wel een tijdelijke
heropleving mede, doch sinds 1948
werd de teelt weerom stelselmatig
ingekrompen, de abnormale uit
zetting tijdens het Koreaanse jaar
1951 niet te na gesproken. De bo
venmatige stockering, gepaard
met de minderwaardige kwaliteit
van dat jaar leidde dan tot de
drastische en nogal omstreden be
perkingscampagne, die de uitzaai
van 1952 op het nooit gekende
laagtecijfer van 597 hectaren deed
vallen, om zich in 1953 onzeker te
herpakken met circa 800 hectaren.
Deze zeer bewogen en in haar
algemene tendens weinig bemoe
digende evolutie, mag het econo
misch belang van de cichoreicul
tuur voor de toekomst van ons ge
west zeker niet doen onderschat
ten.
Ook hier staan wij immers voor
een arbeidsintensieve en, mits be
hoorlijke organisatie en marktre
geling, goed renderende teelt. Een
gemiddelde uitzaai van 3.000 hec
taren die wij, zakelijk verant
woord, in een nabije toekomst op
nieuw moeten bereiken, brengt
reeds voor het oogsten en drogen
alleen een loon- en vergoedingsuit-
gave mede van 40 a 45 millioen
frank 's jaars, ongeacht de pro
ductieve aanwending van de land
arbeid die door de teelt zelf in de
hand wordt gewerkt en op een
forfaitaire loonprestatie van min
stens 20 millioen frank mag wor
den geraamd.
Tegen een gemiddelde verkoop
prijs van 4.500 frank de ton die,
zelfs onder de huidige verouderde
productievoorwaarden, normaal
renderend mag worden genoemd,
zo volledig mogelijke uniformiteit
komt, bepaald door de grootste
gemene deler tussen drogestof- en
inulinegehalte enerzijds en op
brengstcapaciteit anderzijds. De
nuttige selectieproeven die de
laatste jaren in het Rijksstation
voor Plantenveredeling te Melle
werden gedaan, laten toe te be
sluiten dat een kruising van ons
inlandse type Palingkop met het
Oostenrijkse ras Fredonia, naar
alle waarschijnlijkheid het resul
taat zal geven waarop de tegen
strijdige standpunten van teler en
droger zich kunnen verzoenen.
Onafgezien van het primordiale
feit dat hiermede de wezenlijke
opbrengst tot haar maximum kan
worden gebracht, zal de eenvor
migheid in de cultuur voorkomen
dat, zoals thans vaak het geval is,
partijen wortels met een sterk
uiteenlopend vochtgehalte in een
zelfde eest terechtkomen waar
door de homogene droging en bij
gevolg de goede bewaring van de
bonen verhinderd worden. De
faam van onze productie in het
buitenland is met dit laatste punt
nauw verbonden.
In zelfde gedachtengang dringt
zich een ernstige zaadselectie en
-verdeling op. Het huidige primi
tieve systeem waarbij iedere land
bouwer practisch voor het eigen
zaad zorgt uit de vorige oogst
dient, voor een nijverhetdscultuur
met kwaliteitsoogmerk, verlaten
te worden om tot een wetenschap
pelijke en wellicht gecentraliseer
de zaadvermeerdering over te
gaan. Vermits talrijke drogers ook
hun eigen teelt hebben, kan over
wogen worden deze uitsluitend en
onder technisch toezicht met de
zaadproductie te gelasten die dan,
na de vereiste keuring van rein
heid en kiemkracht, langs de be
roepsverenigingen aan de telers
zou worden verdeeld.
In een gewest als het onze, waar
constructie van landbouwma
chines in opgang is en naar nieu
we afzet zoekt, kan ongetwijfeld
nog heel wat gedaan worden om
de cichoreiteelt en -oogst op tech
nischer grondslag in te richten.
Uit het zeer lezenswaardig ver
slag van het Provinciaal Land-
bouwcomité over een studiereis in
de cichoreistreek van Linz a/D.,
vernemen wij dat de mechanisatie
van de veldbewerking en de oogst
aldaar reeds gunstig gevorderd is
en nog steeds een van de voor
naamste doelstellingen der cicho-
reiverbouwers uitmaakt. En toch
beslaat de gemiddelde oppervlak
te die in de bewuste streek per
bedrijf aan deze cultuur wordt
besteed slechts 20 aren, terwijl in
de meeste gevallen de 50 aren niet
wordt overschreden.
De proeven in het Rijksstation
voor Plantenveredeling te Melle,
waarover wij reeds gewaagden,
hebben tevens uitgewezen dat een
bredere afstandregeling tussen de
planten, waardoor de mechanische
verzorging en rooiing in de hand
wordt gewerkt, geenszins schaadt
aan de opbrengst per hectare.
Zo het vertrouwen in de toe
komst van het cichoreibedrijf
maar eenmaal is hersteld, zal de
ondernemingsgeest van onze con
structeurs de achterstand op dat
gebied denkelijk weten in te ha
len.
Hetzelfde geldt trouwens voor
het veel belangrijker probleem
van de droogtechniek.
Het moderne trommelsysteem
dat in de meeste productiecentra
reeds volop wordt aangewend,
met opmerkelijke besparing van
arbeid en brandstof, schijnt in ons
gewest nog maar matige belang
stelling te wekken.
Nu is het waar dat dergelijke
installatie, alhoewel zeer efficiënt,
veeleer berekend is op de droging
van schilfers, terwijl onze produc
tie juist gegeerd wordt om haar
speciale blokjesvorm, de zoge
naamde bonen, die de verwerking
tot graancichorei toelaat. De he
dendaagse consumptie is voor 65
procent afgestemd op deze laatste
conditionnering.
Maar het dunkt ons, dat er met
ernstig overleg tussen drogers en
constructeurs wel een oplossing
moet te vinden zijn om het trom
melsysteem aan deze speciale ver
eiste aan te passen, temeer daar
volgens bevoegd advies van de ci-
choreiindustrie een boon van klei
nere omvang de fabricage van
graancichorei niet uitsluit.
Naast 'een gevoelige besparing
op de kostprijs, waarmede de toe
komst van het bedrijf nauw ver
bonden is, zou deze mechanisatie
het voordeel hebben de drukkende
arbeidsvoorwaarden, waaronder
thans in de droogeesten moet
worden gewerkt, aanzienlijk te
humaniseren.
Geen financiële bezwaren
Staan financiële overwegingen
de omvorming van onze droog
techniek in de weg? Wij menen
van niet.
Volgens het geciteerde verslag
van_ het Provinciaal Landbouwco-
mité, is de kostprijs van een volle
dige trommelinstailatie, naar Oos
tenrijks model, omvattende koer
met zwemkanalen, silo's, wasin
richting, drogerij en bijhorende
gebouwen, te ramen op circa vijf
miHioen frank.
Rekening houdend met het ho
gere vochtgehalte van onze in
landse teelt, waardoor het rende
ment van de drooginstallatie na
delig beïnvloed wordt, met de Bel
gische kost van het te investeren
kapitaal, en voorts met afschrij
ving en onderhoud, mag de prijs
incidentie van «en dergelijke in
richting geschat worden op 0,20
frank, respectievelijk 0,30 fr., per
kilogram droge cichorei naarge
lang de werkingsperiode 90 dagen
respectievelijk 60 dagen, 's jaars
zou bestrijken.
Dusdanig geringe terugslag op
de kostprijs van het halffabrikaat
is zeker niet van aard om een ra
tionalisatie te weren, die overigens
een heel wat belangrijker bezuini
ging op brandstof en arbeid toe
laat, waarmede het rendement,
de bestaansmogelijkheid en zelfs
de heropbloei van het cichoreibe
drijf in de hand wordt gewerkt.
Blijft dan de vraag, hoe onze
kleine en middelmatige onderne
mingen, met sterk familiaal ka
rakter, er toe komen kunnen het
benodigde kapitaal voor dergelij
ke herinrichting samen te bren
gen en de risico's van de investe
ring op zich te nemen.
Het is duidelijk dat daartoe de
krachten dienen samengebundeld
te worden in locale coöperaties,
waaraan de staat zijn bescher
ming en zijn steun moet verlenen
Een kapitaalstorting van 50 pro
cent door de aangeslotenen, aan
gevuld door een gelijkwaardige
participatie vanwege de nog
steeds verbeide Nationale Inves
teringsmaatschappij, met vrijwa
ring van het autonoom statuut der
coöperatieve zou, naar onze me
ning, de gewenste oplossing kun
nen brengen.
Voortgaande op de spreiding en
het vooropgezette areaal van de
Westvlaamse cichoreicultuur, zo
mede op de verwerkingscapaciteit
van de geëxperimenteerde instal
laties, zouden 10 a 12 was- en
drooginrichtingen, oordeelkundig
over het ganse teeltcentrum ge
vestigd, de jaarlijkse oogst doel
treffend en in de gewenste tijd
spanne kunnen verwerken.
Een investering van 50 a 60 mil
lioen frank lijkt ons, voor de ver
wezenlijking van dat belangrijk
doel, volledig verantwoord.
Wat te denken ten slotte, over
het huidige systeem van de rich-
tingprijs waarmede men poogt üe
binnenlandse markt van de cicho-
reibonen en de dosering van de
invoer te regelen.
In de benarde toestand waarin
het cichoreibedrijf de laatste jaren
verkeerde en waaruit het zich nog
niet voldoende heeft losgewerkt
was en is die regeling billijk en
onontbeerlijk.
Maar het hoort, dat de precaire
veiligheid die daarmede is inge
treden, ernstig benut wordt om de
noodzakelijke sanering door te
voeren die het bedrijf zijn veer
kracht en concurrentievaardig-
heid moet terugschenken waar
mede het, althans gedeeltelijk,
zijn positie op de buitenlandse
markten kan herstellen.
Geen enkele teelt of industrie
kan zich blijvend onder de be
scherming stellen van douane
rechten en strenge invoercontin-
gentering, zonder er ten laatste
haar eigen stuwkracht en vernieu
wingsdrang bij in te boeten die
nochtans haar leefbaarheid moe
ten verzekeren.
Zo er in deze overgangsperiode
geen interne aanpassingen worden
doorgevoerd, zal de richtingpriis
alleen voor gevolg hebben dat hè
cichoreibedrijf rond de neutral
grens van gewin noch verlies zal
blijven dobberen, vermits elke
overschrijding automatisch geni
velleerd wordt door goedkopere
aanvoer uit het buitenland.
De blijvende oplossing ligt veel
eer in een zakelijke erkenning en
consequent herstel van de struc
tuurleemten, waardoor teelt en
productie rendabeler kunnen ge
maakt worden en de verkooppri
zen laag gehouden, zodat de be
schermende richtingprijs overbo
dig wordt. Het spreekt daartv
echter vanzelf, dat zo bepaald:'
landen oneerlijke concurrentie-
practijken toepassen en hun waar
aan dumpingprijzen trachten in
te voeren, dergelijke import niet
gecontingenteerd, maar eenvoudig
verboden moet worden.
Onze besluiten kunnen kort zijn
Geen enkele van de drie behan
delde Westvlaamse nijverheids
teelten is uit algemeen of bedrijfs
economisch oogpunt onleefbaar.
Integendeel. Ze hebben belang
rijke voordelen op hun kant, zo
als/de geschikte bodem- en kli
maatgesteltenis, en de intense
werkkracht van onze producenten
Maar ze moeten onverwijld een
grondige aanpassing ondergaan
aan de wetenschappelijke en tech
nische vooruitgang die zich op dal
gebied zoals op andere voltrokken
heeft.
In meerdere landen, waar dc
natuurlijke factoren vaak minder
gunstig werken, werd het bewi.k,
geleverd dat dezelfde culturen
door wetenschappelijke selectie,
methodische aanleg en verzorging
technische verwerking en gedisci
plineerde marktregeling tot een
gewisse bloei kunnen gebracht
worden.
De overheid dient daarbij haar
beschermende en stimulerende
taak te vervullen. Geen recht
streekse inmenging in het beheer
der bedrijven, maar behoorlijke
subsidiëring voor wetenschappe
lijk onderzoek, technische mede
werking, professionele bescher
ming, doeltreffende bevordering
van de buitenlandse afzet en.
waar het past, tijdelijke financiële
steun.
Onze producenten zullen er goed
aan doen hun ingeboren individua
lisme te milderen en zich tijdig
open te stellen voor de nieuwe
vormen van vereniging en samen
werking die ook in hun stand en
beroep onvermijdelijk worden. A!
leen zijn ze tegen de ernstige taak
van mechanisatie en rationalisatie
in teelt, bewerking en verkoop van
hun producten niet opgewassen
De landbouwcoöperatie voor ge
meenschappelijke productie en
veiling schijnt wel de formule te
zijn die de geest van saamhorig
heid moet bevorderen en de eco
nomische stabiliteit van haar le
den verzekeren.
De gezondmaking en uitbreiding
van onze Westvlaamse nijver
heidsculturen weze een van de be
langrijkste oogmerken in het ka
der van een landelijke en regio
nale welvaartspolitiek, omdat ze
de ernstige verschuiving van ar
beidskrachten, die zich tussen de
landbouw- en de industriesector
voltrekt, grotendeels kan opvan
gen en aan meerdere duizenden
een werkgelegenheid op eigen bo
dem verzekeren.