VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenblad.
Tweede Jaar.
Zaterdag 7n Mei 1887.
Nummer 19.
De nieuwe muurschilderingen in de
Hallezaal.
Een type.
De Hel en liet lot der Werklieden.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer.Afzonderlijke nummers vo.jr artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussei. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
douerteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet cpgenomen.
Eerste vervolgd
Tweede paneel.Hier vinden wij slechts
een Vlaamsch opschrift, luidende: - IJpren,
Vrijen koophandel, MCCLI. Tot heden
toe ontbreekt het fransche opschrift, maar de
plaats is gereed. Wat de datums betreft, een
vriend, wel bekend met IJprens geschiede
nis, zegde ons dat gemelde jaartallen, voor
de beide schilderijen, volstrekt ingebeelde
cijfers zijn, en door de fantazij des schilders
uit de lucht gegrepen. Dit kunnen wij toch
niet bevestigen en dringen daarom niet ver
der aan.
Het voorgestelde dezes paneels laat zich
volgenderwijze beschrijven: Twee kooplieden
uit het Morgenland houden met kar en paard
vóór de Lakenhalle stil en worden door den
Baljuw of stedevoogd ontvangen. Een die
naar, soort van portier, met eenen sleutelbos
aan de zijde, opent voor de nieuw aangeko-
menen de Hallepoort, waardoor wij in de
verte kramen en tafels ontwaren op de ver
koopplaats. Is de Groot-Baljuw daar wel op
zijne plaats, om de vreemdelingen te ontvan
gen, als meester van den huize? Hij had er
ongetwijfeld het recht toe, maar waren dat
wel zijne gewone functiën? Is dit tafereel
eene geschiedkundige waarheid?
Uit een opschrift, in den oostvleugel der
Halle, blijkt dat de Functiën van den
Groot-Baljuw van IJperen de volgende
waren- "In 1187 was de Baljuw van den
graaf rechter van de stad; hij nam den
titel aan van Hoog-Baljuw der Stede en
Kastelnij van IJperen en had recht tusschen
te komen in al de zaken rakende het
bestuur en de financiën.
Onder rubriek: Bericht nopens de Laken
nijverheid insgelijks op den oostvleugel
onzer Halle op den muur geschilderd, lezen
wijIn 1200 was de stad IJperen eene
reeds zeer belangrijke gemeente, en hare
lakenweverij vormde eene zeer aanzienlijke
nijverheid.
Bij brieven, afgeleverd te Westminster,
den 23 Januari 1233, geeft Hendrik III,
koning van Engeland, vrijgeleide aan de
inwoners en lakenkooplieden van IJperen,
in dat land handel drijvende.
In 1325 verbiedt Lodewijk van Nevers,
graaf van Vlaanderen, laken te weven in
eenen omtrek van drie mijlen rondom
IJperen.
In deze stad werden er twee jaarmarkten
en drie wekelijksche marktdagen gehouden
i. op welke men alle slach van lakens ten
toon stelde, die in IJperen gefabrikeerd
waren.
(Over deze jaarmarkten zie Flandria
2® jaar, Nr XIV, bl. 5.)
't Is dus naar eene IJpersche jaarmarkt
dat de twee kooplieden uit het Oosten geko
men zijn. Hunne type is wel geteekend en
voorgesteld: een oudje zoo schijnt het
in patriarchale kleedij met sneeuwwitten
langen baard en turksche muts, geleidt het
paard en rijtuig. Dit geheel figuur trekt niet
slecht op eene illustratie uit het werk Mi
chael Strogoff, van J. Verne, daar waar
Russische kooplieden voorgesteld worden,
zich begevende naar de beroemde jaarmarkt
van Nisjni-Nowgorod. De andere koopman,
met zijne ongemeene gelaatskleur en flauwen
baard, laat zekerlijk veronderstellen, dat hij
van het land zijns reismakkers niet afkom
stig is.
Op de figuren van den voogd en den portier
valt er niets af te keuren. Toch vinden wij
de nagels der vingers loodkleurig, grauw, in
plaats van vleeschkleurig, roodachtig. Deze
opmerking is insgelijks op het vorig paneel
toepasselijk.
Indien de eerste muurschildering veelkleu
rig mag heeten, moet de tweede voor eento
nig doorgaan: 't is zoo eene vale kleur, tot
zelfs op de gezichten der personaadjes. Noch
tans willen wij dit hier niet afkeuren, omdat
deze platte tonen en schakeeringen gewild
zijn, met voorbedachten rade van den kun
stenaar. Ook heeft deze hierin gehandeld
volgens de opmerking van de Kommissie der
Monumenten. Daar dit paneel maar vier
personen op den voorgrond daarstelt, rust
het oog hier gemakkelijker en men begrijpt
beter in eens de voorgestelde handeling,
hetgeen bij het eerste tafereel volstrekt
onmogelijk is, in een oogslag te raden waar
van er kwestie is.
De eerste muurschildering is veelkleurig,
zegden wij, in vergelijking der tweede. Die
veelkleurigheid werd niet gansch goedge
keurd, dus werd ze min of meer beknibbeld,
afgekeurd; en de Kommissie der Monumen
ten keurt de tweede muurschildering goed
om haren gansch voldoenden indruk.
Maar moet nu de gansche zaal met zulke
eentoonige, vale, loodkleurige muurschilde
ringen bedekt worden, dan zal die manier
van decoratie vervelend wordenniet
voor den schilder, doch voor het publiek,
dat geroepen is om die tafereelen te bewon
deren of af te keuren.
Wij hebben in het eerste paneel gewezen
op de stijve houding van sommige personen,
eene houding welke in de werkelijkheid
onmogelijk mag heeten. Deze feil springt
zoozeer niet in 't oog bij het onderzoek van
het tweede paneel, daar de schilder hier
meer perspectief gebruikt heeft. Nochtans
zijn er personen, die in die stijve houding der
geschilderde figuren hoegenaamd geene fout
zien en beweren, dat de navolging der oude
wijze van schilderen zoover gedreven is, dat
wij die manier van voorstelling slecht vin
den, alhoewel zij mag goedgekeurd worden
volgens de kunstprinciepen. Dus hetgeen voor
het publiek, voor de groote meerderheid der
aarischouwers een niet te verschoonen gebrek
schijnt, is ware kunst volgens deskundigen.
Wij kunnen nochtans die zienswijze niet
aannemen, van het publiek voor onwetend
te doen doorgaan, om iets schoon te smaken,
terwijl slechts eenige uitverkorenen, eenige
deskundigen die archaïsche schoonheden
zouden ontdekkenWare het zóó, dan zouden
wij protesteeren dat er in IJperen eene
imitatie van ouderwetsche schilderwijze
gemaakt wordt, om het schoonheidsgevoel
van eenige zeldzame deskundigen te vleien,
dewijl men geene rekening zou houden van
het gedacht der overgroote meerderheid der
aanschouwers. Nochtans valt het niet te
ontkennen, dat het tweede tafereel meer in
den smaak valt van het publiek dan het
eerste.- 't is omdat er perspectief in steekt en
omdat het niet overlast is van figuren en
kleuren. Eenvoud en waarheid hebben hier
meer doen verkrijgen dan verscheidenheid
en overdrijving in 't eerste paneel.
(Wordt voortgezet.)
Poel Van Hove was stellig de afschuwe
lijkste tweepooter, dien Gods Almacht ooit
in eenen menschenvorm verwekt had.
Dit schepsel was de schrik der zwangere
vrouwen uit den omtrek. Poel dreef handel
en had ook voor zijne zaken te zorgen; tot
het regelen van eene dezer, ging hij op zeke
ren dag, met de tesch aan 't einde van den
langen reisstok, te voet naar Brugge.
In ons Vlaanderen, lezer lief, kenden we
toen nog geene ijzeren wegen. Gaper, gelijk,
menigen 'ouitenmensch, bleef Poel voor de
uitstalling van eenen printverkooper-schilder
der Steenstraat kijken.
De teekenaar, die juist in zijne werkplaats
op 't eerste verdiep bezig was, bemerkte den
ongewonen boer en nam hem, in eenen oog
slag, voor model.
In korten tijd waren Poel's trekken op het
papier, bij middel van potlood, boschkool en
stomp, overgebracht.
Intusschen was de houtlander vertrokken
en had de kunstenaar zijne nieuwe prent
voor 't venster gehangen.
Toen, binst den namiddag, Poel naar huis
trök, bleef hij nogmaals voor 's schilders
vitrien staan en beschouwde eene wijl den
nieuw bijgekomene. Was het uit instinkt of
aantrekkingskracht? Toch herkende hij het
spotbeeld. Ha! gij'n leelijken duivel, mom
pelde hij, hang-je gij daar ook
En weinige stonden later, stapte hij ver
gramd ter Smedepoort uit.
Welwetersen lieden, die veel praten, wor
den soms niet altijd op hun woord geloofd.
Om zich dan evenwel te doen aanhooren,
verpanden zij hun woord van eer of zij zwe
ren op hunne ziel. Zoo ook was Poel: geen
enkel gesprek liep van stapel, zonder dat hij
honderden malen op zijne ziel gezworen had.
We waren toen in de benauwde tijden der
jaren veertig. Gebrek en hongersnood waren
het aandeel onzer landelijke bevolking. Lief
dadigheid was onvoldoende en minister
Rogier beloofde den hongerigen Vlamingen
slechts troepen en kanonschoten, om ze tot
kalmte en bedaren te brengen!!
Op zekeren dag girg Poel voorbij het hut
teken eener arme weduwe, wier kinderen
om eenen boterham schreiden. Zwijgt, jon
gens, snauwde hun de vrouw, we hebben
toch geen brood in huis! Poel keerde terug
een brood halen; hij wierp het in den schoot
der arme sloor, zeggende: Daar,menschen.
is er brood en liep ter deur uit. alvorens
men hem bedanken kon. Toen hij naderhand
het feit verhaalde, voegde hij er bijEn
mijn' ziele, w'aten aan die bakte brood 'nen
dag langer dan andere keeren
Omtrent denzelfden tijd stond Poel op den
dorpel zijner deur, naar landelijke mode,
eenen boterham te eten.
Dit ziet men heden ten dage nog in som
mige buitengemeenten dat de lieden hunnen
acht- en vierureboterham met hun komme
ren kofiie aan de deur komen opeten. Dit
gebeurt natuurlijk maar in den zomer.
Terwijl Poel dus daar stond, kwam een
weenende knaap voorbij.
Waarom schreeuw-je dan, ventje.
Omda'k zulken honger heb, man
'k Gaf hem mijnen boterham, zei Poel,
en 'k hadde, m'en ziele, in twee dagen geen
honger meer
Onze held was kristene mensch en ging ter
biecht. De pastoor, een man van den ouden
stempel, had menige, middelen aangewend,
om zijnen parochiaan te ontwennen aan de
leelijke gewoonte.van zijne ziel te bezweren.
Op zekeren dag werd Poel voor drie we
ken uitgesteld omdat hij dit gebrek niet
wilde afleeren. Die proefstijd was teenemaal
onvoldoende, om met zoo eene ingewortelde
gewoonte af te brekenook was Poel niet
gebeterd en ging, met eene nog zwaardere
consciëntie, bij den biechtvader terug.
Hewel, Van Hove, hoe is 't?
'k En kan 't niet laten, menheere
paster.
Toe, toe, ge moet dat nalaten; dit is al
veel te leelijk.
'k Kan 't, m'n ziele, nie laten», klonk
het in den biechtstoel.
En 't schuifken gleed nogmaals vóór den
neus van den verstokten zondaar.
Alhoewel Janson en Féron waarschijnlijk
nog niet geboren waren, was Poel Van Hove
reeds demokraat. Hij kon, onder andere niet
lijden, waarom men bij de begraving van
eenen armen mensch, maar met het klein
klokje klepte; terwijl men voor eenen groo-
ten lijkdienst met de groote klok, of met
beide te gelijk, luidde. Poel was voor de
gelijkheid
Zoo zei hij op zekeren keerAls ze voor
mij met 't klein klokske luiden, 'k wenschte,
m'n ziele,dat de knippel (klepel)er uit vloge!»
En inderdaaden dit is een ernstig slot
de klepel vloog er uit, toen men Poel's einde-
klok luidde D. N. T.
Wie, onder onze lezers, kent geene ouders,
die, bij 't minste dat hunne kinderen uitrich
ten, ja zelfs, als zij nog maar iets willen
doen, seffens hunne kinderen bedreigen met
al wat erg, zelfs wreed is, en een wezenlijk
genoegen schaffen in het opsommen van al
die geweldige straffen en behagen vinden in
den schrik van hun kroost?
Ieder mensch kent zulke slechte ouders,
die men echter niet verwarren mag met de
zwakke moeders; zij zijn meestal zoo een
beetje welke hunne kinderen ook bedrei
gen met eene oorveeg, ja met hun den nek
te zullen breken en die eigenlijk niets
anders doen dan hunne kleinen in 't geneep
doen lachen, omdat zij weten dat het maar
bedreigingen zijn, en zich zelve veel kwaad
bloed maken
Aan zulke ouders k sprvek van de
eerste, van de slechte—-gelijken priesters.
Luistert naar tien predikatiën onzer ka
tholieke herders en ten minste zeven zullen
eindigen met eene vreeselijke beschrijving
van de helsche pijnen of doorspekt zijn met
zinspelingen op de groote lepels met bran
denden pek van Lucifer en op de gloeiende
tangen waarmede zijne helpers de tongen
der verdoemden uitrukken. Brrr!
Deze voorliefde tot het doen knarsetanden,
rooken, branden hunner geliefde christe
nen hunner teerbeminde broeders tee
kent goed het afschuwelijk karakter van den
katholieken godsdienst en de schrikverwek
kende inzichten zijner kaalkruinige herders.
En onder de aanhoorders dezer Peere-Ba-
HET WEEKBLAD
HERINNERINGEN UIT DEN KINDERTIJD.