I
ïs 't eene bankroet
Iets, dat raarlijks gebeurt!
Gewetensvrijheid.
Het Nederlandsch normaal onder
wijs bij de Hoogeschool van Gent.
De reis om het land.
STADSNIEUWS.
De nieuwe muurschilderingen in de
Hallezaal.
uitdrukking der ministeriëele genegenheid
voor onze beproefde landbouwers!
Ziet ge 't nu, verstandige boeren, die dit
gelezen hebt en verstaan, ziet ge 't nu, hoe
uwe katholieke Senatoor en vertegenwoor
digers voor uwe belangen zorgen? Ziet ge 't
nu hoe de katholieke ministers u voor den
aap houden? 't is hunne taak niet. zeggen
zij, de verliezen van den landbouw te ver
goeden/ En nochtans...
Men had het ubeloofd, niet waar? Ziedaar,
hoe gij nogmaals de uilen van 't spel zijt!
D. N. T.
9
Dinsdag naastkomende herneemt de wet
gevende Kamer hare werkzaamheden.
Zal het kabinet,op dien dag, eenige van de
wetsontwerpen kunnen neerleggen, welke
reeds door de werkcommissie voorbereid
zijn?
Het Journal de Bruxelles verklaarde
onlangs dat de Kamers het zich ten plichte
moesten maken deze ontwerpen te stemmen
binst den tegenwoordigen zittijd.
Al wel, doch voor zij kunnen gestemd
worden, is het hoofdzakelijk noodig dat zij
te gepasten tijde der wetgevende Kamers
aangeboden worden.
En zijn deze ontwerpen gereed Men zegt
reeds van neen, en zelfs dat zij maar kunnen
neergelegd worden in het begin van den
naastkomenden zittijd.
Indien het zoo is,en dat zij waarlijk dit jaar
niet besproken zullen worden, dan is men
van nu af verzekerd, dat zij toekomende jaar
ook voor de Kamers niet zullen komen, ter
oorzake van de kiezingen die den gewonen
duur van den zittijd wel twee maanden zul
len verkorten.
Dus, deze zoo vurig verwachte ontwer
pen, op welke men zooveel bevredigings-
wenschen had gesteund, zouden dan ver
schoven worden tot den zittijd van 88-89.
Zulks schijnt ons volstrekt onmogelijk.
Dat het kabinet zich eens de Troonrede
herinnere en de plechtige verbintenissen
welke het alsdan voor gansch het land heeft
aangegaan.
De Troonrede zegde
De toestand der werkende klassen is hoogst
belangwekkend, en het zal de plicht wezen
van de Wetgeving, denzelven met eene ver
meerdering van bezorgdheid te pogen te ver
beteren.
Wellicht heeft men te veel gerekend op
het enkel uitwerksel van de anders zoo
vruchtbare vrijheidsprinciepen. Het is billijk
dat de wet met eene bijzondere bescherming
de zwakken en de ongelukkigen omringe.
Mijn Gouvernement lieert goed gevonden,
in gansch haren omvang, de uitgestrekte
kwesties te doen bestudeeren, welke gepaard
gaan met de wetten op het werk en met dit
inzicht heeft het eene commissie van onder
zoek en nasporing ingesteld.
Volgaarne breng ik hulde aan den iever
en de zelfopoffering waarmede zij die groote
taak vervult.
Mijn Gouvernement, door hare verslagen
ingelicht, zal aan uwe bespreking belangrij
ke hervormingsontwerpen onderwerpen. Het
is vooral wenschelijk de vrije vorming te
begunstigen van ambachtsgroepen; nieuwe
banden daar te stellen onder den vorm van
twistbeslissings- en verzoeningsraden tus-
schen de nijverheidshoofden en de werklie
den; het werk der vrouwen en kinderen aan
reglementen te onderwerpen; de misbruiken
te doen ophouden die zich voordoen in het
betalen der dagloonen; het oprichten te be
gunstigen van behoorlijke werkmanswonin
gen te helpen aan de ontwikkeling van
voorzienigheids-, van onderstands-, van ver-
zekerings- en van pensioensinstellingen en te
werken om de verwoestingen te bestrijden
welke het gevolg zijn van de dronkenschap
en de zedeloosheid.
En zou niet ééne van al die beloften ge
houden worden welke het land met zoo
innige voldoening ontvangen had
Wij herhalen dat zulks ons volstrekt on
mogelijk schijnt.
Nog een oud vlaamsclie Meester, wiens
naam onlangs uit de vergetenheid is getrok
ken geworden. Een fransche geleerde, de
heer Rondot, aan wien de geschiedenis van
de vlaamsche kunst reeds zoo kostbare na
richten te danken heeft over de nederland-
sche kunstenaars die te Lyon gewerkt
hebben, heeft uit de archieven van het
departement van de Aube de namen ge
trokken van de twee-en-twintig vlaamsche
beeldhouwers die gewerkt hebben voor de
stad Troyes, in de XIVs en XV" eeuw.
Onder hen komt de naam van Nikolaas
Haslin, beeldhouwer en schilder, uit Vlaan
deren gekomen, en die veel gewerkt heeft
als beeldhouwer in de onderscheidene kerken
der stad Troyes, van 1513 tot in 1540. Het
was een hoogst verdienstelijke meester. On
der zijne gewrochten, noemt men de half
verheven beeldwerken van de hoofdkerk. Hij
was van 1540 tot 1550 insgelijks bezig aan
schilder- en beeldhouwwerken in het kas
teel van Fontainebleau.
Wanneer een pastoor zich burgerlijk, 't is
te zeggen zonder de minste tusschenkomst
van priesters en kerk, doet begraven, mag
men zulk feit wel aanhalen, 't Is iets dat
nooit, of ten minste zoo raarlijks gebeurt,
dat het eene heele nieuwigheid heeten mag.
Te Dröle, in het Juragebergte (Frankrijk),
woonde sedert vele jaren eene goede ziele
van een pastoor, een eerlijk man, zeggen de
bewoners dier streek, met name paster
Béliard. Hij komt in zijn negen-en-tachen-
tigste jaar te overlijden.
Oordeel de verslagenheid der bloedver
wanten, vrienden en aanwezigen, toen men,
na het testament van paster Béliard geopend
te hebben, er in las dat zijn laatste
en uitdrukkelijke wil vroeg om zonder de
hulp der priesters van gelijk welken gods
dienst, dns burgerlijk begraven te worden.
Delijkplechtigbeden zijn prachtig geweest.
Iedereen herinnerde zich met teederheid de
vele hoedanigheden van den overledene, zijne
liefdadigheid, zijne zachtmoedigheid, zijne
verdraagzaamheid, zijne kennis.
Zeker, zulk een man mocht niet tot het
einde toe in den schoot der donkere kerk
blijven.
Dinsdag morgend ging een der onderpas
tors van Sl Gillis (Brussel) met het heilig Sa-
krament voorbij de wacht van het Munthotel
Overwinningstraat. De soldaat die voor den
post op wacht stond bood de wapens, maar
dat was voor den hitsigen man Gods niet
voldoendehij bleef stil staan en sprak den
sergeant, hoofd der wacht, en zegde hem dat
geheel de wacht had moeten buiten komen
om de eerbewijzingen, aan het heilig sakra-
ment verschuldigd, te doen.
Na die opmerkingen ging dien zwartrok
met den God-mensch, onder de gedaante
van gebakken meel, zijnen gang, zeggende
tot den sergeant dat hij van zijn nieuws
ging hebben.
En waarlijk dat nieuws is niet lang weg
gebleven; de sergeant komt eene.belooning
van vijftien dagen kamerstraf te krijgen
Niet gemakkelijk, die zwartrok.
Op de laatste algemeene vergadering van
het Willems-Fonds werd er door den heer
Reinhard gewezen op het in omloop zijride
gerucht dat de lieer minister Thonissen wei
nig of geene nieuwe studie beurzen meer
ging toestaan aan de leerlingen der Neder-
landsche normale afdeelingen voor geschie
denis, aardrijkskunde en moderne talen bij
de Gentsche Hoogeschool ingericht. Het al
gemeen bestuur nam daarover inlichtingen
en vond dat die ongunstige geruchten onge
grond waren. De ministeriëele omzendbrief
van 1886 en het verslag van minister Tho
nissen in date van 3 December 1880 in de
Kamer,getuigden luidop tegen die geruchten.
Doch, wanneer er in Maart bepaald over
de studiebeurzen beslist werd, vond men dat
er dit jaar in de Nederlandsche normale
afdeelingen vier leerlingen meer waren en
slechts tweehonderd franks meer studie
beurzen, zoodat er drie duizend franks te
kort gegeven zijn.
Om die onwettige maatregel te doen her
roepen heeft het algemeen bestuur op 26
Maart 11. den minister daarover den volgenden
brief gestuurd
Mijnheer de Minister
De meer dan prettige omzendbrief, door
den beer Iweins d'Eeckhoutte, alias Henrie
tje, aan al de gemeente-secretarissen van
't arrondissement IJperen gestuurd en door
ons ruchtbaar gemaakt, heeft de reis der
drukpers gedaan. Meest al de liberale dag
bladen hebben zich gehaast dat meesterstuk
van belachelijkheid over te nemen en er meer
of min commentaria's bijgevoegd. Wij dan
ken al die bladen voor de ruchtbaarheid die
zij aan het puik stuk wel hebben willen ge
ven en wij zijn zeker dat Henrietje ook zeer
blijde is dat gansch het land nu met zijn
voornaam personaadje bekend is.
Heeft gansch het land eens ferm kunnen
lachen met dat ideaal van briefstijl, Henrie
tje heeft, van zijnen kant, daardoor het mid
del gevonden om uit zijne onbekendheid op
te staan en wereld be.... lachelijk te worden:
Ziehier wat het Progres van IJperen er
over zegt:
Le lieu fixé par M. Iweins pour les ré-
ceptior.s de M. Verhaeghe montre assez qu'il
s'agit de la besogne politique dont sont char
gés les commissaires d'arrondissement. On
veut agir comme pour les écoles communales.
Elles sont vides, dit-on au ministère, sup-
primez-les. Vous prétendez que les commis
saires d'arrondissement avaient du travail,
dira-t-on au ministre. Ce travail, les députés
permanents le font. et comme nous voulons
qu'il soit fait. II est prouvé que les commis
saires d'arrondissement sont inutiles. Suppri-
mez, supprimezEt le ministère, ayant suf-
fisamment prouvé sa modération par une
resistance de deux années, accomplira la vo-
lonté épiscopale.
Gette lettre de M. Iweins est done un fait
important. Elle prouve une fois de plus que
le parti clérical pui', celui qui n'est pas gou-
vernemental, le vrai, passé par-dessus la
tête du ministère chaque fois que celui-ci
n'exécute pas ses ordres.
- Ce député permanent qui s'en va au
Cercle Catholiquetriturer officiellement
la pate électorale avec ses amis politiques,
peut-on imaginer un acte plus inconvenant?
Affiche-t-on ainsi qu'on est rhomme d'un
parti, alors qu'on est investi d'une magistra-
ture publique et qu'on représente par con
séquent la minorité des électeurs, aussi bien
que la majorité? C'est enlever toute dignité
aux fonctions électives.
Le signataire de la circulaire, M. Iweins
d'Eeckhoutte, est conseiller provincial, che
valier de Saint-Grégoire-le-Grand, président
du conseil de fabrique de sa paroisse, mem-
bre du bureau de la fédération des Cercles
Catkoliques. Le piquant de l'aventure, c'est
qu'il a brigué depuis longtemps la place de
commissaire d'arrondissement a Ypres. En
1884, notaminent, il se croyait si siir d'être
nommé qu'il avait fait déja l'acquisition de
son uniforme.
L'échec de ses espérances lui a donné
de la haine pour l'institution elle-mème.
u Mais l'intérèt de eet épisode n'est pas bor-
né aux limiles de i'arrondissement d'Ypres.
II y a la un plan dont nons verrons l'exécu-
tion dans toutes les provinces oü la Dépu-
tation permanente est cléricale.
Verder lezen wij in de Indépendance den
volgenden brief, door Henrietje naar dat blad
gestuurd:
Ypres, le 20 avril.
A. M. le Directeur du journal Vindépen
dance beige, Bruxelles.
Monsieur le Directeur.
Vous avez cru devoir appeler l'attention
du public dans votre numéro du 19 avril der
nier, sur une lettre que j'ai adressée aux
secrétaires communaux de I'arrondissement
d'Ypres.
Les commentaires dont vous l'accompa-
gnez lui donnent un caractère et une portée
qu'elle ne saurait avoir.
Vous prétendez qu'elle aurait été inspirée
par le clergé, dans le but de faire faire par
les députes permanents la besogne politique
dont sont chargés les commissaires d'ar
rondissement, pour opérer le vide autour
de ces fonctionnaires et amener ie gouverne
ment k supprimer ceux-ci.
Si ma lettre avait eu ce but, je ne l'eusse
certes pas adressée a lous les secrétaires
communaux dont plusieurs appartiennent
notoirement a l'opinion libérale.
Ma lettre n'a eu d'autre but que d'aviser
ceux qui, dans un intérêt administratif, dési-
rent conférer avec le député permanent M.
Verhaeghe de Wervicq, qu'ils pourraient le
rencontrer dorénavant a Ypres, centre de
I'arrondissement, a jours et heures fixés.
»Je vous prie, Monsieur le Directeur, de
bien vouloir insérer la présente dans votre
prochain numéro et d'agréer l'assurance de
mes sentiments distingués.
Iwelns d'Eeckhoutte,
conseiller provincial.
Is het ook uit louter bestuurlijk belang,
vraagt de Indépendance, bij welke wij ons
overigens aansluiten, dat de bestendige afge
vaardigde, M. Verhaeghe van Wervick, de
personen qui désirent le parler in den
katholieken Kring ontvangt?
Men zou nog kunnen vragen aan den Wel
Edelen heer Henrietje waar hij het recht ont
vangen heeft bevelen te geven aan de ge
meente- secretarissen?
In bestuurzaken is Henrietje niets, volstrekt
niets! Hij heeft niet het minste gezag, niet
de minste hoedanigheid om iemand te beve
len; in één woord dat gaat hem niet aan.
Men zou nog kunnen vragen hoe het komt
dat Henrietje, die gewoonlijk brieven vol
fouten schrijft, ditmaal niet eene fout begaan
heeft in zijn schrijven?
Wie heeft dat stuk verbeterd?
Menige kunstliefhebbers en toeristen ken
nen de prachtige muurschilderijen van Ferd.
Pauwels, in den oostvleugel onzer oude
Lakenhalle. Zij evenaren wel die der stad
huizen van Kortrijk en Antwerpen, deze aan
H. Leys, gene aan Guffens en Swerts te
danken. Ons dunkens overtreffen zij verre
die, welke in het Rathaus van Aken, door
Alfr. Rethel en Jos. Kehren uitgevoerd
werden. Hier geven, de natuurlijke opvat
ting, de juiste uitdrukking, de geschiedkun
dige waarheid van het voorgestelde, aan
deze werken een merk van meesterlijkheid.
Pauwels hanteerde knap het penseel, en
onze Vlaamsche school mag het betreuren
dat de nog jonge kunstenaar zijn vaderland
verliet, om het ambt van Bestuurder der
Koninklijke Akademie van Dresden te aan
vaarden.
Pauwels was dus vertrokken en slechts
ééne Hallezaal was voltooid. De westvleugel
der Halle moest ook een ander uitzicht ver
krijgen en, na lange onderhandelingen,droeg
onze Gemeenteraad aan eenen IJperling, M.
Lod. Delbeke, de moeilijke taak op de twee
de zaal door muurschilderingen op te luiste
ren. 't Was inderdaad niet gemakkelijk
nevens de indrukwekkende stukken van
Pauwels iets uit te denken en voort te
brengen, dat met goed gevolg de vergelijking
met de eerste tafereelen zou doorstaan. Deze
waren te keurig geborsteld, om ze, in den
zelfden trant te evenaren; dit heeft M. Delbe
ke zeker begrepen, en daarom koos hij, op
aandringen der Koninklijke Commissie van
monumentenmisschien niet de gewone
kunst om de tweede zaal op te sieren maar
wel den mosoïscben of byzantischen stijl.
Is of was die keus gelukkig? Dit moest het
publiek beoordeelen en verder zullen wij ons
gedacht uiten.
Eerste Panneel.—Ziehier intusschen een
lY
In het door U op 3 Debember 11. aan de Wetge
vende Kamers voorgelegde verslag over de uitvoe
ring der wet van 15 Juni 1883, werd te recht
gewezen, van den e«nen kant, op de tegenwoordige
schaarschlieid aan leeraars, bekwaam om de ge
schiedenis, de aardrijkskunde en de moderne talen
bij middel van het Nederlandsch te onderwijzen, en
van den anderen kant, op de goede vruchten, welke
men mag verwachten van het onderwijs, dat in de
Normale Afdeelingen, bij de Gentsche Hoogeschool
tot het vormen van zulke leeraars ingericht, gege
ven wordt.
Tevens werd door U vermeld hoe de ministeriee-
le oproep, bij omzendbrieven van 7 September en
27 December 1883 gericht tot hen, welke tot die
Normale Afdeellng wenschten toegelaten te worden,
slechts door een zeer gering getal jongelingen
beantwoord werd, en dit ondanks de beloofde toe
kenning van eene studiebeurs van 800 fr. aan
allen, die zouden aanvaard worden.
Uit de opmerkingen en inlichtingen van het
verslag meenden wij te mogen besluiten dat uw
Departement den door hem genomen maatregel,
om de studiebeurzen der leerlingen van het stats
normaal onderwijs af te schaffen of te besnoeien, op
de Gentsche Normale Afdeelingen voor geschiede
nis, aardrijkskunde en moderne talen niet zou toe
gepast hebben.
Immers de twee redenen, welke daartoe opgege
ven werden, namelijk het voldoende getal leeraars,
en de mogelijkheid om de ontstane leemten in het
leeraarkorps aan te vullen door personen die
het staats normaal onderwijs niet hebben ge
volgd, kunnen, al mochten zij elders ook gegrond
zijn, hier ten minste stellig niet ingeroepen worden,
De volstrekte ontoereikendheid van het getal lee
raars bekwaam om meergemelde vakken indeathe*
nrea of colleges bij middel van het Nederlandsch te
onderwijzen wordt in uw verslag volmondig erkend
ja als de eerste en gewichtigste oorzaak aangegeven
die de maatregelen, tot uitvoering der wet voorge
schreven, tot hiertoe in den weg stond.
Ook is het niet te loochenen dat er, in den te
genwoordigen toestand van ons middelbaar en
hooger onderwijs, voor de vorming van zulke
leeraars slechts op de Normale Afdeelingen der
Hoogeschool van Gent kan gerekend worden.
Het was dan dus voor allen, die belang stellen in
de uitvoering der wet van 15 Juni 1883 en inde
toekomst van het middelbaar onderwijs in onze
Vlaamsehe gewesten, eene grievende teleurstelling
toen zij vernamen dat van de zes nieuwe leerlingen
welke dit jaar aanneembaar verklaard werden, een
reeds bij den aanvang 'van het schooljaar achter
moest blijven, omdat er voor hem op geene beurs te
rekenen viel, terwijl van de vijf andere slechts twee
eene beurs, en dan nog van 500 franken maar, be
kwamen, alsook dat de beurs van eenen leerling,
die de Normaalschool vóór het einde zijner studiën
verliet, niet, zooals mocht verhoopt worden op
eenen anderen leerling werd overgedragen, maar
wel afgeschaft.
Voor de jongelingen, die, betrouwende op de be
loften van den omzendbrief van 7 September 1883 en
op de vroegere handelwijs van het Staatsbestuur,
de loopbaan hun door dat bestuur zelf aanbevolen
hebben gekozen, en die zich aldus, onverwacht, van
de verhoopte voordeelen beroofd zagen, was de te
leurstelling niet minder grievend, en even onbillijk
als onverdiend.
Wij achten het onzen plicht, Mijnheer de Mini
ster, U eerbiedig voor oogen te leggen hoe weinig
dergelijke handelwijze van aard is om de aanwer
ving van nieuwe leerlingen bij bedoelde Normale
Afdeeling te bevorderen, en hoe weinlg.zij strookt
met de door U zeiven erkende noodzakelijkheid om
te voorzien in het gebrek aan Nederlandschspre-
kende leeraars en om alzoo den hinderpaal uit den
weg te ruimen, die nog in vele plaatsen den wil
des wetgevers belet.
Wij durven hopen, Mijnheer de Minister, dat gij,
bij nader onderzoek bovenstaande aanmerkingen
gegrond vindende, dien betreurlijken maatregel
zult gelieven te herroepen, en door het even mild
toekennen van studiebeurzen als vroeger, hetoogen-
blik zult willen verhaasten, waarop het Staatsbe
stuur over de noodige leerkrachten zal beschikken
om eindelijk in het middelbaar onderwijs aan onze
taal de plaats te geven, welke de wet haar heeft
toegekend.
Aanvaard. Mijnheer de Minister, de uitdrukking
onzer eerbiedige gevoelens.
Namens het Algemeen Bestuur van het Willems-
Fonds
J. VUYLSTEKE, Voorzitter,
AUG. GONDRY, Secretaris-Schatmeester.