I
SI
Maatschappij Burgerwachten
waarin gij op eene kalme wijze aantoont,
welke onze dwalingen zijn.
Haddet gij, Nieuwsbladons met ern
stige en gegronde weerleggingen tegenge
sproken en bestreden, en ons niet uitge
maakt eerst voor noch mossel, nocli visch,
vervolgens voor schoenpoetsers, platte
knechten, ratten die zich in s lands kasse
vetknaagden, leegloopers en menig ander
ding, het eene beminnelijker en beleef
der dan het andere, nu haddet gij het
niet, naar oude gewoonte, wederom op een
loopen moeten zetten noch uw beenen
in uwe armen nemende, het strijdperk moe
ten ontvluchten met te schrijven: Dat is
ons laatste woord.
Gij hebt den splinter gezien in ons oog en
niet den balk in het uwe, en uw armzalig
gehaspel heeft u zoo ver gebracht, dat gij
niet meer weet, noch waaruit, noch waarin.
't Is pijnlijk voor u, maar het is onze
schuld niet, en dat is 't, wat ons verblijdt,
weet-ge, jongen?
Uitgepluisd.
IJperen bezit een bevoegde criticus, welke
bijna aan den hiel van Max Rooses en Dr
Noletde Brauwere raakt: 't Is Potbreker. In
zijn kritiek is hij echter zoo zeer niet te
vreezen als zijn naam het wel zou laten ver
moeden,- volgens hem is alles altijd opper
best, overheerlijk. lederen tooneelspeler
voorzegt hij een vermaard declamator te
worden; iederen poëet belooft hij eens Von
del te evenaren, en in eiken komponist voor
ziet hij Wagener's gelijke. Goed dat het
kunstblad waaraan hij zijne kritiek als
primeur schenkt, in de geleerde wereld
onbekend staat, anders stege een kreet van
medelijden op voor den rechter, die zoo den
kunstsmaak zijns publieks weet te louteren.
Even verheugd mogen daarom de slacht
offers zijner beoordeelingen wezen, wanneer
er op hunnen ongekenden naam zulke onge
paste vergelijkingen gemaakt worden, der
wijze dat men een poëetaster aan Gezelle, en
een beginneling in de muziekkunst aan Pie-
ter Benoit gelijk stelt! Of onze vlaamsche
maestro in dit gezelschap zijn schik vindt
denken wij niet.
Den Zondag na de manifestatie der socia
listen, te Brussel, gaf een blad onzer stad
bijna 4 kolommen over den stoet, zijne in
richting, het getal deelnemers, enz. Dit alles
komt uit een ander blad, dat niet genoemd
wordt, maar men erkent dadelijk den stijl.
Als men zoo blindelings een blad afschrijft,
loopt men ook gevaar dezelfde slimmigheden
als het blad te begaan; zoo werd het getal
manifestanten, volgens het gevoelen der
meeste dagbladen, van 12 tot 15 duizend
geschat. Het blad waarvan wij spreken geeft
eenige cijfers op van deelnemers uit verschei
dene steden en geraakt reeds op een getal
van bijna 20,000, zonder de juiste getallen
op te geven voor de steden uit Luik en He
negouwen! Moest men die er bij tellen, men
kwame op 30,000 En het IJpersch blad
schrijft maar af zonder rekenen noch kijken.
Men spreekr verder van een <-strooibladje",
waarvan wij een Nr vóór ons bebben, opge
steld door M. de Saint-Patrick, 't Is koddig
een blad, wiens gedachten zoozeer in over
eenstemming zijn met die van het IJpersch
orgaan, voor een strooiblad te hooren opge
ven. Die van iets spreekt, zonder het van
nabij te kennen,loopt dikmaalsgevaar woord-
kramerij alleen bloot te leggen.
Een kroniekschrijver bestaat er ook, die
gaarne de toestanden vergelijkt met de ter
men uit het kaartspel, als zot, nelle, tninke,
enz. Zoek daarom geene verwantschap tus-
schen hem en het advokaatje dat eens eenen
solo-slim in den K. K. speelde en aldus in
zijn blad op een voetstukje geplaatst werd,
alhoewel groote verstanden soms elkander-
ontmoeten. Maar opmerkenswaardig noemen
wij de wijze waarop hij de werklieden kwes-
tiën beoordeelt: voor liem bestaat er maar
eene deugdrijke klas van werkvolk; 't zijn
die mannen, welke van eene te gekende
IJpersche klerikale maatschappij deelmaken.
Al de andere werklieden van elders, en die
hun kleur op den hoed niet dragen, worden
als gemeen gebroed aanzien. Er wordt min
achtend gesproken van hunne rechten, ge
spot met hunne pogingen om op een hooger
peil te rijzen, geschreeuwd op hunne verga
deringen en betoogingen. En dat verschil?
Omdat de kaartspeler kroniekschrijver zijn
kalotevolk van dicht kent en als select roemt;
terwijl hij het streven eener niet min belang
rijke klas slechts beoordeelt, naar den tekst
der klerikale aristotenbladen, welke het
grauw (zoo noemen zij het volk) in zijnen
oorsprong willen verwurgen. Ziedaar het
gevolg van eenzijdige beoordeelingen.
Kiezers let op.
Op den buiten worden de kiezerslijsten
gevormd en er is schier niemand die het
weet. De pastoor burgemeester, beveelt de
inschrijving van den katholieken secretaris.
Meer dan ooit moet er opgelet worden want
in 1887 zijn er kiezingen voor de helft van
den gemeenteraad. Van ééne stem kan de
uitslag der kiezing afhangen en het zijn de
liberale kiezers die men achterlaat. Nog
nooit heeft men meer bedrog gebruikt dan
nude kaloten zijn immers bijna overal mee
ster en zij vreezen eene hevige klopping in
vele plaatsen. Daarom liberalen let op. Men
maakt algemeene kiezers van deze die niet
genoeg betalen, men schrabt uit de liberalen
die recht hebben en men neemt de kaloten op
zonder er één achter te laten en dit alles zon
der om te zien of er eene wet of niet, of als
er nog rechters zijn in ons Belgenland. Men
werkt om vele katholieke kiezers en weinig
liberale kiezers. Daar is het doel.
Men beweert dat er kleine gemeenten zijn,
waar de stemmerslijsten zoo onregelmatig
zijn opgemaakt geweest, dat er niet min dan
dertig reclamatiën zijn gedaan geweest. En
waarom juist al de kaloten op de lijst ge
bracht en de liberalen daar gelaten? Uit
partijgeest, anders niet, om alzoo te kunnen
boven kraaien in de aanstaande kiezing. Let
op dus liberalen, en dient voor 25" Septem-
tember uwe reclamatiën in bij den greffler
van den provincialen raad te Brugge. Let op,
om de handelwijze van zulke burgemeesters
te laten kennen, opdat de kiezers ze eene
buize geven, ol als er niets aan te doen is,
uit oorzaak van de macht der geestelijken
en der kasteelheeren, tracht bewijzen van
zulke handelwijze bekomen en te bewaren,
opdat de feiten in de kamers kunne aange
haald worden. Zulke burgemeesters zijn
pliclitig en verdienen afgezet te worden. Nu
ware dit onmogelijk, maar met de eerste
verandering van ministerie zouden zulke
burgemeesters moeten afgezet worden en
loon naar werken ontvangen.
Zoodus liberalen let op.
X. den 8 September 1886.
Victor.
Vervalsching van levensmiddelen.
Het meel, zoo het onderzoek der werk-
commissie gezegd heeft, wordt vervalscht
met gemalen steen, china-clayedat weegt
zwaar in de schaal en de meelverkoopers
winnen dubbel en dik, want gemalen steen
kost schier niemendalle.
Door steen kan men niet vergiftigd wor
den, antwoordt men. Neen, maar gemalen
steen is en blijft een onverteerbare kost; de
mensch heeft geene maag van eenen struis
vogel, die, zegt men, steenen kan verteeren.
In den gemalen steen zit geen voedsel;
hoe moet de maag ten langen laatsten beder
ven, en wij behouden het er voor dat, na
jaren, meer dan eene maagziekte daaruit
voorkomt.
Eene strenge wet op de vervalsching der
levensmiddelen zou hoogst noodig zijn, en
zij zou niet alleen gezond zijn voor de beurs
maar ook voor 't lichaam van de menschen.
Op den buiten eet men het brood natuur
lijk: het meel komt van zelf geleverd koren
en het is geheel aannemelijk dat dit eene der
redens is wij zeggen eene der redens dat
de menschen op den buiten doorgaans ge
zonder zijn en langer leven. Doch de ver
valsching wint daar ook veld.
Hoe witter het brood is, hoe minder voed
zame krachten het in heeft, aangezien die
witheid verkregen wordt door scheikundige
middelen, die de voedzame krachten ver
zwakken.
Niet alle bakkerijen gebruiken dat ver
mengd meel, en vele die het verbruiken,
worden er zelfs onwetend mee bedrogen: het
is maar in zekere bloemmolens en bakke
rijen dat de deugnieterij der vermenging
begaan wordt.
Er zou een streng onderzoek en een regel
matig toezicht op die nijverheden moeten
worden uitgeoefend. Waarom zulks niet
steeds gedaan wordtt kunnen wij onmogelijk
begrijpen.
Als men eens weet of drie van die eerlijke
meelmannen had betrapt en hunne oneer
lijkheid aan den dag gebracht dooreen goed
en degelijk vonnis, zouden anderen wel
voorzichtiger worden.
De werkman die arbeidt heeft recht op
deugdelijk voedsel; maar het is zoo ver ge
komen dat hij niets meer eet dat niet in
voedselweerde verminderd is.
Eene strenge wet, al komt men dan ook
met de vrijheid van koophandel voor den
dag, zou een groot goedoen.
Landbouw voorslaanders.
Men weet dat sedert een jaar van hier
de klerikale groote katten den landbouw uit
zijne duurzame krisis gingen trekken, de
boeren gingen rijk en weeldrig maken, enz.,
enz.
Ziehier het antwoord welk een ongelukki
ge verhagelde pachter kreeg op vraag van
onderstand:
Brussel, den 12 Juni 1886.
Mijnheer,
"In antwoord op uw verzoekschrift van
1 Juni heb ik de eer u te laten weten dat
- er bij de begrooting van mijn Departement
- geen krediet aangeschreven is, waarop er
geldelijke hulp kan genomen worden ten
gunste van landbouwers, wier oogst door
den hagel is verwoest geworden.
Nochthans, ik heb uwe aanvraag naar
den heer Minister van Finantiën verzonden
die, krachtens art. 37 en 38 der wet van
15 September 1807, geiieele of gedeeltelijke
teruggave der grondbelasting kan toestaan
aan de schatplichtigen die, ten gevolge
van rampspoedige gebeurtenissen, verlie-
zen hebben ondergaan.
Aanvaard, Mijnheer de verzekering mij-
ner volkomene hoogachting.
En de hulp is nog te komen en zal naar
alle waarschijnlijkheid wegblijven.
O die ministeriëele gelukmakers
Jl. Zondag kwam de heer Lapiere in vol
len draf de Elverdinghestraat ingereden, toen
het 5jarig zoontje van Masscho, langzager,
op de Beestenmarkt, onder de wielen ge
raakte en eene erge wonde aan het hoold
bekwam.
Gelukkiglijk was er daar juist een heel
meester tegenwoordig, die de wonde toege-
naaid heeft. Het ongeval heeft geene erge
gevolgen gehad.
Nijverheids-dekoratiën van 2e klas.
LEOPOLD II, Koning der Belgen,
Aan allen tegenwoordigen en toeko
menden, Heil.
Gezien de koninklijke besluiten van 7 No
vember 1847, en 28 Februari 1861, ten titel
van belooning een onderscheidingsteeken
voor de nijverheidswerkers instellende; wil
lende de diensten beloonen aan de nijverheid
des lands bewezen door een zeker getal
werklieden, van wier titels aan 't Staatsbe
stuur bericht gegeven is geweest;
Op het voorstel van onzen Minister van
Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken,
hebben Wij besloten en besluiten
Arr. 1. De decoratie van 2de klas, ingesteld
door de voormelde koninklijke besluiten, is
toegestaan aan de nijverheidswerkers, wier
namen en titels hierna vermeld zijn.
Art. 2. Onze Minister van Landbouw, Nij
verheid en Openbare Werken, is gelast met
de uitvoering van het tegenwoordig besluit
Gegeven te Brussel, den 13 Augusti 1885.
LEOPOLD.
Door den Koning,
de Minister van Landbouw,
Nijverheid en Openbare Werken,
Ridder de Moreau.
Declein, Willem, 41 jaar, gehuwd blik
slager, zinkwerkerswerkman te IJperen.
Aanvaard in 1857, in hoedanigheid van leer
jongen in de werkhuizen van den heer Dely,
wachtte Declein niet zich te onderscheiden.
Hij vervult, sinds verscheidene jaren, de
bediening van meestergast. Declein doet zich
opmerken door zijn verstand en door zijne
neerstigheid aan 't werk.Gedrag en zedelijk
heid zijn onberispelijk.
Dewilde, Frans, 61 jaar, gehuwd blee-
kersmeestersgast, te IJperen. Dewilde
werkt sinds een-en-twintig jaren, in de lijn
waad-bleekerij van den heer Annoot, te IJpe
ren. Hij bedient de plaats van meestergast en
kwijt zich met vlijt en trouw van zijne plich
ten. Het is een verstandige werkman, zeer
verknocht aan zijne patronen.
Dewilde maakt deel van den Werkrech-
tersraad in hoedanigheid van toegevoegd lid.
Hij is zeer geacht van zijne medeleden, wier
vertrouwen hij heeft weten te winnen door
zijn rechtschapen en vredelievenden geest.
Zijn gedrag is onberispelijk.
Har teel, Auguste, 39 jaar, gehuwd,
le werkman juwelier, te IJperen. Harteel
is over 17jaar in dienst getreden bijl en heer
Hollevoet, in hoedanigheid van meg&ergast-
juwelier. Hij onderscheidde zich door zijnen
vlijt, zijne vlugheid en merkwaardige be
kwaamheid. Harteel maakt deel van den
Werkrechtersraad in hoedanigheid van wer
kelijk lid. Zijn zeker oordeel en zijne groote
onpartijdigheid zijn zeer hoog geschat. Zijn
gedrag is onberispelijk.
Dinsdag, omstreeks 6 ure 's avonds, reed
een rijtuig, aan een landbouwer der omstre
ken behoorende,in de Rijselstraat, toen eens
klaps het paard bleef stilstaan onbekwaam
nog een voet te verzetten,onder den slag van
eene mergberoerte.
De nieuwe veearts onzer rijschool, de heer
Bergeron, die daar bij toeval voorbij ging,
deed het in een naburig herberg leiden, waar
hij het de noodige zorgen toediende.
De zieke kon 's anderendaags naar zijnen
stal terugkeeren en is heden op goeden voet
van genezing.
van IJperen.
Schieting van Maandag 6 Sept. 1886.
Naar de punten.
Butaye Arthur, 4 5 4 5 4 22
Bogaert Alphonse, 3 4 4 5 4 20
Dezuttere Arthur, 4 3 4 2 5 18
Froidure Robert, 3 4 2 3 4 16
Froidure Eugène, 4 4 4 1 3 16
Nieuwkerke.
Vervoetiana et Pie-rötiana.
Vervoet (in zijne begeestering).
Mij komt de eedleeere toe,men moet het wel belijden,
't jN'ieuwkerksch Geusche element naar te hebben
Pie-röte (springt huppelend binnen).
Pie-röte.
Ver voet.
Pie-röte.
Vervoet.
Pie-röte.
Vervoet.
3d. TAFEREEL.
(Vervoet en Pie-róte zitten sainen aan tafel.
Vervoet draagt eenen toast op aan de
H. Pia-róta, patrones van Pie-róte, hier
tegenwoordig).
Pie-róte.
Vercoet, (uit's Hemelsch rijk gesmeten).
Pie-röle.
Vervoet.
Pie-róte.
Vervoet.
Pie-röte.
Vervoet.
Pie-röte.
Vervoet.
Pie-röte.
Vervoet (zuchtend).
Pie-röte.
Vervoet (opgetogen).
lil -
pte TAFEREEL.
[uitgeroeid
De palm der zegepraal zal men den strijder wijden
Die voor de heilige zaak,die ketters heeft geboeid
Maar ook, wat kost het niet? Wat moeite? wat ge-
[varen I
'k Heb zeker eene doos vol aflaten verdiend,
En heb ik geen bedrog noch leugens kunnen sparen
'kHeb ten minste 't geluk, Leo te hebben gediend!
Ja, ja! 't heeft mij gekost! Wen soms in mijne droo-
[men
Ik, vol zwier, zonder erg, een ruitje stukken sloeg
De geuzen van 't stadhuis,die zonden mij naar Romen:
Een plank was, volgens hun, voor mij ruim mooi
[genoeg
Meer nogWil ik nu eens 't klokkeluiden verbieden
En stillekens daarom 't deurtje sluiten der kerk,
Dan snauwt men toe Het zal, in naam der wet,
[geschieden
En 't zij me lief of leed, de luiders gaan aan't werk
Daarmede is 't niet al! Komt eens de tijd van't kie-
[zen
Men voorspelt ons honderd tien stemmen meerder,
[heid
Wacht men naar den uitslag, men zegtze gaan
[verliezen
Maar God! ze hebben ons wel, honderd buizen bereid!
En ware het niet dat ik, nu en dan in mijn spreken
Den droit nouveau bespot of cent gendarpies n
[oproep,
Ze zouden zich nog meer op mij weten te wreken
En mij netjes, je weet, doen slikken pepersoep
(Hij gaat glimlachend rond de zaal).
2de TAFEREEL.
1.
Uw vreugd
Verheugt
Mijn harte zeer,
Kortom
Waarom
Lacht gij, Menheer
2.
Ik dacht
'k Veracht
Den geuzenboel 1
En raak
Met smaak
Stil aan mijn doel
Hebt jij
Spreekt vrij
Een ander lust
Dan mij
Door jij
Zoo graag gekust?
4.
Ik vind
Mijn kind,
Dit vraagje d(jn
Vol vier
En zwier
O lielje mijnl
5.
Welaan
Komaan
Mijn Pietje lief,
Noem mij
Maar vrij
Uw hartedief?
6.
'k Wil graag
Uw Traag
Beantwoorden teer;
'k Leg goed
Met spoed
Een totje neerl
Je zijt een engel, Piet....
Maar ook een bengel soms...
Zwijg, wat gaat u dat aanKom, laat ons ernstig
zijn! Je weet
Wat zou ik weten
Je weet of je weet niet, maar je zult ras verstaan
Wat ik u zeggen wil. Welaan, sinds enkle dagen
Is eene familie ten dorpe hier afgestapt!
Een muis voor onze kat! Vandaag zal ik 't nog wagen
Haar een bezoek te doen, dat is gauw afgelapt
Of liever gij zult gaan en met drie van de kindren
Zult ge in het magazij n hun koopen drie paar schoen.
Mijn allerbeste Piet, zulks kan mij geenszins hin-
[dren,
Maar 'k kan moeilijk verstaan, wat goed zulks u
[kan doen...
Maar, mijne lieve toch,waar zitten dan uw zinnen!..
Wat goed mij zulks kan doen Drie kindren meer
[in school I
Zóo, zóo bravo
En nog, nen kiezer dien wij winnen 1
Bravissimo, mijn Piet! dat is een stukje kool
Te méér in onzen oven! Wij gaan wafels bakken I
't Is iets gewonnen, maar, helaas I 't gewin is klein'
Welaan, snel er gauw heen en laat den moed nie'
[zakken'
Zoodus, ik trek er uit, maar 'k wou, 6 liefje mijnt
U nog eerst knielend om de benedictie smeken 1
Paxtecum et in tuis jupobibus, amenl
Cravachï-