VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenblad.
STADSNIEUWS.
Zaterdag 10n April 1886.
Nummer 15.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vo.jr artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden, ontvangen door den Office de PublicHé, Magdalenastraat, Brussel. —Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Tot hertevoldoening van
't NIEUWSBLAD.
Indien, hedendaags, de levensmiddelen
aan betrekkelijk lagen prijs te krijgen zijn,
mogen wij het danken aan den vrijen invoer
der eetwaren, in 'talgemeen, van graan en
vee, in 't bijzonder. Niet te verwonderen
dus, dat wij verscheidene malen op de bres
sprongen, om den vrijen invoerhandel te
verdedigen en om de noodlottige gevolgen te
doen uitschijnen, welke zullen voortspruiten
uit het heffen van een inkomgeld op vreemde
granen en vee. Van de gelegenheid hebben
wij dan ook gebruik gemaakt om Surmonts',
Colaerts', Struye's en Bertens' handelwijze in
de Kamers eens na te gaan, toen er kwestie
was van de inachtneming van het wetsvoor
stel Dumont et coterl8. Hooger genoemde
personen vervullen een openbaar mandaat,
hun door de boerenkiezers van Brielen en
Voormezeele toegeworpen, en wij, IJpersche
kiezers, hadden dus het recht, hunne daden
en zienswijze in de Wetgevende Kamers te
bespreken. Dat hebben de klerikale gazetten
ons ook niet betwist, want ze zwegen.... ze
zwegen dat ze zweetten.
Maar nu heeft onze Gemeenteraad zich
insgelijks tegen het voorstel Dumont ver
klaard met 11 stemmen tegen 3, en onder
deze laatste bevond zich die van M. Bos-
saert. Daarop schiet het Nieuwsblad wak
ker, en vraagt of we nu zoo op M. Bossaert
gaan roepen gelijk op den katholieken Sena-
toor en idem Kamerheeren? Het wrijft zich
de handen omdat onze geworpen steenen (wij
zijn sleenwerpers voor het processievaantje)
in den locliting (dat is hof of tuinvan den
achtbaren schepene gevallen zijn, en ten
slotte wenscht het M. Bossaert geluk met
zijne moedige houding.
Onder ons, Nieuwsblad, M. Bossaert be
kommert zich zooveel om de gelukwenschin-
gen van een onnoozelaarsblad, als om den
buiknavel der H. Maagd.
Wij nemen de vrijheid de zienswijze van
het achtbaar gemeenteraadslid op dat punt
niet te deelen.
Wij zijn van gedacht dat de inkomrechten
op graan en vee den prijs van brood en
vleesch zullen doen opslaan; maar daar ligt
de knoop niet, want er bestaat een hemel
breed verschil tusschen de zienswijze van
den heer Bossaert en de handelwijze van
Surmont en andere diergelijke.
Inderdaad,wij hebben meenen te verstaan,
bij het lezen van het verslag der zitting van
den Gemeenteraad, toen er over die zaak
kwestie was, dat M. Bossaert slechts vraagt
eens met het nieuw stelsel te proeven, te
probeeren, en indien het eindresultaat be
wijst dat hij ongelijk heeft, hij volgaarne
bekennen zou dat het wetsvoorstel Dumont
et C°terlavoor het volk slechte gevolgen had.
Met onze Kamerheeren en Senatoor is het
anders gesteld: wij mogen het denken ten
minste zij verkeeren in de vaste meening
dat de voorgestelde maatregels op den natio-
nalen rijkdom den heilzaamsten invloed ver
wekken zouden. (Misschien is er hier uit
zondering voor den heer Colaert, waarvan
wij straks gaan spreken.)
Er is een onmetelijk verschil tusschen het
uitdrukken van eenwensch door eenen
gemeenteraad en de stem van een raadslid
in het stemmen en vervaardigen eener wet,
die zal uitgevoerd worden, door de bij
dragende of medehelpend stem van Kamer
heeren of Senatoren, die alzoo rechtstreeks
bijdragen tot het daarstellen eener onrecht
vaardigheid, volgens onze meening.
Het is dus om het even, dat M. Bossaert
met of tegen het voorstel is, indien de wet
toch doorgaat, dank om de medehulp onzer
IJpersche Wetgevers. (Laten zij zich om dit
laatste woord niet verhoovaardigen!)
Onze achtbare schepene heeft, bij onze
wete, nergens tegenover zijne kiezers ver
bintenissen op dat punt aangegaan: bijge-
volg blijft hij in zijne doenswijze vrij en volgt
hij zijne persoonlijke overtuiging. Is het ook
zoo gesteld met Surmont en zijne dienaars?
Wij peizen het niet, want er bestaan uit
drukkelijke verklaringen in tegenoverge-
stelden zin. Zij protesteerden immers in eene
kiesvergadering, in St-Laurens gehouden,
tegen de meening,welke men hun toeschreef,
van den prijs der levensmiddelen te doen
verhoogen door hunne stemming in de Ka
mers. Nogtans en dat is weeral poesje-
nellerij verklaarde M. Colaert eens in het
Justiciepaleis: Ik zal toch dat wetsvoorstel
stemmen, omdat de boeren het vragen en
willen, (hij houdt aan zijn mandaat, he?)
ALHOEWEL IK ER PERSOONLIJK ANDERS OVER
denk! Hoe vindt gij dat, processievaantje, en
kunt gij aan zulke handelwijs geen gepasten
naam geven?
En nu, hebben de katholieke wetgevers
(zelfde opmerking als hooger) van IJperen
JA of NEEN verklaard dat ze tegen de ver
hooging der krijgslasten gingen stemmen?
Hebben zij die plechtige belofte gehouden?
Zijn ze hun woord gestand gebleven?
Pontus wilde, kost wat kost, zijne reserve
hebben of hij verliet het ministerie. En dan
heeft de gemijterde Jan Faict van Brugge
gesproken, en zijn bisschoppelijk bevel was
voldoende om de hevigste anti-militaristen
rechts omkeer te doen maken, of, gelijk het
Nieuwsblad zegt.- itour! oileü front!!!
Is 't zoo niet, processievaantje?
Misschien zoudt gij nu ook wel de goed
heid willen hebben ons te zeggen wat gij over
dat weerhaantjesspel denkt? (Maar ons niet
antwoorden: Dat gaat u niet aan, gelijk
voor de Jonge Katholieke Wacht, zulle!)
Wat denkt gij van dien itouroile
front!!! van M. Surmont? 't Is toch iets
wonderlijks een anti-militarist zulke rappe
kommando's te zien uitvoeren.
Durft ge hem ongelijk geven, dan zult gij
zoo vrij zijn, gelijk wij, eens ronduit uw ge
dacht te laten kennen. Dat zal wel een beetje
vies klinken in eene katholieke gazette,maar
enfin het publiek zal loch niet zeggen, dat
ge betaalde knechten zijt om anders te doen.
Wij meenen dat gij deze partij zult kiezen
want moest gij hem gelijk geven, en aldus
openlijk in en blad verklaren, dat men wel
doet met de reserve te stemmen, ondanks
eene anti-mililarische gezindheid welke
men steeds koesterde, dan zou iedereen uit
roepen MAAR DAT IS PLATBROEKERIJ
Mannen, die altijd in een anders gareel loo-
pen, zijn alleen tot zulke laagheden be
kwaam
Processie vaan, gij hebt acht dagen om dit
te verteren, et donnez-nous de vos nou-
velles
Klerikale volksmisleiders.
Kiezers van het arrondissement IJperen,
in Juni 1884 gaaft gij uwe stem aan de hee-
ren Colaert, Berten en Struye omdat zij u, bij
hooge en bij lage, stellig beloofden tegen alle
verzwaring der militaire lasten en vooral
tegen de leger-reserve immer en altijd te
velde te trekken,omdat zij u toeriepen, in een
woord, geen enkele stuiver, geen enkel
kanon en geen enkel man meer.
Gij weet, kiezers, hoe meineedig, hoe
valsch zij gehandeld en hun gegeven woord
onder de voeten getreden hebben. Gij weet
dat zij niet alleen eene verzwaring van drie
honderd duizend franken, maar nog de
onrechtveerdigste, de onmenschelijkste aller
leger-reserven hielpen stemmen en tot wet
maken. Zij hebben met zeemzoete woorden
en beloften uwe stem afgebedeld en u daarna
fijn uitgelachen en schandelijk gefopt.
Doch zij waren niet alleen, die op dat tijd
stip uwe stem vroegen. Een baron Surmont
de Volsberghe moest zijn senateursmandaat
zien hernieuwen en hij ook pochte, stofte en
bofte met zijne diepgewortelde anti-militaris
tische overtuiging.Hij ook schreeuwde tegen
de zotte, overdreven militaire uitgaven hij
ook beloofde u uit al zijne macht te werken
om de te verregaande militaristen in hunne
ijverzucht tegen le werken en niet meer te
dulden dat het leger al de kloekste, de ge
zondste en beste armen aan landbouw en
nijverheid onttrok. Daar moest en ging een
einde aan gesteld worden.
En om bij u niet den minsten twijfel achter
te laten staafde hij zijne beloften met hetgene
hij op zijne senateurs loopbaan zooal verricht
had Immer en altijd had hij niet alleen
tegen de oorlogsbegrooting gestemd, maar
daarbij zijne handelwijze verrechtveerdigd
in bewoordingen, die hem onder de hevigste
anti-militaristen van het Senaat rangschik
ken deden.
Gij hebt geloof gehecht aan die verklarin
gen en vertrouwen gehad in zijn gegeven
edelmans woordgij hebt hem uwe stem ge
schonken.
En wat heeft hij gedaan?
Laaghartig en laf zijne overtuiging ver
loochend en zijn gegeven woord, zijn stellige
beloften vergeten.
Hij.de fiere, hooveerdige dwingeland van...
Voormezeele, die er op bogen durft gansch
IJperen tot gehoorzaamheid te dwingen, heeft
voor een stevigeren en krachtvolleren wil
dan de zijne moeten buigen en onderdoen.
Een bevel kwam hem van hooge toe en de
onplooibare baron plooide. Monseigneur de
Bisschop wilde en zijn wil geschiede. Tegen
de begeerte van dien doorluchtigen?? zielen
herder konden de gedane beloften, noch het
gegeven woord, noch zelfs de ingewortelde
overtuiging van ons baronske opwegen.
Uwe belangen, kiezers, tellen bij hem voor
niets meer als zij niet overeenkomen met den
wil van Monseigneur!
Zietdaar, kiezers van 't arrondissement
IJperen, in welke onwaardige handen gij
uwe belangen toevertrouwdet, aan welke
valschaards gij uwe stem gaaft en hoe die
jesuïten zonder eer of geweten hun gegeven
woord en hunne gedane beloften onder de
voeten traden.
't Is wreed! 't is schande! 't is wraakroe
pend
Doch 't is eene les, eene harde maar des
te nuttiger les voor u. Zij zal u leeren aan de
zeemzoete vleierij en de ronkende beloften
van die strooieninannen en poesjenellen der
geestelijkheid geloof te hechten; zij zalueens
voor goed doen voelen hoe dringend noodza
kelijk het is 's lands bewind in waardiger
handen te leveren, die wat meer uwe belan
gen en wal min die der kloosters en pries
ters behartigen.
Kiezers, mistrouwt u immer en altoos van
die jesuïten
Openbare werken.
Verslag door het Schepencollegie voorge
dragen, in zitting van den Gemeente
raad, den 3 April 1886.
Mijnheeren.
Óp 24 December 1875, wendde het Sche
pencollegie zich tot het Staatsbestuur, ten
einde het afstaan, met vollen eigeadom, te
bekomen van een gedeelte der gronden voort
komende van de oude vestingen. Onder de
beweegredenen welke het daartoe inbracht,
deed het namelijk de volgende gelden.
Met het verlangen bezield van, dicht bij
de statie van den ijzerenweg, een nieuw
kwartier te zien oprijzen, wendt het Sche-
pencollegie zich met vertrouwen tot het
Staatsbestuur om den definitieven afstand
te bekomen, ten minste van het gedeelte
der militaire gronden, gelegen ten westen
der stad, den Boterplas inbegrepen, zonder
de voorwaarden die er tegenwoordig zoo
nauw het gebruik 'van beperken.
Thans is de stad nog omringd vangrach-
ten; de oost-, west- en zuidkanten zijn
versmacht tusschen de oude vestingen. Ten
noorden ligt het Minneplein. De bouw-
gronden zijn raar en de ontwikkeling der
stad is, om zeggens, onmogelijk. De open-
bare gezondheid eischt nochtans dat men,
binnen stad, een aantal ongezonde huizen
doe verdwijnen, dat men de straten ver-
breede in de volkrijke kwartieren, dat men
vooral het gedeelte der stad zuivere waar
zich de militaire gebouwen bevinden. Doch,
alvorens af te breken, dient men het op-
bouwen te verzekeren van beter geschikte
woningen, en het doel dat het gemeente-
bestuur beoogt kan alleen bereikt worden
dan wanneer de gronden die de stad omrin-
v gen bebouwd, en van eene soort van doo-
derhand die erop ligt verlost worden.
Nulteloos ware het al de moeilijkheden
aantehalen welke de oplossing dezer kwestie
ontmoette. De onderhandelingen werden
hardnekkig voortgezet, en, na omtrent tien
jaren werkzame pogingen, bekwam de stad
eindelijk het volle en volkomen genot dezer
gronden.
Nu zij meester is erover te beschikken,
heeft zij eenen plicht te vervullen. Bij het
begin der onderhandelingen had het Gemeen
tebestuur voor doel niet alleen de stad te
verfraaien, maar vooral ze gezonder te ma
ken en bijzonderlijk de woningen der wer
kende klas te verbeteren.
Ongelukkiglijk is het maar al te waar dat
talrijke huisgezinnen opgroeien in ongezonde
kwartieren en straten, waar de lucht met
moeite kan doordringen en waar het vuil
water bijna niet kan wegvloeien. Niet min
waar is het dat het getal werkmanswoon
sten, waarvan vele zich in eenen erbarmelij-
ken staat van onderhoud bevinden, te gering
is volgens het cijfer der bevolking. Als
gevolg daarvan, dat het getal personen die
een en hetzelve huis bewonen te groot is in
evenredigheid van de grootte der vertrekken
of kamers. Van daar ook dit aantal beluiken,
die meerendeels bronnen van lichaamsgebre
ken en verderfelijke kringen zijn. Men hoeft
enkel deze straten en beluiken, waar talrijke
huigezinnen als opeengestapeld wonen, te
bezoeken, om een gedacht te hebben van de
schrikverwekkende gevolgen welke er moe
ten uit voortspruiten voor de gezondheid en
de zedelijkheid der werkende jeugd.
Mijnheeren, de stad heeft groote opofferin
gen gedaan voor de verstandelijke en zede
lijke verbetering dezer jeugd. De scholen
daartoe ingericht hebben, onder dit dubbel
betrek, onschatbare diensten bewezen, en
bewijzen er nog; maar, het is niet voldoende
aan het kind eene gezonde ziel te hebben
gegeven; een gebiedende plicht dwingt ons
hem ook een gezond lichaam te verschaffen.
Dit is het doel, Mijnheeren, waartoe onze
pogingen moeten strekken. Om het te berei
ken, zullen vele jaren en nieuwe opofferin
gen noodig zijn; maar, ons dunkens, is het
een heilige plicht, aan welken de maatschap
pij zich niet kan onttrekken.
Maar, Mijnheeren, zoo als wij het in ons
verslag van December 1875 zegden, alvo
rens af te breken, moet men langs eenen
anderen kant bouwen; daartoe is grond
noodig en dien grond bezitten wij thans.
Het Collegie is van gevoelen dat men zou
kunnen beginnen met, nabij de statie, een
gansch nieuw kwartier te vormen, in het
welk drie groote en breede, bijna gelijkloo-
pende straten zouden uitkomen. Te dien
einde zou men den Boterplas moeten aan
vullen, ten minste het gedeelte, zich uit
strekkende van de statiebrug tot de brug die
de Elverdinghestraat met den steenweg naar
Veurne verbindt. Eens dat de grond effen
zal zijn, zal het gemakkelijk zijn het plan
der straten en hovingen op te maken. Daar
zullen nieuwe gebouwen oprijzen; het bin
nenste der stad, waar de volksmenigte te
groot is, zal aldus kunnen ontlast worden,
en de afbraak der ongezonde straten en
huizen zal kunnen voortgezet worden. Het
driedubbel te bereiken doel is dusgezond-
maken, verfraaien en verzedelijken.
Het zal, Mijnheeren, eene bron van werk
zijn voor de toekomst en een middel om,
tegenwoordig, aan een deel der bevolking
toe te laten zich te onttrekken aan den
pijnlijken nood van tot de openbare liefda
digheid haren toevlucht te nemen.
Het ontwerp dat wij de eer hebben, u voor
HET WEEKBLAD