VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenblad.
EIGEN KEUZE
Eerste Jaar. Zaterdag 14" Augusti 1886. Nummer 33.
IJzerenweg.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar.- 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vom arlikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Vertrekuren van IJperen naar
Poperinghc, 6-50 9-09 10-00 12-07 3-00
Dwars
door 't laatste Nieiswsbladnummer.
De artikels van 't Nieuwsblad, die over
plaatselijkheden handelen en welke vroeger
eene eereplaats op de eerste bladzijde be
kleedden, waren laatst, als produkten van
mindere kwaliteit, naar het 2e blad verscho
ven. Wat mag dat wel beteekenen?
En geschiedt zulks uit hooger bevel, om
den voorrang aan meer ernstige artikels te
geven?
Eens zegden wij aan 't Nieuwsblad, dat
het op eene vraag, welke wij hem stelden,
niet kon antwoorden. Het gazetje maakt zich
boos, spreekt van onzin, van onnoozelheid
en kaalheid, van onze onwaardigheid om het
antwoord te bekomen! Nochtans bekent het
volmondig in het derde paragraaf zijns arti
kels dat het op de vraag, der Kath. Wacht
betrekkelijk, niet kan antwoorden,... omdat
schrijver de werkzaamheden diens krings
niet kende? omdat hij nooit de gelegenheid
gehad heeft zulks van nabij te zien!! omdat
hij nooit in de vergaringen gevraagd werd
(uitnoodigingen en waren in 't gebruik niet)!!!
Allons! Nieuwsblad)e, ne faites pas la béte
en maak u zoo belachelijk niet. Geen enkele
uwer lezers kan zulks ernstig aannemen dat
een vaillante strijder te huis gelaten wierde
en zich om de Katholieke Wacht bekommer
de als om eene doode musch.
Maar we moeten toch bekennen dat het
BRUSSELSCHE ZEDENSCHETS
(4e Vervolg
Maar hij dacht bij zich zeiven
Ei, wat ben ik een ezel, dat te durven
zeggen.
Liza liet er zich niet aan gelegen, 't Was
immers maar een knecht, een goede dompe
laar, die haar had groot gebracht en haar
hartelijk verkleefd was.Kortom een deel van
vaders ouden huisraad.
Doch zij viel in overpeinzingen en sprak
bij haarzelven:
Ja, ik geloof dat het de lust tot meester
spelen niet zijn zou, die aan het heerken
zou ontbreken. De appel valt niet verre van
den boom.
Dit laatste had zij zonder te weten luidop
gezegd.
Ei, wat hoor ik Ik riek lontdacht
Fideel.
Hawel, jufvrouw, vervolgde hij, dat is
dom gezeid van mijn part, ik weet het wel.
Gij zult het ook niet kwalijk nemen, jufvrouw,
dat ik hier zoo dwaas sta te babbelen; ik
en ben ik niks niemendalle geleerdik ben
maar 'n eenvoudige boerenjongen mijne
ouders hielden twee koeien, maar ik ben
ik. niettemin een getrouw knecht... Fideel
zeer behendig gedraaid is, om iedereen beet
te hebben, die zich bij het letterlijk lezen
bepaalt en niet nadenkt wat het doel van
dergelijke paragraaf wel zijn mag. We zullen
daar nog op weerkeeren
Waarom, vraagt het Nieuiosblad, ver-
volgt gij den gewezen voorzitter van de
Kath. Wacht met uwen liaatzuchtigen
praat, en met uwe dwaze en zoutelooze
- zinspelingen?
Waarom hebt gij eenen oproep gedaan
tot uwe liberale vrienden, die in de schut-
tersmaatschappij van de burgerwacht zijn,
om den gewezen voorzitter der Jonge
Wacht in die maatschappij te doen weige-
ren
Ons dunkens is het Nieuwsblad onbehen
dig en onvoorzichtig. Vooreerst, wij vervol
gen niemand, wij verdedigen ons: vervolging
en haatzucht laten wij den klerikalen; maar
we willen toch de feiten in hun waar daglicht
stellen, om alle misverstand te vermijden en
om aan het bloot vertelseltje van 't Nieuws
blad een einde te stellen.
1° In het Progres verscheen over tijd een
klein artikeltje, dat door het Weekblad
vertaald werd, en overgenomen met dezelfde
typografiesche schikking als 't Progres.
Het Nieuwsblad, wiens inzichten altijd
eerlijk en kerkelijk zijn, gaf den raad, aan
den genoemden persoon, ons daarvan reken
schap te vragen. Die heer moet wel naïef
zijn om dien raad te volgen en naar ons blad
te komen, terwijl het Progres van kant
gelaten werd, alhoewel wij slechts de oor
spronkelijke fout des konfraters opnieuw
bedreven hadden. Waarom kwam die per
soon maar naar het Weekblad en ging hij
niet naar het Progres, want onze zonde was
dezelfde? Wij verklaarden hem dan die wei
nige regels uit het Progres overgenomen te
hebben, doch die heer mistrouwde ons, en
ging nieuwe inlichtingen zoeken bij een on
zer werklieden, dien hij aldus tot onbeschei
denheid uitdaagde, daarom waren wij na
tuurlijk ontevreden, want wij zijn zoo recht
voor de vuist als wie het zijn moge en dan is
het ons toegelaten de personen, die zooveel
naïeveteit met kwade trouw, ten onzen op
wil zeggen getrouw in 't latijn, zegt
menheer perfesser, en niet gauwdief
zooals de majoor zei... Hawel, ziet gij,
jufvrouw, de vrienden mijner meesters zijn
ook mijne meesters, en ik zou voor hen over
eene doornhaag springen.
Hier volgde een poos. Fideels stem ver
raadde eene teergivoelige stemming. Juf
vrouw Pyrrhus deed alsof zij las, maar zat
te peinzen. Fideel borstelde zeer naarstig en
herkauwde binnensmonds een of ander
waarschijnlijk: dat hij van z'n zeiven viel.
Eindelijk waagde hij het, heel en al zijne
nieuwsgierigheid te voldoen en vroeg slim-
weg:
Is menheer de neef van menheer den
majoor een schoone jongman, jufvrouw?
Dat weet ik niet.
Ik ben ik maar onbeleefd daarnaar te
durven vragen; dat weet ik wel jufvrouw,
maar, ziet gij, de vrienden mijner meesters
zijn ook...
Ik zeg u nog eens, dat ik er niets van
weet; ik ken hem niet.
Fideel had niet noodig te zeggen dat hij
van zijn zelve viel. Men zag het hem aan.
Maar, mijne lieve jufvrouw toch!...
kwekte hij. Ik val van mij-zelven, waarach
tig, ik val van mij-zelven. Gij kent menheer
den neef van menheer den majoor niet!...
Hawel... ik ook niet!...
Na die groote ontdekking borstelde Fideel
zeer naarstig voort.
zichte, paren, niet in den zevenden hemel te
verheffen.
De tweede beschuldiging van het Nieuws
blad is nog dwazer dan de eerste, want
ziehiej de feiten in hunne volle waarheid:
Het reglement der schutters-maatschappij
van de burgerwacht bepaalt dat de naam
van ieder nieuw aangeboden lid gedurende
acht dagen moet aangeplakt blijven, vooral
eer er in de algemeene vergadering tot de
balloteering overgegaan zij. De verordening,
die van 1863 of 1864 dagteekent, bleef altijd
eene doode letter, omdat al de personen, bij
de voorstelling, door handgeklap in de socië
teit aanveerd wierden. Doch de voorstelling
van den oud-voorzitter der Kath. Wacht
genoot bij al de leden een ijskoud onthaal,
en de Kommissie besloot eerst eenpariglijk
niet tot de balloteering te laten overgaan,
en dit voor het algemeen welzijn en om de
eendracht in de schutterij te behouden.
Naderhand veranderde men van gedacht
en men besliste het reglement in zijne vol
heid, voortaan voor iedereen toe te passen.
Evenwel zijn al de Leden van het komiteit
den oud-voorzitter der Katholieke Wacht
niet ongenegen, en toch waren zij het dit
maal eens! Het is dus een grove leugen te
beweren dat ons de verantwoordelijkheid
van den uitslag der stemming moet aange
wreven worden.
Verder zouden wij wel willen weten,waar
wij, in volle letters en met namen aange
duid hebben, hetgeen het Nieuwsblad ons in
den mond legt? En daar de stemming geheim
was, ontkennen wij het blad het recht te
zeggen, dat wij 't zij ja of neen gestemd
hebben. Daarbij de heeren leden, die aan de
stemming deel namen, zijn geen snotneu
zen en hebben hun volle verstand en volle
vrijheid. Zij hebben het derhalve getoond
Wij herinneren ons in het Nieuiosblad
ellenlange artikels (echte bierwagens) gelezen
te hebben, nopens de eerste feesten door de
Katholieke Wacht gegeven, en die uitbundige
lof werd nochtans door T. Pot-Breker toe
gezwaaid, die heden beweert niet te weten
wat er in die maatschappij, waar de jonge
lingen met eigene centen boeren, omging.
Menschen, menschen, dacht hij bij zich
zeiven, ik weet nu waar de os gebonden is.
En zal jufvrouw Liza ook in stad blij
ven wonen? vroeg hij haar.
Komaan, Fideel, keef zij, ongeduldig
op den vloer stampend, is het stof nog van
de meubels niet? Er heeft eene nieuwsgierige
wesp u gestoken, man. 't Is goed, dat gij mij
van jongsaf kentik zou het kwalijk nemen
anders...
--Verschooning, jufvrouw, ziet gij, de
vrienden mijner meesters, ziet gij...
Zwijg maar, zwijg maar. Ik heb al
genoeg gezien en gehoord...
Een hevige ruk aan de bel onderbrak haar.
O, daar zijn ze reeds!... stotterde het
arme kind, verlegen in de kamer rondloo
pend,.. Fideel, ik ben... niet te huis,hoor! voor
niemand te huis. Bid hen... te... te... wach
ten... tot vader of Theodoor terugkomt...
Dit zeggend rukte zij de deur open en liep
in haast den langen gang van het huis door.
Fideel was met het openen der deur niet
zeer haastig, maar stond vooreerst bij zich
zeiven te wijsgeeren:
Goed, de jufvrouw is niette huis, voor
niemand te huis.... Menschen, menschen!
ik heb het vast, 't is juist zooals ik gedacht
heb. De perfesser wil onze arme jufvrouw
doen trouwen, en zij zou 't veel liever niet
doen. Ah! dat rijk volk, dat rijk volkIk ben
ik uit mijn eigen goesting met Annemie ge
trouwd, al had ik maar twaalf frank en eenige
Sedert een achttal maanden zijn die artikels
evenwel veel ingekort; men spreekt nog van
die feesten om iets te zeggen en uit gewoonte.
Maar er ligt zooveel vuur niet meer in, men
spaart die overdrevene lof tuigingen.
Wat mag daarvan de oorzaak zijn? Is het
nalatigheid of spijt?
Het Nieuwsblad durft afliegen dat onze
IJpersche kamerheereu de reserve niet ge
stemd hebben (iets wat de liberale bladen
reeds den Zaterdag na hunne stemming deden
bemerken) en zelfs dat de reserve niet
bestaat. Wij herhalen, tot ergernis van
't welmeenend blad, dat de reserve bestaat
en door onze deputatie gestemd werd, alhoe
wel die mannen, te IJperen, in St-Laurens,
van geene vermeerderde krijgslasten wilde
hooren. Maar het onvoorzichtig blad bekent
zelf dat zijne Meesters gestemd hebben
voor het verleenen van het noodige
geld om de officieren te betalen in
geval van opi'oep der klassen. Het
noodige geld stemmen is zeker wel de
krijgslasten vermeerderen!
Het valt daarenboven niet te ontkennen
dat de reserve bestaat, en wil het Nieuws
blad zich de moeite geven in de collectie
Monileurs der maand Juni te snuisteren,
het zal er, op een geheim plaatsje,, twee be
sluiten vinden die de reserve, ingevolgé de
gestemde wet, inrichten. En om hem het
zoeken te vergemakkelijken verzenden wij
hem naar het nummer van het Weekblad
van 3 Juli, waarin wij eenige brokken ver
taling der twee besluiten gegeven hebben.
Zal het eerlijk blad nu zijnen misslag beken
nen? Wij zullen wachten... gedurende drie
weken.
Het Nieuwsblad verwijt ons inbreuk op
de wet van den letterkundigen eigendom
gemaakt te hebben, door het overdrukken
van een dichtstukje, Op Wachtgeld, dat
verledene maand in de Volksschool ver
scheen. Verschooning, Nieuwsblad, de uit
gever heeft de eer u bij deze te berichten,
dat hij de toelating tot overnemen van den
schrijver gekregen had, dat hij bijgevolg in
regel is en gij u daarmede niet te bekomme
ren hebt.
centen. Ja uit mijn eigen goesting! En ziet gij
wel, mijn Annemie-zaüger, dat is mij een
vrouwtje geweest, Ons-Lief-Heerken van
Mannekensvere, is mij dat een vrouwtje ge
weest! Och! wat heeft ze mij plezier gedaan
gedurende haar leven, mijn Annemie-zaliger.
Daar en is geen mensch, die 't gelooven zou,
maar ze kon mijn broek een stuk insteken,
net zooals de beste kleermaker van den Berg-
van-'t Hof. En zij heeft zeven kinderen ter
wereld gebracht, die nu al frissche kerels
zouden zijn, waren ze niet gestorven. En
onze koperen moor en koffikan, wel, die kon
ze doen blinken als de botten van majoor
Stekel, ja nog meer, waarachtigEn of zij
zingen kon, Ons-Lief-Heerken van Manne
kensvere, of zij zingen kon!
Het was heel lang geleden, dat die brave
Fideel met zooveel gemoedelijkheid aan wijlen
zijne Annemie gedacht had. Toen zij leefde,had
hij den tijd niet om zich veel met haar op te
houden, en nu zij dood was, had hij te veel
werk om de uitgestrektheid van zijn verlies
af te meten! Heden toch daagde dat verlies
plots voor zijne verbeelding op. en Fideel
voelde zich getroffen.
Kijk, ging hij voort, de waterlanders
komen mij nog in de oogen, als ik eraan
denk. Zij had me daar zeker liedje, dat haar
oude blinde vader altijd zong, wanneer hij
meende alleen te zijn. En, waarachtig, het
ging in mijn harte. Dat was zoo zoet en zoo
treurig en zoo... nu zoo... kijk, ik geloof dat
HET WEEKBLAD
1 4-00 6-25 - 9-05 - 9-58.
Popei-inghe-Hazebrouck, 6-50 12-07 6-25.
Houthem, 5-308-20 11-16 5-20.
Komen, 5-30 8-05 -- 8-20 9-58 10-10 11-16
2-41 2-53 5-20 8-58.
Komen-Ai-mentiers. 5-30 8-05 11-16 2-53
8 58.
Rousselare, 745— 10-45 12-20 4-10 6-30.
Langemarck-Ostende, 7-23 12-22 3-58 6-22.
Kortrijk, 5-30 8-20 9-58 11-16 2-41 .>20.
Kortrijk-Brussel. 5-30 9-58 11-16 2-41 5-20.
Kortrijk-Gent, 5-303-20 11-16 2 41, 5-20.
dooi- IK.-IX. OIO QU1ÉK.EB.