WEEK-END Zijn onze 3 Westvlaamse Bedrijfstakkei HOP. TABAK en CICHOREI leefbaar? - li Uit het Jaarverslag der N.V. Bank van Roeselare Interessante studie over ons typisch Westvlaams economisch probleem 5«HET WEKELIJKS NIEUWS* fcaterdLf i Maart 1954. Blz. 8. la De Hop De Tabakscultuur Het Cichoreibedrijf in moeilijkheden Richtingsprijs geen blijvende oplossing Besluiten KI Het belang der Hopcultuur Hiermede bedoelen wij in de eer.te plaats de aloude hopcul tuur, gelocaliseerd in de West hoek van onze provincie met Po peringe als centrum. Wij zullen ons niet beroepen op een te ver verleden, toen de hoppe-orde met vorstelijke erken ning- het wapen van Vlaanderen omringd door een rijke krans hoppegroen in haar blazoen voer de en de faam van onze plan ters, Engeland de hedendaagse grootproducent ertoe bracht, om de invoer van onze planten te verzoeken. Laten wij alleen tot stichting van onze huidige telers en handelaars zeggen dat die faam ook toen reeds de vrucht was van een strenge keuring en corporatieve discipline en dat zij grotendeels teloor ging naarmate die fundamentele vereisten uit zorgeloosheid en onmatig winst bejag over het hoofd werden ge zien Alhoewel dus aanzienlijk ge slonken, blijft de hopteelt voor de stad Poperinge en de omrin gende gemeenten van de arron dissementen leper en Veurne een relatief belangrijke factor van werk en welvaart uitmaken. Het jaarlijkse hopareaal be draagt in dit gewest van 450 tot 500 hectaren, hetzij nagenoeg 70 pc. van de Belgische teelt, terwijl de opbrengst, varieert tus sen 20.000 en 22.000 Engelse quintalen. Deze eerder geringe cijfers van cultuur en rendement krijgen evenwel hun volle economische waarde, wanneer men bedenkt dat de hopteelt een hoge kapi taalinvestering vergt, een loon- intensieve verzorging en oogst meebrengt, maar tevens een rijke productie afwerpt. Aldus kost de moderne hopveld installatie aan onze planters na genoeg 150.000 frank per hectare, zodat alleen reeds voor boven gronds palen- en draadwerk om de tien jaar in het Poperingse ruim 75 millioen frank geïnves teerd wordt. Elk jaar slorpt de teelt met haar speciale zorgen en doorlo pende ziektebestrijding minstens het achtvoudige aan arbeidsuren op van de gewone landbouwcul- tuur, wat dus voor de streek van Poperinge neerkomt op een per manente bezetting van circa 500 werkkrachten en een forfaitaire loonprestatie van 15 millioen fr. Daarop volgt de zeer intensieve pluktijd die gedurende twee a drie weken gemiddeld 12.000 arbeids krachten inschakelt en, op basis van een normale opbrengst, een uitkering van circa 30 millioen fr. lonen meebrengt. Het vervoer, het drogen in de eest en de verdere conditionnering binnen het pand van de producent, in de handels magazijnen of in het. stedelijk hopinstituut komen deze intense teelt- en oogstprestaties nog aan vullen. Ruw geschat vergt de hopcul tuur van de planter een jaar lijkse uitgave van 120.000 fr. per hectare, zonder daarbij rekening te houden met de kostprijs van het geïnvesteerde kapitaal of met de afschrijvingen op de installa ties en het landbouwmaterieel. Maar de prijzen die onder nor male omstandigheden voor de prima-hop gerealiseerd worden, i met het Nationaal Belgisch Hop instituut te Essene en onder de bekwame leiding van onze Rijks- en Provinciale landbouwinge nieurs. nuttig werk verricht door onophoudend de teelt van nieuwe edelhopsoorten aan te raden en te bevorderen, die aan de gewet tigde vraag van de moderne brou werij in binnen- en buitenland be antwoorden. Waar voor een vijftal jaren ruim 70 pc. van ons hopareaal nog beplant was met de gemak kelijk doch practisch niet zonder zaad te telen Fuggles. dienstig voor de kleine en middelmatige brouwerijen op hoge gisting, is deze variëteit thans teruggevallen op 10 a 20 pc. om plaats te maken voor de edelhoppen Hallertau, Tettnarig en Saaz die hun aan wending vinden in de moderne brouwerij van kwaliteitsbieren op lage gisting. Volgens bevoegd ad vies dienen de beide laatste soor ten, alhoewel delicater van teelt en lastiger van oogst, nog verder aangewakkerd, omdat ze de enige zijn die door hun veelzijdige kwa liteiten concurrentiemogelijkheid bieden tegenover de beste wereld hoppen, en bovendien ook rijke lijk renderen voor de vakkundig onderlegde planters. Mits verdere selectie schijnt de Hallertau niet temin, door haar hoge opbrengst en relatief gemakkelijke teelt, de voorkeur te verdienen voor mas sale aanplanting waartussen de hogergenoemde eersterangsvarië teiten op windvrije plaatsen kun nen aangelegd worden. De selectie blijkt evenwel nog maar sporadisch in de Poperingse hopcultuur te zijn doorgedrongen, omdat zowel de veredeling als de vermenigvuldiging in de proefvel den een werk van lange duur vor men, terwijl de aankweek door de planters zelf nog niet wordt aan gedurfd. Op deze selectie mogen noch tans grote verwachtingen worden gesteld voor de toekomst. België noteert het hoogste hoprendement onder al de producerende landen, maar de gemiddelde analyse van zijn producten laat vooralsnog geen vergelijking toe met de al lerbeste. Door aanhoudende se lectie moeten dus hopsoorten aan gekweekt worden die een hoog bitterheidsvermogen en een ge schikt aroma bezitten. Met derge lijke resultaten, en mits beheer sing van haar kostprijzen, kan onze cultuur beslist stand houden tegen de Midden-Europese con currentie en zelfs een prijsverge lijking doorstaan met de efficiën te Amerikaanse teelt. Mechanisatie van het Hopbedrijf Wat gezegd nu over de mecha nisatie die ook in dit bedrijf haar rechten doet gelden? Het is begrijpelijk dat vooral de hoppluk, met zijn intense ar- beidsbehoefte, vanuit die gezichts hoek reeds scherp onder de loupe werd genomen. In Amerika schijnt het machi naal plukken sinds een tiental ja ren vrij algemeen te worden toe gepast. De zeer uitgestrekte vel- den lenen zich daar ook uitste kend toe en de cultuur werd er speciaal op geselectionneerd. Het is evenwel niet denkbaar de zwa re en kostbare installaties, die al daar renderend worden ingescha keld, in onze Poperingse tuinen over te plaatsen. Meer interesse verdienen dan I De ontstellende realiteit van een aanhoudende hoge werkloosheid in het Vlaamse land, is tijdens het afgelopen jaar voorwerp gebleven van veler bekommernis, zonder dat evenwel van officiële of pri- i vé-zijde iets ruims en doelmatigs ondernomen werd om de nood te lenigen. Twee vaststellingen dringen zich thans op. Eerstens, dat men het onder eigen volk er vrijwel over eens is geworden om het probleem als spe- eilïek Vlaams te beschouwen en als dusdanig te doen erkennen door de overheidsdiensten die bij de op lossing ervan betrokken zijn. M.a.w. dat waar overheidsmaatregelen onontbeerlijk worden geacht tot het scheppen of bevorderen van werkgelegenheid, ze doeltreffend moeten geconcentreerd worden op de werk- behoeftige gebieden, in casu de Vlaamse. Wij schreven het reeds aan het slot van ons verslag over het jaar 1951: «Dit is de juiste opvatting van het gelijkheidsprincipe dat in onze fundamentele wetten ge huldigd wordt en dat wij in werkelijkheid wensen te zien omzetten, ook wanneer die werkelijkheid toe- vallig in Vlaanderen ligt De tweede vaststelling is, dat er met het hoffelijke spel van over en weer wentelen der verant- i woordelijkheid tussen overheid en bedrijfsleven niet uit het slop te geraken is, maar dat het hoog tijd wordt om tot een planmatige welvaartspolitiek op termijn over te gaan. Moet de planning van overheidszijde komen? Wij betwijfelen het, omdat wij uit ervaring weten hoe zelden de centrale instanties in dit land een Vlaams feit kunnen erkennen en grootmoedig opne- i men in een welbegrepen nationale politiek. De besluiteloosheid waarmede een paar bescheiden rege- ringsontwerpen sinds twee jaar omhuld worden, gesteld tegenover de spontane goedwillige reactie op de minste economische grief uit het Zuiden, levert daar nogmaals een treffend bewijs van. Daarom menen wij dat een bestendig Vlaams Studie- en Actiecentrum de Vlaams Economi- i sche Raad werd immers gesticht en begraven die taak zou moeten opnemen en met de breed op gezette steun van syndicale, patronale, financiële en universitaire kringen, ten gronde behartigen. Geschraagd door de Vlaamse intelligentie, economie en financie, zou een dergelijk instituut niet I alleen de verscheidene algemene, specifieke en streekproblemen doelmatig kunnen coördineren en uitwer- ken, maar tevens bij de regeringsinstanties met bevoegdheid en gezag optreden om er begrip en steun te verwerven voor een concrete, stelselmatige welvaartspolitiek ten bate van onze gewesten. Inmiddels staan wij voor de nuchtere realiteit die in meerdere streken een weinig bemoedigend beeld te zien geeft van stagnatie of achteruitgang in eertijds bloeiende bedrijfstakken, waaraan met een planmatige reorganisatie en passende overheidssteun geleidelijk kan worden verholpen of zelfs een ra- I dicale kentering teweeggebracht. Vorig jaar vestigden wij in dat verband de aandacht op onze traditionele Westvlaamse vlascul- l tuur en -industrie die door interne structuurleemten, meer nog door ontbrekende overheidszorg op het i internationale plan, onredelijk belemmerd wordt in haar activiteit, om eerlang de gevaarlijke concur- i rentie te ondervinden van een rationeel opgerichte en doeltreffend gesteunde nijverheid uit naburige 1 landen. De situatie in die bedrijfstak is er sindsdien niet op verbeterd en de rond dat tijdstip beloofde regeringstussenkomst ter voorkoming of bestrijding van een voortschrijdend Frans protectionisme moet wel zeer zwak zijn geweest, vermits de aanvoer van Frans strovlas uit de oogst 1953 andermaal aan zienlijk werd ingekrompen om in twee jaar tijds op de helft terug te vallen. Wij kunnen thans echter bij deze abnormale toestanden in het vlasbedrijf niet langer stil staan, omdat wij Uw belangstelling willen vragen voor een drietal minder omvangrijke doch even spe- i cifiek Westvlaamse nijverheidsteelten die in het kader van een regionale welvaartspolitiek alle aandacht 1 verdienen. en bij herhaling reeds 5.000 fr. j ook de kleinere Engelse plukma- per quintaal of 225.000 fr. per ge middelde hectare-opbrengst over- schreden, maken de teelt niette min rijkelijk renderend en aan- trekkeliik. Een bruto-inkomen van 100 millioen fr. uit deze locale teelt, blijkt dus tot de jaarlijkse mogelijkheid te behoren. Wij zeg gen wel onder normale omstan digheden, want de hopprijzen zijn hoogstgevoelig aan buitenlandse marktinvloeden en de schomme lende wereldproductie heeft reeds meer dan eens de verwachtingen van onze producenten in de war gestuurd. Vooral de minderwaar dige hop moet het bij markt- verzadiging ontgelden, zodat de noodzakelijkheid van een intense kwaliteitsteelt er door bevestigd wordt. Samen genomen, tonen de in- vesterings-, loon- en rendements- cijfers aan, dat de traditionele hopcultuur ook heden ten dage nog een wezenliik economisch nut betekent voor de streek van Po peringe en dat het dus wel de moeite loont de factoren van voor- en tegenspoed in dit be drijf aan een critisch onderzoek te onderwerpen. Bestrijding van zaadhop De kwaliteitszorg mag wel als het primordiale punt van de hop cultuur worden beschouwd. De ernstige depressies die zich o. m. in 1946, 1948 en 1951 voor deden, waren telkens voor een goed deel het gevolg van de ge wilde zorgeloosheid bij enkele planters, die, aangespoord door de hoge prijzen van de vorige oogst, het gewicht van hun productie zochten op te drijven ten koste van de zuiverheid, door het telen van zware doch minderwaardige zaadhop, en aldus de omringende hoptuinen met hetzelfde kwaad lesmetten. Het discrediet dat hiermede her- naaldelijk in binnen- en buiten land op de eertijds befaamde Poperingse hop werd geworpen, -dreigde in 1951 catastrofaal te worden. Gelukkig bracht de ont stellende toestand een sterke re actie teweeg zodat in de jaren 1952 en 1953 een bijzondere in spanning werd gedaan om de kwa liteitsteelt te herstellen. Dank zij de voortdurende voorlichting en aanmaning van het stedelijke hop instituut, nagenoeg eensgezind ge volgd en ten nutte gemaakt door de planters, mocht men in dat op zet volkomen slagen en twee op eenvolgende oogsten opdoen die inzake de kwaliteit tot de beste uit het verleden behoren. Een reputatie herstelt zich even wel niet zo vlug als ze teniet gaat en de schade die door de zaadbei aan de hopcultuur werd berok kend zal nog geruime tijd nawer ken. vooral op de buitenlandse markten. Het verdient dan ook overwe ging in gans de Westhoek een ge lijkgerichte controle in te voeren ter bestrijding van de mannelijke planten en tevens op de hogere administratieve echelon overleg te plegen met de Franse instanties, teneinde gelijkaardige voorzorgs maatregelen te doen treffen in de hopgemeenten aan de overzijde van de grens. Selectie der variëteiten Naast de kwaliteitszorg is de variëteitskeuze bij de hopaanplan- tingen de laatste jaren bijzonder op de voorgrond getreden. Ook in deze heeft het Poperings Hopinstituut, in samenwerking chines, al dan niet op Amerikaan se leest geschoeid, die vooral sinds de jongste oorlog in de hopvelden van Kent en Sussex de bewijzen van hun deugdelijkheid trachten te leveren. De resultaten schijnen evenwel nog ver van bevredigend, zowel op het stuk van rendement als van de zuiverheid en gaafheid der geplukte vrucht, vermits tot dusver slechts 10 procent van de Engelse oogst machinaal wordt opgedaan zonder financieel voor deel en ten koste van de kwaliteit. Daarbij komt dat de Engelse hop velden merkelijk uitgestrekter zijn dan bij ons de gemiddelde op pervlakte per planter bedraagt 9 ha. tegenover 1 ha. in het Po zorgt voor de afzet van afval die moeilijk te valoriseren is en vormt de onontbeerlijke brug met het buitenland. Het is evenwel duidelijk dat van de ernst waarmede de hop handelaar zijn beroep uitoefent, de faam van onze cultuur op de wereldmarkt, en ook zijn eigen groepsbelang, in hoge mate afhan gen. Menging van loten uit sterk gevarieerde kwaliteiten of zelfs uit binnen- en buitenlandse soor ten, evenals de imitatie van het kwaliteitsmerk van het hopinsti tuut op ongekeurde balen, zijn practijken die de internationale standing van onze productie, waar naar boven alles moet gestreefd worden, hopeloos schaden en in tijden van marktverzadiging ern stige weerslag hebben op de afzet. Trouwens ook de binnenlandse brouwerij heeft alle belang bij een gezonde marktregeling die de herkomst, de variëteit en de de gelijkheid van de geleverde hop zou waarborgen en haar afhan kelijkheid van een niet steeds te onderkennen buitenlands product zou wegnemen. Wij begrijpen echter, dat in de huidige omstandigheden een zeker wantrouwen heerst bij de brou wers tegenover de inlandse pro ductie, in de hand gewerkt door de verouderde variëteitsteelt uit vroegere jaren en door de her haalde kwaliteitsinzinking uit oor zaak van kortzichtige teelspecula- tie bij sommige planters. Maar het dunkt ons tevens dat de brouwerijnijverheid zich onvol doende rekenschap geeft van de enorme verschuiving ten goede, die zich in de laatste paar jaren in de geteelde variëteiten voltrokken heeft, en van de ernstige, hope lijk blijvende kwaliteitszorg die ds producenten, onder efficiënte leiding van de overheidsdiensten, in die tijdsspanne aan de dag hebben gelegd. Waar de planters zich vroeger te halsstarrig vasthielden aan ver ouderde variëteiten en methodes, schijnen de brouwers zich thans moeilijk van hun standpunt te kunnen losmaken dat de buiten landse hop per se beter of onont- peringse zodat de efficiëntie j beerlijk is, ook al mislukt de nog on- van de machine alhier gunstiger zou uitvallen. Zo het mechanisch plukken van de Poperingse hop, met de huidige stand van ons areaal en van de desbetreffende techniek, voorals nog dus geen ernstige kans maakt, dan zal het toch nodig zijn de mogelijke vorderingen op dat ge bied van zeer nabij te volgen, om steeds met kennis van zaken het voor en het tegen van een derge lijke omschakeling te kunnn af wegen en er eventueel het initiatief toe te nemen. Anders is het gesteld met het technisch drogen van de geplukte hop. Sinds de landelijke electrifi- catie ook tot de Westhoek is door gedrongen, hebben onze producen ten werkelijk een lofwaardige in spanning gedaan om hun droog- eesten volgens moderne begrippen in te richten, met het gunstige ge volg dat zowel de kwaliteit als het gave uitzicht van de Pope ringse hop er merkelijk op ver beterd zijn. Waar het gedroogde product vroeger de eest verliet met een vergrauwde buitenkleur, gebruinde lupuline en onzuivere geur van de verbrandingsgassen, levert de moderne droogoven met electrisch zuig- en ventilatiesys teem thans een kwaliteitshop af met bijna ongerepte groene kleur en glans, terwijl de lupuline haar zeer specifiek aroma volledig kon bewaren. Inzake mechanisatie moge ten slotte gewezen worden op een re cente innovatie waarbij de con structiehuizen uit de streek, op aanwijzing van onze hopverbou- wers, erin slaagde een electrisch snoeiapparaat te vervaardigen dat vorig jaar voor het eerst, en met goede resultaten, in enkele hop tuinen werd aangewend. Waar het snoeien van de hop ranken tijdens de groeiperiode tot dusver niet terdege kon wor den verzorgd bij gebrek aan werk krachten en tijd. zal deze bewer king voortaan, dank zij het nieu we apparaat, volledig en bijtijds kunnen uitgevoerd worden. Kwaliteit en afzet Wij hebben ons tot dusver ge houden bij de eigenlijke cultuur van de hop. Er stellen zich even wel ook belangrijke problemen op het gebied van de handel in dit product, waarmede de leefbaar heid van de teelt nauw verbonden is en die al evenmin de brouwe rijnijverheid onverschillig kunnen laten. Dat de rechtschapen hophandel terzake een nuttige en noodzake lijke functie vervult, lijkt ons bui ten twijfel. Hij zorgt immers voor de vorming van koopwaardige par tijen, houdt de markt op wanneer de vraag van de verbruikers ach terwege blijft, slaat reserves op met. de daaraan verbonden risico's. oogst in het land van herkomst of krijgen ze Poperingse hop on der vreemde sier. Waar ligt nu bij dat alles de taak van de overheid? Hoofdzakelijk, dunkt ons, in het uitvaardigen van een definitief en algemeen bindend keuringsregle ment. Wij zeggen dit enkel na rijp beraad, omdat de oplossing van een economische moeilijkheid maar al te geredelijk bij de over heid wordt gezocht, daar waar zij vaak afhangt van eigen in spanning en discipline. Het geldt hier evenwel de of ficiële certificatie van een kwali teitsproduct, die aan de binnen landse afnemer de gewensfe vei ligheid moet bieden, op de buiten landse markt, de historische faam moet herstellen en ten nutte ma ken, en door beide de kwaliteit en de afzet voor de ernstige pro ducent moet verzekeren. Alle par tijen worden er uiteindelijk bij gebaat, terwijl het hopinstituut zijn essentiële zending ten bate van gans het gewest doeltreffend zou kunnen vervullen. De provin ciale overheid verdient dan ook alle lof om het initiatief dat zij onlangs in die richting heeft ge nomen. Anderziids citeerden wij reeds de degelijke steun en leiding die door de stedelijke, provinciale en rijksoverheid verleend wordt en verder moet worden bij de kwa liteitszorg, de variëteitskeuze, de grondkeuze, de proefveldwerking, de selectie en de analyse. En ten slotte, hoewel we dit eerder als een tijdelijke noodzaak beschouwen, heeft de overheid tot taak door een aangepaste con- tingenteringspolitiek de inlandse behoefte met een renderende af zet van de eigen productie te ver zoenen. Het werk dat op dit ge bied door de consultatieve hop- eommissie in de schoot van het departement van landbouw, door samenwerking onder de verschil lende partijen wordt verricht, schijnt tot dusver voldoening te hebben gegeven. Wel zou het departement bij de eerst passende gelegenheid onze Nederlandse Beneluxpartner attent kunnen maken op de kwaliteit en de uitvoercapaciteit van de Belgische hopproductie, die overi gens tegen heel wat gunstiger prijzen kan leveren dan de Duit se concurrentie welke thans het monopolie op de Nederlandse markt schijnt te bezitten. Moge dan, met de passende overheidszorg, de geselectionneer- de en in corporatief verband Ge disciplineerde teelt van onze Po peringse hop weldra een dusda nige uitbreiding nemen eil kwali- teitsfaam herwerven, dat ze de aanzienlijke binnenlandse behoef ten grotendeels dekt, de contin- gentering overbodig maakt en op de wereldmarkt zoals weleer de kroon spant, ditmaal met een om kranst wapen van de Westvlaam se hoppestad Poperinge. Waar de economische polsslag van de Westhoek ten dele beïn vloed wordt door de voor- en te- genheden van de hopcultuur, kan een gelijkaardig verschijnsel waar genomen worden met betrekking tot de tabaksteelt, in een zuide lijk gebied van de provincie waarvan Wervik het zwaartepunt vormt. Alhoewel na de uitzonderlijke hoogtejaren 1943-1944 gevoelig ge slonken, beslaat deze Westvlaam se nijverheidsteelt heden ten dage nog ongeveer 1.150 hectaren op een Belgisch areaal van 2.000 ha. De gerecenseerde productie, die in ons gewest overvloediger doch van minder gehalte is, bereikte voor 't jaar 1952 nagenoeg 3.500 ton droge tabak tegenover een totaal van 5.200 ton. Het. Westvlaamse aandeel in de nationale tabakcul tuur vertegenwoordigt dus circa 55 procent van de beteelde opper vlakte en 65 procent van dë voortbrengst. De arbeidskracht die aan het gewinnen van de ruwe tabak wordt besteed, mag geraamd wor den op een vaste werkkracht per hectare teelt, zodat dus circa 1.200 theoretische arbeidseenheden in dit Westvlaams bedrijf perma nent zijn ingeschakeld. Zo de gerealiseerde prijzen in het huidig gebrekkig conditionne- rings- en verkoopstelsel weinig renderend worden bevonden en reeds aanleiding gaven tot staats subsidie, toch leiden ze, steeds in Westvlaanderen, tot een jaarlijkse gemiddelde bruto-ontvangst van circa 65 millioen frank waarop de staat, in het verbruiksstadium, een omzet-'' en accijnsbelasting weet te enten van ruim 210 mil lioen frank. Voorgaande cijfers, hoe sum- mair ook, zijn reeds van aard om een idee te geven van het econo misch belang dat de tabakcul tuur ongeacht haar commerciële en industriële terugslag, voor een beperkt gewest als het Wervikse, vertegenwoordigt. Stelt men daar tegenover de Belgische verbruiks cijfers aan verwerkté tabak, die voor het jaar 1952 de 21.000 ton overschreden en bovendien, zoals vcor de ganse wereld, een uitge sproken hogingstendens vertonen, dan valt het op welke toekomst deze cultuur, mits wetenschappe lijke en technische aanpassing aan de moderne behoeften, kan worden verzekerd. Aanpassing der variëteiten Is er dan aan de huidige kwa liteit, cultuur- en bewerkingsme thodes van de Wervikse tabak iets te veranderen? Ongetwijfeld zeer veel. Waar in de meeste produceren de landen, ook in deze zoals Duitsland en Zwitserland die net als België geen specifieke tabjgk- cultuurlanden kunnen genoemd worden, de laatste 20 jaar door wetenschappelijk onderzoek, be roepsorganisatie, technische aan passing en overheidszorg, de teelt in nieuwe banen werd geleid, wordt bij ons nog steeds .vastge houden aan verouderde variëtei ten en methodes die een halve eeuw geleden opgang maakten. Nog immer teelt men in onze Westvlaamse velden onverstoor baar de traditionele zware ras sen, zonder bepaalde hoedanighe den, die bij het drogen en gisten een donkerbruine tint aannemen en slechts goed geacht worden om met lichtere pijptabak te wor den verwerkt. En toch tonen de feiten jaar na jaar duidelijker aan, dat deze teelt niet alleen dient aangepast te worden aan de gewijzigde smaak van de moder ne verbruiker, doch bovendien verrijkt moet worden met de ge- acclimateerde gele Virginiatabak waarvan de consumptie onder si- garetvorm reusachtige proporties heeft aangenomen, niet het minst in onze eigen streken. Terwijl het Belgisch verbruik aan sigaretten van 1936-39 tot 1951 steeg van 6.197 ton op 9,837 ton, zegge met 60 procent, slonk in dezelfde tijdsspanne de con sumptie van sigaren- en kerftabak van 16.052 ton tot 10.912 ton. het zij een vermindering van 32 pc. Bestaat er nu practisch kans om onze Wervikse teelt aan, deze nieuwe verbruiksoriëntatie aan te passen? De proeven die sinds een vijftal jaren bij het Westvlaams Centrum voor Tabakonderzoek, in samenwerking met de Rijksland bouwhogeschool van Gent en met het Tabaksyndicaat der West vlaamse Planters, aan gang zijn en thans hun bekroning naderen, wijzen er op dat zulks inderdaad tot de mogelijkheden behoort. Niet alleen werden door deze selectieve proeven enkele zeer ge schikte variëteiten van sigaren- en kerftabak voor onze bodem- en klimaatgesteltenis aangekweekt, maar tevens uitgewezen dat een bepaalde kruising van het gele Virginiatype een goede kans maakt om alhier met zeer bevre digend rendement geteeld te wor den. Wij voegen er onmiddellijk aan toe, dat de toepassing van een der gelijke cultuur op brede schaal, zoals trouwens ook in zekere mate de teelt van de veredelde bruine soorten, een grondige herinrich ting vergt van ons verzorgings- en conditionneringssysteem. Boven dien zou deze nieuwe productie enkel geschikt zijn om als vulta- bak met de uitheemse Virginia te worden verwerkt wat echter op zichzelf reeds een zeker rende ment en een grote afzetmogelijk heid biedt in binnen- en buiten land. Het feit dat de geringe quanti- teit gele tabak die in 1952 in het centrum Lichtervelde werd ge oogst, tegen het dubbele van de geldende prijs voor'de gewone in landse tabak werd verhandeld, moge voor onze beroepsplanters een aansporing zijn om zich ont vankelijk te stellen voor de nieu we oriëntering. Technische verbeteringen Welke innovaties dringen er zich nu verder op, bij de teeltver zorging en de conditionnering van het ruwe product? In dat verband zij allereerst de nadruk gelegd op het bijzonder belang van de kunstmatige bere gening. Duitse proefnemingen hebben uitgewezen dat de inner lijke hoedanigheden, de brand baarheid en het aroma van iedere kwaliteitstabak ten zeerste gesti muleerd worden door een passen de irrigatie, terwijl eveneens de opbrengst er aanzienlijk bij wint. Wij vragen ons dan ook af, of er naar het Duitse voorbeeld geen schikkingen te treffen zijn om de kleine teelten groepsgewijze samen te brengen tot percelen van en kele hectaren, derwijze dat de kosten van aanleg van kunstma tige besproeiingsinstallaties ren derend kunnen gedragen worden en de kwaliteit van onze productie erdoor verbeterd wordt. Voorts is er het kapitale punt van de geschikte en wetenschap pelijk bepaalde droging en her droging, die vooral bij de gele ta bak een determinerende invloed moet uitoefenen. Het is opvallend hoe een klein-producent als Zwit serland, die over zijn hele gebied slechts een 1.000-tal hectaren ta bak bebouwt, met volledig succes de nieuwste methodes van indus trieel drogen weet toe te passen en, alhoewel minder gesteld op de gele tabak, ook het speciale sys teem van flue-curing dat voor der gelijke productie dient aangewend in p^aetijk weet te brengen. De technische gang van dit droog- en fixeringsproces, dat door onze gespecialiseerde land bouwingenieurs ongetwijfeld reeds beheerst wordt, laten wij buiten beschouwing. Ons interesseert al leen de vraag hoe dit procédé practisch in Vlaanderen te ver wezenlijken is. Het dunkt ons dat het Duitse systeem ter zake de voorkeur verdient, zoals dat in sommige oude tabakgebieden, ge vormd uit talrijke kleine planters, aldaar wordt toegepast. In de schoot van hun locale verenigin gen hebben deze kleine producen ten hun gemeenschappelijke flue- curing-eesten opgericht waarin ze hun oogst, onder leiding van een door hen bezoldigd technicus, ge zamenlijk komen drogen. Belang rijker planters bezitten hun per soonlijke eest die ze eventueel cok ten dienste stellen van fami lieleden en vrienden. Dit systeem lijkt ons volledig afgestemd op de locale toestanden ten onzent en wij raden de verdere studie ervan ten zeerste aan onze Westvlaamse beroepsgroepering aan. De Rijks universiteit en het Centrum voor Tabakonderzoek zullen ongetwij feld de gepaste technici kunnen leveren om zowel de constructie als de werking van de speciale eesten te leiden, terwijl parasta- tale kredietinstellingen onder overheidsgarantie de nodige in vesteringskredieten tegen verlaag de rentevoet ter beschikking kun nen stellen. Zo de latere opbloei van een gesaneerde en welvarende tabak cultuur dan toelaat aan groot scheepse uitbreiding te denken, kan het Zwitserse systeem wor den nagevolgd', waarbij een zorg vuldig uitgekozen streek geleide lijk aan in tabakgebied wordt her schapen, door de oprichting met industrieel kapitaal van ruime en moderne drooginstallaties, waar van de directie zelf de teeltcon tracten met de landbouwers re gelt. Dat alles moge wellicht uto pisch lijken, maar de practische realisaties die elders in nagenoeg gelijkaardige omstandigheden wer den tot stand gebracht, leveren het bewijs dat er ook in de hui dige tijd en in een schijnbaar ten volle geëxploiteerd gebied nog iets groots kan verwezenlijkt worden. Op dit nieuwe en noodzakelijk te verwezenlijken systeem van flue-curing, komt dan een verdere conditionnering aansluiten. die weeral een grondige herziening van onze verouderde opvattingen meebrengt. De flue-cured tabak neemt on vermijdelijk een zekere vochtig heid op die, in tegenstelling met de bruine tabak, haar verdere be waring in gevaar brengt. Vandaar dat de productie van dien aard een speciale herdroging moet on dergaan, volgens een bepaald in dustrieel procédé, alvorens tot de zogenaamde rijping te kunnen overgaan. Dergelijke redrying-installatie vergt een tamelijk hoge kapitaal investering en zou best in een soort veilingscoöperatieve worden ondergebracht waar zowel de lo cale verenigingen van kleine plan ters als de belangrijke producen ten hun waar zouden afleveren om in grote loten geconditionneerd en verpakt te worden ^die, na rijping, een behoorlijk» afzet zouden vin den in binnen- en buitenland. Van overheidswege blijft veel te doen En ten slotte stellen wij ons weer de vraag, wat de overheid kan doen om deze reoriëntatie en reorganisatie van de tabaksteelt in de hand te werken en te doen slagen. Het dunkt ons dat eerst en vooral financieel wat royaler zou mogen opgetreden worden tegen over het Centrum voor Tabakon derzoek, ten einde dit organisme te laten uitgroeien tot een vol waardig instituut waar alle we- vertegenwoordigt de vooropgezette teelt van 3.000 hectaren een bru- to-opbrengst voor de gedroogde bonen van circa 135 millioen frank 's jaars. Het winstprocent in deze opbrengst kan, zoals wij verder zullen zien, nog gevoelig worden opgedreven door rationeler teelt en verwerking, waarbij uiteinde lijk ook een overschrijding van het geciteerde minimumareaal als mogelijk en verantwoord mag worden geacht. Oorzaken van verval Zo wij nu naar de passende ver beteringen willen uitzien, dan moeten vooraf de oorzaken van het verval worden nagegaan. De aanzienlijke terugloop van onze productie tussen de twee wereldoorlogen is kennelijk te wijten aan de dalende verbruiks- trend van de koffieclohorei, zo mede aan de exportmoeilijkheden die door opkomende buitenlandse productie en hoger wordende tol muren in die periode werden ver oorzaakt. De inlandse behoefte van cicho rei viel terug tot 15.000 ton. Slechts dank zij door de van oudsher ge kende eigenschappen der produc tie en door Belgische contingente- ringsmaatregelen wist het West vlaams cichoreibedrijf zich toch nog enigszins te handhaven. Voor heropleving der Cichoreicultuur Hoe kan deze oplossing worden bevorderd Wij zijn geen specialisten in het vak, maar wensen toch enkele suggesties naar voor te brengen die te overwegen zijn. Inzake de variëteitskeuze is het tenschappelijk werk betreffende dunkt ons, nodig dat men tot een de tabakcultuur zou worden ge centraliseerd. Het is gelegen in de belangrijkste tabakstreek van het land en mag dus aanspraak ma ken op volledige staatssteun ten bate van de nationale cultuur. Bij de totstandkoming van de coöperatieve kan de staat even eens een helpende hand reiken door de studie ervan te centrali seren en te leiden en desnoods wettelijke verplichting van deel name op te leggen waar zulks noodzakelijk of wenselijk mocht blijken. Financieel zou, zoals reeds ge zegd, dienen tussengekomen in de aanschaffing van kapitaalgoede ren, door het Verstrekken van goedkoop krediet langs het ka naal der parastatale banken. Fiscaal kan eveneens een zeer doeltreffende bijdrage worden ge leverd door, naar het voorbeeld van andere landen, de accijns met 15 of 30 procent te verlagen op de sigaretten waarin respectievelijk minstens 50 of 90 procent inlandse tabak zou verwerkt zijn. Vanzelf sprekend is deze maatregel slechts te overwegen wanneer onze teelt voldoende zou omgeschakeld zijn naar de gele tabak die als vulstof bij de fabricage van dit rookarti kel bevredigend kan worden aan gewend. Het lijkt ons verre van denk beeldig te beweren dat een pas sende overheidszorg, gecombi neerd met de boven geschetste in spanningen van privé-zijde, de mogelijkheid openen om in een tiental jaren tijds ons tabakareaal in het Wervikse met circa 2.000 hectaren te verruimen en aldus van deze traditionele cultuur streek een welvarend rijksgebied te maken waar de overtollige lan delijke arbeidskracht een econo misch renderende aanwending heeft gevonden. Stappen wij thans over naar de derde en niet minst belangrijke teelt die, met haar aanverwante industriële en commerciële acti viteit, een zeer bijzondere plaats inneemt in ons gewestelijk be drijfsleven, namelijk de koffie- cichoreicultuur gelocaliseerd in het zuidoosten van de provincie, hoofdzakelijk tussen de steden Roeselare, Tielt en Kortrijk. Typischer en traditioneler West vlaamse nijverheidsteelt is er wel niet te noemen, vermits ze sinds anderhalve eeuw nagenoeg uit sluitend in deze streek van het land wordt beoefend en tot voor de eerste wereldoorlog slechts spo radisch in de omliggende landen doordrong. In de laatstgenoemde tijdsspan ne is het, dat het cichoreibedrijf alhier zijn toppunt van bloei be reikte, met een jaarlijkse uitzaai van circa 10.000 hectaren cn een dito productie van 100.000 ton ge droogde bonen die voor 60 procent de weg naar het buitenland vond. Inmiddels is de situatie er heel wat op veranderd, in zoverre dat een goed jaar geleden de leefbaar heid van deze aloude bedrijfstak door velen ernstig in twijfel werd getrokken en de crisis thans nog verre van opgelost is. Spijt relatieve hoogten en laag ten, liepen teelt en productie tus sen de twee wereldoorlogen aan zienlijk achteruit om in 1937-1939 gemiddeld nog slechts 50.000 ton 's jaars te bereiken, waarvan 28.000 ton bestemd voor de uit voer. De naoorlogse verzadigings- jaren brachten wel een tijdelijke heropleving mede, doch sinds 1948 werd de teelt weerom stelselmatig ingekrompen, de abnormale uit zetting tijdens het Koreaanse jaar 1951 niet te na gesproken. De bo venmatige stockering, gepaard met de minderwaardige kwaliteit van dat jaar leidde dan tot de drastische en nogal omstreden be perkingscampagne, die de uitzaai van 1952 op het nooit gekende laagtecijfer van 597 hectaren deed vallen, om zich in 1953 onzeker te herpakken met circa 800 hectaren. Deze zeer bewogen en in haar algemene tendens weinig bemoe digende evolutie, mag het econo misch belang van de cichoreicul tuur voor de toekomst van ons ge west zeker niet doen onderschat ten. Ook hier staan wij immers voor een arbeidsintensieve en, mits be hoorlijke organisatie en marktre geling, goed renderende teelt. Een gemiddelde uitzaai van 3.000 hec taren die wij, zakelijk verant woord, in een nabije toekomst op nieuw moeten bereiken, brengt reeds voor het oogsten en drogen alleen een loon- en vergoedingsuit- gave mede van 40 a 45 millioen frank 's jaars, ongeacht de pro ductieve aanwending van de land arbeid die door de teelt zelf in de hand wordt gewerkt en op een forfaitaire loonprestatie van min stens 20 millioen frank mag wor den geraamd. Tegen een gemiddelde verkoop prijs van 4.500 frank de ton die, zelfs onder de huidige verouderde productievoorwaarden, normaal renderend mag worden genoemd, zo volledig mogelijke uniformiteit komt, bepaald door de grootste gemene deler tussen drogestof- en inulinegehalte enerzijds en op brengstcapaciteit anderzijds. De nuttige selectieproeven die de laatste jaren in het Rijksstation voor Plantenveredeling te Melle werden gedaan, laten toe te be sluiten dat een kruising van ons inlandse type Palingkop met het Oostenrijkse ras Fredonia, naar alle waarschijnlijkheid het resul taat zal geven waarop de tegen strijdige standpunten van teler en droger zich kunnen verzoenen. Onafgezien van het primordiale feit dat hiermede de wezenlijke opbrengst tot haar maximum kan worden gebracht, zal de eenvor migheid in de cultuur voorkomen dat, zoals thans vaak het geval is, partijen wortels met een sterk uiteenlopend vochtgehalte in een zelfde eest terechtkomen waar door de homogene droging en bij gevolg de goede bewaring van de bonen verhinderd worden. De faam van onze productie in het buitenland is met dit laatste punt nauw verbonden. In zelfde gedachtengang dringt zich een ernstige zaadselectie en -verdeling op. Het huidige primi tieve systeem waarbij iedere land bouwer practisch voor het eigen zaad zorgt uit de vorige oogst dient, voor een nijverhetdscultuur met kwaliteitsoogmerk, verlaten te worden om tot een wetenschap pelijke en wellicht gecentraliseer de zaadvermeerdering over te gaan. Vermits talrijke drogers ook hun eigen teelt hebben, kan over wogen worden deze uitsluitend en onder technisch toezicht met de zaadproductie te gelasten die dan, na de vereiste keuring van rein heid en kiemkracht, langs de be roepsverenigingen aan de telers zou worden verdeeld. In een gewest als het onze, waar constructie van landbouwma chines in opgang is en naar nieu we afzet zoekt, kan ongetwijfeld nog heel wat gedaan worden om de cichoreiteelt en -oogst op tech nischer grondslag in te richten. Uit het zeer lezenswaardig ver slag van het Provinciaal Land- bouwcomité over een studiereis in de cichoreistreek van Linz a/D., vernemen wij dat de mechanisatie van de veldbewerking en de oogst aldaar reeds gunstig gevorderd is en nog steeds een van de voor naamste doelstellingen der cicho- reiverbouwers uitmaakt. En toch beslaat de gemiddelde oppervlak te die in de bewuste streek per bedrijf aan deze cultuur wordt besteed slechts 20 aren, terwijl in de meeste gevallen de 50 aren niet wordt overschreden. De proeven in het Rijksstation voor Plantenveredeling te Melle, waarover wij reeds gewaagden, hebben tevens uitgewezen dat een bredere afstandregeling tussen de planten, waardoor de mechanische verzorging en rooiing in de hand wordt gewerkt, geenszins schaadt aan de opbrengst per hectare. Zo het vertrouwen in de toe komst van het cichoreibedrijf maar eenmaal is hersteld, zal de ondernemingsgeest van onze con structeurs de achterstand op dat gebied denkelijk weten in te ha len. Hetzelfde geldt trouwens voor het veel belangrijker probleem van de droogtechniek. Het moderne trommelsysteem dat in de meeste productiecentra reeds volop wordt aangewend, met opmerkelijke besparing van arbeid en brandstof, schijnt in ons gewest nog maar matige belang stelling te wekken. Nu is het waar dat dergelijke installatie, alhoewel zeer efficiënt, veeleer berekend is op de droging van schilfers, terwijl onze produc tie juist gegeerd wordt om haar speciale blokjesvorm, de zoge naamde bonen, die de verwerking tot graancichorei toelaat. De he dendaagse consumptie is voor 65 procent afgestemd op deze laatste conditionnering. Maar het dunkt ons, dat er met ernstig overleg tussen drogers en constructeurs wel een oplossing moet te vinden zijn om het trom melsysteem aan deze speciale ver eiste aan te passen, temeer daar volgens bevoegd advies van de ci- choreiindustrie een boon van klei nere omvang de fabricage van graancichorei niet uitsluit. Naast 'een gevoelige besparing op de kostprijs, waarmede de toe komst van het bedrijf nauw ver bonden is, zou deze mechanisatie het voordeel hebben de drukkende arbeidsvoorwaarden, waaronder thans in de droogeesten moet worden gewerkt, aanzienlijk te humaniseren. Geen financiële bezwaren Staan financiële overwegingen de omvorming van onze droog techniek in de weg? Wij menen van niet. Volgens het geciteerde verslag van_ het Provinciaal Landbouwco- mité, is de kostprijs van een volle dige trommelinstailatie, naar Oos tenrijks model, omvattende koer met zwemkanalen, silo's, wasin richting, drogerij en bijhorende gebouwen, te ramen op circa vijf miHioen frank. Rekening houdend met het ho gere vochtgehalte van onze in landse teelt, waardoor het rende ment van de drooginstallatie na delig beïnvloed wordt, met de Bel gische kost van het te investeren kapitaal, en voorts met afschrij ving en onderhoud, mag de prijs incidentie van «en dergelijke in richting geschat worden op 0,20 frank, respectievelijk 0,30 fr., per kilogram droge cichorei naarge lang de werkingsperiode 90 dagen respectievelijk 60 dagen, 's jaars zou bestrijken. Dusdanig geringe terugslag op de kostprijs van het halffabrikaat is zeker niet van aard om een ra tionalisatie te weren, die overigens een heel wat belangrijker bezuini ging op brandstof en arbeid toe laat, waarmede het rendement, de bestaansmogelijkheid en zelfs de heropbloei van het cichoreibe drijf in de hand wordt gewerkt. Blijft dan de vraag, hoe onze kleine en middelmatige onderne mingen, met sterk familiaal ka rakter, er toe komen kunnen het benodigde kapitaal voor dergelij ke herinrichting samen te bren gen en de risico's van de investe ring op zich te nemen. Het is duidelijk dat daartoe de krachten dienen samengebundeld te worden in locale coöperaties, waaraan de staat zijn bescher ming en zijn steun moet verlenen Een kapitaalstorting van 50 pro cent door de aangeslotenen, aan gevuld door een gelijkwaardige participatie vanwege de nog steeds verbeide Nationale Inves teringsmaatschappij, met vrijwa ring van het autonoom statuut der coöperatieve zou, naar onze me ning, de gewenste oplossing kun nen brengen. Voortgaande op de spreiding en het vooropgezette areaal van de Westvlaamse cichoreicultuur, zo mede op de verwerkingscapaciteit van de geëxperimenteerde instal laties, zouden 10 a 12 was- en drooginrichtingen, oordeelkundig over het ganse teeltcentrum ge vestigd, de jaarlijkse oogst doel treffend en in de gewenste tijd spanne kunnen verwerken. Een investering van 50 a 60 mil lioen frank lijkt ons, voor de ver wezenlijking van dat belangrijk doel, volledig verantwoord. Wat te denken ten slotte, over het huidige systeem van de rich- tingprijs waarmede men poogt üe binnenlandse markt van de cicho- reibonen en de dosering van de invoer te regelen. In de benarde toestand waarin het cichoreibedrijf de laatste jaren verkeerde en waaruit het zich nog niet voldoende heeft losgewerkt was en is die regeling billijk en onontbeerlijk. Maar het hoort, dat de precaire veiligheid die daarmede is inge treden, ernstig benut wordt om de noodzakelijke sanering door te voeren die het bedrijf zijn veer kracht en concurrentievaardig- heid moet terugschenken waar mede het, althans gedeeltelijk, zijn positie op de buitenlandse markten kan herstellen. Geen enkele teelt of industrie kan zich blijvend onder de be scherming stellen van douane rechten en strenge invoercontin- gentering, zonder er ten laatste haar eigen stuwkracht en vernieu wingsdrang bij in te boeten die nochtans haar leefbaarheid moe ten verzekeren. Zo er in deze overgangsperiode geen interne aanpassingen worden doorgevoerd, zal de richtingpriis alleen voor gevolg hebben dat hè cichoreibedrijf rond de neutral grens van gewin noch verlies zal blijven dobberen, vermits elke overschrijding automatisch geni velleerd wordt door goedkopere aanvoer uit het buitenland. De blijvende oplossing ligt veel eer in een zakelijke erkenning en consequent herstel van de struc tuurleemten, waardoor teelt en productie rendabeler kunnen ge maakt worden en de verkooppri zen laag gehouden, zodat de be schermende richtingprijs overbo dig wordt. Het spreekt daartv echter vanzelf, dat zo bepaald:' landen oneerlijke concurrentie- practijken toepassen en hun waar aan dumpingprijzen trachten in te voeren, dergelijke import niet gecontingenteerd, maar eenvoudig verboden moet worden. Onze besluiten kunnen kort zijn Geen enkele van de drie behan delde Westvlaamse nijverheids teelten is uit algemeen of bedrijfs economisch oogpunt onleefbaar. Integendeel. Ze hebben belang rijke voordelen op hun kant, zo als/de geschikte bodem- en kli maatgesteltenis, en de intense werkkracht van onze producenten Maar ze moeten onverwijld een grondige aanpassing ondergaan aan de wetenschappelijke en tech nische vooruitgang die zich op dal gebied zoals op andere voltrokken heeft. In meerdere landen, waar dc natuurlijke factoren vaak minder gunstig werken, werd het bewi.k, geleverd dat dezelfde culturen door wetenschappelijke selectie, methodische aanleg en verzorging technische verwerking en gedisci plineerde marktregeling tot een gewisse bloei kunnen gebracht worden. De overheid dient daarbij haar beschermende en stimulerende taak te vervullen. Geen recht streekse inmenging in het beheer der bedrijven, maar behoorlijke subsidiëring voor wetenschappe lijk onderzoek, technische mede werking, professionele bescher ming, doeltreffende bevordering van de buitenlandse afzet en. waar het past, tijdelijke financiële steun. Onze producenten zullen er goed aan doen hun ingeboren individua lisme te milderen en zich tijdig open te stellen voor de nieuwe vormen van vereniging en samen werking die ook in hun stand en beroep onvermijdelijk worden. A! leen zijn ze tegen de ernstige taak van mechanisatie en rationalisatie in teelt, bewerking en verkoop van hun producten niet opgewassen De landbouwcoöperatie voor ge meenschappelijke productie en veiling schijnt wel de formule te zijn die de geest van saamhorig heid moet bevorderen en de eco nomische stabiliteit van haar le den verzekeren. De gezondmaking en uitbreiding van onze Westvlaamse nijver heidsculturen weze een van de be langrijkste oogmerken in het ka der van een landelijke en regio nale welvaartspolitiek, omdat ze de ernstige verschuiving van ar beidskrachten, die zich tussen de landbouw- en de industriesector voltrekt, grotendeels kan opvan gen en aan meerdere duizenden een werkgelegenheid op eigen bo dem verzekeren.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Wekelijks Nieuws (1946-1990) | 1954 | | pagina 8