TAN IJPEREW EN HIT ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. 7'- - Eerste Jaar. Zaterdag 27n November 1886. Nummer 48. IJzerenweg. EIGEN KEUZE Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vojr artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede dié voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Vertrekuren van IJperen naar Poporinghe, 6-50 9-09 10-00 12-07 3-00 Al wie zich laat inschrijven WÏSör op dit blad voor het jaar 1887, zal hetzelfde van heden af tot Nieuw jaar gratis ontvangen. De rijkdom der Bisschoppen. Over drie maanden waren we zoo vrij te denken, dat, te midden van algemeenen nood en nijpende krisis, onze bisschoppen iets hadden kunnen bijdragen tot leniging der volksellende, indien zij het waarlijk goed met de ongelukkige armen meenden. Het medelijdend Nieuwsblad zegde niets in antwoord, maar kondigde een artikel af, waarin het met gloeiend dommen spot vroeg, dat de op wachtgeld gestelde onder wijzers die zelfs hun geld niet regelmatig trekken en veelal armoede lijden de el- lendigen zouden bijstaan. Dergelijke spot ternij was ten minste misplaatst in een pastoorsblad, dat den naam wil hebben al de schoone kristelijke deugden van liefda digheid en edelmoedigheid te bezitten. In derdaad, vele dier ongelukkige onderwijzers, vaders van famielje, moeten weken en maan den verbeiden naar hun wachtgeld onder andere te Ciergnon, voorbeeld door iedereen gekend, intusschen moeten vrouw en kinderen eten en leven en de eerlijke vader, om zijne lievelingen geen honger te zien lijden, is menigwerf tot de vernederende noodzakelijkheid gedwongen schulden te maken, want die menschen zijn niet rijk door erfenis noch bruidschat en liggen niets te vorenverbeeld u dan hunne karige leefwijze, hun zuinig bestaan, hun armoedig huishouden. Is het in die voorwaarden dat een klerikale schrijver onbeschaamd, met slecht verdoken BRUSSELSCHE ZEDENSCHETS (15® Vervolg en slot). Daarl honderd duizend frankriep hij. Hoe? het huweliksplan is verbroken? O, mijn vader, mijn majoor, laat mij u bedan ken. Gij maakt in eens drie gelukkigenju belde Liza's broeder. Zoo? En wie dan? vroegen beiden, verwonderd. Uwen neef, mijn majooruwe dochter, vader; en mij, haar broeder en zijn besten vriend. Ik dacht wel, dat het niet door zou gaan. Gij, mijn majoor, een man van de be schaafde wereld,.... De Majoor knikte zelftevreden. En gij, vader, ging de luitenant voort, zoo diep in de kennis der menschelijke ziel ervaren,... De doktor knikte zelftevreden. Gij zoudt niet gedoogen, dat twee jonge lieden, die elkander niet kennen en dus voor elkander niet de minste genegenheid gevoe len kunnen, dat zij door een hatelijken en gebaten keten, als galeislaven worden aan eengesmeed, om het overige hunner dagen, spot, die ongelukkigen mag aanvallen om hunne ellende nog pijnlijker te doen uit schijnen? Dit verwekt de verontwaardiging der treffelijke en onpartijdige lieden. Doch, onze veronderstelling (dat de bis schoppen hunnen overvloed zouden kunnen vermaken tot hulp der noodlijdenden) is ten minste niet van grond ontbloot. De opvolgers der arme apostelen van den armen Christus, zijn inderdaad prinsen der H. Kerk, niet in den figuurlijken zin van den catechismus, maar in volle wezenlijkheiddoor hun weel- dig huishouden, hunne talrijke dienstboden, hun rijk gestoffeerd paleis, hunne paarden en rijtuigen, hun prachtvertoon op gods dienstige en soms op wereldlijke feestenl Voeg daarbij het vadsig leven in eenen welgevul- den zetel, de lekkere eetmalen, de fijne flesch en de noble dame uit de aristokratische wereld. Nochtans, volgens Christus' wil, moeten zij nederig, ootmoedig zijn, aan de wereld- sche goederen verzaken; het evangelie komt op tegen prachtvertoon en eigendom. De kerkvaders spreken insgelijks in dezen zin Welke is de natuurlijke schikking, vraagt deH. Ambrosius, de schikking door God genomen Dat de aarde aan allen toebe- hoore, en allen gelijk recht aan hare voortbrengselen hebben. De natuur heeft de gelijke verdeeling gewild; de overwel- diging des menschen heeft den persoonlij- ken eigendom medegebracht. Wellicht wist het Nieuwsblad niet, dat die kerkvader zoo 'n groot socialist was! Om met zich zeiven eens te blijven, zou het blad wel moeten de theorie van den H. Am brosius ^bevechten gelijk die van Anseele en Defuisseaux. Uit goddelijk recht, zegt de H. Augusti- nus, behoort de aarde den Heere. Hij gaf ze te gelijkendeele aan armen en rij- ken: al de menschen zijn van hetzelfde slijk gemaakt. Nog al een, die de gelijke verdeeling wil; 't is een theocratisch socialismus 1 Alle eigendom komt uit onrechtveerdig- heid v«2rt, roept den H. Hiëronymus uit. De K. Damianus, op Christus' woorden steunendeWilt gij volmaakt wezenga verkoop wat gij hebt en geef het aan den arme - De ri)ke 8een eigenaar, lS te geven doet hij geen ge+L >&T ..j^en rechtvaardig werk; e^: g°ed teru& te ^on< in onaangenaamheden m verdriet, voort te slepen. Gij zoudt'Tftfe'LwiHen... Halt! dat is waar, sakkerloot! Nu, laat maar zijn dan! Zoo wilde M. Stekel't heb ben. Ja; mijn zoon heeft gelijk. Res ipsa lo quitur! meende ook de emeritus. Dus dit huwelijk wordt onbepaald uit gesteld. Bin gij blijft ondertusschen goede vrienden. Gij hebt beiden te veel verstand hier gaven de twee oude vrienden teeke nen van instemming en ondervinding... O, om mijnentwil moet er niet getwist worden, bevestigde heel zoetsappig Liza's vader. Ik twist nooit, riep M. Stekel. Ik wil, voorden donder! van geen twist hooren, en daarmeê uit En nu, ging de jager voort, loop ik aan onze jongelingen uwe beslissing aankondi gen. Zal hun geen klein beetje aangenaam zijn. Doch daar bespeurde hij de flesschen. Donderbliksemsjuichte hij, laat ons een borrel ledigen op het vredetractaat Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij schonk in en zij dronken. De Doktor zegde li'oi en de Ma joor, gaf een grol als antwoord. Fideel kwam aangetrappeld en loeg dat zijn mond tot zijn ooren reikte. Mijnheeren, zei hijhier is ons huwe lijkskoppel. En zich rechtstreeks tot de rijken wen dende, roept hijBeeft bij de gedachte van - het laatste oordeel, indien gij den armen niet alles weer geeft wat gij bezit; men zal u niet van vrekheid, maar van roof beschuldigen; men zal u niet veroordeelen omdat gij te zeer aan uwe goederen ver- kleefd zijt, maar omdat gij eens anders goed gestolen hebt. Dat is geen lekker vooruitzicht voor den rijken Paus, de rijke Bisschoppen en de restDaar de kerkvaders, door de armen, hier de Kerk begrijpen, ver- ontweerdigen zij zich, omdat de christenen bij hun afsterven, hunne goederen aan de kerk niet overlaten. Zij willen hunne bloedverwanten van geene vergankelijke goederen onterven, zegt Salvianus, en zij - onterven zich zeiven van het eeuwig leven; zij willen hunne bloedverwanten in de - ellende niet laten, en zij veroordeelen zich zeiven tot eene ellende, welke niet ophou- den zal. Wil men zich letterlijk bij de Evangelische staathuiskunde bepalen, ziedaar wat zij leert welke leerstelsels zij verdedigt. Zijn het Nieuwsblad en zijne meesters te akkoord om deze stelregels goed te keuren? In prin ciep misschien; maar de praktijk is een ander letter. Onze hedendaagsche bisschoppen zou den moeten het voorbeeld geven, denken wij; maar ze zijn tot het verlaten hunner eigen dommen en pracht niet meer gezind dan degenen, waarvan Damianus met droefheid schreef: De bisschoppen brengen hun leven over in koninklijke feestelijkheden, inbrui- lofisfeestmalen. Zij zwemmen in de goede- ren, welke hun enkel in bruikleen toever- trouwd zijn, terwijl deze, wien de goederen toebehooren, van honger sterven. Verder schrijft hij nog- 't Is niet om in hun na- tuurlijk onderhoud te voorziendat zij aldus de rijkdommen betrachten, maar wel opdat de met vleesch gevulde schotels naar Indische specerijen rieken en opdat de honigzoete wijn in kristalen bekers perele; opdat overal, waar zij aankomen, men de muren en zolderingen hunner kamers met prachtige tapijten bekleede, alsook hunne zetels.... Hunne bedden zijn schooner ver- sierd dan de altaren. Purper schijnt te eenvoudig, men gebruikt er verschillende gekleurde stoffen voor men misprijst de wol der lammeren, en doet, uit verre lan- den, kostelijke pelsen komen. Nog spreek ik hier niet, van de met gouden gesteenten opgeluisterde drinkschalen, noch van de gansch met goud bedekte bisschopstaven (crosses), noch van de vingerringen met overgroote ingewerkte edelgesteenten. Alfons en Liza traden gearmd binnen. Men ziet van hier, hoe de anderen verwonderd opkeken. De majoor deed de bullepees sissen, de doktor wierp de armen in de lucht en riep: Stupete genles! terwijl de luitenant eenige stappen achteruit deinsde. Algemeene verbazing dus. Mijnheer Pyrrhus, mijn oom, begon de primus der humaniora, ik wil u... Onnoodig! onderbrak Theodoor. De zaak is geklonkenLooft den heer der her scharen. Gij zijt beiden vrij? Nu was het de beurt aan de twee geliefden verbaasd te staan. Wat zegt gij, vrij? gilden beiden te ge lijk. Het huwelijk zal geen plaats hebben. Neenbevestigden in basstem de twee oude vrienden. Hoe? En waarom niet, vader? vroeg Liza. Wel, omdat gij beiden er tegen zijt, riep haar vader. Wij beiden er tegen? - Wie zegt dat? gilden nog eens twee stemmen tegelijk. Wel uw broer, de luitenant zegt het, sakker-sakkerloot! Wie fopt me hier? brui- de kryger. Hier zit een stok in 't wiel, legde de jonge advokaat bloot, doch ik wil hem eruit trekken. Toen ik dezen morgen hier aan kwam, was het natuurlijk mijn wensch, dit Men ziet dat Damianus op zijne tong niet gevallen was, hij vond eenen wakkeren me dekamper in den H. Bernardus, die aldus den bisschoppen aansprak: Zegt mij, bis- schoppen, wat doet het goud aan de brei- dels uwer. paarden. Zij, die naakt zijn, zij, die honger hebben, roepen met mijBis- schoppen, wat doet het goud aan het gebit uwer paarden? Verjaagt het goud dier ge- bitten de koude en den honger 't Is ons goed, dat gij verkwist; uwe ijdele verkwis- tingen zijn eene wreede strooperij.... Ons leven dient om uwe braspartijen te helpen inrichten. Maar Damianus en Bernardus klopten aan doovemans deur. Verdienen de bisschoppen nu hetzelfde verwijt niet meer? En zijn onze slechte tijden niet vol gelijkenis met den slechten tijd van voorheen? Indien wij dan met den grooten predikant vragen dat de gemijterden slechts hunnen overvloed aan hunne lijdende broeders afstaan, zijn we veeleer geleid door een menschlievend ge voel, dan door partijdrift en spotternij, gelijk in het geval van ons - katholiek orgaan het Nieuwsblad, tegenover de arme onder wijzers. Wij zijn nieuwsgierig de repliek van 't gezegend blad te lezen. D. N. T. Over het boek, het lezen en de boekerijen. Mijne boeken zijn mijne beste vrienden, zegde een groot man, omdat ze mij nooit vervelen. Ik ben dus liefst in mijn studie- kamertje bij mijne vrienden. Er ligt zooveel waarheid in bovenstaanden zin, en konden velen dit begrijpen, velen zouden er wel mede varen. Het lezen van een aangenaam en nuttig boek smaakt zoo goed bij eenen waren lezer, als een fijn maal bij eenen lekkerbek. Daarbij, het nut, door het lezen van een degelijk werk opgedaan, is voor den mensch een bijblijvend kapitaal, dat niemand meer ontnemen kan. Is het niet genoeglijk, gedurende die lange winteravon den, nevens eene goede kachel te zitten, waar aangename lectuur in den gezelligen huislij ken kring gesmaakt wordt? Is het niet dood vervelend, des avonds niemand in het kofflj- huis aan te treffen, met wien men een ver trouwelijk praatje kan aanvangen? Gaat men dan niet misnoegd huiswaarts, denkende: Had ik bij vrouw en kinderen gebleven, - om ons met een goed boek te vermaken, ik hadde meer verstand gebruikt Zekerlijk er ware gewin van geld, van huwelijk in 't dak te zien blijven, aangezien ik mejufvrouw Liza niet kende. Zij bevond zich in 't zelfde geval te mijnen opzichte. Doch nu ik het geluk had, haar te leeren kennen, hare schoonheid te bewonderen, ha re zeldzame zielegaven te bevatten, en uit haren mond te vernemen, dat ik haar niet gansch onverschillig ben en zij mij toelaat te trachten haar levensheil te verzekeren, nu, verstaat gij... Nu?... Ha, donderbliksems, ik heb voor den koning van Pruisen gewrocht!... riep met kluchtige wanhoop de officier. En ik niet, dan?! kwekte de oud-orde- nans hem na. Wat is dat altemaal voor een hutsepot Spreek klaar, sakkerloot! tierde vreeselijk de majoor, wien dat onopgelost raadsel ver veelde. Mijnheer de majoor, zei Liza, daar ik Alfons heb leeren kennen, als èen man van eer, goed van hart en edel van karakter. Edel van karakter? onderbrak haar broeder. Wel hij zou de neef van zijn oom niet zijn. Gij zegt wel, luitenant! bevestigde de gevleide brombeer. En, ging Alfons voort, zich tot den docter richtend, dat ik in uwe dochter eene bloem van lieftalligheid en deugdzaamheid mocht vinden... Jamaar, Alfons, Liesje-meid is vaders HET WEEKBLAD 4-00 6-25 9-05 9-58. Poperinghe-Hazebrouck, 6-50 12-07 6-25. Houthera, 5-30 8-20 11-16 5-20. Komen, 5-30 8-05 8-20 9-58 10-10 11-16 2-41 2-53 5-20 8-58. Komen-Ai'mentiers, 5-30 - 8-05 11-16 2-53 8-58. Rousselare, 7-4510-45 12-204-10 6-30. Langemarck-Ostende, 7-23 12-22 3-58 6-22. Kortrijk, 5-30 8-20 9-58 11-16 - 2-41 5-20. Kortrijk-Brussel, 5-30 9-58 11-16 2-41 5-20. Kortrijk-Gent, 5-30— 3-20 11-16 2 41, 5-20. door K.-ZI. DE QUÉKER.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1886 | | pagina 1