VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
DE FAMILIE GRIJPZOUT.
Tweede Jaar.
Zaterdag 23n April 1887.
Nummer 17.
IJzerenweg.
De ZOOGEZEGDE WELDOENERS
van den Landbouw.
Abonnementsprijs voorop betaalbaari 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
Iijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers vojr artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eeAs gratis ingelijfd. De annoncen voor Belgüj, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
douerteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Vertrekuren van IJperen naar
Poporinghe, 6-50 9-09 10-00 12-07 3-00
Vele onzer lezers herinneren zich voor
al deze uit ons arrondissement dat in den
loop van den laatsten zomer, al de veld
vruchten op de gemeenten Langemarck,
Westrozebeke, enz. door eene geweldige
hagelvlaag vernietigd werden. Het tooneel
der verwoesting, dat wij met eigen oogen
aanschouwd hebben, was waarlijk treurig
*t was inderdaad de ruïne van ettelijke dag-
looners, kleine landbouwers, zelfs groote
pachters. Al die lieden, door het ongeluk
getroffen, vroegen hulp aan hemel en aarde.
Eenige eigenaars, rijk maar medelijdend,
schonken een jaar kwijtschelding van pacht;
anderen verklaarden zich voldaan met hal
ven huurprijs, of gaven een jaar uitstel van
betaling. Doch, schaamtelooze lieden, die
altijd zoeken den eenvoudigen buitenmensch
te bedriegen, beloofden aan de ongelukkigen
dat het Staatsbestuur de geledene schade
ging vergoeden, dat de contributiën of be
lastingen voor dit jaar niet zouden moeten
betaald worden. Met beloften dus... en rotte
appelen, die niemand kwetsen, wiegde men
die ongelukkigen in slaapzij vergaten min
of meer, hun ongeluk en leefden op hoop.
Die bedriegers waren eerstens eenige
zwartrokken, die ongegronde hoop vóór de
oogen der naïeve menschen deden opflikke
ren, en daarna eenige eerlooze penneknech-
Vijfde vervolg
Een beroemd parijzisch schildersalon zou
juist geopond worden. De hertog van Char-
tres had eene schitterende tentoonstelling
van de grootste meesters der vreemde natiën
bijeengebracht. Oostenrijk - Hongarie was
vooral rijk vertegenwoordigd. Het was eenen
magyaarschen kunstenaar, die Unyadi tee-
kende, wien men het hoogst lof en eer toe
zwaaide. Zijn tafereel, eene zinnebeeldige
samenstellingblonk inderdaad uit door
poëzie en schoonheid. Bij dat oostersche
werk dat over al de kunstuitingen der ma-
gyaren ligt, bezat de schilder de krachtige
penseelstreek der vlaainsche meesters. Venus,
de blonde schoonheid, in een liefelijken gaas
sluier gewikkeld, en door den dikgebuikten
Moloch op zijnen gouden wagen ter hoogte
meegevoerd terwijl de jeugdige Appolo
vruchteloos aan den voet van den Berg des
Genietens de vleugels slaat en de elpen lier
tokkelt, terwijl de Keten der Werkelijkheid
hem aan den Rotsblok der Armoede geklon
ken houdt, ziedaar het onderwerp der
gevierde schilderij: Molochs Triomf.
De trompetten der fransche en uitlandsche
critiek schalden om het luidst den roem des
hongaarschen kunstenaars, maar lieten in
benevelde en raadselachtige tusschenzinnen
verstaan, dat hij dien roem niet lang genie
ten die, vai^ hunnen kant, eerst die brave
lieden beklaagden en hun dan de ministeriee-
le mildheid beloofden. Daarop volgde een
Hosannahvoor het nationaal ministerie,
den Ridder van den Landbouw
Een eerlijk man belooft slechts wat hij
volbrengen kan. Menige dier volksbedriegers
wist vooraf dat hij bezig was, met die licht-
geloovige landlieden blauwe bloempjes op de
mouw te spetenWat geeft hun zulks Als
de boeren maar God vreezen en gerust zijn
in den Heer, dan is 't een gulden tijd voor
hunne meesters.
Een werkman van Poelcapelle, met wien
ik over die zaak destijds een gesprek had,
verklaarde mij dat een drietip hem zeker en
yastschadeloosstelling beloofd had., maar dat
hij moest een beetje wachten. Ik had mede
lijden met den goedgeloovige, en deed zijne
hoop verzwinden, met üem aan te toonen
hoe men schandelijk gelogen en hem bedro
gen hadhoe het minsterië maar geld uitgaf
voor rijke kloosters en vette kanonniken
doch geenszins voor den landman hoe het
daarbij weinig met de gewoonten der kleri
kale ministers zou overeenkomen, daar een
hunner het vermaarde De boer zal 't al
betalen uitvond
De werkman was verstomd, maar geloof
de mij.
Had ik ongelijk aldus te redeneeren, nu
wij bijna een jaar na datum zijn, en dat de
beloofde schadevergoeding niet gekomen,
maar zelfs officieel geweigerd is.
Wat vóór Paschen van dit jaar, werd in
Kamer en Senaat, het budget van den Land
bouw besproken, 't Was nu het oogenblik
voor onze Senatoor en Kamerheeren om op te
treden als verdedigers van den landbouw,
om van den minister eenige arme honderden
franks af te bidden voor de ongelukkige ver
hagelden, om eindelijk gansch den lande te
toonen, dat zij het goed meenen met de boe
ren. en bovenal met de boeren, de beproef
de landlieden van Poelcapelle, Langemarck,
West-Rozebeke, enz. Nu was het oogenblik
gekomen om aan die menschen te toonen
dat men hun waarlijk genegen was.
ten zou. Die meesterlijke uiting zou des
schilders zwanenzang wezen, eene doodelij-
ke en ongeneesbare ziekte had hem aange
tast.
Als dat waar is, dan beklaag ik dien
armen jongen, zei de dokter, terwijl hij zijn
blad toevouwde en zijn bril afvaagde, want
waarlijk die journalist, met zijne malle ver
telling, had hem, den onwrikbaren priester
der wetenschap, een traan in een hoek van
't oog gelokt.
Dat moet ik toch eens terloops gaan
overkijken, dacht hij verder, en belde om te
vernemen of mevrouw ook zinnens was uit
te gaan.
Ja, dat was zij. Een wandelingje van een
uur door de woelige, schoon straten bracht
hem in het schildersalon. Veel, veel schoons
was er te aanschouwen, doch Confucius
hield niet van mannen in verf; hij zag ze
veel liever in steen, zei hij.
Voor het groote doek van Hlaracek: De
Keizerstad aan den Donau, bleven de ge
neesheer en zijne kliënte lang nèergezeten.
De dokter had te Weenen gestudeerd, kende
al de omstreken, wees die met den vinger
aan en beschreef er de voornaamste schoon
heden van.
Zonder dat zij 't bemerkten was de kleine
weggeslopen. Met de handen op den rug,
en bewoog wiegelend zijn dik hoofd ten
teeken van tevredenheid. Daar bemerkte de
knaap eensklaps een groep menschen en
drong nader. Een groote stilte heerschte on-
Ziehier de rol onzer IJpersche wetgevers
gedurende de bespreking van het budget van
Landbouw en SpoorwegenSurmont, afwe
zig!
Berten, afwezig 1
Struye sprak over eenige kleine spoorweg
statiën van 't Arrondissement 1
Colaert disserteerde over de barak... par
don over onze statie
En de landbouw? hoor ik allen vragen.
Loop naar de maan, met uwen landbouw
En de ongelukkige verhagelden Och, laat
mijn hoofd gerust, ze moeten het maar
weten 1
Nochtans, indien noch Surmont, noch
Berten, enz. daarover een woord uitten, was
er evenwel een vreemdeling van ons Ar
rondissement, baron de Goninck van Merc-
kem, die ten voordeele onzer verhagelde
boeren uit het arrondissement IJperen
sprak.
Schande dus voor onze deputatie, die den
kaas van haar brood laat pakken, en door
vreemden onze zaken moet laten verdedi
gen 't Is ongehoord
Zoo lezen wij in het Beknopt verslag,
der zitting in den Senaat van 24 Maart 87,
bl. 76.
De heer baron de Goninck de Merckern.
Reeds vestigde ik de aandacht van den
achtbaren minister van landbouw op den
jammerlijken toestand waarin talrijke land-
bouwers verkeeren in de arrondissementen
Ieperen en Diksmuide, ten gevolge van een
vreeselijk onweder dat, in Juni laatsleden,
op twee uren tijd hunnen ganschen oogst
te niet bracht. Mijn inzicht was een amen-
dement voor te stellen aan de begrooting
houdende verleening van een krediet tot
gedeeltelijk schadeloosstelling van die on-
gelukkige landbouwers. Doch de zaak
nader beschouwd hebbende, zie ik dat het
x reglement van den Senaat mij niet toelaat
wijzigingen aan de begrooting voor te
x stellen.
x Die toepassing der Grondwet schijnt mij
x wat al te breed. Ik wil echter op dit punt
der die menschen. Slechts nu en dan werd er
gefluisterd en op een voor hem staande
tafereel gewezen. Dit tafereel was het boven
beschreven meesterstuk. Erbij op eenen
grooten leunstoel, die door twee dragers
werd bewaakt, zat een bleek en- uitgemer
geld man. Het was de kunstenaar. Zijne
lange zwarte haren krulden boven zijne
opgestoken rug en schouders; hij ademde
kort en moeilijk en zijne groote blauwe
oogen vestigden zich met eene ongemeene
scherpte op het hoofd der blonde Venus. Hij
hield zijn penseel in de hand en bewoog het
herhaalde malen in de richting der oogen
van het Venusbeeld, als wilde hij er iets aan
veranderen, eene andere uitdrukking in
brengen. Doch telkens overviel hem eene
kortademigheid, eene innerlijke hoestbui, en
de dragers strekten hem voor eenige oogen-
blikken achterwaarts in den zetel. De schil
der voelde wel, dat het de laatste maal was,
dat hij zijn werk aanschouwen zou; daarom
wilde hij eene laatste krachtinspanning po
gen, om aan die verhevendste uitdrukking
zijner droomen den nietigen penseeltrek te
geven, die het aan de onsterfelijkheid wijden
moest.
Vol deernis en bewondering stond achter
hem eene liefdevolle en aanbiddende menigte,
de heeren bijtende op hunne knevels, de
dames op haren zakdoek, om de hevige
aandoening, welke allen overmeesterde, te
verbergen.
x geenen redetwist verwekken. Ik bepaal er
x mij enkel bij de landbouwers die door de
ramp getroffen werden in de welwillend-
x heid van den achtbaren minister van land-
x bouw te bevelen.
x Hetzelfde onweder dat in bedoelde arron-
x dissementen die verwoestingen aanrichtte,
heeft ook in het departement Pas-de-Ca-
x lais gewoed. De fransche regeering heeft
x niet geaarzeld aan de landbouwers die er
x slachtoffers van waren eene vergoeding
x van een millioen toe te kennen.
Bedoeld onweder heeft talrijke landbou-
x wers letterlijk ten onder gebracht. Het
x woedde zoo hevig dat de hagelsteenen de
x schors van vele boomen afrukten.
Ge meent zeker, lezer, dat baron de
Coninck aanstonds 'nen zak geld kreeg, om
hier onder de ongelukkigen te komen uitdee-
len? Neen, hij kreeg het volgend antwoord,
geknipt uit het Beknopt verslag der Senaat
zitting van 25 Maart 87, bl. 83
De heer ridder de MoreauDe achtbare
x baron de Coninck vraagt schadeloostelling
x ten bate der slachtoffers van een onweer
dat in Juni 1886 in de arrondissementen
x leperen, Veurne en Dixnauide heeft ge-
x woed. Dergelijke rampen treffen meer-
x maals den landbouw. Indien ik schadeloos-
stellingen aan de landbouwers verleende
x te wier vooi'deele de achtbare baron de
x Coninck de stem verheft, zou ik er even-
x eens aan die van andere arrondissementen
x moeten verleenen. Zoo heeft men mij uit
x Antwerpen ook zulk verzoek gestuurd ten
voordeele van landbouwers uit dat arron-
x dissement.
't Is de taa k van den Senaat niet, de
x verliezen welke de landbouw ondergaat
x te vergoeden, evenmin als welke nijverheid
x ook. Men had het eens beproefd: maar het
x krediet dat daartoe werd uitgetrokken,
heeft men in 1868 geschrapt.
Overweeg eens den sans-gêne van dit
ministeriëel antwoord, dat men beschouwen
mag, als eene verfijnde manier van zeggen
De landbouwers van 't arrondissement IJpe
ren mogen mijne botten kussen! Dat is de
De kleine Confucius was nader gekomen
en aanschouwde nieuwsgierig dien armen
zieken heer. Hij vouwde zijne handjes en liet
zijn dik hoofd op den schouder zinken, wat
bij hem innig deelnemen beteekende, en zijne
groote oogen rusteden zacht op het gelaat
van den lijder. Dezes wachten wilden het
kind verwijderenmaar de schilder deed
teeken hem te laten naderen. Hij gaf den
knaap een kus, zooeatdeze, zich verstoutend,
met zijne magere handen op een arm van den
zetel leunen ging en beurtelings den beziel
den uitgeteerde en diens meesterwerk be
schouwde.
Waar is de kleine, vroeg de dokter,
toen hij hem niet meer ontwaarde.
Hij zal verder gewandeld zijn; laat ons
hem opzoeken antwoordde bezorgd zijne
moeder.
Zij zag weldra, in de middenzaal, dien
groep menschen. Wat gebeurde daar? Een
ongeluk misschien was haar kind overkomen.
Snel liep zij er heen, doch bleef eensklaps
als van den donder getroffen staan. Een
dubbele kreet weergalmde; de kunstenaar
sprong van zijnen zetel op, zwaaide met de
armen door de lucht en stortte zielloos met
het gelaat op zijne schilderij, voor hare voe
ten neder, terwijl zij zelf in der omstaanders
armen in bezwijming zonk.
De schilder was niemand anders dan den
geliefde harer jeugd.
Wordt voortgezet.)
HET WEEKBLAD
4-00 6-25 9-05 9-58.
Poperinghe-Haiebrouck, 6-50 12-07 6-25.
Houthem, 5-30 8-20 11-16 5-20.
Komen, 5-30 8-05 8-20 9-58 10-10 11-16
2-41 2-53 5-20 8-58.
Komen-Armentiers, 5-30 4M)5 11-16 2-53
8-58.
Rousselare, 7-4510-45 12-204-10 6-30
Langemarck-Ostende, 7-23 12-22 3-58 6-22
Kortrijk, 5-30 8-20 9-58 11-16 2-41 5-20
Kortryk-Brussel, 5-30 9-58—11-16 2-41 5-20
Kortrijk-Gent, 5-30—3-20 11-16 2 41, 5-20.