YAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
Tweede Jaar.
Zaterdag 5n Maart 188T.
Nummer 10.
Plaatsvervangers door vakmannen
beoordeeld.
De lijkverbranding.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 4 fr. per jaar voor de stad. 4 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 2 fr. 50. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
3C Vervolg.
(KAPITAAL EN INTREST VOOR 'T Nieuwsblad).
Wij hadden desnoods deze bespreking kun
nen staken, met het overwegend oordeel der
generaals Guillaume, Vandersmissen en Bri-
almont aan te halen.
Indien we echter ophieldenware het niet
bij gebrek aan talrijker getuigenissen en
zienswijzen, over de zedelijke waarde der
plaatsvervangers in het leger. Neen, schrif
ten en redevoeringen van staatsmannen en
ministers zouden ons nog ettelijke argumen
ten opleveren, ten voordeele onzer meening,
tegen die van het Nieuwsblad, dat in volle
gemoedelijkheid schrijven dorst - datderem-
plaganten bijlange de slechtste soldaten niet
zijn.
Indien het brein van den schrijver dier
laaatste woorden, voor gezond verstand vat
baar is, moet hij zonderling gekeken hebben,
bij het lezen der officiëele bewijzen, die wij
gaven en zijne zienswijze letterlijk deden
verzwinden. Want, al onze handelingen zijn
uit geteekende of officiëele stukken geknipt,
en wegen eenigzins zwaarder in de balans,
dan de naïeve eigenzinnige beoordeeling van
eenen ouden gediende.
Dit gezegd, houden wij ons met eene nieu
we getuigenis bezig.
Vele onzer lezers kennen misschien den
oud-bevelhebber van het Kamp van Bever-
loo, kolonel Theodoor Weimerskirch, dien
de krasse Patrouille Verre de kirsch -
gedoopt heeft. Op 10 Nov. 86 stuurde hij dei-
Kamer een verslag over eene zaak, -waar
voor hij dertig jaar gestreden heeft, de aan
neming van den verplichten krijgsdienst. -
Het bevreemdt ons zeer dat de Kamerheeren
Golaert en Struye daarvan aan hun plaatse
lijk Nieuwsbladje niet gesproken hebben,
om dit blad au courant te zetten van zekere
kwestiën, waarin het zich zoo onbedacht en
lichtzinnig laat medeslepen. Het verwondert
ons nog meer dat de hr. kolonel Weimers
kirch, een goed katholiek, die zich altijd liet
tellen - au nombre des défenseurs les plus
résolus et les plus fidéles de l'Autel, du
Tróne et de la Patrie, zijn werk aan het
katholijk orgaan van IJper niet gezonden
heeft, en dit laatste er geen ademtje over
blies! Maar er zijn zooveel illustres incon-
nus, niet waar, Nieuwsbladl
Men denke echter niet, dat wij voor het
werk van kolonel Weimerskirch in stomme
aanbidding op de knieën vallen; neen, t is
om de eigenaardigheid zijner'redeneering dat
wij er over gewagen, en omdat het ons ver
maak doet, het katholiek Nieuwsblad bij
middel van katholieke getuigenissen duize
lig te maken. De kolonel weerlegt dus de
twee volgende klerikale opwerpingen tegen
den persoonlijken dienst:
I. De afschaffing van plaatsvervanging
en vrijwilligers met premie, door het stem
men van den persoonlijken krijgsdienst,
dwingt den burger eenen staat te kiezen die
hem tegensteekt, en is met de persoonlijke
vrijheid in strijd.
II. - Wij weigeren den tol des bloeds niet.
Alleenlijk, in plaats van hem zelf te betalen,
betalen wij hem door eenen rechtstreekschen
plaatsvervanger, door tusschenkomst eens
vrijwilligers, met premie, van den Staat ot
van eenen makelaar in remplaganten. Deze
voersenkomst is voor het leger onschadelijk:
het vraagt ons een man, wij geven hem dien
man. -
Punt I laten wij overlet, en zien wij het
antwoord des kolonels op puntjll: - 't Is.hier
het geval te zeggen dat eigenbelang verblindt
belet de waarheid van de valschheid te on
derscheiden, dikwijls zelfs ten nadeele onzer
eigenwaarde.
- Dit gaan wij hewijzenWat zou de ont
vanger der belastingen zeggen, indien gij hem
in plaats van zuiver goud, valsche munt in
de hand stoptet om uwe belastingen te beta
len? Natuurlijk zou hij uw slecht geld ver
werpen, zoo hij u niet, terzelfder tijd, doe
vervolgen.
- Wat moet de kolonel op zijne beurt zeg
gen, wanneer gij hem, oin u in de rangen
zijns regiments te vervangen, eenen man
aanbiedt, die op weinig uitzonderingen na,
opgeraapt is tusschen de luiaards, de land-
loopers, de nietdoeners die zich op kruis
straten en markten, bij de statiën en haven
in de zon laten braden? Wat moet hij aan
vangen met eenen man, veeltijds een steun
pilaar van slechte koten en kroegjes, ander
maal gekozen tusschen de kwijtgescholdenen
der bedelaars werkhuizen, tucht- en verbete
ringskorpsen, zelfs genomen onder déser
teurs en anderen door het Gerecht veroor
deelden? -
- Deze kolonel, die de verantwoordelijk
heid des bevels draagt tegenover den Staat,
en zielenlast tegenover de huisgezinnen, wel
ke hem hunne kinderen toevertrouwen die
officier, wiens vaderlijke plicht het is, over
het gedrag, de zeden en godsdienstbegrippen
zijner onderhoorigen te waken, zou het recht
hebben, u in't aangezicht te antwoorden:
- Mijnheer, door uwe eerlijke famielje,
door uwe verzorgde opvoeding, door uwe
godsdienstbegrippen, door uwe hoogere ge
leerdheid. zelfs door uwen maatschappelijken
stand, zijt gij als zedelijke waardezeven
vademen boven den kerel zonder huis ot
kluis, dien gij mij daar aanbiedt. Die verlo
ren-brood, ditondeugend wezen zou welhaast
een geesel en eene pest |worden voor mijne
jonge en goede vrijwilligers, gelijk voor mij
ne brave en eerlijke milicianen: terwijl gij,
Mijnheer, door uwe tegenwoordigheid in het
regiment, uwe kameraden door echt allooi
en goed voorbeeld zoudt verbeteren. Gij be
grijpt wel, dat indien de ondeugenden buiten
mijn regiment in hun slijk mogen blijven,
de goeden integendeel zullen geëerbiedigd
worden, zelfs onder het zedig uniform van
den kleinsten soldaat. -
- Te meer, voor mij, voor het regiment,
voor het leger, voor het Vaderland, zijt gij
een man van eer en plicht, die in den laatsten
strijd, door uwe waarde en voorbeeld
want edele rang verplicht vreesachtigen
en verraders beletten zult weg te loopen. In
alle omstandigheden, welk ook het gevaar
weze, zult gij uwen kolonel te volgen en den
dood te trotseeren hebben. -
- Ziedaar, Mijnheer, wat gij doen zult in
de rangen van een vaderlandsch leger, door
den verplichten dienst aangeworven. Gij ziet
dat gij u te laag schatdat gij meer, veel
meer waard zijt in zake van plicht, moed,
ridderlijkheid en eer, dan die bedorven land-
looper, welken gij mij geven wilt. Hem
schat ge te hoog, Mijnheer, met hem te ver
heffen om u te vervangen op het veld van
plicht en eer. Zulk eene taak volbrengt men
zelf, men draagt ze nooit iemand anders op,
vooral niet aan eenen ellendeling, die bij
lafheid of verraad, alles te winnen en niets
te verliezen heeft.
- Dien man. plaatsvervanger of vrijwilli
ger met premie, weiger ik en werp hem bui
ten de rangen mijns regiments. Ik wil slechts
mannen en soldaten hebben, die zonder dra
len, werkstaking, oproer en omwenteling
onderdrukken, het hoofd bieden aan de over
weldigers des vaderlands, en onbekwaam
zijn hun vel teverkoopen, aan wien het ook
zijn moge.
Kolonel Weimerskirch gaat in dien trant
voort, maar wij zullen hem niet verder vol
gen. Aan den toon alleen, waarop hij van de
plaatsvervangers spreekt, hoort men genoeg
niet waar, Nieuwsblad, dat hij ze in zijn
hart niet draagt De oude krijger is weera
een man van den stiel, die met kennis van za
ken spreekt, en indien wij hem zijne mee
ning over de plaatsvervangers, in zulke bit
tere en nijpende termen hooren uitdrukken,
is het ons niet moeilijk te raden, hoezeer hij
inwendig die huursoldaten verwenscht.
Guillaume, Vander Smissen en Brialmont
spraken met cijfersWeimerskirch spreekt
meest tot het harten eergevoel der flauwher-
tigen, die hunnen eerepost aan eenen huur
ling opdragen.
Zaturdag zullen wij een laatste artikel
hierover afkondigen, met de getuigenis eeni-
ger Staatsmannen over plaatsvervanging en
verplichten dienst.
D. N. T.
Te Rome was er eene onderneming die al
het noodige tot de begrafenisdiensten ver
schafte.
Zij had haren zetel in de aan den Venus
tempel palende ruime gebouwen, want de
wereldbekende godin had het voorzitterschap
des doods en des levens. Door tusschenkomst
der geestelijkheid had zij zelfs eene vooraf
neming op de kosten des uitvaarts, waarvan
de bestuurder den titel van libitinarius
droeg.
In 't sterfhuis riepen al de bij het sterven
des lijders aanwezige personen, den doode bij
zijnen naam, om hem te wekken wanneer
hij slechts slaapziek was. De overledene, op
een prachtig bed uitgestrekt, was in zijn
voorhuis tentoongesteld tot 't uur van den
lijkdienst, welke maar, voor de hoogere
klassen van personen, eene week na den
dood plaats had, hetgeen eene voorbereiding
tot het behouden des lijks vergde.
Er was geen volstrekte regel voor de
samenstelling des lijkstoets; deze was naar 't
goedvinden der familien geregeld.
De uitvaarten der uilgelezene personagen
gingen over de groote stadsplaats, het Fo
rum, waar men van uit het openbaar spreek
gestoelte den lof van den afgestorvene toe
zwaaide. Hun brandstapel verhief zich op 't
Champ de Mars. Daar werd het lichaam
van den doode met 't aangezicht naar boven
geplaatst; men deed hem de oogluiken open,
opdat hij den Hemel, zijne nieuwe verblijf
plaats, bewonderen kon; men sneed hem een
zijner kleine vingers af, plaatste in zijnen
mond het symbolisch obool, en 't naaste
familielid stak het vuur aan den stapel. Men
wierp in de vlammen al de kleedingstukken,
kleinooden, en voorwerpen, welke den over
leden 't nauwst aan 't hart lagen, tot teeken
van rouw.
Na deze plechtigheid, gaf de krijscher 't
aftochtsteeken, zeggende: of Ite licet ('k
laat u toe te vertrekken). De omstanders
antwoordden met den naam driemaal uit te
roepen: Wees gelukkig 1 Wees gelukkig!
Wij volgen in de door de natuur vereischte
orde 1 Men verdroeg dan de kruik, waarin
men de asch geplaatst had, naar 't graf.
Het was te Rome streng verboden binnen
de muren eene plaats voor lijkverbranding
of grafstede te hebben.
Een familiefeestmaal vereenigde 's avonds
de naaste bloedverwanten. Een ander had er
den negenden dag plaats, den novemdrtale.
Dan legde men den rouw af.
Voor hetgeen de lijkverbranding der min
deren, burgers, betreft, deze geschiedde in
eene daartoe bestemde plaats, ustrinum ge
noemd, omringd van houtstapels en magazij
nen, met genummerde kruiken welke de asch
der verbrande lijken ontvangen moesten.
Iedereen bracht er zijne dooden, die voor
geringen prijs verbrand werden.
Waar drie honderd afgestorvenen rustten
zonder iemand te schaden, zou men er moei
lijk eene halve dozijn kunnen ter aarde be
stellen, en nog hoe zou er de dampkring
zijn
Rome was ten tijde van zijnen luister en
roem, eene stad van drie k vier millioen
inwoners; zij telde een aanzienlijk tal ple
bejers, die na den dood tot de lijkverbran
ding geen recht hadden. De regeering had
die begrafenissen voorzien en vervulde ten
opzichte dezer armen hare plichten op eene
barbaarsche manier.
Stierf een ellendige plebejer, de bedienden
van den Libitinarius ijlden 's nachts naar
de woning van den overledene, besproeiden
't lijk met water, en plaatsten op zijn hoofd
eene gemeene kroon, het gebruik vergde
dit. Op eene berrie gelegd, werd het dan,
door fakkeldragers gevolgd, naar de puticali
gedragen. Deze waren gemetselde putten,
buiten stad gelegen, waarin men overhoop de
lijken der armen en der kwaaddoeners
wierp.
Maar die onderaardsche inrichtingen, zoo
uitgestrekt mogelijk, zouden welhaast een
verpestend middenpunt wezen, hadde men
zich tevreden gesteld zóó te werk te gaan.
Welnu, er waren te Rome openbare brand
stapels, waarop men tot elf lijken in eens tot
asch verbrandde; het elfste lichaam was dit
eener vrouw, uit reden zij meer vuurstof
bevatte 1?
Ziedaar voor 't verleden. Zie nu voor het
huidige en 't toekomende.
Onze kerkhoven wasemen gedurig bedor
ven en doodelijke gassen uit, welke onzicht
bare diertjes seplo pneuma bevatten. Door
den wind heind en ver gedragen, worden zij
ingeademd en veroorzaken gevaarlijke ziek
ten. De ontbinding der lijken geeft aanleiding
tot microben, die door zijpeling zich met wa
ter vermengen.
Stelt u, terzelfder tijde, de lijken voor in
verrotting, de wormen die ze doorknagen,
het afschu wlijk geraamte, de afgrijselijke ont
graving, de geweldadige inneming der kerk
hoven, en gij zult verstaan dat de teraarde
bestelling maar een overblijfsel der oude bar
barij is, terwijl de lijkverbranding geroepen
is voor de beschaving.
Men beweert dat de tot aschverbranding
met de wetten der natuur tegenstrijdig is.
Wat wil dan de natuur? Zij eischt de volle
dige vernietiging des lijks, opdat de elemen-
HET WEEKBLAD
1— -ÜI T.