met hunne paarden bij de burgers of in af-
s$mningen. Die lieden, bij wien zij inge
kwartierd lagen, behandigden naderhand
hunne rekeningen aan de burgmeesters der
gemeenten, waar de gendarmen geweest wa
ren, op order hunner oversten. Die burg
meesters weigerden gezegde rekeningen te
betalen, welke gevolgentlijk aan den kapitein
der Limburgsche kompagnie gestuurd wer
den, die ze op zijne beurt naar Brussel, aan
den minister van Oorlog zond. Onlangs kwam
het antwoord, dat elke gendarm zijne eigene
rekening uit zijnen zak moest betalen, niet in
atkorting op hunne masse, maar in klinken
de munt! Zoo waren er mannen die boven de
70 fr. moesten betalen voor verblijfkosten
aan 4,50 fr. daags (2,50 fr. voor den man en
2 fr. voor het paard.)
Dat is eene oprechte schande voor ons land.
van deze mannen die dag en nacht hun leven
in gevaarstelden voor het openbaar ^welzijn,
zoo stiefmoederlijk te zien behandelen. Dat
Pontus hen eerst vergoede en ze vervolgens
vleie, in de Kamer, Ze zullen het veel liever
hebben. En 't ware veel rechtvaardiger.
Na generaal Pontus, nam de heer Sabatier
in dezer voege het woord
Ik heb wel juist geene redevoering te
doen naar aanleiding van dit debat. De heer
de Kerchove heeft dienaangaande eene vol
ledige thesis, die hij zal ontwikkelen.
Ook is 't om zoo te zeggen voor een per
soonlijk feit dat ik 't woord neem.
Dus zal ik er mij bij bepalen mijne houding-
ter zitting van eergisteren uit te leggen: ik
was in de zaal niet op 't oogenblik dat de
achtbare heer Beernaert'mijne getuigenis in
riep, verzekerende dat ik van oordeel zou
zijn dat men niets beters had kunnen doen
dan de Regeering gedaan had en ook niet
vlugger had kunnen handelen.
Toen ik ter zitting kwam, teekende ik on-
middelijk protest aan, ten einde een misver
verstand, dat ik mij niet kan verklaren, te
doen ophouden.
Het debat zou hiermee kunnen gedaan zijn,
indien de achtbare minister van financiën
ons wilde uitleggen in welken zin hij bedoel
de te spreken.
Beernaert stond daar gelijk een droeve
jongen, op heeler daad betrapt, en zegde dat
hij meende de getuigenis van den heer Saba
tier te mogen inroepen, nevens de getuigenis
des lieeren Baliseaux in den Senaat. Doch de
heer Sabatier hernam:
Dit antwoord kan mij niet ten volle be
vredigen. Ik moet derhalve aandringen om
de Kamer te overtuigen dat ik de taai die de
achtbare minister mij toeschrijft, onmogelijk
kan gevoerd hebben.
Ik hen van gevoelen dat het overmatig
lang heeft geduurd eer de troepen ie Charle
roi zijn aangekomen. Geruchtrecht). De
achtbare minister van oorlog spreekt van
merkwaardigen spoed maar indien de mi
litairen vinden dat men 10 1/2 uur noodig
heeft om een eskadron te zenden uit Doornijk
naar Charleroi, dan moet men bekennen dat
de woorden voor hen eene andere beteekenis
hebben dan degene die wij er aan toeschrij
ven. Het le eskadron wierd te middernacht
gevraagd en kwam maar le Charleroi ie
halfelf 's morgens; doch op dat punt dring ik
niet aan: de vertraging kan te verwijten zijn
aan 't spoorwegbestuur, dat misschien niet
de noodige schikkingen had genomen. In elk
geval komt mijn besluit hierop neer: dat
men, ten einde een opstand in de streek van
Charleroi te bedwingen, zich niet meer mag
betrouwen op het zenden van troepen. Ge
mor, rechts.)
Er bestaat een dreigend, een al te groot
gevaar. Aangezien de troepen niet binnen ze
ker tijdverloop ter plaatse kunnen geraken,
moet men eene sterkere bezetting te Charle
roi leggen, ten einde te beletten dat de gru
weldaden die wij beleefd hebben zich nog
zouden voordoen.
Het is zoo waar dat, zooals de heer minis
ter heeft gezegd, zoodra de troepen waren
aangekomen en, helaas! gebruik van hare
wapens hadden gemaakt* de rust nagenoeg
in gansch de streek was hersteld.
Later, toen de vereeniging der eigenaars
van kolenmijnen nieuwe onlusien vreesde,
dan heeft de minister van oorlog, ik zeg
het te zijner eereze voorkomen, met er
onrniddelijk troepen heen te zenden. Die toe
zending heeft den besten uitslag gehad.
Ik volhard dus met de vragen dat de bezet
ting van Charleroi versterkt worde en bijge
volg dat er eene kavallerie-kazerne worde
gebouwd. En dit geeft mij aanleiding om te
vragen waarom die kazerne, wier oprichting
sedert een jaar beslist werd, nog niet ge
bouwd is?
Waarom er dezen zomer geen begin mee
gemaakt? Eene goede bezetting is, mijns
inziens, het eenig hulpmiddel tegen den toe
stand.
Doch ik kom terug tot de beweegreden die
den heer Beernaert er toe zou bewogen heb
ben zich op mijne getuigenis te beroepen.
Evenals hij, verklaarde hij, zou ik geoor
deeld hebben dat men niet beter en niet spoe
diger hadde kunnen handelen. Ziehier noch
tans een fei tte Roux waren er troepen noo
dig; welnu, in plaats van ze daar te doen af
stappen, voerde men ze eerst naar Charleroi,
van waar zij te voet naar Roux moesten te-
rugkeeren en zoo verloor men drie uren
Daar ik die feiten kende, is 't nog al na
tuurlijk dat ik mij niet voldaan heb verklaard.
Mogelijk geschiedt dat zoo volgens de regle
menten, doch dan moet men de reglementen
maar veranderen
Te Monceau, wilden de werklieden den
arbeid niet hervatten als zij niet beschermd
werden door de aanwezigheid van soldaten.
In den avond van den 2ö, deden de werksta
kers al de fabrieken der vallei stilleggende
gestichten van Coijillet en van La Providen
ce hadden soldaten, doch te Monceau waren
er geene.
Men zal bekennen dat dit niet van aard
was om ons de maatregelen der Regeering tó'
doen goedkeuren, ik mag zeggen ons
vermits ik administrateur van die maat
schappij ben.
Zelfs schreef men aan den krijgsbevelheb
ber te Charleroi, naar aanleiding dier hoog
ovens, welke dreigden te creveeren om
de gewone uitdrukking te bezigen. En inder
daad, er was veel tijd noodig om ze opnieuw
in staat te stellen gietijzer voort te brengen.
Ook eischt de belanghebbende maatschap
pij thans schadevergoeding van de gemeente
Monceau. Ik wil aan de Regeering, die wel
licht in de zaak kan betrokken worden, 't
voordeel mijner getuigenis niet laten. Hu
moerrechts).
Ziedaar de uitleggingen die ik aan de
Kamer wenschte te geven.
Beernaert beweerde evenwel dat de Re
geering in regel was, en beloofde aan den
heer Sabatier (om hem te doen zwijgen),
eene kazern voorde ruiterij.
De zeer gematigde heer Pirmez zou het
Staatsbestuur niet onvoorwaardelijk durven
goedkeuren. Dien dag bevond ik mij in
mijne familie, zegde het achtbaar lid, op
500 meters afstand der fabriek van Bau-
doux. Het huis waarin ik mij bevond was
omsingeld en gedurende vier of vijf uren
heb ik op de aankomst der troepen ge-
wacht. Stellig had ik, in mijnen toe-
stand, liever veel spoediger hulp zien op-
dagen.
Verder, vervolgde spreker: Heeft de
Regeering alles gedaan wat zij kon? Ik zeg
niet dat alles volmaakt was. De Regeering
is verantwoordelijk voor de openbare orde,
en dat vraagstuk gaat alle andere vooraf.»
Zoo is 't, en daarin bleef de Regeering te
kort. Ze kwam te laat met hare hulp; haar
hoofd was op holze had moeten voorzien en
vóórkomen. Maar onze onbekwame minis
ters schoten er bij te kort.
Dan sprak de wakkere vertegenwoordi
ger, de heer de Kerchove de Denterghem:
Na de uitleggingen die wij hebben ge
hoord, zal mijn antwoord naar aanleiding
van een incident onzer zitting van eergiste
ren en waar men gemeend heeft eene inter
pellatie van te moeten maken, zeer kort zijn.
Toen ik den heer minister van financiën
zich hoorde beroepen op de getuigenis van
den lieer Sabatier, bevreemdde mij zijne be
wering te meer daar zijne woorden niet
meer hetzelfde zijn als de woorden welke in
de Handelingen der zitting van eergisteren
voorkomen.
Spreker vergelijkt den tekst van de
Handelingen der Kamer met dien der steno
grafie.
Deze terechtwijzing, zegt hij, zal in de
Handelingen worden opgenomen en, na de
uitleggingen van den heer Sabatier, hoefik
me met dat punt niet meer bezig te houden.
Eergisteren mededeeling vragende van het
verslag van den achtbaren generaal Van-
dersmissen, meende ik dat ik dat stuk zou
mógen voorlezen aan de Kamer. Doch in de
voorwaarden, waarin men het mij heeft
medegedeeld, blijft het eene vertrouwelijke
mededeeling.
wa t ik echter mag zeggen is dat er mij
uit de lezing van dit verslag een indruk van
diepe droefheid is overgebleven. Ik heb er in
gezien dat generaal Vandersmissen daags na
de gebeurtenissen verklaarde dat het niet te
begrijpen is hoe de handhaving der orde toe
vertrouwd wordt aan een leger dat uitslui
tend uit kinderen der volksklas bestaat.
Geruchtrechts).
Welnu, die verwittiging werd van in de
maand April aan de Regeering gegeven. En
wat heeft men sedert gedaan?
De heer Van Wambeke. Wat hebt gij
zelf gedaan? [Onderbrekinglinks).
De heer de Kerchove de Dentergliein.
Wij stonden niet tegenover dezelfde gebeur
tenissen. [Gerucht, rechts
'tIs het parlementair initiatief dat thans
bij monde van graaf d'Oultremont optreedt,
ofschoon de Regeering alleen in staat is der
gelijke vraagstukken op le lossen in 't belang
van 's lands veiligheid, [Links, zeerwel).
Gelukkige volken vergeten gauw, doch ik
geef aan de Regeering den raad niet te verge
ten nu de welvaart schijnt te herleven
dat, wat thans kan verkregen worden van
de geestdrift des lands, willicht nadien zal
moeten afgedwongen worden van zijne rede!
[Linkszeer wel)
M. de Kerckhove de Derterghem werd
even dapper uit de tribunen, als door zijne
medeleden,toegejuicht. De rechterzijde maak
te een helsch gerucht, om alle verdere dis
cussie onmogelijk te maken. De klerikale
kamerheertjes schreeuwden en tierden, toen
ze zagen dat hun ministerie zoo deerlijk ge
kalefaterd wierd. Nochtans vond minister
Beernaert er geen bezwaar in, datgene uit
het verslag van generaal Vandersmissen voor
te lezen, waarop M. de Kerchove gezinspeeld
had.
Ziehier hoe generaal Vandersmissen zich
uitdrukt
Overal hebben de troepen zich wel ge
dragen; hare betrekkingen met de inwoners
waren goed; doch er hebben zich vrij ge
wichtige daden van tuchteloosheid voorge
daan; zekere soldaten hebben geroepen
Leve de republiek!
Zelfs heeft een soldaat het inzicht uitge
drukt om op zijne oversten te schieten. Die
twee feiten van vergrijp tegen de tucht zijn
voor den krijgsraad gebracht en gestraft
geworden.
In zijn verslag voegt generaal Vander-
s'missen er bij dat zoodra het leger niet meer
alleen onder de volksklassen zal geworven
worden, de goede bestanddeeelen zullen op
wegen tegen de slechte.
Er ligt geen hoegenaamd bezwaar in, zegt
de heer Minister, dat dit gedeelte van het
verslag door iedereen gekend zij.
Het zal ons voldoende wezen het oordeel
van generaal Vandersmissen, een vakman,
nevens dit van het Nieuwsblad te stellen,
dat, volgens zijn zeggen, eenen opsteller
heeft die ook gedurende eenigen tijd piot
was't Is om die reden, dat het pastoorsblad
sinds eenen tijd, uit eigen belang eene reeks
artikelen afkondigt, tegen den persoonlijken
en verplichten dienst.
Galblaas Woeste scheen te mistrouwen,
wat generaal Vandersmissen voorhield; wel
nu, zegde hij onder andere, ik doe uitschij
nen dat, zoo de plaatsvervanging werd afge
schaft, de zéven achtsten van 't leger zouden
samengesteld zijn, zooals nu.Doch hij werd
rap gebekstopt door den heer de Kerchove:
1-Iet achtbaar lid, zegde hij, stelt de theo
rie van het voorbeeld niet in practijkop
welke theorie hij zich zoo dikwijls beroept.
Indien de afschaffing der plaatsvervangers de
bestanddeelen des legers niet met het achtste
moet verbeteren, dan zal het reeds eene
onmiddelijke weldaad zijn; en men mag ver
onderstellen dat dit achtste deel invloed ge
noeg op de zeven andere achste deelen zal
hebben om hun zijne eigene hoedanigheden
in te printen. BI. 128.
Indien het Nieuwsblad lust gevoelt dit
alles te weerleggen, wij zullen hem.... 3 we
ken tijd geven.
Het pr.penblad zei dat de liberalen, in de
jaren- 40, de pattateplaag op den rug der
jezuiten geschoven hadden; hewel, het te
laat aanbrengen der hulp in de onlusten der
maand Maart, schuiven wij op den rug der
ministers. Aan het Nieuwsblad diejezuieten
(in frak en broek) wit te wasschen
Mieuwjaarwensch van het Weekblad.
Er is oorlog op handen.
In alle politieke bladen wordt er druk
gesproken over de vraag, of er een oorlog
op banden is.
Er zijn zwartzienders, die eene botsing
tusschen Duitschland en Frankrijk als zeer
aanstaande beschouwen.
Er zijn ook dagbladen, die, spijts de ont
zaglijke wapeningen bij beide groote tegen
strevers, toch in het behoud van den vrede
blijven gelooven. Zij steunen liun gevoelen
op deze reden, dat Frankrijk zoowel als
Duitschland er eerst lang en grondig zullen
over nadenken, alvorens eenen oorlog te
verklaren, waarvan de gevolgen onbereken
baar zullen zijn en die totaal op de verplette
ring van een der groote Staten zou uitloo-
pen.
Frankrijk en Duitschland staan van kop
tot teen gewapend; beider legers worden
ondersteld thans tegen elkander op te wegen,
zoodat noch de eene, noch de andere zeker
heid bezit in zulke gevaarlijke onderneming
te overwinnen.
Een briefwisselaar uit Parijs geeft de
redenen op, waarom hij denkt dat de oorlog
volgens hem niet aanstaande is.
Ten eerste, men begint geenen oorlog in
den winter. Vervolgens zal Frankrijk in
Maart of in April nog niet klaar zijn met de
herinrichting zijner leger- en zeemacht, ter
wijl Duitschland ook nog met zijne nieuwe
inrichtingen niet zal gedaan hebben. In
beide landen vervaardigt men nieuwe gewe
ren voor het leger, die onmogelijk allen
tegen de lente zullen kunnen afgeleverd
worden.
Overigens, de burgerij in Frankrijk is heel
afkeerig van eenen oorlog, wiens uitslag tot
lieden nog zoo twijfelachtig schijnt. Wel
wenscht zij vurig Lotharingen en den
Elzas te zien heroveren, maar verkiest zij
het oogenblik af te wachten, waarop de
kans met meer zekerheid kan worden geloo-
pen.
Frankrijks kolossale wapeningen gebeur
den tot heden eerst en vooral met het oog op
de verdediging; voor den aanval zou men
daar nog niet gereed zijn.
Wat nu Duitschland betreft, het moet op
zijne hoede zijn tegen de houding van Rus
land, dat men zegt meer genegen te zijn
voor Frankrijk. Bismark, zoo meent de
Parijsche correspondent, zal zich dus wel
wachten eenen oorlog te beginnen, waarbij
hij zijne veroveringen van 1870 zou kunnen
verliezen.
Wiïiems-Fonds.
Het Algemeen Bestuur van het Wiltems-
Fonds komt den volgenden omzendbrief toe
te sturen, welken wij ons verhaasten eene
plaats in ons blad te geven;
Gent, 4 Januari 1887,
Aan de Besturen der A fdeeling en van hei
Willems-Fonds.
Geachte Heeren,
In de Algemeene Vergadering van 31 Oc
tober 11. werd met nadruk gewezen op de
noodzakelijkheid van bet inrichten van leer
gangen tot bet vormen van bekwaamheids-
kiezers, en de wensch uitgesproken dat de
verschillende Afdeelingen van het Willems-
Fonds ook aan die taak hare krachten
zouden wijden, zooals de Afdeeling Nieupoort
reeds gedaan heeft,
Iedereen zal het eens zijn om te bekennen
dat dergelij ke leergangenin de moedertaal
gegeven en met eenen echt nationalen geest
bezield, veel zouden bijdragen tot de verstan
delijke en zedelijke ontwikkeling onzer
't Is koud, de donkere nacht
Zweeft als een eindloos rouwkleed over de aarde.
Maar d'hoofdstad is verlicht en glanst in volle pracht
Daar is bijna geen nacht, waar zooveel weeldelacht,
Hoor! Iloor! die twaalf heldere toonen't is
Nieuwjaar ha, wat luide kreet.
Klinkt rond. Het oude jaar met vreugde en leed,
Gaat krak en stram, 't verleden bewonen.
't Is nieuwjaarziet ge daar dien vader niet,
Die wanklend door de breede straten dompeld?
Met moeite kan hij voort, hij hoort het lied
Dat stil de rijkaard in zijn'grootheid mompeld.
't Is Nieuwjaar! en zijn' kindren schreien daar
Zijn vrouw is ziek, en hij mag nog niet werken.
Ilij heeft geen brood om vrouw en kroost te sterken
U wensch ik; arme slaaf, een heilvol jaar!
't Is Nieuwjaarhoort gij ginds dien blijden kreet
Dat hel gerinkel van de feestbokalen.
Daar, is de vreugd, 't genot, de glans gereed
Om trotsend voor het oog des volks te pralen.
Het goud rolt op 't tapijt zoo blinkendmaar
Het is zoo gouw gewonnen, voor die menschen.
liet. komt van zelfs, wat wil ik hem dan wenschen
wat meer Mildadigheid voor 't nieuwe jaar
't. Is Nieuwjaar!... Priester die het woord van God,
Moet spreken en verkonden rond de wereld
Gedenkgedenk nu eens het rampvol lot
Van de'arme slaaf! en gij door glans ompereld.
Zoekt steeds meer rang en goud, en ja, nietwaar
Gij zijt de volgeling van hem, die hier beneden
Zoosober heeft geleefd, zoo nederig heeft gestreden
Ik wensch aan u, min eerzucht met dit jaar.
't Is Nieuwjaar!... Majesteit, zie toch eens rond.
wat diepe ellende nesteltin den lande
Het volk is moe en wacht met bleeken mond,
't Verkropt sijn' woede in 'thart en zuchtO schande
Miljoenen voor éënmensch als wij, niet waar
Dat doet eens denken, dat doet haten dat doet lijden
Gij zijt zoo machtig rijken de' arme moet zoo strijden
Schenk aan 't Volk, uw jaargeld voor ditjaar!
De Vlaming knielt niet meer, dan is hij iet,
Hij wilt en vergt, wat lang hem werd geweigerd
De waal die thans nog wanklend gebiedt
Beeft bij zijn krachtig woord en schrikt en steigert
VooruitVooruitde waarheid bleef ons nu
Gij zijt het vlaamsche volk gesteund door recht en
i (Vryheid,)
Thans roep ik man'lijk fier met uitgelaten blijheid.
Kom nog één harde schok 1 de zege is U
't Is Nieuwjaar Broeders dan den nijd gedoofd
't Tooneel wilt heden al zijn kindren tellen,
Vergeten zij de twist, verbroedert en gelooft,
Om de afgod die ons tergt terneer te vellen,
Daar klimt de vlaamsche kunstzon hel enklaar,
Zij schittert om ons heen, met koesterende stralen,
Vereenigt zijn wij sterk onz' macht is zonder pralen;
Ik wensch U. wil en Eendracht, met ditjaar