STADSNIEUWS.
al de lezers die zich aanbiedt-n kunnen niet
naar believen geriefd worden, ofwel zij mo
gen zich met eene vr d tevreden stellen in
afwachting van iels beters!
Het beheer der stadsboekerij liet langen
tijd te wenschen en de kommissie was onvol
ledig. Twee Vlaamschgezinde mannen, die
nu onze stad verlaten hebben, hadden graag
dien bestuurraad willen volledigen: maar
toen men van het inzicht kennis kreeg om in
het komiteit der boekerij twee Vlaamschge
zinde leden te benoemen, werd den bestuur
raad in eens volledigd en de aspiranten ble
ven haken, zoodat wij in de kommissie der
boekerij geen enkelen verdediger onzer moe
dertaal aantreffen, onder de HH Bossaert,
adv., Kilsdonck, prof., Gaimant,, apoth. De-
noyelle, oud-prof., Cordonnier, bijzondere,
Iweins, voorzitter van den tribunaalen
Böhm, teekenmeester.
Daarenboven hebben deze heeren, ééne
uitzondering daarlatende, den tijd niet om
zich geheel en ganseh toe te leggen op het
waarnemen hunner gewichtige bediening.
De volksboekerij vraagt, eisckt al hunne on-
middelijke zorgen, zoowel voor eene gedeel
telijke aanvulling met nieuwe werken, als
voor de volledige reiniging van die belache
lijke werkjes, die eerder op hunne plaats zijn
in eene kongregatie dan in eene stadsboeke
rij, welke het hare zou moeten bijbrengen
tot het verspreiden der vrijzinnige gedachten
onder bet volk, terwijl bet nu geheel tegen
overgesteld is.
En daar wij toch aan 't beknibbelen zijn,
kunnen wij verder zeggen, dat het aankoo-
pen van nieuwe werken, zoo voordeelig bij
onze IJpersche liberale boekhandelaars ge
schieden kan, als bij de vreemde. Deze ver-
koopen aan geen genadiger prijs dan de onze.
Inderdaad de commissie die de onze op een
werk hebben, wordt bun doon den aankoo-
per niet betaald, maar wel door den uitgever
of verkooper gegeven. Zoo ging een onzer
boekverkoopers aan het biblioteekkomiteit
een ex. aanbieden van Le Cortège des
moyens de transport,een prachtalbum door
het huis Rozez, uitgegeven met chromo's
door A. Heins. Het album werd onwaardig
geoordeeld om in de stadsboekerij te prijken
omdat de teekeningen niet genoeg afge
werkt waren.
Après cela, on tire l'échelle!
Derde artikel (20 Juni 1886).
- Het belang der zaak eischt dat wij nog
maals op de Stadsboekerij terugkeeren. De
laatst gedrukte kataloog onzer openbare
bibliotheek dagteekent van 1870. Hoe daarin
de titels der werken opgezocht, waarmede
onze boekerij verrijkt is in den loop van 16
jaar? Want bijvoegsel of aanhangsel kunnen
misschien wel verschenen zijn ten gebruike
van den boekhouder of van de leden des
bestuurraads, maar nooit werd dergelijk
stuk in 't publiek verspreid.
11k meen dat er geen kataloog der werken
uit de Volksboekerij bestaat, anders dan een
volgeschreven dikke cahier zonder het
evenwel stellig te durven verzekeren. In elk
geval is hij mij nooit onder de handen
gevallen. Om te bestatigen uit welke boeken
onze Volksbibliotheek bestond, was liet dus
noodzakelijk er persoonlijk heen te gaan en
eens van dicht bij die ongekende producten
te bekijken.
Men vond er de letterkundige voort
brengselen van uitnemend veel katholieke,
godvreezende schrijvers, die aldus door hunne
gewijde proza machtig veel bijdragen tot de
langzame verkwezeling der IJpersche volks
klas.
Van schrijvers, die in tegenovergestelde'!
zin werken, is er Conscience daarlatende
om zoo te zeggen geen spoor.
Toen de Bestuurraad der stedelijke af-
deeling van het Willem's-Fonds van den
toestand kennis kreeg, werd in eene open
bare vergadering iiet gedacht geopperd, de
stichting eener volksboekerij van het W. F.
te bewerken. Dit gedacht is thans eene
wezenlijkheid geworden en de boekerij van
het W. F. is gesticht. Nederig is haar begin,
maar zij zal bloeien en degelijke vruchten
afwerpen. De hr. boekbewaarder verklaarde
ons dat er zich bij hem personen aangeboden
hadden, die 'anders nooit geenen voet in de
Stadsboekerij zetten, en dat men juist die
werken vraagt, welke als de laatste uitga
ven doorgaan en in gemelde bibliotheek
onvindbaar zijn. GeiregatHoveling, Van
Lennep, Teiriynck-Styns, Courtmans, Con
science, Wazenaar (A. Devos), enz. worden
veel gezocht, en onder de vertalingen, de
werken van Dickens, Marryat, Verne en
Erkmann-Chatrian.
Dat de nederige boekerij van het W. F.
onder het lezend publiek onzer stad. kalan
ten vindt, is alreeds een bewijs van de nood
zakelijkheid baars bestaans. Dit zal de toe
komst nog verder bewijzen.
Vierde artikel (5 September 1886).
Een oud gebruik onzer stad wil, dat er
den avond na de prijsdeeling lichtsteking
(verlichting met oordjeskaarsen en olieglaas
jes) ter eere der kinderen uit de beurt, die
prijzen kregen, plaats hebbe. 't Is misschien
de eenige zaak, waar er geen partij tusschen
steekt, zoodat liberalen verlichten voor de
leerlingen der geestelijke scholen en de kleri-
kalen voor die der offlciëele scholen, 's An
derdaags gaan de laureaten, met hunne
prijzen in de hand, de geburen bedanken en
laten te zelfden tijd hunne belooningen zien.
Derwijze kon ik er een degelijk aantal door
bladeren. Hemelsche deugd! weeral meest
allemaal Fransche boeken,en welke boeken?
Maar zwijge ik liever over den inhoud en
bestatige nogmaals, gelijk vroeger, dat de
prijsdeelingen andermaal gediend hebben om
ons volk en burgerij meer en meer te ver-
franschen met karrevrachten Franschen
blaai. Uitzonderingen waren zoo zeldzaam,
dat ik bijna al tie titels derVlaamsche boeken,
die mij onder de band vielen, onthouden heb:
Blozende Kriekske door 1. Teirlynck
Bloeiende Reuzen, door Teirlynck; Rey-
naert de Vos, door Pr. Van Duyse; Album
der Conscience-feesten, Door het Gebergte
en eenige andere. Uit deze bijzondere voor
beelden, kan ik tot de algemeenheid niet
besluiten, met te zeggen dat dit de eenige
uitgedeelde werken waren, en dat er geen
andere geschonken werden; neen, maar wat
zijn eenige Vlaamscbe werken in verhouding
met misschien tienmaal meer Fransche? en,
mijns dunkens, is die verhouding in wezen
lijkheid nog te klein!
Zouden de lokale bladen daar niet kun
nen op wijzen in plaats van méégaand de
oogen te sluiten, elk uit eerbied of vrees voor
do chefs zijner partij? Want die feiten zijn
gekend en niemand kan zich te goeder trouw
achter zijne onwetendheid, nopens die zaak,
verschuilen. Kan het kwaad in den wortel
niet uitgeroeid worden, dat men het ten
minste aantaste en opkometegen bestuurlijke
willekeur! In onzen rassenstrijd moeten we
slechts het groote doel voor oogen hebben,
en daarom moeten de grillen van der Vlaam
scbe zaak ongenegene personen zonder aar
zeling bevochten worden.
Wij laten natuurlijk aan het brusselsch
blad de verantwoordelijkheid zijner inlich
tingen,' maar wij hebben met ware voldoe-
ding die korresponden tien overgenomen en
aldus onzen plicht gedaan.
De Kolenkwestie.
De Belgische kolennijverheid heeft sinds
lang aangetoond dat de Fransche Markt,
baren bijzonderen uitvoer, liaar dagelijks
meer en meer ontsnapt. Wat meer is, de
vreemde kolen komen met haar dikwijls
zegepralend mededingen in zekere streken
op onze binnenlandsche markt.
De Engelscbe kolen, door de haven van
Oostende en Nieuwpoort ingevoerd, geraken
er toe, hoe wonderbaar zulks ook schijnen
moge, de onze in zekere streken van West-
Vlaanderen te verdringen, en die noodlottige
toestand voor onze nationale nijverheid zal
nog verslechten als men het ontwerp ten
uitvoer brengt dat de verlenging van den
buurtspoorweg, die Oostende en Nieuwpoort
bedient, tot aan IJperen ten doel heeft. De
Engelscbe kolen, op de wagens van den engen
spoorweg geladen, zullen rechtstreeks, zon
der overlading, tot in het hart van Vlaan
deren toekomen. De Belgische kolen, inte
gendeel, zullen aan overlading onderworpen
zijn en, van dan af, wordt de mededinging
voor hun onmogelijk.
't Is hetgeen de Kolenvereeniging der
kommen van Charleroi en de Neêr-Samber,
in een verzoekschrift aan de Wetgeving ge
stuurd, heel duidelijk komt uiteen te doen.
Zooals de verzoekers liet zeer wel zeggen, er
bestaat een middel om het gevaar af te we
ren, met een broeden ijzerweg, en niet een
engen, aan te leggen om de uitgestrekte en
rijke streken, tusschen Kortrijk en IJperen,
en tusschen IJperen en Veurne gelegen, te
bedienen. Er valt op te merken dat de Han
delskring van 't arrondissement IJperen
sinds tien jaren bij het Staatsbestuur aan
dringt om dergelijke gunst te verkrijgen. De
groote grondeigenaars, die allen volbloede
klerikalen zijn, hebben altijd het aanleggen
van dien ijzerweg tegengewerkt, omdat hij
voor gevolg hebben zou hunne uitgestrekte
eigendommen te schenden en omdat de be
langhebbenden denken dat de beschaving en
de verlichting tot het hart van Vlaanderen
niet moeten doordringen. Ormoodig, niet
waar, den Vlaamschen landmandie zoo
onderdanig en zoo gewillig is, te ontvoogden?
De stad IJperen, die liberaal is, denkt
anders; maar wat is bet belang van eene stad
nevens dat van eenige invloedhebbende per
sonen onder politiek en geldeliik oogpunt
beschouwd?
Om de klachten, die wat al te vinnig wor
den, te doen eindigen, is men op het gedacht
gekomen zich tot Nationale Maatschappij
der Buurtspoorwegen te wenden; en deze
stelt vóór den gevraagden ijzerweg door
eenen kleinen buurttram te vervangen, die
het doel, dat men beoogt, niet bereiken zou.
Daarenboven, de richting van dien tram is
strijdig met de wenschen van den koophan
del der gansche steek. Zoo is 't, dat men, om
aan de eischen van eenige groote katten te
voldoen, de linie eenen omweg van 7 kilo
meters maken doet.
Zoo ver gaat de fantazij- en willekeur
heerschappij, dat geen enkel Slaatsingenieur
zelfs geraadpleegd is geweest. Dat alles wordt
in familje geklonken.
Werde de tram van groote sektie nog aan
gelegd, zoodanig dat men het voerend mate
rieel der Staatsijzerwegen gebruiken kan,
dat zou, tot een zeker punt, voldoening
schenken aan den plaatselijken koophandel
en aan de kolennijverheid; maar daar is niets
van.
In die voorwaarden zal de buurtspoorweg
geenszins aan de inlandsche koien vuordeelig
zijn, maar wel aan de Engelsche, die geene
inkormechten betalen.
De volksvertegenwoordigers en senateur
van 't arrondissement IJperen willen niets
doen. Zij zijn zoo zeker van hunne kiezers!
Daarom is het aan de vertegenwoordigers
van Bergen en Charleroi van de kwestie ter
hand te nemen.
Gelijk de Kolenvereeniging het doet op
merken, moesten de koienmannen er niet
toekomen hunne voortbrengselen in liet land
uit te breiden, om hen schadeloos te stellen
over het verlies van uitvoer naar den vreem
de, dan zal de toestand van onze koolmijnen,
reeds zoo gespannen, nog meer en meer
onheilspellend worden.
De gelegenheid is opperbest gepast voor
het Staatsbestuur om te toonen dat het iets
anders wil dan schoone beloften.
(Chronique)
De tweede concert-voordracht
in hst Wiifems-Fonds.
Nog eens eivolle zaal en vrouwen in meer
derheid. 't Schijnt dat ze er waarlijk ver
maak in vinden, de vrouwen! Des te beter,
want het liberaliseeren der vrouw is een
gewichtig punt voor de toekomst onzer par
tij. Liberale feestjes met hunnen zedelijken
invloed moeten opwegen tegen de gevolgen
welke onze denkwijze kan ondergaan, door
de kortzichtigheid van mosselliberalen die
hunne meisjes aan maseurkens toevertrou
wen 1
In den eerste kostte het vrij wat moeite
om het publiek tot de voordrachten van het
Willems-Fonds te lokken; maar dit jaar,
evenals het voorgaande, mocht men zich
telkens bij eene volle zaal verheugen en de
eerste moeilijkheden zijn overwonnen. 'tMag
een verblijdend verschijnsel heeten dat ons
Willems-Fonds zooveel belove. In dezen tijd
beginnen de werkzame vrijzinnige genoot
schappen zeldzaam te worden: ze vervallen
en verdwijnen, naarmate de kwijnziekte
zwaarder onze stad drukt (daarvan had Za
terdag avond laatst een onloochenbaar voor
beeld plaats, binst een traditionneel banket).
Het is noodig dat onze burgerij niet onver
schillig worde aan hetgeen er hier gebeurt,
om alleen in kaartspel, domino en vogelpik
eene waardige uitspanning te vindenIs het
dan te verwonderen, dat het werk van pro
paganda zoo zwaar en zoo ondankbaar is,
dat zij, die vooruit willen, wel eens op het
punt staan den moed te laten zinken? Wij
hopen dan een grondige ommekeer, eene
soort van wakker worden, welke iederen
liberaal verheugen zal. Voor hoofdmannen
en leiders is bet eene plicht, zich waardig te
houden en de beweging te sturen. Daartoe
kan het Wiliems-Fonds veel bijdragen.- nog
altijd voort goed gevolgde concert-voor-
drachten als de twee eerste, nog wat propa
ganda, en de maandelijksche algemeene ver
gaderingen zullen liet bestgekozene midden
uitmaken om de burgerij te leiden en te
wijzen. Als elk op zijnen post is en zijnen
plicht doet, kan in de voordrachten en ver
gaderingen van bet Willems-Fonds veel go*id
tot stand gebracht worden. Moge bet
niet bij eenen vromen wenscli blijven 1
Wij zegden dus dat er zeer veel volk was.
Is het uit gewoonte, omdat die feestjes reeds
diep ingedrongen zijn? Of was ho¥ LTVten
flinken spreker, M. Parmcnj^0^H (J,er
reeds drijmaal zu.Aggi bijval tT'
te hooren? Omknel
zijnen acklermida^fcafef -
deelte en voordracht* v,
hebben genoegen verwll|£
Ziehier een en ande
r-n °Kspellijs
"Y fl<Vcht.
J. L. T. speelde keurig en lJit-
noodiging tot de wals, een mooi stuk door
Weber. M. Deweerdt genoot veel bijval met
zijn kluchtlied Ne Jan of 'ne Voddeman,en
werd bij algemeene toejuichingen terug ge
roepen, om zijn laatste koepiet te herhalen,
dat aldus luidde
De allusie was te fijn en te welgepast, om
niet onmiddellijk door het publiek begrepen
te worden. Ook barst men los in eenen lan
gen schaterlach, en de naam van eenen ge-
kenden ijperschen jaknikker werd van het
eene einde der zaal tot het andere herhaald
Wij hebben met veel voldoening het krach
tig lied Volherding door den hr. A Duflou
hooren vertolken; zanger was wonder goed
in stem en de daverende bravo's hebben het
hem bewezen. I-Iet. kernachtig en gloedvol
muziek des lieds zou echter winnen, ware
het door eene baryton- of basstem uitge
galmd. Deze aanmerking neemt daarom niets
weg van de keurige manier, waarop de heer
Duflou het met zijne lichte tenorstem voor
droeg.
De oude, doch steeds gemoedelijke roman
ce, De Vondeling werd in plichtige stilte
aanhoord en M. A. Delmotte werd ook terug
geroepen. Uit de woorden echter kan men
opmaken dat dit lied eerder voor een kind,
dan voor een volwassen mensch, geschreven
is. Doch indien de keus niet gelukkig is, was
de uitvoering zeer voldoende.
M. E. Nolf, die wij reeds verleden jaar
gehoord hadden, heeft ons Variatiën voor
saxhoren gegeven met begeleiding van piano.
Het publiek beeft zijn kunstig spel door een
parige toejuichingen vergolden.
De heer Mailliard, de kundige tooneelist,
die stout weg elk vak aangrijpt, trad op met
Eene keers voor den duivel. Er werd weer
al veel gelachen en dapper toegejuicht en
toen de kluchtzanger teruggeroepen werd,
kwam hij volgaarne met liefdegemoed,voor
den duivel een keersken ontsteken 1
Nog eene iofspraak voor de lih. Moreaux
en Wittebroodl, de zedige maar knappe kla
vierspelers, die ons Juanita, een lieflijke
bolero, opnieuw ten gehoore gaven.
Nu komen wij aan de voordracht: De-
koopwaren van den kleidkalen handel.
De heer advokaat Parmentier heeft, zooals
wij het reeds vroeger meldden, eene specia
liteit van voordrachtenmen lierinnere zich
enkel zijne Tooverij en heksenprocessen
uit het verledene, van over twee jaar, en
zijn Dogma der Hel en het bestaan des
Duivels, volgens pater Schouppe,\an ver
ledenjaar. 't Moet zijn dat er iets overblijft
van het zaad, dat de lir. Parmentier hier-
eenmaal 's jaars komt strooien, want sedert
zijne laatste voordracht, hoort men meerma
len den naam van P. Schouppe spotsgewijze
in gesprekken aanhalen, hetgeen een bewijs
is, dat er wel iets overbleef in den geest des
volks, over dien doorluchtigen eerwaarden
vader. Advokaat Parmentier kent goed de
kunst iemand op flesschen te trekken, en
indien wij in geen land leven waar het be
lachelijke doodend is, leven wij ten minste
in een midden, waar het belachelijke de on
verschilligheid medebrengt.
Spreker heeft zijn onderwerp breedvoerig
behandeld, en wat hij al verteld heeft, gedu
rende een uur en tien minuten, zou nauwe
lijks in twee nummers van bet Weekblad
kunnen opgenomen worden, want M. Par
mentier spreekt snel het vloeit er uit
en op zoo'n tijdje kan men wel iets afspin-
nen! Vraag het liever aan degenen die er
tegenwoordig waren, en zij zullen u zeggen
hoe spreker zijn publiek vermaakte met zijne
komische klerikale geschiedenisjes, welke
ons wonder goed de knepen bloot leggen,
door de geestelijkheid aangewend, om de
onwetende en onnoozele dompelaars te over-
ltlappen, tot hunnen kant over te halen...
met hunne centen er bij, natuurlijk!
In eene wegslepende narede wees hij op de
noodzakelijkheid het onderwijs uit te brei
den, de verlichting des volks te bewerken,
opdat die schandige handel, door de papen
gedreven, niet langer meer zoo talrijke
slachtoffers make.
Donderende toejuichingen bedankten den
spreker over zijne flinke rede en krachtigen
oproep. Hetgeen wij tot nu toe in liet Wil
lems-Fonds niet gezien hadden, was dat de
toejuichingen eene tweede maal aanvingen,
toen de redenaar reeds op zijne plaats was
teruggekeerd. s.
Het Ceciliafeesi in de Ghosurs.
Chceurs en symphonie hebben verleden
Zalerdag hunne patrones gevierd. Volgens
het zeggen van geloofwaardige personen
vermindert dit jaarlijksch feestje van keer
tot keer.
Er waren maar 30 deelnemers aan het
feestmaal; zeer veel afwezigen. Men zag er
nocli eerevoorzitter noch voorzitter, (deze
was onpasselijk), noch gemeenteoverheden,
noch scbepene van schoone kunsten, slechts
ttoee raadsheéren op vijftien! Waar is de
schoone tijd van over tien a twintig jaar,
toen wij in de Ceciliafeesten der Chceurs zoo
tah'ijk waren, dat de deelnemers slechts met
moeite in de ruime zaal aan drie lange tafels
plaats vonden! En nu is er bijna niemand
meer: de oude leden kunnen er niet meer
komen, en bij vele der jongere ontbreekt le
feu sacré.
't Is waarlijk te bejammeren, 't is spijtig
te moeten zien dat de burgerij te IJperen zoo
onverschillig wordt aan edelmoedig pogen en
werken.
Waaraan liegt dat? Wiens schuld is het?
Wij denken dat'tis,omdat men in alles schier
aan eigene krachten en middelen overgelaten
is, en dat er zoo weinig aanmoediging komt
van hooger.
De muziekfeestjes zelve, die altijd zooveel
volk uitlokten, beginnen te kwijnen. Zoo
vertelt men ons dat er in de laatste tabagie
van de Chceurs geen 40 a 50 menschen wa
ren, een half dozijn schooljongens er bij ge
rekend. 't Is jammer!
Schoone Kunsten.
Meermaals reeds hadden wij het geluk op
den roem te kunnen wijzen die aan onze
jonge stadsgenoote, Mej. Louisa De Hem, op
hare kunstenaars loopbaan, overal waar zij
iets voortbracht, te beurt viel.
Heden smaken wij opnieuw datzelfde ge
noegen.
Wie kiest men voor de Kamers uit?
Ne Jan!
Wie maakt ook daar een groot geluid?
Ne Jan
Maar iemand die niet spreken kan,
En knikt zoo maar eens nu en dan,
Dat is 'ne voddeman